2 38. Investeringen Energiebedrijven (bijlage no. 482). 39. Wijziging van de gemeentebegroting en van de begrotingen van het Grondbedrijf, het Woningbedrijf en de Energiebedrijven voor het dienstjaar 1968 (bijlage no. 481). 40. Verlenen van eervol ontslag aan K. Dijkstra als ambtenaar van de burgerlijke stand (bijlage no. 447). 41. Benoemen van leden en plaatsvervangende leden in het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke re geling „bestuursschool Friesland" (bijlage no. 459). De Voorzitter: Ik heet U allen hartelijk welkom op deze vergadering, waarvan nog zal moeten blijken, of het de laatste van het jaar zal zijn. U heeft een grote stapel papieren gekregen. U kunt daarin zien een po ging van het College, geassisteerd door zijn medewer kers, om nog in het kalenderjaar 1968 een zo groot mogelijk aantal zaken af te doen. Ik hoop, dat wij een vruchtbare vergadering zullen hebben en inderdaad tot vele beslissingen kunnen komen, opdat de machine zo vlot mogelijk door kan draaien. Met deze woorden zou ik deze vergadering willen openen. De heer De Jong (secretaris)De heer Stek heeft bericht van verhindering gezonden en de heer Wiersma heeft laten weten, dat hij iets later zal komen. Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. De Voorzitter: Hiermee hebben we weer een be langrijk stuk geschiedschrijving afgewerkt. Punt 2. Sub A. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub B. Deze rapporten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub C. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub D. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub E. Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Punt 3 (bijlage no. 477). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 466). De heer Tiekstra (weth.): Onder punt 2 van de raadsbrief staat vermeld het pand St. Jacobsstraat 21. Nadat deze raadsbrief is uitgezonden en de agenda voor deze vergadering reeds was opgemaakt, met in begrip van de lijst van Mededelingen, is nog bij ons binnengekomen een brief van de winkeliersvereniging St. Jacobsstraat, althans een brief, ondertekend door de voorzitter van deze vereniging, van de volgende in houd: „Zeer geachte leden van de Gemeenteraad. Kennis genomen hebbende van de plannen der ge meente Leeuwarden om het pand St. Jacobsstraat 21 aan te kopen, richten we ons, met zorg vervuld, geach te leden der Gemeenteraad, tot U. Reeds eerder kocht de Gemeente in onze straat de panden 20, 24, 25, 26 en 29 aan, dit terwijl van definitieve plannen voor een stad huisuitbreiding of sanering der binnenstad, dit laatste t.a.v. de St. Jacobsstraat, nog steeds geen sprake is en o.i. de kostbare aankoop van genoemde panden als ge volg hiervan in de toekomst wel eens overbodig zou kun nen blijken! Nu er andermaal sprake is van aankoop van een pand in onze straat daar waar wij reeds jaren twee panden renteloos leeg zien staan en tevens een groot kostbaar bedrijfspand plus woonhuis door de Gemeente als kantoor zagen omgebouwd, is het niet zonder reden, dat we andermaal ons afvragen, waarom de Gemeente voor veel geld een pand wil kopen, dat nota bene bui ten de grenzen van het huidige ontwerp-saneringsplan en stadhuisplan ligt. Mocht uit nieuwe, nog niet defi nitieve plannen blijken, dat bedoeld pand no. 21 in dit plan is opgenomen, dan zal o.i. de realisatie van dit plan stellig nog vele jaren duren, zodat aankoop nu reeds op grond van de onzekerheid nog niet nodig ge acht dient te worden. Wij ondervinden o.i. ten on rechte ernstige schade van al deze aankopen, die de middenstand in onze straat in het onzekere brengt, zoal niet reeds gebracht heeft. Wij verzoeken U, ge achte Raad, bij Uw beraadslagingen over de aankoop van dit pand voornoemd bij het College van Burge meester en Wethouders onze belangen naar voren te willen brengen en het feit te willen onderkennen, dat het verwerven van bedoeld pand momenteel, en in de toekomst vermoedelijk ook, niet noodzakelijk is, ter wijl de verwei-ving andermaal schade zal betekenen voor de middenstand in onze straat. Ook al zou de Gemeente het pand na aankoop in verhuur willen ge ven, maken we ernstig bezwaar tegen deze aankoop, daar wij, wat dit laatste betreft, reeds onpleizierige er varingen met reeds eerder aangekochte panden onder vonden hebben, die ook door de Gemeente verhuurd zijn. Wij vertrouwen op Uw begrip in dezen en zeggen U bij voorbaat dank voor de inbreng van onze gerecht vaardigde belangen." Het is duidelijk, dat de Raad, hoewel deze brief dus niet meer bij de ter inzage gelegen hebbende stukken kon worden gevoegd, toch recht heeft de inhoud van dit stuk te kennen. Ik wil hieraan toevoegen, dat B. en W. het voorstel handhaven. De veronderstelling n.l., als zou dit pand