4 is. De Raad zal daarbij stellig bepaalde standpunten innemen en wij zullen daarbij ook tot conclusies komen. Het lijkt mij minder zinvol en dit n.a.v. een op merking van de heer Kingma dat wij op dit mo ment een duidelijk antwoord van de zijde van het College t.a.v. één van de raden geven. Het komt mij voor, dat zulks minder juist zou zijn. Wij zullen straks met een voorstel komen. Ons standpunt zullen wij de Raad kenbaar maken bij het binnenkort aan de orde te stellen punt van de commissies. De gehele problematiek rondom de commissies en de raden en daarover mag geen misverstand be staan heeft mijn grote belangstelling, maar het is mij uit reeds gehouden besprekingen bekend, dat alle fractievoorzitters daar ook minstens dezelfde grote betekenis aan toekennen als ondergetekende. Dit wordt dus zeker niet en bagatelle genomen en ik verwacht, dat dat binnen afzienbare tijd wel in de Raad zal blijken. De heer De Jong (weth.): Het betoog van de heer Van der Zwaard kwam eigenlijk neer op steun aan het standpunt van het College en ik zeg hem daar namens B. en W. dank voor. Ik geloof niet, dat hij opmerkingen in kritische zin gemaakt heeft. De heer Schönfeld vroeg naar de proef, die destijds genomen is en die volgens de brief aan de heer Onder, steyn aanleiding gegeven heeft tot herhaaldelijk mis bruik. Die proef is genomen in de beginperiode, dat de stadsdienst hier begon, en de ervaringen zijn ge weest, dat er naar verhouding weinig gebruik van werd gemaakt, maar dat er bovendien, relatief ge zien, herhaaldelijk misbruik van gemaakt werd, zodat men de indruk kreeg, dat dit geen geslaagde proef was. Het was in die periode en dat moet men zich ook realiseren dat de tekorten enkele tienduizenden guldens per jaar bedroegen. Intussen kan daar een nul achter geplaatst worden, zodat we kunnen vaststellen, dat de tekorten sindsdien enorm zijn toegenomen, maar dat tegelijkertijd dat is het punt, waarop de heer Reehoorn gewezen heeft de sociale verbete ring voor de bejaarde mensen ook enorm is toegeno men. Deze beide punten hebben ertoe geleid, dat de urgentie van dit vraagstuk vandaag.de-dag lang zo groot niet meer is. Ik zie de heer Ondersteyn met het hoofd schudden, maar hij kan, dunkt mij, nooit stellen, dat dit niet juist is. In het begin was er een tekort bij de stadsautobusdienst van f 30.000,en dat is thans f 306.000,Dat is een feit, dat wij kunnen constateren. In de beginperiode, toen deze proef ge nomen werd, was er dus geen sprake van een sub sidie van 12 cent per rit, en dat zelfs toen dus bijna geen gebruik en ook nog herhaaldelijk misbruik van het verlaagde tarief werd gemaakt, geeft toch wel aanleiding te zeggen, dat een dergelijke verlaging- stellig niet meei' past in de tegenwoordige situatie. (De Voorzitter: Mag ik even opmerken, dat de Wet houder natuurlijk bedoelde „leden van de Raad" in plaats van „mijnheer Ondersteyn".) (Gelach) De heer Schönfeld heeft gesproken over een abon nement met pasfoto, zoals dat ook door de N.S. wordt toegepast, maar volgens mij zouden we daarmee in ontwikkeling teruggaan. Dit past niet meer in de si tuatie, waarin de busdienst nu verkeert. Gezien de hogere tekorten van tegenwoordig enerzijds en de so ciale verbetering van de situatie voor de bejaarden anderzijds, is er voor ons geen aanleiding in dezen nog iets voor de bejaarden te doen. De heer Reehoorn en ook de heer Van der Zwaard heeft er terecht op gewezen, dat we dan een element van discriminatie bin nenhalen. Deze discriminatie willen wij niet binnen halen, maar bestrijden. Bovendien, er zijn groe pen bejaarden, die in het geheel geen moeite hebben met het opbrengen van de buskosten; dus dan zou men ook onderscheid moeten maken tus sen de verschillende groepen van bejaarden. Als be paalde bejaarden het niet zouden kunnen betalen, zou er altijd nog de mogelijkheid zijn, dat zij, als zij wer kelijk veel gebruik van deze stadsdienst zouden willen maken, daarvoor hulp van de G.S.D. krijgen. En bo vendien, als aan een verlaagde prijs voor buskaarten voorwaarden zouden moeten worden gekoppeld, dan zou het toch echt geen onverdeeld genoegen voor de desbetreffende bejaarden zijn, zoals de heer Van dei- Zwaard