4 De hear Tiekstra (weth.)De hear Miedema moat, tinkt my, goed ünderskied meitsje tusken de formele prosedure, sa't de Wet op de romtlike oarering dit easket. Dat is in keihurde saek. Oan de formele pro sedure sit fêst foar-oerliz, publikaesje fan de „ter-visie- legging" en de mooglikheit foar dyjingen, dy't bilang by dit plan hawwe dy mooglikheit om biswierskriften yn to tsjinjen is der seis foar elke boarger. B. en W. binne gewoan net by steat om de Ried oer biswieren to ynformearjen, salang as dizze publikaesje net pleats foun hat. Dat kin net. B. en W. kinne wol ünderstelle, dat de hear Jansen en de hear Pietersen biswier haw we en dat de hear Hindriks en de hear Grien der mis kien foar wêze sille, mar dêr giet it net om. It giet derom, dat men de biswieren fan dyjingen, dy't rjocht hawwe om dy biswieren yn to tsjinjen, hifkje en weage kin. De Ried kin it fan to foaren net bisjen. De po- sysje fan de Ried is net oars. Wy hawwe de kommisje ad hoe ommers krekt ynsteld om in sa goed mooglik tarist plan to krijen. En ik tocht, dat, as de Ried oer it plan praet, hy ek graech witte wol, hoe't it doarp Goutum dêroer tinkt, mar de formele prosedure kin net wachtsje op al it niisneamde dat mei it nije bistimmingsplan anneks is. De hear Miedema hat sein, dat it plan der foar de bigreating wêze soe. Dy wurden hat hy fan my net heard. (De hear Miedema: Jo hawwe sein: Op 'e ein fan dit jier of hiel bigjin takomme jier. En op 'e 11e en 12e febrewaris is it bigreating en dy data falie yn it bigjin fan takomme jier.) Just, mar de konklüzje „foar de bigreating" is dus foar de hear Miedema syn rekken; dy haw ik net trutsen. Ik haw sein: Oan 'e ein fan dit jier is krap metten, it sil wol bigjin takomme jier wurde. En it bigjin fan takomme jier kin foar en nei de 11e en 12e febrewaris wêze. (De Foarsitter: Ja, dat is düdlik.) Dat woe ik mar efkes sizze, hwant ik hingje my oan dy datum fan 11 en 12 febrewaris net op. (Laitsjen) De Voorzitter: Ik zou nog een korte algemene op merking willen maken, mijnheer Miedema. De Wethou der heeft U uitvoerig geïnformeerd omtrent de gang van zaken met het bestemmingsplan-Goutum, dat, zo als men weet, een lange geschiedenis heeft. Ik wil de Raad wel herinneren aan de toezeggingen, in het verleden van de zijde van het College gedaan, dat wij in de toekomst van plan zijn een gang van za ken te volgen, die impliceert, dat de Raad in een veel vroeger stadium kan discussiëren over de principiële kant van een bestemmingsplan. Het is de Raad be kend, dat er drie fasen in de discussies zijn eerst komt het principe in de Raad en daarna de volgende fasen, die wettelijk worden voorgeschreven. U mag erop vertrouwen, dat het de bedoeling is bij nieuwe bestemmingsplannen de Raad in een heel vroeg stadium in de gelegenheid te stellen van zijn zienswijze blijk te geven. Dat is een toezegging, die Wethouder Tiekstra in een vorige vergadering de Raad al namens het College heeft gedaan. En dit laat onverlet de gang van zaken, die nu voor Goutum is gevolgd. Ik meen, dat dit wel dicht bij datgene komt, wat de heer Miedema vroeg. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 421). De heer Stigter: Ik geloof, dat Leeuwarden zeer erkentelijk kan zijn voor dit heel belangrijke bruikleen. In de brieven die bij de stukken lagen, heb ik tot mijn vreugde gelezen, dat de heer Van Achterbergh van mening was, dat mede door het in bruikleen geven van deze collectie tegels dit museum op keramisch gebied een van de belangrijkste van West-Europa kon worden. Ik hoop, dat zijn voorbeeld aanstekelijk werkt op an dere verzamelaars in Nederland. Ik hoop zelfs, dat het een soort epidemie wordt, want dan kan Leeuwarden op museumgebied in de wereld nog meer gaan mee tellen dan het nu al doet. Desondanks wil ik toch graag een paar kleine kri tische opmerkingen plaatsen. Bij het bestuderen van de tekeningen kreeg ik de indruk, dat de kelders, die nu ingericht zullen worden, wel wat ver