8 De nieuwe brug komt toch tegenover de Pier Pan derstraat uit en ik zie dan ook niet in, waarom de rijweg van de Harlingerstraatweg niet iets verder naar het noorden kan worden verplaatst, zodat de tuinen gelijk kunnen blijven. De Voorzitter: U heeft in ieder geval geconsta teerd, mijnheer Weide, dat er enig meningsverschil tussen U en de Wethouder blijft bestaan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 446). De heer Vellenga: Ik zou wel graag, met Uw goed vinden, mijnheer de Voorzitter, een opmerking over de orde willen maken, n.l. over de afhandeling van dit punt en de drie volgende agendapunten. (De Voor zitter: Tot en met 22.) Tot en met 22, heb ik zo in eerste aanleg gedacht, maar als mocht blijken, dat het van belang is om het tot en met 21 te doen, dan valt daar uiteraard wel even over te praten. Het geldt in ieder geval voor de punten 19, 20 en 21. Het gaat hier om zeer belangrijke voorstellen. Ik kan mij indenken, dat het College na alle aandrang, die er op hem is uit geoefend om met deze zaken in de Raad te komen, gemeend heeft dat alsnog in dit jaar te doen en van daal- ons begrip en onze waardering. Aan de andere kant zullen B. en W. zich kunnen voorstellen, dat wij van onze kant toch wei de nodige tijd moeten hebben om deze zaken goed, grondig en degelijk te bekijken. Vandaar dat wij er een klein beetje op hadden gere kend, dat we mogelijk deze voorstellen iets langer dan de gebruikelijke drie weken in ons bezit zouden kunnen hebben. Dit nu is niet het geval, als wij deze agenda punten vanavond zouden behandelen. Wij zouden daar om willen vragen de behandeling van deze punten uit te stellen. Oorspronkelijk was in mijn fractie gedacht aan een verschuiving van de behandeling van deze voorstellen naar de volgende raadsvergadering op 6 januari 1969, maar in het overleg, dat uiteraard over deze zaak is gepleegd tussen de fractievoorzitters on derling, kwam naar voren, dat men het toch bij andere fracties wel wenselijk achtte zo mogelijk de zaken als nog dit jaar af te doen. Daarbij is ook de gedachte naar voren gekomen, dat het zin kon hebben deze drie punten op een aparte agenda op te voeren en dus in een bepaalde raadsvergadering alleen over deze punten te spreken. Anders verdrinken ze in een brij van woor den. Na enig overleg, dat ik ook vanavond nog vóór halfacht mocht voeren, zou ik, sprekend namens de meeste raadsleden, de suggestie willen doen, als het ook de goedkeuring wat de orde betreft, van U, mijn heer de Voorzitter, heeft, dat wij: a. vanavond die pun ten niet behandelen, en b. ze plaatsen op een apart uit te schrijven raadsvergadering op 23 december a.s. Enige kranten in Friesland hadden mogelijk al iets horen rommelen over deze zaak. Journalisten (en goede journalisten krijgen van mij altijd een pluim) hebben mij dus de vraag voorgelegd: „Wordt aan uitstel ge dacht?" En ik heb die vragen zo openhartig en aan de andere kant ook zo zorgvuldig mogelijk beantwoord; daarom was de verrassing voor B. en W. er misschien toch een klein beetje af, maar dat geeft nu verder niets. Het is misschien wat sneu voor een aantal mensen op de publieke tribune, die zich speciaal hiernaar toe hadden begeven om de Raad over deze zaken te horen discussiëren, dat deze juist nu worden afgevoerd, maar dat is nu eenmaal niet anders. Men wil toch ook wel een gedegen discussie beluisteren, denk ik. Om kort te gaan: Kan het College en m.n. U, mijnheer de Voorzitter, ermee instemmen, dat we vanavond de door mij genoemde punten afvoeren en dat wij moge lijk weer bijeenkomen om deze punten te behandelen op maandag 23 december a.s.? (De Voorzitter: Wilt U nog even zeggen, wie „wij" zijn?) Ik heb met de heren Schönfeld en Van der Veen niet officieel kunnen praten, maar overigens spreek ik namens mijn eigen fractie en alle hier aanwezigen van de drie christelijke fracties. De heer