8 tale vlak de leeftijd van de kinderen, (blz. 17 „Fluori dering van drinkwater".) Daardoor is het niet meer zo overzichtelijk, zodat bij het trekken van een parallel met de abscis het aantal zieke plekken bij 11- en 13- jarige kinderen gelijk is, waarbij dc 11-jarigen niet gefluorideerd water gebruikten, terwijl de 13-jarigen gefluorideerd water hadden gekregen, hetgeen dus neer komt op een uitstel van executie met slechts twee jaar. Het is me bekend, dat ook de titelbenaming „Meer fluoride in drinkwater" op vrij veel kritiek gestuit is. Het vormde n.l. een misleiding, omdat men de gedachte krijgt, dat er aan de van nature reeds voorkomende hoeveelheid fluoride een bepaalde hoeveelheid in de zelfde vorm toegevoegd wordt. Hierover is o.a. cor respondentie gevoerd tussen de toenmalige Staatsse cretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, de heer Bartels, en de Naar dense chemicus Ir. L. Bioch. Naast de ons ter beschikking gestelde literatuur (ik weet, dat er nog onnoemlijk veel meer literatuur over is) heb ik aangaande de fluoridering het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 7 september 1968 geraadpleegd, waaruit ik in het kort een citaat van Ir. Bloch zou willen aanhalen. Hierin wordt door hem n.l. een alternatief gesteld voor het gefluorideerde drinkwater, een naai- mijn mening belangrijk en bruik baar alternatief. Ir. Bloch heeft als specialist op liet gebied van gefluorideerd drinkwater in West-Duits- land, België en Nederland uitvoerige drinkwater- en fluor-analyses gedaan. Hij is een tegenstander van ge fluorideerd drinkwater en zijn gestelde alternatief hiervoor, dat ik thans ga citeren, is erkend door Prof. Winkler uit Utrecht, die een voorstander van gefluori deerd water is. De toepasselijkheid in de praktijk wordt echter door hem bestreden. De heer Bloch schrijft: „Prof. Winkler waarschuwt voor het gebruik van fluor- tabletten als hij opmerkt: „Exacte empirische gegevens over de optimale dosering van fluoride in de vorm van tabletten zijn dan ook niet bekend, terwijl het effect zeker achterstaat bij dat van de waterfluoridering. Voor massale preventie bij het tandbederf zijn tabletten dan ook niet geschikt." Maar wat moet een huisarts doen als een moeder aan hem vraagt, of ze fluortabletten kan geven aan haar kinderen? Prof. Winkler geeft in zijn „Commentaar" regels, uitgaande van de gegevens omtrent de waterfluoridering. Hij verwijst verder naar vragen, die in de jaren 1952, 1954, 1955, 1966 zijn gesteld en door de redactie zijn beantwoord. Ik vraag me dan ook af en dat doe ik al sedert 21 maart 1967 waarom een huisarts niet zou kunnen voor schrijven: „Los 4 tabletten a 14 mg fluoride (als ion berekend, dus 1 mg fluor, overeenkomende met 2,22 mg natrium-fluoride) of 2 tabletten a V2 mg fluor in één liter niet gefluorideerd leidingwater op; een liter maat biedt de één liter-melkfles, die in elk huis wel aanwezig is. Zo krijgt men een liter gefluorideerd drink en kookwater, waarmee men al het eten en drinken kan bereiden." De huisarts geeft recepten af voor veel gevaarlijker tabletten en vreest niet, dat de huisvrouw haar kinderen zal vergiftigen door te veel tabletten tegelijk te geven. Zij zal ook niet meer dan het voor geschreven aantal slaaptabletten gebruiken, tenzij zij zelfmoord wil begaan. Overigens merkt de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (1954) 98, 571 op: „De bedoelde tabletten bevatten meestal of mg fluor. Daar de acute toxiciteit pas bij 500 mg a 1 g begint en voor een chronische vergiftiging langdurige opneming van 1020 mg per dag nodig zou zijn, is het gevaar voor overdosering niet zeer groot." Het bereiden van gefluorideerd drinkwater op de beschreven wijze lijkt mij het ei van Columbus." Naarden, 15 augustus 1968. w.g. L. Bloch. Prof. Winkler schrijft in zijn antwoord, dat deze me thode theoretisch blijft achterstaan bij het gebr'uik van gefluorideerd leidingwater, omdat alle van bui tenshuis in fles of blik aangevoerde vloeistoffen e.d. niet meedoen. Compensatie hiervan door verhoogde do sering zou per gezin en per dag moeten geschieden. Het praktische bezwaar berust volgens prof. Winkler, op het feit, dat een gezin van 4 personen voor thee, koffie, aardappelen, groenten, soep enz. toch gauw 5 a 10 liter gefluorideerd