ES! *15 v v V V V V V hoeverre dit koop- of huurwoningen zullen zijn hangt nog af van het overleg, dat hierover ook met de beleggers gevoerd wordt, want we hebben hier niet alleen met de aannemers te maken, maar ook met de beleggers, die in samenspel met de aannemers hierin ook een stem hebben. Het is dus een soort teamwork, dat hier gebeurt en het is bepaald niet zo, dat alles verkocht wordt. Er worden ook inderdaad woningen verhuurd. Ik ben het wel eens met de heer Tjerkstra, dat wij de groep, die hij bedoeld heeft, niet moeten vergeten. Dat zijn dus die 360 premiewoningen in de particuliere sector. We hebben de indruk dat we die voor een groot deel kunnen bouwen. Daar wordt druk aan gewerkt en als het een beetje wil komt dat dit jaar van de grond. Maar voor die 200 woningen in de vrije sector hebben we geen plaats en die zouden in dit plan ondergebracht moeten worden. Zouden we dat niet doen, dan blijft dat open, dan wordt er niet gebouwd in de vrije sector en daar hebben we nu juist wel behoefte aan, omdat we tot nog toe, zoals ik gisteren al duidelijk met cijfers heb aangetoond, hierin achterge bleven zijn. Het is duidelijk, dat we deze groep ook niet vergeten. Ik wil nogmaals stellen, dat dit een zaak is die in de situatie, waarin we nu in Leeuwarden verkeren, ons aller inspanning vraagt. Wanneer de heren Rijpma en Vellenga vragen wat voor garanties er zijn moet ik zeggen dat dit blijkt uit de gegevens, die ik gisteren heb medegedeeld. Ik heb een stuk of zes gegevens genoemd waaruit blijkt, wat onze beleidsmotieven zijn, die kunnen leiden tot het slagen van dit plan. Dat zijn motieven, die we heel goed in de gaten moeten houden en waar we scherp op moeten spelen. Dat vraagt ons aller inspanning, zowel wat de doorstroming betreft als het animeren van mensen die hier willen bouwen. Wij zullen daarvoor bij wijze van spreken het jasje eens moeten uittrekken. Daaraan zal de Raad mee moeten doen en ook de makelaars. Het lijkt mij toe, dat in dit verband een zo breed mogelijke samenwerking tot stand moet komen om deze opzet te doen slagen. We hebben het ook nodig, want ons woningtekort is momenteel bezig op te lopen. Volgens de begroting, die U hebt thuisgekregen, was dit tekort op 1 oktober 1968 1054 en op 1 januari bedroeg het 1334. M.a.w. we moeten echt niet denken, dat we er al zijn. We moeten inderdaad ons best doen om hiermee klaar te komen. De heer Tjerkstra vindt de woningen wat te duur. M.i. moeten we dat niet overtrekken. Wanneer ik ervan uitga dat een woningwetwoning in het Bilgaard 42.500,kost met de verhuis- en inrichtingskosten ad plm. 5.000,erbij geteld, zit men op 47.500, Dat is dan voor een woningwetwoning. Willen wij hier in de vrije sector iets bouwen, is het dan zo gek, dat we tussen 60.000,en 100.000,komen te zitten? Is die sprong dan zo verschrikkelijk groot? Het enige is dat die woningwetsector wordt gesubsidieerd, waardoor de huren laag zijn. Maar men mag niet vergeten, dat die huren per jaar ook met 6 pet. omhoog gaan, dus na tien jaar is die huurprijs behoorlijk opgelopen. Die subsidies dragen hierin dus niet mee, maar in feite wil ik hiermee aantonen, dat we nu ook niet moeten denken, dat we nu aan iets beginnen, dat een onhaalbare kaart is. Die kaart wordt steeds meer haalbaar en wanneer we dan ook nog bedenken, dat het meerdere wat dit gaat kosten, nu net dat meerdere woongerief en die leukere situering oplevert die men nu eenmaal in de woningwetsector mist omdat daar vaak te veel op elkaar gebouwd is (ook om met de grondkosten uit te komen en de curveprijs te kunnen halen) dan geloof ik, dat wanneer we het zo stellen, hier een markt voor te