Kingma en ik hebben terloops even mondeling overleg hierover kunnen plegen. Ik dacht dus, dat ik wel wat vertegenwoordig. (Gelach). De heer Van der Veen: Ik vraag mij af, of de heer Vellenga nu niets beters heeft weten te verzinnen dan die 23e december. Het is mogelijk, dat hij zo ruim in zijn vakantie zit, dat hij helemaal geen belang heeft bij wat extra dagen rondom Kerstmis, maar ik zou de extra vergadering toch, wat mij betreft, liever iets verder van deze algemeen erkende christelijke feestdagen af hebben. (De heer Veilenga: Het was ook mijn oorspronkelijke bedoeling niet, maar wij heb ben ons op die 23e gevonden). Nu dat dus eenmaal zo is, hoewel ik het blijf betreuren, dat de heer Vel lenga niet meer gewicht in de schaal heeft weten te leggen (Gelach), zou ik het voorstel tot uitstel op zich zelf toch wel willen ondersteunen. Ik zou echter graag willen, dat in het voorstel nog een aanvulling werd opgenomen m.b.t. het Westeinde. Dan kunnen we de gehele zaak bespreken. De Voorzitter: Dat laatste behoort niet direct tot het punt van de orde. De heer Heidinga: In onze drie fracties was wel verschil van mening over deze zaak. Er was een aan tal leden, die meende, dat het wel op deze avond zou kunnen, maar wij hebben er volledig begrip voor, dat een groot aental raadsleden graag wat meer tijd van voorbereiding wilde hebben. En daarom hebben wij de P.v.d.A. dus voorgesteld die maandag vandaag over 14 dagen te nemen, omdat wij eigenlijk, toch wel bezwaar hadden tegen de 6e januari i.v.m. de vier weken tijd er tussen in en de overladenheid van de agenda op die datum. Dus volledig akkoord verder met wat de heer Vellenga gezegd heeft, behoudens één ding: Ik begrijp niet, waarom de heer Vellenga drie voorstellen noemt: punten 19, 20 en 21; 22 wilde hij eerst ook verdagen, maar tenslotte wilde hij dat nu hier wel behandelen. (De Voorzitter: Eventueel, als er aandrang van het College komt; zo heb ik het op gevat.) Maar ik zou punt 21 ook rustig willen behan delen, want het is alleen maar een financiële zaak; het besluit om de bedoelde wegen aan te leggen hebben we al lang genomen. B. en W. vragen nu alleen maar een krediet uit te trekken. Dus er staat ons niets in de weg dit voorstel mee te nemen vanavond. De heer Kingma: Als dit uitgesteld wordt en daar zijn we dus vlak voor, nog liever naar 6 januari dan naar de 23e december is het dan ook moge lijk, dat er wat betere tekeningen worden verschaft? Ik vind het materiaal dat we gekregen hebben, eigen lijk beneden peil. De heer Schönfeld: Ik kan me volledig aansluiten bij de woorden van de heer Heidinga, maar t.a.v. punt 20 zou ik graag nog een opmerking willen maken, wat betreft de bij de ter inzage gelegen hebbende stukken opgestelde maquette. Ik zou het n.l. bijzonder op prijs stellen, als de Raad ik weet niet, of er nog incex- belangstelling voor bestaat een nadere ex plicatie van deze maquette zou kunnen krijgen. De Voorzitter: Mag ik dan proberen in het kori te reageren van de zijde van het College? Ilc wil voorop stellen, dat B. en W. er alle begrip voor hebben, dat voor belangrijke onderwerpen als deze en ik doel hier m.n. op de zeer principiële px-oble- men omschreven onder de punten 19 en 20, de tijd, waarover de Raad kon beschikken over de stukken, toch wel bijzonder kort was. Daar kwam nog bij, dat de secties bijeen kwamen, waar zeker ook voorberei dend werk voor moest worden gedaan. Er resteerde dus althans voor verschillende leden van de Raad maar zeer weinig tijd om voldoende in deze materie te dui ken. Men zal misschien vragen, waarom het College dan toch deze stukken heeft aangeboden? Om twee redenen. In de eei'ste plaats ik wil dat graag met nadruk stellen omdat het College had toegezegd nog in het kalenderjaar 1968 die voorstellen aan de Raad te doen en het College heeft met zijn medewer- kei*s zijn uiterste best gedaan om