water nodig is, en dat de huis vrouw dus elke avond en elke morgen vijf flessen zou moeten klaarmaken. Hij verwerpt echter het alternatief als zodanig niet en besluit zijn stuk met de medede ling, dat naar zijn mening de methode voor tijdelijke of voor incidentele gevallen bruikbaar is. Het destijds uitgebrachte verslag van de voorlich tingsdag over het fluorideren van drinkwater, gehou den door de Vereniging van Exploitanten van Water leidingbedrijven in Nederland, de Vewin, spreekt dui delijke taak. Hierin wordt o.a. door Ir. Bimond de flu oridering heftig bestreden, doch de heer Bimond heeft noodzakelijkerwijs zijn pogingen moeten opgeven. Niet omdat zijn tegenstanders hem hebben kunnen overtui gen, maar om redenen, die ik liever niet wil noemen hoewel ze mij bekend zijn. Enige tijd later heeft Ir. Bi mond een boek geschreven, genaamd „Water", waarin met geen enkel woord meer over fluoridering wordt gerept. In het boek „Cariës-preventie met fluoriden" staat o.a. vermeld: „Wij weten van onze dagelijkse levens middelen nog niet eens, of deze onschadelijk voor onzi. gezondheid zijn. Doordat in spinazie oxaalzuur voor komt, kan dit op den duur schadelijk zijn voor mensen met nierkwalen." M.i. begeven we ons met de fluoridering van drink water op glad ijs. Ik vraag me dan ook ernstig af, ot het risico, verbonden aan fluoridering, wel in verhou ding staat tot de ernst van de te bestrijden ziekte. Tandbederf is een bijzonder vervelende zaak, maar de kwaal is niet zo ernstig, dat we grote risico's mogen nemen. Naar mijn mening zullen er dan ook eerst nog heel wat onderzoekingen gedaan moeten worden, voor dat een kunstmatige toediening van fluor in een be paalde verbinding misschien verantwoord zal zijn, on derzoekingen, waarmee wellicht nog diverse jaren ge moeid zullen zijn, voordat de wetenschap unaniem een mening heeft kunnen vormen. Gezien het feit, dat er zich onder de tegenstanders ook diverse geleerden be vinden, onder wie Dr. Waldbott, specialist op het ge bied van alergische ziekten, de Franse Gezondheids raad, Prof. Steyn, Dr. Schnitzer, Dr. Van Swol, ons allen bekend, Dr. Idcma, Prof. Sorgdrager, Prof. D< Langen en nog vele anderen. Onder de contra's be vinden zich bovendien 12 Nobelprijswinnaars. De aan gevoerde tegen-argumenten worden toch niet zo maa uit de duim gezogen en ik ben dan ook van mening, dat, gezien deze pro- en contra-argumenten, niet eer der tot fluoridering van het drinkwater mag worde: overgegaan dan nadat de wetenschap met zekerheid de effecten heeft kunnen vaststellen, ook over een langere periode. De gehele zaak staat m.i. nog in de kinderschoenen. Ik wil dan ook uitdrukkelijk verklaren, dat ik onder de huidige omstandigheden een fel tegenstander van fluoridering ben. Het „après nous le déluge" (na ons de zondvloed) kan ik niet met mijn geweten in ovei- eenstemming brengen. Het argument, dat ongefluorideerd drinkwater be schikbaar gesteld zou kunnen worden aan hen, die be zwaren koesteren, moet ik verwerpen met de medede ling, dat dit bijv. op Goeree-Overflakkee geschiedt tege:: een prijs van 10 ct. per liter, hetgeen neerkomt op f 100,per m3. Men toont er zich ook nog verbaas- over het feit, dat er vrijwel geen gebruik van wordt gemaakt. Ieder sociaal aspect ontbreekt hier. Het i eenvoudig niet te betalen. Het zal eveneens bekend zijn, dat in het exportbiel, bronwater e.d. geen fluortoevoegingen mogen voorko men, omdat het in Duitsland, België en Frankrijk nie: geaccepteerd wordt dooi' de keuringsdienst van waren. Bovendien zie ik in de fluoridering een aantasting van de persoonlijke vrijheid, hetgeen in een democratisch staatsbestel niet thuis hoort. Ik wil eveneens nog ver melden, dat in de scheikunde de vergiften al naar ge lang de graad van vergiftigheid worden gerangschikt. Als we deze reeks bekijken, komen we tot de conclusie, dat de ontoelaatbare concentratie van het vergiftigde cyanide precies dezelfde graad van vergiftigheid bezit als het fluoride. De commerciële kant van de fluoridering is een kwa lijke zaak, welke ik hier verder maar buiten beschou wing wil laten. Wél zou ik willen stellen, dat in het boek „Cariës-preventie met fluor" een prijs van f 3,60 voor 1 kg natrium-fluoride wordt genoemd. Blijkens door mij verkregen inlichtingen zou, voor een