niet gelegen zijn in het blok, dat voor sanering in aan merking komt, is niet juist. De raadsleden, voor zover ze dit zelf niet reeds hebben gezien, kan ik mededelen, dat het ligt tussen het Maria-Annastraatje en het Auckamastraatje in en B. en W. hebben het aankoop beleid, zoals het in het verleden was, ook nu gevolgd. Verder kan ik de Raad mededelen, dat over moge lijke verhuur aan een middenstander al overleg wordt gepleegd. Wij achten het bijzonder waarschijnlijk, dat het doorgaat, omdat dit pand ook van goede kwaliteit is. De ondernemer, die daarin was gevestigd, is op grond van zijn leeftijd met zijn zaak opgehouden. Hij was geen eigenaar, doch huurder. De eigenaar van het pand wenste dit te verkopen; het kwam dus op deze wijze tot de Gemeente. Vandaar, dat wij voorstellen het te kopen. De heer Heidinga: Ik ben het met de Wethouder eens, dat dit blokje toch wel in de stadssanering ligt en bij de voorlopige planning van het stadhuis zal moe ten worden afgebroken. Aan de andere kant kan ik me de ongerustheid van de bewoners van de St. Ja cobsstraat, die ook uit deze brief blijkt, best voor stellen. Ik zal er niet te veel woorden aan vuil maken, want we hebben nog een lange agenda voor ons. Als het College ons de duidelijke toezegging geeft, dat het geen plannen heeft dit pand af te breken en het dus gewoon zullen laten gebruiken, zoals het tot nu toe wordt gebruikt, dan hebben wij tegen deze aankoop geen bezwaar. Het past in ons beleid. De heer Tiekstra (weth.): Ik kan de heer Heidinga volledig gerust stellen ik heb het ook reeds in mijn toelichting gezegd het is bepaald het voornemen dit pand zo snel mogelijk weer in verhuur te geven aan een middenstandsbedrijf. De heer Heidinga: Dan wilde ik nog graag iets zeg gen over de aankoop, genoemd onder punt 8. Dat be treft de panden 70a, 72 en 72b. Wij zijn eigenlijk niet overtuigd van de noodzaak van deze aankoop. De De Ruyterweg is een heel goede straat met een nette bebouwing aan beide zijden. Dit zijn ook nette pan den met nette bewoners. Wat de sanering van de buurt aan die zijde van de weg betreft, een ondeugende op merking misschien: Moet er daar ook een ingang voor Cambuur komen? Dat mag ik eigenlijk niet veronder 3 stellen. (De Voorzitter: Dat is op het ogenblik ook niet in het geding.) Wij dachten, dat er in de stad nog heel wat huizen, buurten en krotten zijn die wij nodiger moeten aankopen dan deze panden. En daarom vragen wij: Is het verstandig nu voor dit bedrag deze panden aan te kopen? Daar zijn wij n.l. niet van overtuigd. Misschien kunnen B. en W. ons gerust stellen. De heer Tiekstra (weth.): Ik kan moeilijk beoor delen, hoe snel de heer Heidinga op dit ogenblik gerust gesteld is, maar ik wil wel een poging in die richting wagen. Het zal hem bekend zijn, dat deze panden zijn gelegen in het saneringsplan-Schoppershof en dat des wege op de terreinen, waarop deze panden staan, an dere bestemmingen zijn gelegen. Nu de mogelijkheid ontstond deze panden te kopen, heeft de Gemeente ge meend, ook dus in het kader van de hier voorgenomen sanering en met het oog op eigendommen die de Ge meente daar inmiddels al heeft, te trachten deze pan den toch in handen te krijgen om straks op dit ter rein de nodige sanering te bewerkstelligen en waar schijnlijk daarmee een nieuwe bestemming aan deze gronden te kunnen geven, zoals met de naaste omge ving al reeds is gebeurd. Vroeger lag daar de Molen buurt en het Schoppershofdie twee straatjes zijn in middels al verdwenen; daar staat al nieuwbouw op. Ook straks zal hier aan de De Ruyterweg een stuk nieuwbouw moeten verrijzen en daarom stellen we voor deze panden aan te kopen. Een sterker verhaal kan ik niet houden. De heer Heidinga: Ik ben niet overtuigd door de Wethouder. In de eerste plaats ligt het Schoppershof aan de andere kant van de De Ruyterweg; dat is de hoek met de afgebrande bebouwing. Daar hebben we een flat geprojecteerd; we hebben het Cambuursterpad daar doorgetrokken. Kortgeleden hebben we nog een stukje van die grond gekocht. Deze pandjes behoren niet bij het uitbreidingsplan het Schoppershof. Als dat zo was, dan zou de confectiefabriek „De Dotter" en het houten noodgebouw van de Provinciale Ar beidsvoorziening daar ook onder vallen, maar dat is niet het geval. Nu is het niet van belang, of deze pandjes al dan niet onder dit uitbreidings plan vallen, maar ze zijn, gemeten aan wat we op vele plaatsen in de stad hebben, nog niet slecht en de aanblik van de straat is dat ook niet. De Wet houder heeft mij bepaald niet overtuigd van de nood zakelijkheid van deze aankoop. Ik geloof, dat we die f82.000,beter ergens anders kunnen besteden, want dit drijft niet. Er is geen enkele noodzaak om deze panden te kopen en dit gedeelte te