deze toezegging in te lossen. Het voorstel om deze punten uit te stellen tot een volgende raadszitting ontmoet van onze kant geen bezwaar. Ik moet de Raad wel zeggen, dat ik graag zou willen staan achter het comproxnis, dat al thans verschillende raadsleden kennelijk hebben be- 9 reikt, om de bewuste punten op 23 december en niet op 6 januari te behandelen. De tweede reden was, dat zo snel mogelijk beslissingen dienen te worden geno men, want wij moeten doorwerken. Ook in de kerst week werken we door niet op de kerstdagen, maar wel in de kerstweek, mijnheer Van der Veen. Op 6 januari lopen we toch al het risico, dat we een vrij be hoorlijke agenda hebben en dan zouden we misschien een paar dagen achter elkaar moeten vergaderen. Ik meen, dat ik ook wel namens het College kan spreken als ik zeg, dat wij in ieder geval de punten 19 en 20 op 23 december zouden kunnen behandelen in een afzon- derlijke raadszitting. Want we waren er vanavond vrij zeker toch niet uit gekomen en als we daar een af zonderlijke raadszitting voor nemen, dan komen deze belangrijke punten ook in het volle licht te staan en kan er alle aandacht aan worden geschonken. Het lijkt mij geen onoverkoxnelijk bezwaar punt 21 ook op 23 december te behandelen. Het zou misschien nu kuxmen, maar het behoort eigenlijk toch te worden behandeld na punt 20. Dat is de meest logische volg orde. Ik zou wel een beroep op de Raad willen doen, punt 22 vandaag af te handelen, want dat is dringend. Dat heeft men ook in de stukken kunnen zien. Dat is in het totale kader, dacht ik, toch niet van zo principiële be tekenis, maar het moet toch gebeuren. Dus punt 22 zou ik graag aan de orde willen stellen. Ik zou Wethouder Tiekstra willen vragen, of hij kans ziet te voldoen aan het verzoek van de heer Schönfeld. Ik dacht, dat de Wethouder met één of enkele ambte naren zeker gelegenheid kan geven nog eens met een aantal raadsleden vóór de volgende raadszitting rond de maquette te gaan staan en daar de nodige toelich ting op te geven. Ik zie dat dan als een onderdeel van het raadplegen van de stukken. Ik kan me begrijpen, dat somxnige raadsleden wel graag wat toelichting wil len hebben. Ik dacht, dat dat geen bezwaar is, maar misschien ziet Weth. Tiekstra wèl bezwaren; hij zal het xnoeten doen. De heer Tiekstra (weth.)Ik meen, dat de heer Van der Veen nog recht heeft op een antwoord op zijn vraag, waarom het Westeinde niet op de bestemmings plannen voorkomt. Daar is een heel eenvoudige ver klaring voor; het Westeinde is n.l. een rechtsgeldig uit breidingsplan. Dat is door de Raad vastgesteld en door G.S. goedgekeurd. Dat is dus een bestaand plan en het staat nu niet op ons programma. Het kan er natuurlijk vandaag of morgen wel weer op komen, maar in de huidige situatie behoeven we daar niet mee te rekenen. Dan heeft de heer Kingma zich beklaagd over de tekeningen en ik zou graag met hem in de koffiepauze even willen praten om te horen, welke tekeningen hij precies bedoelt, want het zal de Raad niet ontgaan zijn, dat ook ik enige moeite heb gehad de raadsstuk ken te raadplegen. Wat de heer Schönfeld betreft, ik ben graag bereid m.n. voor die raadsleden, die daar voor grote belangstelling hebben, een bijeenkomst te organiseren rondom de maquette. Ik wijs er daarbij op, dat de maquette uiteraax*d gemaakt is door de archi tecten, die opdracht hebben van particuliere bouwers. In die zin komt ze dus niet voor de verantwoordelijk heid van B. en W., maar ik kan me voorstellen, dat er raadsleden zijn, die er belangstelling voor hebben. Mis schien kunnen we eens op een avond of een zaterdag ochtend ergens de zaak organiseren en dan ben ik be reid daar straks in de koffiepauze nog even overleg over te plegen. De Voorzitter: U krijgt Uw zin, mijnheer Schön feld. De heer Schönfeld: Ik wilde graag nog iets op- meiken n.a.v. wat de Wethouder zojuist geantwoord