van het hoofdge bouw komen te liggen. Ik heb n.l. het idee, dat we op die manier een soort psychologische drempel gaan scheppen voor de bezoekers, want iemand, die de col lectie-Van Achterbergh wil bekijken, moet eerst bellen aan de voorkant (dat bellen is iets wat langzamerhand in de museumwereld al een beetje uniek gaat worden), maar vervolgens moet de bezoeker, vergezeld van een bode, de gang door, dan moet hij de achterdeur weer uit en een lange stoep af, de tuin en een steeg door. Nadat de bode de deur heeft opengemaakt, mag de be zoeker in de kelders en ik heb begrepen, dat het dan waarschijnlijk noodzakelijk is, dat de bode bij hem blijft of dat de bezoeker, als hij weggaat, eerst de bode moet waarschuwen. (Stcin: Fouilleren.) (Gelach) Ja, mo gelijk moet de bezoeker ook nog gefouilleerd worden. Ik zie allerlei heel sombere dingen, die ik jammer vind, omdat ik juist van mening ben, dat op deze collectie nog wel eens wat bezoekers van buiten zullen afkomen en hun zal deze gang van zaken misschien wel een beetje bevreemden. Mogelijk kunnen we hier, als we heel modern zijn, op museumgebied als eerste in Ne derland iets doen met een televisiecircuit. Dat is mis schien nog goedkoper dan wanneer we extra personeel moeten aantrekken. Ik hoop, dat de Wethouder hier iets over kan zeggen. Nu vraag ik me nog één ding af: Was het niet mo gelijk gev/eest dat kan ik helemaal niet beoordelen, maar misschien kan de Wethouder daar iets over zeg gen deze collectie, als we bang zijn voor diefstal, ergens in het hoofdgebouw een plaats te geven en dat we in de kelder dingen zetten, die wat moeilijker mee te nemen zijn? Ik denk aan de grote Boeddha-beeldei. en de enorme martavanen. Daar zijn minder risico's aan verbonden en ik heb het idee, dat de belangrijkheid van deze tegels misschien boven die van de martavanen uitgaat. De heer Heidinga: Eén vraag. Is het ook bekend welke de vermoedelijke waarde van deze collectie is? De heer Ten Brug (weth.): De heer Stigter heeft terecht opgemerkt, dat de gemeente Leeuwarden zeei erkentelijk mag zijn en zich gelukkig mag prijzen, dat de collectie-Achterbergh in Leeuwarden kan komen. Er is vroeger elders in den lande onderdak voor gezocht, o.a. in het Museum Boymans, maar dat is niet gelukt. De heer Stigter heeft de hoop uitgesproken, dat het beschikbaar stellen van dergelijke collecties een epide misch karakter zal krijgen, maar dat zou ons voor on voorstelbare problemen plaatsen. Wel dacht ik, dat het inderdaad mogelijk zal zijn nog andere belangrijke te gelcollecties (of die er in Nederland nog zijn, is echtei de vraag) in de gebouwen van het Princessehof onder te brengen. Dit hangt evenwel helemaal af van de wijze van regeling van het bezoek en van wat er nog meer een plaats zal krijgen. Ik geef toe, dat de ligging van de kelders t.o.v. het hoofdgebouw niet bijzonder gunstig is, maar daar is heel weinig aan te doen. Het gebouw, waarin de kel ders zich bevinden, en het Princessehof zijn twee ge gevens, die wij moeten aanvaarden. In de stukken heeft men waarschijnlijk gelezen, dat het de bedoeling is drievijfde van het gebouw voor de collectie-Van Achterbergh beschikbaar te stellen, maai dit is ook afhankelijk van de ruimte, welke andere zaken vragen, die er ook in ondergebracht moeten wor den. In 1957 is deze zaak voor het eerst aanhangig" ge maakt. Toen werd gedacht aan onderbrenging in de Papingastins; dat bleek later in overleg met de heer Van Achterbergh minder geschikt, mede i.v.m. de uit breiding, die het museum zou ondergaan door het sa mentrekken van Princessehof en Papingastins en in overleg met hem worden deze kelders en wordt dit ge bouw op zichzelf hiervoor bijzonder geschikt geacht. Als wij de collectie in andere delen van het complex zouden onderbrengen, zou dit vermoedelijk meer finan ciële consequenties meebrengen. We komen er met de onderbrenging, dacht ik, ook bijzonder voordelig af. want. dank zij de schenking van de Vrienden