total fluoridering van het Nederlandse drinkwater per jaar 9 een hoeveelheid van 2,22 miljoen kg van deze verbin ding nodig zijn. Het zou een meevaller voor de fabrieken betekenen, maar een tegenvaller voor het welzijn van onze volksgezondheid. Gelukkig hebben de laatste tijd vele gemeenten het wijze besluit genomen niet tot fluoridering over te aan. Ik hoop van ganser harte, dat een dergelijk be- uit vanavond hier ook zal vallen. Tevens zou ik het bijzonder op prijs stellen, als er in onze gemeente een grootscheepse actie op touw wordt gezet om de kin deren verstandig te leren snoepen. Er zou op dit gebied an voorlichting nog bijzonder veel kunnen gebeuren. Ik geloof, dat door het wegnemen van de hoofdoor zaak de cariës op deze wijze effectiever zal kunnen worden bestreden, terwijl niemand enig risico kan lo pen, hetgeen wél het geval is met fluoridering van het leidingwater, gezien de zeer uiteenlopende meningen an diverse geleerden hierover. Als we vertrouwen in 'e wetenschap hebben, moet dat de gehele wetenschap omvatten en niet èen bepaald deel daarvan. Dit is de reden, dat ik me tegen de fluoridering van het drinkwater uitspreek. De Voorzitter schorst de vergadering voor de koffie pauze. De Voorzitter heropent de vergadering. De heer Kingma: De Voorzitter heeft enkele we- ken geleden gezegd: „Ik hoop, dat de Raad een wijs besluit neemt". Dat zijn zeer wijze woorden, maar het wordt er niets gemakkelijker van. (Gelach). Wat hier vijs is, is ook erg moeilijk te beoordelen voor ons als -ken. Er zijn natuurlijk drie mogelijkheden: aanvaar ing van fluoridering, totale verwerping van de fluori dering en een uitstel tot men meer gegevens heeft van de deskundigen, tot er in de wereld van de deskundigen een grotere overeenstemming heerst. Ik wil hier geen lang verhaal meer houden over allerhande boekjes over uoridering, want wij hebben net al een prachtig college daarover gehad. Wij menen, dat de fluoridering een behoorlijke ingreep is, ook in de persoonlijke vrijheid. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ik, als fluoridering een afdoende middel tegen iets ontzettends ergs zou zijn, het zou afwijzen, maar aangezien wij het beslist 11 iet kunnen beoordelen, dacht ik, dat het een wijs be sluit zou zijn, ons oordeel daarover uit te stellen, tot we beter geïnformeerd zijn dan nu. We hebben infor maties genoeg gehad, d.w.z. wat de hoeveelheid be- i reft, maar alles doorgelezen hebbende, moet men toch vele vraagtekens zetten. Vandaar, dat wij het volgende voorstel zouden willen indienen: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 28 ok tober 1968 in vergadering bijeen; is van oordeel, dat voorlopig niet tot fluoridering van het drinkwater moet worden overgegaan. Hij baseert deze mening op de vele tegenstrijdige uitspraken van de deskundigen t.a.v. deze materie." De heer Van Balen Walter: De vorige keer heb ik in de vergadering gezegd, dat ik geen behoefte had aan een discussie. Maar nu wij toch gedwongen zijn tot en nieuwe discussie, moet ik constateren, dat ik in mijn mening ben gesterkt, dat het beter was, dat dit alles maar niet gezegd was. Uit de vele rapporten en geschriften die wij omtrent de fluoridering hebben ontvangen, heb ik voor mezelf verschillende conclusies kunnen trekken. De eerste is wel deze, dat de tandartsen vrijwel unaniem overtuigd zijn van het nut, dat fluoridering heeft voor de bestrij ding van tandcariës. Men wijst hierbij op de resultaten van de proeven in Tiel en Culemborg en op de kwali teit van de gebitten in streken, waar bronwater wordt gedronken met een gehalte aan fluoride, overeenkomen de met dat, wat eventueel kunstmatig tot stand wordt gebracht. Aan deze conclusie zal men een betrekkelijke waarde kunnen toekennen, omdat tandartsen het vraag stuk van de fluoridering op grond van een specialistische opleiding allicht iets eenzijdig zullen beoordelen. De vraag, of fiuoridering medisch verantwoord, eventueel gevaarlijk is, valt min of meer buiten de beoordeling van de tandartsen en dit argument wordt dan ook door de tegenstanders gehanteerd. Doch wanneer we dan het oordeel in dezen van de artsen vragen, dan blijkt, dat het merendeel van hen zeer positief tegenover fluori dering staat. De tegenstandei's zijn evenwel hierdoor ook niet overtuigd en