heeft. (De Voorzitter: Over de orde?) Ja, inderdaad. Zou het ook mogelijk zijn, dat de ax-chitect hierbij aan wezig is? (De Voorzitter: Als het hem schikt; we zullen het proberen.) De heer Van der Veen: Wij stellen voor, dat, als wij 23 december weer vergaderen, ik ook het West einde weer aan de orde zal stellen. De Voorzitter: Daar hebben we nota van geno men. Ik neem aan, dat dat dan niet buiten de orde zal zijn en dat zullen we dan bekijken. De hear Tjerkstra: Wy bigripe, dat aensen by punt 22 oan de oarder wêze sil de „bovenbouw van de be weegbare brug". Is it dan net logysk, dat wy it tredde agindapunt fan de trije dy't forskoud wurde sille, nou meinimme? Ik fyn it n.l. in bytsje frjemd, dat wy nou al bislute ta eat hwat neikomt. (De Foarsitter: Jo bidoele punt 21?) Ja, dêr sit dy brêge n.l. yn. Dan moat men it ünderhans oanbisteegjen nou ek weilitte. De Voorzitter: Ik stel voor, dat in ieder geval de punten 19, 20 en 21 worden uitgesteld en naar 23 de cember worden verschoven. We vergaderen op die avond om halfacht. Ik neem aan, dat dit de instem ming van een grote meerderheid van de Raad, mis schien wel van iedereen, heeft. Ik zie niemand „neen" schudden, dus dit is met algemene stemmen aangeno men. Op wat is gezegd t.a.v. punt 22, zal Weth. Tiek stra na de pauze reageren en daarna kan de Raad decideren, of dit punt vanavond of 23 december aan de orde komt. Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Ik kan U mededelen, dat punt 22 kan worden afge handeld, zonder dat dit bezwaren behoeft op te leveren m.b.t. uitstel van de punten 19, 20 en 21. Weth. Tiek stra zal U heel kort verklaren, waarom punt 22 thans wel kan worden behandeld. Punt 22 (bijlage no. 471). De heer Tiekstra (weth.)Punt 22 bevat niet meer dan dat B. en W. gemachtigd worden de opdracht te geven voor de bovenbouw van de te maken brug, d.w.z. dit betreft het werktuigbouwkundig gedeelte. Wat de Raad i.z. het plan 't Aldlan ook beslist, dit besluit heeft ten aanzien daarvan geen consequenties. En juist omdat de bovenbouw in belangrijke mate be palend zal zijn voor de onderbouw, hechten wij er wel waarde aan, dat de Raad vanavond dit besluit neemt. De heer Kingma: De Wethouder heeft gezegd, dat dit uitsluitend het werktuigbouwkundig gedeelte be- treft. Heeft dit inderdaad geen enkele consequentie, zelfs niet, wanneer we op 23 december zouden zeggen: We willexi de naast het kanaal geplande paden ver breed of vei'hoogd hebben? In dat geval ben ik hierxnee akkoord. De heer Tiekstra (weth.): De opening, waar dit werktuigbouwkundig gedeelte boven geplaatst moet worden, moet nu eenmaal een bepaalde minimum af meting hebben om een goede doorvaartnrogelijkheid te scheppen. Wat er overblijft, is de ruimte, waarmee mis schien geswitched kan worden. Het plaatsen van de bovenbouw heeft dus niet de invloed, welke de heer Kingma hiervan vreest. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 480). De hear Miedema: Dit is wol in ynteressant ünder- werp. It ütstel haw ik lezen krekt foar Sinterklaesjoun en ik tocht, dat it grappen wiene, mar ik leau dochs, dat it wrede wurklikheit is. Der sit in hiele bult yn, hwerfan men seit: Nou, nou It is eigentlik in lyts bytsje fi'jemd, dat it Kolleezje komt mei in ütstel om dy dyk en dy brêge earst oan to lizzen en de forbiningsdyk, dy't troch it pastorije- tün rinne soe, net. Der hat dizze maeitiid in brief fan „Doarpsbilang" oan de Ried west, hweryn bipaelde klachten utere waerden; dat brief is om préadvys gongen nei it Kolleezje; it Kolleezje hat op 5 juny in bisprek hawn mei it bistjür fan „Doarpsbilang"; dit bistjür binne dêrby bipaelde tasizzingen dien, hwerüt blike mocht, dat it terrein sa gau mooglik üntsluten wurde soe en hwat is dan ienfaldiger as in lyts dykje trxjch it pastorijetün Nou komt men mei de brêge en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 5