6 iedere dag 10 15000 mensen behandeld worden door tandartsen. De uit deze bron afkomstige voorlichting was en is voor onze fractie, op enkele twijfelende leden na, voldoende overtuigend om te kiezen vóór de fluo- ridering van drinkwater, een keuze, die volgens een recente uitspraak van Prof. Backer Dirks, zaterdag gedaan tijdens de vergadering van het Friesche Groene Kruis, neerkomt op het kiezen tussen vrijheid en ge zondheidszorg, vrijheid: om te beslissen het niet te doen, gezondheidszorg: in het belang vooral van de op groeiende jeugd. Er zijn mensen, die veronderstellen, dat met een nieuwe opvatting in de voedingsleer en met gerichte voorlichting op dit stuk van zaken ver beteringen zijn aan te brengen. Wij betwijfelen dit. Naarmate de welvaart ons wat meer middelen ver schaft, neemt o.m. ook het gebruik van voedingsstof fen, die de tandcariës bevorderen, toe. Wij menen daar om, dat de keuze voor de gezondheidszorg in het belang is van onze kinderen, en deze keuze durven wij doen, omdat wij menen, dat er wetenschappelijk geen aan wijzingen of bewijzen zijn geleverd, dat fluoridering met de juiste dosering schadelijk is voor de gezondheid. Dat de tegenstanders van de fluoridering het medische research-werk willen uitstrekken over niet minder dan zeven generaties, zou betekenen, dat we pas omstreeks het jaar 2100 tot een verantwoorde beslissing zouden kunnen komen. Zo lang kunnen we niet wachten. Wel zouden we nog enig respijt willen aanbevelen. Het is U allen bekend, dat ons mede-raadslid mevr. Veder, in haai* kwaliteit van lid van de Tweede Kamer, mid den augustus 1.1. aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid heeft gevraagd, of hij be reid is aan de Gezondheidsraad hetzij een nieuw advies, hetzij een nota over de huidige staat der wetenschap i.z. de fluoridering van drinkwater te vragen dan wel een commissie ad hoe daartoe in te stellen. Ook de Ziekenfondsraad heeft zich recentelijk om informaties over de stand van zaken op het gebied van de fluori dering gericht tot het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Wij menen, dat het in dit stadium daarom aanbeveling verdient nog even af te wachten, welk antwoord mevr. Veder van de Staatssecretaris ontvangt. Uit betrouwbare bron hebben we gehoord, dat dit antwoord vermoedelijk niet lang meer op zich zal laten wachten. De raad van commissarissen van de I.W.G.L. zal er stellig begrip voor hebben, dat onze Raad zoveel mogelijk zekerheid wenst t.a.v. een zaak, die zoveel discussie heeft opgeroepen. Aan de I.W.G.L. ware daarom nu mededeling te doen, dat de Raad van Leeuwarden, gesteld, dat hij hiermee akkoord gaat, er op staat nog even respijt te betrachten. Van onze kant zou dan gevraagd kunnen worden, of de I.W.G.L. haar beslissing even opschort in afwachting van hetgeen de Gemeenteraad hieromtrent straks, wanneer de zaak hier opnieuw ter tafel komt, zal beslissen. Om deze reden kunt U straks vanuit onze fractie een voorstel van orde tegemoet zien. Het lijkt ons evenwel correct toe met het indienen te wachten, totdat de Raad een volledige ronde" heeft gehad, zodat wij ook weten, hoe over deze zaak in de andere fracties wordt ge dacht. Wij weten, dat dit uitstel nu over een x-tal we ken een nieuwe discussie zal betekenen. De zaak waar om het hier gaat, is evenwel naar onze mening dit uit stel en die discussie waard. De heer Wiersma: Ik zou graag een wat ander ge luid willen laten horen dan de heer De Vries. Ik ben het eens met de heer Van Balen Walter, die de vorige keer het een en ander heeft gezegd t.a.v. dit onder werp, o.a. dat wij leken zijn t.a.v. de wetenschappelijke benadering van de fluoridering van het drinkwater. En daarmee kan ik het eens zijn. Maar toch kunnen we met deze woorden ons niet distanciëren van de verant woording, die we op onze schouders nemen, wanneer we de fluoridering van het drinkwater zonder meer ac cepteren. Er zijn n.l. een aantal feiten m.b.t. deze fluo ridering die wij ook als leken kunnen weten en waar van we kennis kunnen nemen. Wat wij weten is, dat fluor voorkomt op de lange lijst van de gevaarlijke stoffen en dat een betrekkelijk geringe hoeveelheid van deze stof in het menselijk lichaam gevaarlijk kan zijn voor onze gezondheid, terwijl de