ook al gesteld heeft. De heer Schönfeld zou de kosten, die verlaagde tarieven voor de Gemeente zou den meebrengen, willen compenseren door reclames op de bussen, maar de zaak van de reclames is al door i de Raad aangenomen. Er is hier geen sprake van een nieuw element. Het raadsbesluit wacht alleen nog op uitvoering. De heer Schönfeld heeft daar zelf al eens op gewezen en van de kant van B. en W. is gezegd: Dit komt klaar en de voorbereidingen zijn zover, dat het binnen afzienbare tijd zijn vorm zal vinden. De Gemeente is echter geen eigenares van de bussen; dat is de N.T.M. en die zal ook voor de uitvoering van het besluit moeten zorgen. Met het element van de reclame is bij de begroting al reke ning gehouden. De heer Reehoorn vond, dat er onvoldoende moti vering was gegeven. Het is uiteraard zo: De Raad kan vragen wat hij i wil; hij krijgt daar dan antwoord op, maar op een brief van een adressant komt een redelijk antwoord en als dat niet naar genoegen van de Raad is, kan deze daar het College op aanvallen, zoals hij dat nu gedaan heeft en dan komt er wel meer uit, als hij dat wil. En bovendien hebben wc onze jaarlijkse begroting, waar over dit soort beleidszaken ook uit voerig gediscussieerd kan worden. Er is dus geen sprake van, dat er geen mogelijkheid van discussie terzake is. Als de Raad zou zeggen: Hier moet een duidelijk antwoord op komen, dan is dat altijd mo gelijk. Overigens zal de adressant door middel van deze raadsvergadering hier kennis van krijgen en hij zal dus wel horen, dat hier wél aandacht aan be steed is. De heer Kingma voelt wél voor verlaagde bustarie ven voor bejaarden. Van de proef was hem niets be kend. Hij is anders al een groot aantal jaren lid van j deze Raad. Daaruit blijkt dus wel, dat deze proef in de beginperiode van de stadsbusdienst heeft plaats ge had, toen de heer Kingma nog geen lid van dc Raad was, de tekorten van de dienst minimaal waren en er eigenlijk van een stil subsidie van 12 cent per rit, zoals dat nu bestaat, nog geen sprake was. Vandaar ook, dat de huidige situatie totaal anders is. De heer King ma twijfelt er aan, of de verlaging voor bejaarden praktisch slecht uitvoerbaar is. De ervaringen zijn van dien aard, dat wij er echt niet zo veel voor voe len de proef, die destijds minder goed geslaagd is, toch nog weer te nemen, afgezien van de financiële en andere motieven, die ik al genoemd heb. De heer King ma heeft niet van fraude gehoord, maar het is ons gebleken, dat die wél gepleegd is. Verhoudingsgewijs maakte men weinig gebruik van de verlaagde tarie ven en ook verhoudingsgewijs een groot misbruik. Het is proefondervindelijk bewezen en de gegevens hebben wij van de N.T.M. zelf, die met de uitvoering belast was. Van tijd tot tijd wordt over de bustarieven ge sproken door de N.T.M., het Gemeentebestuur en die groepen van de burgerij, die ten nauwste bij de stads autobusdienst betrokken zijn, zoals de middenstand, de huisvrouwen e.a. Dit geschiedt in de stadsautobusdienst- commissie. Verlaagde tarieven voor bejaarden zijn ook uitvoerig in deze commissie besproken en men heeft zich unaniem met de beleidsmotieven van de N.T.M. kunnen verenigen. Er is altijd overleg geweest; het is niet een zaak, die opgelegd is door de N.T.M. of de Gemeente. Mevr. Visser-van den Bos vraagt, of niet pogingen kunnen worden ondernomen om door bevordering van frequenter gebruik tot een verlaagd tarief over te gaan in de vorm van 10-rittenkaarten of iets derge lijks. Ik meen, dat er wel zo'n gebruik is, maar ik wil mevr. Visser toezeggen, dat wij dit punt nog wel eens zullen bekijken, dat hier, net als bij de zwembad tarieven, misschien iets meer korting gegeven zou kun nen worden, al naar gelang er meer gebruik van de dienst gemaakt zou worden. Dit zou in de stadsauto- busdienstcommissie nog wel eens ter sprake gebracht kunnen worden, zodat wij eens horen, hoe de ver schillende partijen, die erbij betrokken zijn, erover den ken. Ik kan uiteraard nog geen toezegging doen. Het resultaat van de discussie hangt af van de mensen, die ermee te maken hebben, o.a. de exploitante van de dienst. 