vinden is. Die markt zullen we misschien moeten creëren, moeten aanboren, maar dat vraagt alleen maar een zeer positieve benadering en een zeer positieve instelling. Dat is de enige garantie, die ik de heer Rijpma kan geven. Ik kan hem niet garanderen, dat dit lukt. Ik heb er echter voor 100 pet. vertrouwen in. Zou het in drie jaar niet klaarkomen dan zal ik het ook helemaal niet erg vinden als het vijf of zes jaar duurt. Hoe lang duurt het voordat het oostelijk gedeelte volgebouwd is? Dat duurt ongetwij feld ook nog wel een vier a vijf jaar, nadat hiermee is begonnen. Als we stellen, dat het gehele Aldlan-plan in zes jaar gebouwd moet worden, dan hebben we ruim 100 woningen per jaar te bouwen. Zou dat nu echt in Leeuwarden niet mogelijk zijn? Wat ergens anders wel kan, kan dat hier niet? Leeuwarden is toch ook wat het inkomenniveau betreft echt geen buitenbeentje. Wij zitten ongeveer op het landelijk gemiddelde. Wanneer dit in het westen kan, wanneer het in Hardegarijp en Tietjerk kan, zou dat dan hier niet kunnen? We moeten er ook een beetje in geloven, dat we hier iets gaan doen, dat moet slagen en dat kan slagen. Zo willen we het ook heel graag zien. De rechtszekerheid, die van Uw kant aan ons is gevraagd, kunnen wij onmogelijk geven en dat moeten we ons duidelijk realiseren. Hier staan we met z'n allen voor. Wij nemen dit aan. U geeft ons de machtiging verder te gaan en dat betekent, dat we het met z'n allen proberen en dat we de risico's ook met z'n allen aanvaarden. Dat wil niet zeggen en dan kom ik terecht bij de heer Kingma dat wij dat initiatief nu volledig in handen gegeven hebben van de particuliere bouwers. Wij zijn zelf begonnen. Wij hebben niet gezegd, bouw maar wat en ga ja gang maar. Het initiatief is van ons uitgegaan. Wij hebben gezegd, dat we ons nu met de particuliere bouw bezig moeten houden, maar dan moet U niet vergeten, dat die mensen niet op ons zitten te wachten. Wij moeten ze opzoeken, wij moeten ze hiervoor zien te porren. Vergeet niet, dat, wanneer dit doorgaat en we krijgen 200 woningen, die in 1969 worden gebouwd, het die mensen, wanneer ze gemiddeld 60.000,a 70.000, uitgeven, 12 tot 14 miljoen kost. Dat is iets, wat men niet zo maar doet. Wie stort zo maar 12 tot 14 miljoen in zo'n aantal woningen in Leeuwarden met de mogelijkheid dat het volgend jaar nog eens te doen en het daarop volgende jaar nog eens? (De heer Kingma: U praat hierover alsof het filantropen zijn). Ik geloof, dat het getuigt van onvoldoende inzicht in deze situatie, wanneer de heer Kingma niets anders weet te zeggen. Hij heeft uiteindelijk gezegd, dat hij bezwaar heeft tegen het bouwen van deze woningen en ik wil trachten hem er van te overtuigen dat wij niet anders kunnen. Willen wij ons woningcontingent van 1000 woningen per jaar realiseren, dan kunnen we deze sector gewoon niet vergeten want we hebben geen compensatie. U kunt dan wel zeggen, dat die woning bouwcorporaties dan maar moeten bouwen, want dat die mij toch zo na aan het hart liggen. Die liggen mij inderdaad na aan het hart, maar als we niet genoeg animo kunnen krijgen, kan ik me niet met een kluitje in het riet laten sturen door te zeggen, laat maar bouwen door de woningbouwcorporaties. Daar is gewoonweg geen volume voor beschikbaar. Ik moet het daar proberen, waar wel volume aanwezig is en waar mensen zijn, die het kunnen betalen en ook nog woonruimte vrijmaken voor de mensen, die het niet kunnen betalen en die ik nu juiste mede door deze maatregel wil helpen. Als ik het zo stel en zo heb ik het gisteren ook in alle duidelijkheid gesteld dan zou ik haast zeggen, dat dit er in moet gaan bij de heer