kennis van wat daar besproken wordt, als er geen handelingen van de Commissie ter inzage liggen. Ik wil toch bepaald voorkomen, dat de opvatting zich zou kunnen vestigen, dat de behandeling in de Commissie ook maar een deel van het werk van de Raad zou kunnen overnemen. De Voorzitter: Ik stel voor, dat het College wij hebben geen overleg kunnen plegen, ik vind het jam mer, dat het zo gelopen is even de tweede koffie pauze benut voor overleg. Direct na de pauze moet concreet uit de bus komen wat we doen; anders zou onze gehele agenda in gevaar komen. Ik stel thans voor over te gaan tot Punt 24 (bijlage no. 478). Mevr. Veder-Smit: Hier wordt een krediet gevraagd van 4 ton voor een verbouwing. Wij kunnen niet pre cies becijferen, wat daarvan voor verbouwing en wat voor inrichting bestemd is, want er lag geen specifi catie ter inzage. Het is in elk geval een formidabel bedrag voor een verbouwing. Ik zou daarom graag aan de Wethouder willen vragen: Zijn er kansen voor nieuwbouw van deze school? Ik kan me daar twee argumenten voor indenken: de respectabele leeftijd van het gebouw en het feit, dat de leerlingen over twee gebouwen verspreid zijn. Ik weet, dat nieuwbouw moei lijk is, maar ik zou toch graag vernemen, welke de mogelijkheden eventueel zijn. De heer Ten Brug (weth.): De laatste opmerking van mevr. Veder wil ik wel onderschrijven: nieuwbouw is inderdaad bijzonder moeilijk. Bovendien is dit een zeer grote school, dus wij zouden met nieuwbouw aanmerkelijk uitkomen boven de 4 ton die nu ge vraagd wordt. Ook om een heel andere reden evenwel is heel moeilijk nieuwbouw voor deze school te ver werkelijken; men weet op het ogenblik niet, hoe de ontwikkeling van de l.a.v.o.-l.e.a.o. zal zijn. Het is in het geheel niet zeker, of we over een aantal jaren de dependance, die op het ogenblik in de Perkschool in gebruik moet worden genomen, nog nodig zullen heb ben. Vele jaren hebben wij met het departement on derhandeld om de verbeteringen in dit gebouw te kun nen realiseren. Daarbij is toen ook over nieuwbouw gesproken, maar dat zat er, gezien ook andere plan nen, niet in. Ik wil daarbij opmerken, dat dit op zichzelf een van de oudste scholen in Leeuwarden is, die onder diverse nummers en verschillende benamingen bekend is ge weest, maar het gebouw is niet zodanig, dat wij van een krot zouden moeten spreken. Als dat zo zou zijn, dan zou hier inderdaad van ,,goed geld naar kwaad geld gooien" sprake zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat dit niet het geval is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 25 t.e.m. 28 (bijlagen nos. 476, 450, 452 en 451). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 29 (bijlage no. 456). De heer Hogendijk: We hebben de Wethouder van Onderwijs vele malen horen verzuchten, dat de ver goeding van de rijksoverheid voor het kleuteronderwijs te gering is en wanneer we deze eindafrekening over de jaren 1961 t.e.m. 1965 zien, dan kan ik me die ver zuchting ook wel voorstellen, voor een deel tenminste. De kosten immers, die voor het kleuteronderwijs ge maakt worden, vallen uiteen in twee verschillende posten. De eerste wordt gevormd door de kosten, die ge maakt worden voor het onderhoud van de scholen, de verwarming, de verlichting, herstelwerkzaamheden enz., kosten, die uitgedrukt worden in een bedrag per klas (dat staat dan in kolom 3 van de laatste twee pa gina's). Blijkbaar is het verzorgingspeil voor Leeu warden niet onder de maat; misschien moet ik zelfs wel zeggen, dat het goed is. En hierover zou ik dan ook verder geen opmerking willen maken. De tweede post van kosten, die voor het kleuteron derwijs gemaakt