toevoeging van fluor aan het drinkwater, in welke vorm dan ook, slechts bij jonge kinderen het tandbederf vertraagt. Willen wij nu alleen eigenlijk daarvoor gaan fluorideren, met alle ri sico's van dien? En dit, terwijl wij weten, dat tandbe derf veroorzaakt wordt door verkeerde eetgewoonten en dat door wijziging van deze eetgewoonten hierin verandering kan worden gebracht en iedere tandarts en iedere arts de middelen ten dienste staan in die ge vallen, waarin hij zulks wenselijk acht, de nodige hoe veelheid fluoride toe te dienen? M.a.w.: We weten, dat de wetenschapsmensen van hoog niveau het t.a.v. de fluoridering van het drinkwater niet eens zijn, dus zeg ik op mijn beurt: Waar praten wij eigenlijk over om dit zo maar te doen Zolang geen helderheid wordt geboden in de wetenschappelijke sector, kan ik het met de fluoridering van het drinkwater op dit moment dan ook niet eens zijn. Ik wil dit staven door nog enkele andere aspecten aan te geven: 1. Omtrent het gedrag van fluor in het menselijk lichaam is weinig bekend. Tot nu toe heeft men niets afwijkends kunnen constateren, doch er is ook nimmer langs radio-isotopische weg bepaald, hoe een opeen hoping van fluor zich in het menselijk lichaam ge draagt. Er zijn bovendien technische bezwaren. Naar mijn smaak zal de I.W.G.L. beslist niet gelukkig zijn me de fluoridering van het drinkwater, want de dosering, in welke vorm ook toegepast, is nimmer onfeilbaar en zal terdege bewaakt moeten worden op de pompsta tions. De laatste jaren is bij de I.W.G.L. op grote schaal overgegaan tot beveiliging langs elektronische weg van deze pompstations om personeel te besparen, kosten stijgingen het hoofd te bieden en het tarief van het water zo laag mogelijk te houden. Dit heeft de Raad dacht ik, zelf kunnen constateren bij een excursie on langs naar het pompstation in Noordbergum. Het is voor mij de vraag, of de installatie voor het doseren van het fluoride onbewaakt kan blijven en in het cen traal signaleringssysteem kan worden opgenomen waarmee storingen gelokaliseerd kunnen worden tot en met de betreffende installatie. En er rijst voor mij dan ook de vraag: Hoe zal dit worden uitgevoerd en ho zal dit worden geregeld bij de I.W.G.L. Ongetwijfeld zal de fluoridering geld gaan kosten en het toch al niel goedkope watertarief verhogen, dit als gevolg van hel plegen van investeringen voor doseringsinstallaties en de speciale bewaking daarvan. Wanneer wij ons voorts realiseren, dat het water, dat wij, hetzij thuis, hetzij in ons bedrijf, voor con sumptie gebruiken, ongeveer 5% van het totale ver bruik is, dan is het duidelijk, dat 95% van het ver bruikte water in het riool verdwijnt, terwijl de tariefs verhoging betaald moet worden over de volle 100% van het verbruikte water. Deze door mij belichte aspecten m.b.t. de fluoriderim van het drinkwater sluiten de gevoelsargumenten uit. Met de fluoridering van het drinkwater kan ik op dit moment niet akkoord gaan en ik kom dan ook met de volgende motie: „De Raad van de gemeente Leeuwarden, in verga dering bijeen op 28 oktober 1968; 1. stelt voor: het in de vergadering van de Raad van de gemeente Leeuwarden op 25 november 1964 ge nomen besluit tot fluoridering van het drinkwater te herroepen; 2. spreekt zich uit tegen de fluoridering van het drinkwater op dit moment, gezien de tegenstrijdigheden binnen het wetenschappelijk onderzoek; 3. verzoekt B. en W. dit standpunt ter kennis te brengen van de raad van commissarissen van de N.V. I.W.G.L." De heer Schönfeld: Het is voor onze Gemeente al weer enkele jaren geleden, dat de toenmalige Gemeente raad, blijkens een ingediende motie op 25 november 1964, zich uitsprak vóór de wenselijkheid tot fluori dering van het drinkwater. De hiermee beoogde be doeling, n.l. te trachten het tandbederf te bestrijden, kan ik volledig onderschrijven. Ik wil er echter op wijzen, dat dit een principebesluit betreft, genomen door de Raad van destijds, hetgeen geschiedde op grond van gegevens waarover men toen de beschikking had. Een voorlopig en naar ik hoop zelfs een defi nitief besluit zal vanavond of misschien wel mor genavond moeten vallen. Ter inleiding van mijn betoog zou ik eerst enkele vergelijkingen willen maken. Na de tweede wereldoorlog werden we in Europa ooedig met diverse noviteiten geconfronteerd, w.o. de D.D.T., hetgeen als een zeer afdoend bestrijdingsmiddel tegen insecten werd aangeprezen. Aangezien insecten o.a. dikwijls de overbrengers van diverse ziekten zijn, netgeen vooral in de tropische en sub-tropische landen voorkomt, werd er van dit middel zeer frequent ge bruikt gemaakt. Thans, bijna 24 jaar later, blijkt ech- ter, dat, hoewel de werking destijds zeer effectief was, .ie nevenverschijnselen niet uitblijven. Zo heeft men bijv. in de hersenen van in de Poolgebieden gevangen die- en vrij hoge D.D.T.