Kingma. Wat die geheimzinnigheid betreft zou ik willen opmerken dat er geen geheimzinnigheid is. Juist in het overleg met deze beleggers en bouwers is duidelijk gesteld, dat wij dit samen moeten doen. Het is in overleg gebeurd. Het plan is niet eenzijdig gemaakt door de architect, zonder dat er van tijd tot tijd overleg met de betreffende diensten is geweest. Het is ook de stedebouwkundige dienst gepasseerd. Het is zodanig geweest dat de heren technici van de diensten er hun zegen aan hebben kunnen geven. Zij hebben er vertrouwen in. We moeten buitengewoon voorzichtig zijn, Leeuwarden onder de beleggers, die hier in de toekomst misschien nog eens gaan bouwen, geen naam te geven waar de stad niet mee is gediend. We moeten het zo zien te versieren, dat men hier graag wil bouwen, omdat dit lukt in Leeuwarden. Het kan in Leeuwarden ook en laten we dan proberen hier iets van te maken. Daarom is deze kant van de zaak uitermate belangrijk, juist omdat de mensen, die hier gaan bouwen en dat zijn vaak beleggingsmaat schappijen bepaald te kust en te keur kunnen gaan wanneer men wil gaan bouwen. Wij zijn bijzonder verheugd, dat wij op het ogenblik in ieder geval op gang zijn en ik hoop van harte, dat de Raad straks dit voorstel II wil aanvaarden en ons wil machtigen hiermede verder te gaan. Ik ben ergens nog blij, dat de heer Kingma heeft gezegd, dat hij er woontechnisch geen bezwaren tegen heeft. T.a.v. de prijzen en huren kan ik de heer Kingma niet van gedachten doen veranderen. Dat hoeft ook niet. Hij moet dat uiteindelijk zelf weten, maar het gaat er ons om, dat wij geen bouwvolume verloren willen laten gaan dat hier gerealiseerd kan worden. Dat zal toch ook nog wel ergens goed doen. De heer Van der Veen zegt het te betreuren, dat wij hier met één bouwer te maken hebben. Dit is een eerste grootse aanzet voor de particuliere bouw in de vrije sector. Het is inderdaad de bedoeling dat wij, wanneer wij hiermee verder gaan, ook aandacht besteden aan de mogelijkheid om dit door meer mensen te laten doen. Ongetwijfeld heeft dat aspect ook onze aandacht, maar wil men iets fors van de grond laten komen, wil men eerst een flinke aanzet hebben dan geloof ik, dat het haast niet mogelijk is, dit met een groot aantal ondernemers te doen. Wij zijn blij, dat we dit in ieder geval kunnen bereiken en wat we intussen op andere plaatsen kunnen doen, dat moet de commissie nog maar eens bekijken, samen met de heer Tiekstra. Daarin heeft de Raad zelf, ook weer via de commissie, inspraak. Hoe we het ook realiseren, niet in den blinde weg. Die marktsituaties zullen we inderdaad moeten aftas ten. Er zijn al enkele enquêtes gehouden onder de bewoners van woningwetwoningen en misschien moe ten we straks nog meer enquêteren om dat afzetgebied nog meer in kaart te brengen en om daarmee ook de beleggers, de mensen die dit financieren, zo goed mogelijk te helpen en te begeleiden. Wanneer dat gewenst wordt moeten we dat doen, want ik heb echt wel de indruk, dat wij deze zaak niet eenzijdig moeten laten realiseren door de architect en de aannemer maar dat we zelf ook, voor zover het enigszins in ons vermogen ligt, deze zaak hebben te stimuleren en te realiseren. De Voorzitter: Ik breng het ontwerp-besluit, dat wij aan de Raad hebben voorgelegd, in stemming, met dien verstande, dat daarin datgene wat onder I staat aangegeven wordt geschrapt en de woorden: „sub I bedoelde plan" onder II worden vervangen door: „ontwerp-bestemmingsplan 't Aldlan". Verlangt de heer Kingma stemming? De heer Kingma: Natuurlijk. De Voorzitter: Kunt U er mee accoord gaan dat U wordt geacht te hebben tegen gestemd? De heer Kingma: Neen. Hierna