worden, betreft het materiaal, dat aan elke kleuter verstrekt wordt, dus kleurkrijtjes, verf, papier, ontwikkelingsmateriaal enz. en over deze post zou ik wel graag een opmerking willen maken. In viei van de vijf jaren zijn we in Leeuwarden onder het door het Rijk gewenste verzorgingspeil gebleven. De juiste bedragen staan in kolom 12 van de laatste pagina's. Zo gaven we bijv. in 1963 f 12,50 per leerling uit, terwijl het f 14,90 mocht zijn. We hadden ons verzor gingspeil in dit jaar dus ongeveer 20 pet. hoger kun nen stellen. Ik vind het nogal een pijnlijke zaak, om dat datgene wat per kleuter minder uitgegeven wordt, het saldo van wat gedurende deze vijf jaren van rijks wege beschikbaar is gesteld, niet als beloning voor onze zuinigheid voor bijv. het onderhoud kan worden besteed, maar gewoon door het Rijk niet uitgekeerd wordt. En voor mij blijft dan eigenlijk ook de vraag Hoe voorkomt het College deze situatie? Er zijn en kele mogelijkheden, die ik zou kunnen opnoe men, maar ik zou willen vragen: Bent U be reid zo nodig, nadat de rijksbegroting voor Onderwijs is vastgesteld, alsnog onze begroting hieraan aan tc passen en zo het bedrag vast te stellen, dat ongeveer ligt op de giootte, die door het Rijk zal worden uitge keerd? Dat lijkt mij de meest plezierige oplossing om in het vervolg niet meer tot dit teruggeven aan het Rijk of niet-ontvangen van het Rijk te komen. De heer Ten Brug (weth.)Uit de stukken blijkt en de heer Hogendijk heeft het ook genoemd dat wij t.a.v. de instandhouding van de gebouwen, het schoon houden en verwarmen over deze vijf jaar f 192.000, moesten toeleggen op de van het Rijk ontvangen ver goedingen. Het is een algemeen bekend feit, dat de gemeenten met de rijksvergoedingen voor het kleuter onderwijs lang niet uit kunnen en daar is ook onder ling gemeentelijk contact over. De Vereniging van Ne derlandse Gemeenten is op dit punt zeer actief, maar tot nu toe hebben we hier van rijkswege geen merk bare verandering in gezien. Daar staat tegenover, dat wij inderdaad over deze vijf jaar goed f 7.000,meer van het Rijk hadden kunnen ontvangen dan we hebben ontvangen. Nu zegt de heer Hogendijk: Dat is bijzon der jammer, want wij hadden ons verzorgingspeil dus belangrijk, in ieder geval f 7.000,hoger kunnen stellen dan in feite het geval is geweest. Er moeten hier twee dingen worden onderscheidenle. de kosten van de instandhouding der gebouwen, en 2e. het kos- tenbedrag per leerling. Hierbij gaat het niet alleen om kosten voor het spelmateriaal, doch ook om allerlei andere kosten. Ik geef echter toe, dat het merendeel van deze kosten inderdaad voor het aanschaffen en onderhouden van spel- en alle mogelijke ontwikkelings materiaal wordt gebruikt. En daarmee hadden wij in derdaad iets hoger kunnen zitten. Dit is een bijzonder moeilijke raming, want, wanneer wij onze begroting- opmaken, dan weten wij wel wat het laatste bedrag is geweest, maar dat is niet van het jaar, waar voor wij ramen, maar van het jaar, waarin wij ramen. Tot nu toe hebben wij deze methode gevolgd: het zal vermoe delijk het jaar daarop wel f 0,50 hoger zijn dan het door het Rijk het laatst vastgestelde bedrag. Wij hebben dat in een aantal jaren een beetje verkeerd geraamd. Er is een jaar bij, dat wij f 2,50 per leerling meer hadden kunnen doen, een forse verhoging blijkbaar in die jaren door het Rijk, die wij ook onmogelijk konden zien aankomen maar ik ben er wel „kien" op en dat is ook de afdeling Onderwijs, waar ik het dan in belangrijke mate van moet hebben, dat wij zo dicht mogelijk bij dat rijksbedrag blijven. Maar dat kan een keer verkeerd uitlopen en dat heeft hier dan nu