hanteren als argument o.a. de grote giftigheid van fluor. Op mij als chemicus heeft dit bezwaar geen grote indruk gemaakt; het lijkt m.i. meer op demagogie, waar niet alleen de grote massa het slachtoffer van wordt, maar ook raadsleden. De heer Schönfeld beschouw ik in dezen ook als een slacht offer. Hij zet de giftigheid van fluor op één hoogte met die van cyanide inderdaad een zeer giftige stof maar hij moet bedenken, dat hij als hij zijn boterletter straks met Sinterklaas eet, waarschijnlijk evenveel cya nide, als met drinkwater fluoride, binnen krijgt. Het be grip „giftigheid" is zonder meer niet te hanteren. Zeer vele stoffen zijn giftig, wanneer ze in een bepaalde con centratie worden gebruikt. Het gaat er in dezen om, of fluoride giftig is bij de concentratie die het gefluori deerde drinkwater zal krijgen. Deze giftigheid is nu nergens met enige zekerheid aangetoond. En het is hoogst onwaarschijnlijk, dat dit ooit zal kunnen ge schieden. Ik grond deze uitspraak op het feit, dat mil joenen mensen, generaties lang", hun hele leven water hebben gedronken met een gehalte aan fluoride, gelijk of zelfs veel hoger dan dat, wat men in het gefluori- deerde water denkt te bereiken. De chemische beschou wing van de heer Schönfeld in dezen is zeer, zeer aan vechtbaar, omdat wat hij hier over ionen enz. heeft ge orakeld, niet opgaat bij de kleine concentratie, waar het hier om gaat. Een argument, dat ook wel door tegenstanders wordt gehanteerd, is van principiële aard: Een waterleiding bedrijf moet h.i. water zonder meer leveren en geen geneesmiddelen aan het gedistribueerde water toevoe gen. In hoeverre bij de fluoridering van een geneesmid del kan worden gesproken, laat ik buiten beschouwing, doch een feit is het, dat waterleidingbedrijven proberen, voor het gebruik zo geschikt en goed mogelijk, water te leveren. Natuurlijk geen H O zoals wij hier enkele jaren geleden van de voorzitterszetel hebben gehoord; de waterleidingbedrijven leveren wel water, maar geen HO; onder HO verstaan we heel wat anders dan „wa ter". Aan het hun ter beschikking staande water voe gen zij stoffen toe of halen er sommige gedeeltelijk of geheel uit. Wanneer het water, dat uit de kraan stroomt, voor algemeen gebruik beter geschikt is, als het een bepaalde, zeer geringe, hoeveelheid fluoride zou bevat ten, lijkt het mij niet in strijd met de taak van de wa terleidingbedrijven om hiervoor te zorgen. Zou Noord- bergum bijv. water leveren, dat een voldoend hoge fluoride-concentratie zou bevatten, dan zou m.i. nie mand bezwaren hebben het te gebruikenwaarschijnlijk zou niemand dit ooit hebben gemerkt. De I.W.G.L. kan op betrekkelijk eenvoudige en ik geloof ook nog wel automatische - - wijze, deze toestand bereiken. Persoon lijk ben ik er voor, dat dit zal geschieden en wel zo spoedig mogelijk. Mevr. Veder-Smit: Het komt me voor, dat de heer Van Balen Walter een benijdenswaardig man is. Hij is immers in staat met de gegevens die hem ten dienste staan, te komen tot een afweging van het pro en het con tra de fluoridering. Ik ben zover nog niet. Naarmate de argumenten contra sterker naar voren gebracht worden, heb ik ook meer behoefte aan deskundige voor lichting. Wij moeten de argumenten contra toch wel zeer zwaar laten wegenwij zouden immers anderen opleggen om via het drinkwater, dat door een orgaan, dat toch praktisch een monopoliepositie heeft, wordt verspreid, fluoride tot zich te nemen. Ik wil de argu menten contra die al naar voren zijn gebracht, zo kern achtig door de heer Wiersma en vrij uitvoerig door de heer Schönfeld, niet meer herhalen. Ik zou nog een enkel accent willen leggen op de nevenwerking van de fluoridering, waarvan nog weinig bekend is. Dit is voor mij een hoofdargument me nog eens te laten voorlich ten. Gezien het feit, dat de adviezen van onze eigen Nederlandse instantie, de Gezondheidsraad, al van be trekkelijk oude datum zijn van 1960 toch is het rapport waarop de gehele fluoridering in Nederland steunt en gezien ook het feit, dat de praktijk met de fluoridering nog maar enkele jaren aan de gang is, acht ik wel een veel langere periode gewenst om tot een eindoordeel te komen. Ik heb nog een enkel argu ment, dat niet genoemd is. Misschien mag ik dat nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 5