van het Princessehof, konden we het zo berekenen, dat we pre cies beneden de grens van de f25.000,blijven en we behoeven daarvoor dan geen stappen naar de Twee bak smarkt te doen om te vragen, of het wel mag. Tenslotte heeft de heer Heidinga gevraagd, wele de vermoedelijke waarde van deze collectie is. Ik kan 5 daar geen antwoord op geven, ook niet bij benadering. De waarde loopt in de tonnen, maar eigenlijk is de waarde van zo'n unieke collectie niet reëel uit te druk ken. Zou de eigenaar bij wijze van spreken, deze din- gen stuk voor stuk van de hand doen, dan zou men op nog hogere bedragen komen, maar als museumcollectie u eft ze natuurlijk een andere waarde. (De heer Hei- inga: We zullen vermoedelijk nog wel eens in de ge- genheid komen om te betalen.) Ja, dan maakt het natuurlijk ter dege verschil, hoe men de zaak benadert. Men kan de verzameling als museumcollectie aanko pen of als duizend tegels. Maar hoe dan ook, de col lectie is van grote waarde. De Voorzitter: Ik mag aannemen, dat de Raad de zin: „Wij zijn er van overtuigd, dat IJ er mee kunt in stemmen, dat wij de heer Van Achterbergh ook namens dank zullen zeggen voor zijn prachtige aanbieding." onderschrijft. De Raad gaat hiermee akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. tuit 19 (bijlage no. 422). De heer Heidinga: Ik zal niet tegen dit voorstel i.emmen, maar het bevredigt mij niet; dat wil ik toch wel even kwijt. Er bestaat hier ook altijd nog zo iets is een Rapport Hoofdwegennet. Volgens dit rapport :.ou de verbindingsweg tussen het Hoeksterend en het ilgaard „dwars door dit pand heengaan". Uit een inter view met de heer Van der Wal, hoofd van de afdeling olkshuisvesting en Openbare Werken der Secretarie, gepubliceerd in de Leeuwarder Courant, verkeert het uit breidingsplan Hoeksterend in een vèrgevorderd stadium an voorbereiding. En nu weten we nóg niet, hoe het komt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 20 en 21 (bijlagen nos. 416 en 406). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. unt 22 (bijlage no. 420). Mevr. Joustra-Bijker: Namens onze fractie kan ik U mededelen, dat wij erg blij zijn met dit voorstel. Ik iieb al eens meer betoogd, dat het kleuteronderwijs erg belangrijk is voor de kleuters in de binnenstad, vooral omdat deze vaak nog meer speelruimte moeten ontbe ren dan kinderen die niet in de binnenstad wonen. En het komt ook nog vaak voor, dat deze kinderen uit ...ezinnen komen, waarvan de moeder meehelpt in het bedrijf van de vader en daardoor nog minder tijd heeft om aandacht aan hen te besteden. We hopen, dat de Minister zijn goedkeuring aan dit voorstel zal gaan hechten. U hebt al betoogd, dat er in de binnenstad eel verkeer is en nauwe straten met weinig trottoirs, waardoor het dus nog veel moeilijker is kinderen ver van huis te sturen om dit onderwijs te laten volgen. We zijn U erg dankbaar voor dit voorstel en we hopen, dat deze school nog vele jaren in stand gehouden kan wor den. De heer ïvingma: Ik zou me geheel bij mevr. Jou- stra kunnen aansluiten. Maar zou het nu ook mogelijk zijn, dat deze school enigszins wordt opgeknapt, spe ciaal dan dit lokaal want, naar ik meen, ziet het verkeerslokaal er wel aardig uit. Het lokaal voor het kleuteronderwijs echter verkeert heel zacht uitge drukt in minder goede staat. Misschien kan dit eens bekeken worden. De heer Ten Brug (weth.)Uit het voorstel blijkt al en de raadsleden, die gesproken hebben, hebben het nog onderstreept dat wij moeten proberen het be staan van deze kleuterschool te rekken. We zullen dat inderdaad zo lang mogelijk doen. En we menen ditmaal toch wel opnieuw gegronde redenen, zij het enigszins andere dan de vorige keer, daarvoor te hebben. Wat de accommodatie betreft, kan ik de heer King- nia mededelen, dat de school van binnen opnieuw ge schilderd is. Vóór het raadsbesluit is gevallen, was dat voor de ouders al aanleiding te veronderstellen, dat de school nu in ieder geval niet opgeheven werd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten, 23 en 24 (bijlagen nos. 415 en 419). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 378). De heer G. de Vries: De bestuursvorm van de I.W.G.L. brengt met zich mee, dat de brief, gedateerd augustus 1.1., van de raad van commissarissen, waar bij gevoegd was het bekende „Rapport-Bos" de aan leiding is, dat dit vraagstuk in praktisch alle Friese gemeenten nu aan de orde is. In enkele gemeenten wordt verwezen naar een reeds eerder ingenomen stand punt. In de meeste andere gemeenten, zo hebben we uit de krant kunnen lezen, komt het weer opnieuw in be handeling en volgt er een beslissing: al of niet fluoride ring. En vanavond hebben we hier in Leeuwarden dan de zoveelste ronde. Er zijn mensen, die beweren, dat het nemen van een beslissing in deze materie voor een gemeenteraad een ondoenlijke zaak is. Ze beroepen zich erop, dat dit toch wel in de eerste plaats een medische zaak is, waarin de Raad niet competent is. Deze re denering gaat, dunkt mij, niet op. Wij hebben als ge meenteraad in tal van andere gevallen ook beslissingen te nemen waarvan we als leken de consequenties niet kunnen overzien, maar waarbij we ons baseren op de adviezen van deskundigen. Besturen is dikwijls het vertalen van technische zaken in beleidstaken en ik dacht, dat het t.o.v. de fluoridering ook zo is. De taak van de rijksoverheid in dit geheel is geweest: het le veren van kennis en voorlichting op dit terrein aan de gemeentebesturen en het in positieve zin adviseren tot fluoridering over te gaan. De uiteindelijke beslissing- werd dus aan de lagere overheden overgelaten. Er kan werkelijk niet worden gezegd, dat men met deze advi sering over één nacht ijs is gegaan. Uit de documenta tie die ons is aangeboden, blijkt toch wel, dat aan alle facetten van dit vraagstuk alle mogelijke aandacht is besteed. De argumenten, die vóór fluoridering pleiten, hebben tegen-argumenten uitgelokt van groepen en personen, die er aan twijfelen, of fluoridering inderdaad onscha delijk is of een vorm van ongeoorloofde meerderheids- dwang. Het is, wat de fluoridering betreft, in Friesland wat een vreemde aangelegenheid. Zaten we enige jaren geleden met de situatie, dat er in de leiding van de I.W.G.L. heel wat weerstanden moesten worden over wonnen, nu zijn de standpunten daar gewijzigd, maar nu ligt de situatie bij de meeste gemeenteraden weer anders. De raad van commissarissen van de I.W.G.L. wil graag voor 1 december ingelicht worden omtrent de opvattingen die er nu leven bij de gemeentebesturen. Als we dit verzoek een jaar of wat geleden zouden heb ben gehad, zou vermoedelijk deze zaak in ons gewest al tot het verleden hebben behoord. Er zijn nu twee redenen, waarom dit niet meer helemaal het geval zou kunnen zijn. In de eerste plaats zijn er in onze Raad nogal wat nieuwe leden bij gekomen, van wie niet be kend is, hoe ze t.o.v. dit vraagstuk staan, en in de tweede plaats kunnen er ook raadsleden zijn, die sinds deze zaak de laatste keer hier in bespreking was, van mening zijn veranderd, al dan niet beïnvloed door uit spraken van bepaalde personen en door actiecomité's, die hier en elders in den lande zijn gevormd om de pu blieke mening te beïnvloeden. Het komt me voor, dat de tegenstanders vaak met weinig zakelijke, maar des te meer emotioneel geladen argumenten hebben ge tracht aan te tonen, dat zij gelijk hebben. Al hoe ver leidelijk het ook is op deze plaats op de pro- en contra- argumenten in te gaan, zullen we ons bepalen bij de zaak zelf. De rapporten en brochures die zijn uitge geven door de Commissie voorlichting fluoridering drinkwater, ingesteld door de Minister van Sociale Za ken en Volksgezondheid, toont aan, dat de tandheel kundige verzorging een miljoenenzaak is geworden, nog afgezien van de tijd en de arbeidskracht die hier nog niet bij gerekend worden, maar wat er op neer komt, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 3