5 De heer Heetla (weth.): Er is m.i. een misverstand, als men meent, dat er verschil bestaat tussen de bij- andsnormen in Leeuwarden en elders. Ik kan U ver zekeren, dat de normen in Friesland, Groningen en Drente gelijk liggen. Deze normen zijn door de nor mencommissie voor die provincies van DIVOZA vast- esteld en door vrijwel alle gemeenten in die provin ces overgenomen. Wat is nu het geval? In de Bij standswet wordt niet voorgeschreven, dat ze gepubli ceerd moeten worden. Alleen is door de Minister in de Kamer eens gezegd, dat hij het op prijs zou stel len, dat de normen gepubliceerd werden en dat men van de kant van de gemeenten niet te geheimzinnig was met deze materie. Daar had hij van zijn kant root gelijk in. Maar wat moet men nu publiceren? Êen norm is n.l. maar een richtlijn. In de begroting 968 van de Dienst voor Sociale Zaken zijn twee blad zijden gewijd aan de vaststelling van de normen. Er zijn enkele gemeenten, ook in Friesland, geweest, die leze normen hebben gepubliceerd, wat tot gevolg had, lat zelfs hier in Leeuwarden nog verschillende aan lagen binnenkwamen van mensen, die dachten: „Zorg. dat je erbij komt. Er staat een bepaald bedrag vermeld waar wij niet aan toe komen; nu kunnen we misschien een aanvulling krijgen." Dat is echter meestal niet het eval. De richtlijn is gevonden door uit te gaan van het maximum van de loongroep 3 (categorie hand- ibeiders in dienst van de Gemeente). Dat is een be drag van f 153,45 per week exclusief de A.O.W.-pre- ïiecompensatie of f 164,34 inclusief die compensatie. Dan komt men voor deze Gemeente op een bijstands- iicdrag van f84,20 voor man en vrouw. Maar wat maakt nu het verschil uit tussen globaal gezegd die f 160,— en die f 80,— Dat is een vrij ingewik kelde berekening, waar vele deskundigen aan te pas omen. Voor de W.A.O. wordt 0,75 pet. gekort, voor de Ziektewet 1 pet., voor het ziekenfonds 3,6 pet., voor de W.W.-wet 0,7 pet., voor de Algemene Ouderdoms wet 9 pet. enz. Voorts worden o.a. nog verwervings kosten afgetrokken, alsmede een zeker bedrag aan huur. Als iemand bijstand vraagt, dan krijgt hij daar oen beschikking op. En op de beschikking staat o.a. het bedrag, waar hij recht op heeft. Gaat hij bij de dienst informeren, dan kan hem altijd worden verteld, hoe ijn uitkering is berekend. Dat is individuele voorlich- i'ng. Men moet deze zaak ook individueel bezien. Men kan niet zeggen: Een echtpaar moet f 84,20 beuren. Met ligt er maar aan, hoe de persoonlijke situatie is: Wat verwonen de mensen Heeft iemand een dieet nodig? Zo ja, dan krijgt hij daarvoor een extra bc- Irag uitgekeerd. Heeft iemand een auto nodig voor zijn werk, dan krijgt hij die auto ook nog. Als iemand echter een brommer vraagt voor zijn zoon, omdat die in beslag is genomen wegens te snel rijden, dan wordt zo'n verzoek afgewezen. Dat kan nou net niet. (Ge lach) Misschien heeft iemand van U inmiddels „het i van Columbus" uitgevonden, m.b.t. wat ik moet pu bliceren in de krant. Ik geloof, dat zo'n publikatie zeer verwarrend zou werken. Misschien komt men dan nog meer bij de Dienst om informaties. Er worden zo nu en dan ook programmaatjes voor de televisie aan ge wijd. „Het Beste" heeft eens geschreven, dat men deze zaak meer „versieren" moet; ze moet meer tot de men sen spreken. Er zullen echter altijd mensen zijn, die geen krant lezen, die niet naar de televisie kijken, maar over het algemeen weet men de weg naar de Sociale Dienst wel te vinden. En ik geloof ook, dat de Dienst alle moeite doet om de mensen zo goed moge lijk te woord te staan. Alleen het gebouw is niet zo denderend, dat zou wel beter kunnen. (Gelach) De heer Schönfeld: Ik weet niet, of ik Wethouder De Jong zojuist goed begrepen heb, toen hij stelde, dat er een mogelijkheid aanwezig zou zijn voor een bepaalde groep minder draagkrachtige bejaarden bij de G.S.D. aan te kloppen. Wordt bij deze dienst dan het zelfde systeem gevolgd als bij de beslissing, die deze neemt ter zake van de ontheffing van de luistergelden? De heer Kingma: Wat de proef betreft, die is zo lang geleden genomen, dat ze nu in geen geval maat gevend is en van geen belang meer. Het zal wel 15 jaar geleden zijn, want ik meen, dat de stadsautobus dienst nu zo ongeveer 20 jaar bestaat. Ik zie niet