toe geleid, dat wij inderdaad f 7.000,meer hadden kun nen ontvangen. De heer Hogendijk vraagt verder: Kan men later niet het bedrag, dat men vaststelde, aangevuld krijgen? Ik geloof, dat we hier twee dingen moeten onderschei den: le. Wij moeten voor een bepaalde datum deze bedragen vaststellen, omdat op grond daarvan ook de voorschotten voor het bijzonder onderwijs worden door berekend; de afrekening vindt n.l. niet op onze be grotingsbedragen plaats, maar op de werkelijke reke- ningscijfers. En rekeningscijfers en begrotingsbedragen kunnen wel wat uiteenlopen. M.n. geldt dat in de sec tor „advertentie- en cursuskosten voor het personeel". Dat kan het ene jaar aanmerkelijk hoger liggen dan het andere jaar, dus enig verschil zal er altijd blijven. Ik zie niet de mogelijkheid om dit bedrag in twee etappes vast te stellen; daar zijn werkelijk wel bezwa ren tegen. Ik wil echter wel toezeggen maar uiter aard kan dat ook mislukken dat wij proberen zo dicht mogelijk bij het rijksbedrag te komen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 30 (bijlage no. 448). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 31 (bijlage no. 449). De heer Visser: Het is meestal gebruikelijk, dat in voorstellen als deze mededelingen worden gedaan van de eerste aanschaf van de desbetreffende voorzieningen. En dat mis ik hier. Het kan natuurlijk voorkomen, dat een bepaalde voorziening die een schoolbestuur treft, uit eigen middelen wordt betaald. In dat geval zou ook terecht aanspraak kunnen worden gemaakt op toepassing van art. 50. Misschien kan de Wethouder meedelen, hoe de zaak precies zit. De heer Schönfekl: Nu de medewerking voor de aanschaffing van een brandblusapparaat voor deze kleuterschool wordt geweigerd, zal ik graag verne men, of in de school nog andere brandblusapparatuur aanwezig is, bijv. een brandslang. Bij het geheel ont breken hiervan vind ik het risico toch bijzonder groot, dat men niet de beschikking meer heeft over een ap paraat, waarmee men zelf een pas ontstane brand dik wijls nog tijdig zou kunnen bedwingen. Bovendien is de mogelijkheid aanwezig, dat men enige maanden na verwijdering van het oude apparaat een aanvraag in dient voor aanschaffing van een nieuw. Er is van vervanging dan geen sprake meer. Ik zou hierover graag het een en ander van de Wethouder willen ver nemen. De heer Ten Brug (weth.)Dat het geen eerste aan schaf betreft, is wel duidelijk uit het voorstel, omdat hier gesproken wordt van een afgekeurde installatie. Maar waar het de heer Visser om gaat is de vervan ging van een apparaat, dat in eerste instantie door het schoolbestuur zelf is betaald en dan zou dit een extra kredietaanvraag kunnen zijn. Ik kan hem meedelen, dat liet afgekeurde apparaat in 1957 is aangeschaft met medewerking van de Gemeente. Het betreft hier in derdaad een vervanging. Wat de opmerking van de heer Schönfeld betreft, het gaat hier om een verzoek om beschikbaarstelling van een extra krediet voor een brandblusapparaat en op grond van de wettelijke bepalingen menen wij, dat medewerking moet worden geweigerd. Het schoolbe stuur moet nu het apparaat uit de exploitatievergoe ding aanschaffen; de brandweerinstanties zullen er wel op staan, dat zo'n apparaat in deze school aanwezig is. Aan de orde is dus niet de vraag, of er al of niet zo'n apparaat moet komen, maar op welke wijze het moet worden betaald. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 32 t.e.m. 38 (bijlagen nos. 469, 468, 474, 467, 457, 458 en 482). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 39 (bijlage no. 481). De heer Rijpma: In de begrotingswijziging van het Grondbedrijf zit het discutabele punt van de straat- aanleg te Wirdum. (Stem: En it Aldlan.) De Voorzitter: Punt 1 onder „Grondbedrijf" wordt voorlopig geschrapt; punt 2 (Aldlan) komt weer op de agenda op 23 december a.s. Dus punt 2 voeren we af. Juist, dat U het opmerkt. Punt 1 wordt laten we dat nu reeds vaststellen als punt 23 zou worden afgevoerd, ook afgevoerd. Neemt de Raad het aan, dan heeft hij punt 1 van bijlage no. 481 automatisch ook goedgekeurd. Dan behoeven we dat straks niet meer ter sprake te brengen. Kan de Raad daarmee instem men De Raad gaat hiermee akkoord. De Voorzitter: Voor bepaalde onderdelen van de gemeentebegroting gelden dezelfde opmerkingen, als zo juist t.a.v. de punten 1 en 2 gemaakt. We zullen nog uitzoeken, welke punten het precies zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de correcties, voortvloeiende uit afvoering van punt 23 en eventuele afvoering van punt 21 van de agenda. Punt 40 (bijlage no. 447). De Voorzitter: De heer Dijkstra kweet zich op uit stekende wijze van zijn taak en het College betreurt het dan ook bijzonder, dat hij om gezondheidsredenen na een zo korte spanne tijds al genoodzaakt was zich terug te trekken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 41 (bijlage no. 459). Aanbeveling: leden 1. J. ten Brug, wethouder; 2. P. P. de Jong, gemeentesecretaris; plaatsvervangende leden 1. K. J. de Jong, wethouder; 2. Mr. N. Wijma, hoofd van de afdeling Kabinet en Algemene Zaken ter gemeentesecretarie. Benoemd worden de aanbevolenen, met 35 stemmen (1 bilj. van onwaarde). De heren Schönfeld en Wiersma vormden het stem bureau. De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor on geveer 10 minuten. Het College zal zich in deze tijd beraden over het t.a.v. punt 23 (aanleg van straten te Wirdum) in te nemen standpunt. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en stel wederom aan de orde Punt 23 (bijlage no. 480). De Voorzitter: We hadden de discussies i.z. dit punt even opgeschort. Het College heeft daarover nader overleg gepleegd en ik geef het woord aan Weth. Tiek- stra, die U zal mededelen, wat het overleg tot resul taat heeft gehad. De heer Tiekstra (weth.): In de discussies is enkele malen de uitdrukking gebruikt: „opdat wij door kunnen werken". Dit is de laatste normale raadsvergadering in 1968. Ik heb in eerste instantie al gezegd, dat het me niet wel mogelijk lijkt 23 december reeds met een beoor deling van een nieuwe opzet in de Raad te komen. Dat is een voorbereidingstijd van 14 dagen. Aannemende, dat ook de Raad het recht heeft deze stukken nog op tijd te krijgen en er zijn oordeel over te kunnen vormen, geloof ik, dit niet als redelijk te kunnen aannemen. Dat zou betekenen, dat in 1969 so wie so een nadere be handeling van deze krediet-aanvrage moet geschieden, naar keus op 6 of 27 januari. Wij hebben op die data echter geen begroting beschikbaar, waarop deze kre dieten kunnen worden uitgetrokken. We zijn dan n.l. 31 december gepasseerd. Dat betekent, dat pas na vast stelling van de begroting 1969 door de Raad dat is, meen ik, 10, 11 en 12 februari de kredieten kunnen worden uitgetrokken, dat vervolgens de administratieve molen moet gaan draaien en dus een vrij langdurig uit stel van deze zaak. Vandaar, dat het College het op prijs stelt, dat de Raad de kredieten, zoals die van avond gevraagd zijn, wel verleent, dat wij tevens het overleg over de ingediende schets van de heer Tjerkstra intern gaan prepareren en dat wij op 6 of 27 januari in ieder geval bij de Raad terugkomen, onverschillig, of dit leidt tot wijziging van het de Raad

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1968 | | pagina 8