saneren. Als de Wethouder niet iets beters kan bedenken, dan stem ik tegen. De heer Tiekstra (weth.)Ik ben begonnen met te zeggen: Ik weet niet hoeveel de heer Heidinga nodig heeft om overtuigd te worden van de kracht van het voorstel. Het blijkt nu wel, dat ik het niet sterk ge noeg heb gezegd, maar ik heb in eerste instantie wel bewust even gesproken over Molenbuurt en Schoppers hof. De Molenbuurt was n.l. gelegen ten westen van de De Ruyterweg, het Schoppershof ten oosten, en de be grenzing van dit uitbreidingsplan loopt inderdaad tot en met deze panden. Ze waren in dat saneringsplan destijds al opgenomen. Dat betekent, dat we ze dus overeenkomstig de bedoeling van dat plan aankopen, nu we ze kunnen aankopen. En dat we daarmee een verdere aanzet kunnen geven aan de sanering ook hier van. Ik geef de heer Heidinga toe: Haast of dwingen de noodzaak om het nu te doen, is er niet. We gaan deze panden dan ook voorlopig weer verhuren aan ge gadigden, die daar een passend gebruik van kunnen maken. En daarmee is op dit moment de kous af. De panden worden ons te koop aangeboden, en dan is het, meen ik, een verstandig beleid ze te kopen. Als we later het saneringsplan moeten uitvoeren en pas dan de panden in handen moeten zien te krijgen, is dat weet de heer Heidinga ook wel de procedure uiter aard veel moeilijker. Gelegenheid schept gelegenheid. De hear Boomgaardt: Is der ek in tredde ynstansje? De Voorzitter: Als de Raad dat nodig vindt. Want de Raad moet daar toestemming voor geven. Ik dacht, dat er weinig door zou veranderen. We hebben boven dien een ontzettend lange agenda. Moet ik de Raad vragen te stemmen over een derde ronde De hear Boomgaardt sjocht fan it forsyk om in tredde ynstansje öf. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat de heren Boom gaardt en Heidinga geacht wensen te worden te heb ben tegengestemd t.a.v. aankoop van het onder 8 ge noemde pand. Punten 5 en 6 (bijlagen nos. 473 en 453). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 461). De heer Schönfeld: Onder de op dit terrein aange brachte opstallen bevinden zich o.a. twee kassen en een pompinstallatie. Kunnen deze door de Gemeente elders worden benut of is het mogelijk ze weer aan derden te verkopen? De heer Tiekstra (weth.)Bij de ontbindingsover eenkomst behoort ook een schadevergoedingsregeling voor deze „opstallen". Dat zal de heer Schönfeld niet zijn ontgaan. Uiteraard zal, als straks dit terrein ge schoond zal moeten worden, worden getracht de op stallen tegen de hoogst mogelijke prijs van de hand te doen en wij hopen op een zodanig ogenblik op de markt te komen, dat we een willige koper vinden; zo dat het geval is, krijgen we de hoogste prijs. Komen we op een ongeschikt ogenblik aan de markt, ais er dus geen willige koper is, dan zullen we ze toch kwijt moeten en krijgen we een lagere prijs. Dat is het eenvoudige verhaal, dat ik hier moet houden. Wij doen ons best tegen de hoogst mogelijke prijs te verkopen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 8 tot en met 13 (bijlagen nos. 454, 465, 463, 455, 464 en 472). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 484). De heer Heidinga: Op zichzelf is dit wel een accep tabel voorstel, maar er blijven, dacht ik, nogal wat vraagpunten over. De Gemeente neemt het grootste deel van de begraafplaats over, als we dit voorstel aan nemen, en aan de Gemeente wordt overgedragen een onderhoudsfonds van f 116.000,Na correctie heeft dit een saldo van f 95.000,-, maar we weten in het geheel niet, welke verplichtingen de Gemeente over neemt. Er staat daarover uitermate weinig in de raads brief. Er staat: „Het nadelig saldo over 1967 wordt veroorzaakt door het geringe aantal begravingen." „Ook in 1968 zal de exploitatie een tekort opleveren." En: „Het merendeel van de graven is in eigendom uit gegeven, terwijl ook het onderhoud van de graven meestal is afgekocht. De verkregen rechten dienen uiteraard te worden geëerbiedigd." Maar hoe groot is dat complex? Nemen we iets op ons, wat we helemaal niet kunnen overzien? Komt hier in de loop van een aantal jaren voor de Gemeente een belangrijke uitga venpost uit? Het zou mij niet verwonderen, maar ik wil het toch graag weten. De heer Kingma: In de raadsbrief staat ongeveer dit, dat B. en W. t.z.t. nog wel eens komen met een voorstel tot uitbreiding van deze begraafplaats. Ik zou hierbij willen opmerken, dat het stemmen vóór dit voorstel natuurlijk niet automatisch inhoudt, dat we ook vóór uitbreiding zijn. De heer Tiekstra (weth.): Ik zou de heer Heidinga willen zeggen, dat, zoals in het verleden heel vaak en ook bij de Gemeente nog wel het geval is geweest, graven in eigendom zijn uitgegeven, waarop een on-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 2