-concentraties waargenomen en iet blijkt tevens, dat de concentratie D.D.T. bij de vo ois nog steeds groter wordt, waardoor vele dieren :erven, vooral tijdens de broedperiode. Men weet niet, elke nevenverschijnselen er één of meerdere genera ties na ons bij de mens aan het licht zullen treden. Het softenon-proces spreekt voor zichzelf duidelijke taal. Zelfs over de thans zo frequent gebruikte en aan prezen „pil", waarvan men denkt over voldoende ervaring te beschikken, lopen de meningen uiteen. Ook hiervan weet men niet, welke de gevolgen voor het nageslacht zullen zijn. De dosering van het vitamine D-gchalte in de mar- arine, hetgeen aanvankelijk een uitkomst scheen te ieden tegen rachitis, moest later tot geringere pro- porties worden teruggebracht, omdat de schadelijkheid an een te grote dosis overduidelijk bewezen is. Het .vordert n.l. de aderverkalking. Thans is er weer een novum, n.l. fluor. Als niet- Pskundige heb ik me verdiept in een zeer omvangrijke materie van diverse vóór- en tegenargumenten t.a.v. (ie fluoridering. Ik ben me bewust van de enorme erantwoordelijkheid die op ons rust, om hier vanavond tot een besluit te komen. Toch zal ik van mijn kant, naar mijn persoonlijke eer en geweten, deze verant woordelijkheid op me nemen en mijn standpunt zo goed ïogelijk trachten weer te geven. Uit de diverse argumenten, die pleiten vóór fluori- cring, is me opgevallen, dat blijkens bijlage 5 op blz. 37 van het rapport, uitgegeven door de Commissie oorlichting fluoridering drinkwater, geen precedent eschapen wordt, omdat men stelt, dat we o.a. jodium- loevoegingen aan het leidingwater hebben gekend, waartegen men nimmer principiële bezwaren beluister de. Fluor heeft niet dezèlfde eigenschappen als jodium en ook niet als chloor en broom, omdat het in dezelfde scheikundige groep thuis hoort, doch wèl vergelijkbare igenschappen. Ik geloof, dat dit een groot verschil is, waarover verder nergens wordt gerept. Het argument, dat er soms in natuurlijk drinkwater al fluoride voorkomt en dat een geringe toevoeging- dus alleen maar een verhoging zal zijn, is m.i. ook niet steekhoudend, aangezien de chemische samenstel ling van het water, waarin van nature fluoride zit, geheel afwijkend is van kunstmatig gefluorideerd wa- ter. In natuurlijk drinkwater kan het fluor als spore element voorkomen, verbonden met calcium, magne sium en andere mineralen. Doordat deze chemische structuren minder oplosbaar zijn, waarmee ik doel op de grote affiniteit van fluor-ionen met de elementen in de zoëven genoemde samenstellingen, is het element fluor als het van nature in verbindingen in sporen in drinkwater aanwezig is, minder giftig dan de voorge stelde natrium-silico-fluoride-verbinding (Na 2 Si F 6) of het silico-fluoridezuur (H2 Si F 6), van welke ver bindingen een geringere affiniteit tussen de silico-flu- oride-ionen enerzijds en de natrium-ionen anderzijds be staat. Dit is eveneens het geval met de in Tiel toege paste natrium-fluoride-verbinding (NaF). Bovendien wordt op blz. 21 van het rapport, uitge bracht in januari 1967, door de Commissie voorlich ting fluoridering drinkwater gesteld, dat Amerikaanse ervaringen leren, dat te lage fluoride-concentraties in het buizennet aanmerkelijk veelvuldiger zouden op treden dan te hoge fluoride-concentraties. Er wordt nergens over gesproken waar het fluoride blijft. Er zou zich bijv. calcium-fluoride in het buizennet kunnen afzetten. Het voorlichtingsboekje zegt, dat Ameri kaanse ervaringen leren, dat aantasting van het buizen net nergens plaats gevonden heeft. Uit recente rap porten van de betreffende waterleidingbedrijven blijkt echter, dat de buizen door de