wordt het voorstel aangenomen met 30 stemmen voor en 2 stemmen tegen. Tegen stemmen de heren Kingma en Rijpstra. Punt 34 (bijlage no. 479). De heer Tiekstra (weth.): In verband met de beslissingen, die zoéven zijn genomen, beperkt het onderhavige voorstel zich dus tot het oost-west lopende hoofdwegenstramien inclusief de brug van de Greuns en de noord-zuid lopende weg naar de nieuwe brug over het Van Harinxmakanaal. De ontsluiting betreft dan uitsluitend het westelijk deel. De voorstel len betrekking hebbende op de ontsluiting van het oostelijke gebied worden op dit moment buiten het voorstel gelaten. M.i. is dat in overeenstemming met het gevoelen van een groot deel van de Raad. De heer Heidinga: Ik zou een opmerking willen maken over het plan voor het bouwen van een beweegbare brug over de Greuns en het maken van het grondwerk voor de opritten van deze brug. We stellen daar, geloof ik, alleen maar een krediet voor beschikbaar maar juist de opritten van die brug zijn bijzonder belangrijk. U stelt dat zelf ook in het voorstel. Nu is mijn vraag of de grond, die aan beide kanten van het kanaal ligt, al eigendom van de Gemeente is. Als dat niet het geval is kunnen wij die opritten niet maken. Daar geldt geen bestemmingsplan, dus we kunnen die grond ook niet onteigenen. Stel dat dat het geval is. Is het eigendom, dan is het klaar, maar is het geen eigendom dan voorzie ik hier moeilijkheden. De heer Rijpma: Ons verzoek was, plannen uit te werken voor een voetgangers- en rijwieltunnel, die de westelijke wijk van 't Aldlan zou kunnen verbinden met het noordelijk aan de Aldlansdyk gelegen plant soen. Bij aanleg van de onder II bedoelde hoofdweg zullen ook buizen en kabels worden aangebracht. Ik neem aan, dat verwezenlijking van de door ons bedoelde mogelijkheid toch reëel blijft. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb gisteravond aan het begin van de agenda moeten zeggen dat mijn hoofd geen almanak is en stellig geen kadaster van gemeentelijke eigendommen. Ik meen, dat de door de heer Heidinga bedoelde gronden wel eigendom zijn. Mocht dat niet helemaal het geval zijn, dan neem ik aan, dat wij een onteigeningsprocedure op grond van titel 2 van de Onteigeningswet wel kunnen hanteren. Verder wil ik nog ter geruststelling opmerken, dat het ontwerp-bestemmingsplan Hemrik inmiddels door het College ontvangen is. Vanzelfsprekend zullen de door de heer Rijpma aangesneden onderwerpen een punt van onderzoek uitmaken bij de beoordeling van deze plannen. Ik wil wel attenderen op het feit, dat wegens de aanwezigheid van de obstakels die hij noemt, die tunnel vrij diep zal moeten worden, maar dat behoeft technisch op zichzelf genomen geen bezwaar te ontmoeten. Het heeft uiteraard wel financiële consequenties, maar daarover kunnen we dus rustig eens intern met elkaar praten. Nu gaat het alleen om het krediet en mogelijk subsidiëring van rijkswege. Dat is ook belangrijk. De Voorzitter: Ik wil U nog een redactiewijziging mededelen, die noodzakelijk is i.v.m. datgene wat we besproken hebben. De ontwerp-besluiten 19536a en 19536b blijven ongewijzigd. Aan besluit 19536b moeten de volgende woorden worden toegevoegd: „met dien verstande, dat daarvan zullen worden uitgezonderd de aan de oostzijde van de Drachtsterweg geprojecteerde straten". We weten wat we er mee bedoelen. De straatnamencommissie geeft er misschien straks nog een andere naam aan, maar dat is een punt, dat we vanavond niet behoeven te bespreken. Hierna wordt z.h.st. overeenkomstig het aldus gewijzigde voorstel van B. en W. besloten. De Voorzitter sluit, om 21.25 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 4