in, dat toepassing van een verlaagd tarief discriminerend zou zijn. Ik kan me voorstellen, dat dat voor een be paalde groep het geval zou zijn, maar men doet het toch ook bij de Nederlandse Spoorwegen voor alle mensen boven 65 jaar. Ik zie ook niet in, dat zo'n ver laagd tarief een groter tekort bij de dienst zou op leveren. Het komt nogal eens voor, dat de bezetting van de bussen niet zo erg dicht is en het zou wel eens kunnen zijn, dat door de hierbedoelde tariefsverlaging meer mensen met de bus gaan en dat daardoor het te kort niet groter werd. Er lijkt me in de praktijk best een systeem te vinden (bijv. een identiteitsbewijs met foto), waarbij fraude praktisch uitgesloten is. Men hoort toch bij de N.S. ook nooit van fraude in dezen? Wat de Burgerraad betreft, ik dacht, dat we niet zo'n groot verschil van mening hebben. Ik heb al gezegd, dat ik de wijkraden wel van belang acht, omdat die de democratie bevorderen. Plannen, die in een kleinere kring behandeld worden, in de eigen wijk, zullen meer interesse ondervinden. Volgens mij had men in plaats van te antwoorden: „Hier is goede nota van genomen.", kunnen zeggen: „Deze zaak is in een vèrgevorderd stadium van voorbereiding." en men had daar enige toelichting op kunnen geven. Dat was een veel duide lijker en positiever antwoord geweest. De heer Reehoorn: Ik wil namens onze fractie en ook namens de c.h. fractie zeggen, dat de beantwoor ding ons wel heeft voldaan. We hadden echter graag gezien, dat de heer Ondersteyn in de aan hem ge richte brief ook iets hierover vernomen had. Hij heeft het nu op de tribune gehoord, maar dat heeft ons drie kwartier gekost. Bovendien staat het morgen in de krant. Ik ben ook bijzonder blij met de motivering van de heer Heetla. Het is waarschijnlijk toch niet zo heel lang geleden, dat men de normen voor de drie noordelijke provincies gelijkgetrokken heeft. Er deden zich eerst n.l. aanzienlijke verschillen voor. Men zal zich misschien ook herinneren, dat de gemeente Het Bildt enkele maanden geleden haar normen wèl heeft gepu bliceerd. Dat waren ook alleen de grondnormen, want ik ben het volkomen met de Wethouder eens, dat de berekening voor de individuele uitkering, waar een betrokkene recht op heeft, nooit gepubliceerd kan worden. Mijn voornaamste argument voor publikatie van de normen was om de onderlinge verschillen tus sen dc gemeenten tot zo gering mogelijke proporties terug te brengen. En als dat niet meer nodig is, dan vervalt voor ons dat bezwaar. De heer De Jong (weth.)Dc heer Schönfeld kan ik zeggen, dat ik met inschakeling van de Sociale Dienst heb bedoeld, dat voor degenen bejaard of niet bejaard die in aanmerking komen voor hulp ingevolge de Algemene Bijstandswet doordat ze zieke lijk zijn of op ziekenbezoek moeten gaan, de bepalin gen van de Algemene Bijstandswet ook toegepast kun nen worden op vergoeding van bustarieven. Wat ver hindert de mensen, die in genoemde „knel-situatie" komen te verkeren, de Sociale Dienst om een verhoogde uitkering te vragen? Maar die situatie zal men moe ten aantonen. De heer Kingma heb ik in eerste instantie al beant woord. Ik dacht, dat ik duidelijk geweest was, maar hij komt nog eens terug met zijn argumenten. Ik kan de mijne er wel tegenover stellen, maar ik geloof, dat ik dan in herhalingen val. De proef is genomen, maar is niet zozeer gelukt. De situatie van toen paste beter bij die proef dan de situatie van nu. Deze situatie geeft ons geen aanleiding de tekorten nog hoger te laten worden. De heer Kingma meent, dat de bedoelde tegemoetkoming geen groter tekort zal opleveren. M.i. is dat wel het geval. Bovendien, als men deze groep van de bevolking begunstigt, waarom dan ook niet an dere groepen, de het misschien nog meer nodig hebben, bijv. jeugdige mensen, die helemaal niets verdienen? Als men het element van discriminatie erin haalt, dan komt men daar terecht, waar men beter niet kan zijn. Althans B. en W. voelen er niet zoveel voor te gaan in de richting, die de heer Kingma suggereert. Ik dank de heer Reehoorn voor zijn steun. De brief van de heer B. Ondersteyn wordt vervol gens voor kennisgeving aangenomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 3