fluoridering wèl geleden hebben van aantasting. Verder zouden volgens het rapport te hoge fluoride concentraties bij een juiste verzorging van de dose- ringsapparatuur tot een hoge uitzondering behoren. Hieruit concludeer ik, dat uitzonderingen dus niet tot de onmogelijkheden behoren. Bovendien kan zowel de apparatuur als de mens falen, hetgeen eveneens een niet te verwaarlozen factor is. In het oordeel van de Provinciale Raden voor de Volksgezondheid op blz. 18 staat het volgende vermeld: „Ook de Provinciale Raden voor de Volksgezondheid de adviescolleges voor volksgezondheidsaangelegen- heden op provinciaal niveau hebben tussen 1960 en 1964 alle de waterfluoridering aanbevolen". Het is voor mij een vraagpunt, of allen na 1964 de waterfluoridering nog durven aan te bevelen. Hierover wordt in dit rapport, daterend van januari 1967, niets genoemd. Als ik een kleine vergelijking maak tussen het voor lichtingsboekje van 1961, getiteld „Meer fluoride in drinkwater", en dat van 1967, getiteld „Fluoridering van drinkwater", valt het me op, dat behalve de titel wijziging, de woordkeuze in het laatst uitgegeven boekje voorzichtiger is geworden. Op blz. 24 van de uitgave van 1961 staat bijv.: „Grote hoeveelheden fluo riden zijn giftig, zo goed als te veel keukenzout, te veel beukenootjes of te veel aspirine." Op blz. 26 van de uitgave van 1967 staat thans: „Te veel fluoride is zeker schadelijk, zo goed als te veel keukenzout, te veel beukenootjes, te veel aspirine en te veel vitamine schadelijk is. Zoals ook reeds in de beschouwingen van de ge meente Oldenzaal vermeld, zou de verantwoordelijk heid uitsluitend komen te berusten bij de exploitant van het waterleidingbedrijf, die zich niet kan beroepen op de noodzaak van het toedienen van fluor als gevolg van de aanwezigheid van besmettingsgevaar, waardoor de exploitant een zodanige verantwoordelijkheid nim mer kan aanvaarden. In het rapport wordt met diverse argumenten ge goocheld. Het is me opgevallen, dat er in de aanbe velingscommissie hoogleraren in de geneeskunde en de tandheelkunde zitting hebben gehad, waarnaast slechts één pharmacoloog, die wel iets van chemie weet, maar alléén van de organische scheikunde, ter wijl fluor onder de anorganische scheikunde valt. Bo vendien weet een arts niets van tanden en kiezen af, terwijl op zijn beurt een tandarts niets van het men selijk lichaam af weet. In de aanbevelingscommissie heb ik bovendien geen chemicus kunnen ontdekken. Toen in 1953 het fluorideringsexperiment in Tiel be gon, zonder dat de bevolking hiervan aanvankelijk iets wist, had men zelf nog geen enkele wetenschap opge daan. Er is afgegaan op statistieken en cijfers uit Amerika. Merkwaardigerwijs is er nooit een analyse van het drinkwater uit Amerika opgegeven, hetgeen juist van zo groot belang zou zijn geweest. Bovendien was er toen ook al een belangrijk werk gepubliceerd over fluoridenonderzoek in Japan, m.n. in Tokio, waaruit heel andere aspecten naar voren zijn gekomen. Men had o.a. kippe-eieren ingespoten met sof tenon en an dere met fluoride. Toen men na 20 dagen deze eieren openbrak, bleken de embryo's identieke misvormingen te vertonen. Deze proefondervindelijk opgedane ervaring druist regelrecht in tegen de bewering, vermeld in het rapport van de Commissie voorlichting fluoridering drinkwater, waarin op blz. 30 op de 5e regel van boven staat, dat er evenmin verschillen zijn geconstateerd in de kindersterfte, in het aantal misvormingen bij de ge boorte of in het aantal doodgeborenen. Zo zijn er nog wel meer tegenstrijdige argumenten op te noemen. Het in 1961 verschenen boekje, getiteld „Meer fluoride in drinkwater" is uitgegeven onder auspiciën van de toenmalige Minister van Sociale Za ken en Volksgezondhed, de heer Veldkamp. Dit boekje is vervangen door een aanbevelingswerkje „Fluoride ring van drinkwater", dat in januari 1967 is versche nen. Ik neem niet aan, dat dit de tweede druk al is, maar wèl, dat de inhoud, waarover ik zoëven ook al sprak, en m.n. enkele grafieken gewijzigd zijn. De gra fiek met 2 bijna paralelle curven is weggelaten en ver vangen door blokjes, waar de hoogte het aantal con- tactvlakken met tandbederf aangeeft en het horizon-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 4