4 5 en ook uit het oogpunt van welstand goed op te lossen, is geen eenvoudige zaak geweest. Uit deze formulering zal het de heer De Leeuw wel duidelijk zijn geworden, dat hetgeen nu mogelijk wordt gerealiseerd, als de Raad dit terrein zou willen verkopen aan Practische Hulp, tot stand is gekomen in overleg tussen de stedebouwkundige afdeling van de Dienst Openbare Werken en de architect van Praktische Hulp, mede rekening houdende met het oordeel van de schoonheidscommissie. Ik wil de Raad niet onthouden, dat wij in eerste aanleg een plan voorgelegd kregen, waar we overwegende bezwaren tegen hadden. Dat plan omvatte 10 of 12 bouwlagen. Het gaat er om, of dit plan stedebouw kundig op een verantwoorde wijze kan worden ingepast. Ik wil er op attenderen, dat de architect van dit plan naar ik meen ook de architect van dit plan naar ik meen ook de architect is van de kerk, die daar gebouwd wordt en dat de architect en de stedebouwkundige het volledig met elkaar eens zijn geworden over het laatst ingediende plan. Ik mag wel zeggen, dat dit dus in nauw overleg tot stand is gekomen. Ik heb de overtuiging, dat beide wel wat meer ruimte hadden gewild, maar er is niet meer ruimte. Ook het welstandstoezicht heeft zich met dit plan kunnen verenigen. Aan de aanvankelijke bezwaren van het College is m.i. binnen het kader van een redelijk beleid t.o.v. deze instelling toch wel voldoende tegemoet gekomen. De heer De Leeuw: Ik heb ook gevraagd, of er een onderzoek is geweest naar mogelijke alternatieven. Ik heb daarop van de zijde van de Wethouder nog geen uitgebreid antwoord gehad. De heer Tiekstra (weth.): Het is maar wat men onder alternatieven verstaat. Als de heer De Leeuw bedoelt: zijn er verschillende opzetten bekeken voor de bouw op dit terrein, dan zeg ik ja. Dan is de opzet, zoals die nu uit eindelijk is geworden, een alternatieve mogelijkheid, die men gezamenlijk heeft onderzocht. Als de heer De Leeuw met een alternatieve opzet een plan op een ander terrein bedoelt, dan moet ik nee zeggen. Praktische Hulp heeft i.v.m. de bestaande vestigingen ter plaatse zeer nadrukkelijk haar voorkeur voor juist dit terrein uitgesproken. Dat is een logische gedachtengang. Overigens, dit terrein heeft als bestemming bijzondere bebouwing en is uiteraard voor kandidaatbouwers beschikbaar. Ik zie geen aanleiding om binnen het kader van een redelijk bestuur dan verder naar alternatieve plaatsen te zoeken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. onder aantekening, dat de heer Stek heeft tegen gestemd. Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 85 en 57). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 76). De heer Venema: Mijn fractie is het volkomen eens met de logische redenering in de raadsbrief wat betreft de bouw in het Bijgaard in plaats van in het oosten van de stad. Niet omdat wij het oosten die hal niet gunnen, maar het is op het ogenblik toch zo, dat in het Bilgaard helemaal niets is. We moeten, wat de bouw van deze hallen betreft, roeien met de riemen die we hebben. Daarom geloven wij, dat dit de beste oplossing is. Maar wel zouden wij willen stellen, dat de centrale sporthal, wanneer straks de volgende hal kan worden gebouwd, voorrang moet krijgen. Want ik geloof wel, dat we daar zo langzamerhand behoefte aan krijgen. De lieer Wiersma: Is de bouw van een sporthal in het oostelijk stadsdeel van de baan, wanneer dit voorstel wordt aangenomen? Kan het College, indien het thans in behan deling zijnde voorstel wordt aangenomen, eventueel de toe zegging doen, dat binnen een redelijk tijdsbestek een voor stel aan de Raad zal worden voorgelegd m.b.t. het tijdstip waarop en de plaats waar de bouw van een sporthal in het oostelijke stadsdeel kan worden gerealiseerd? De heer Weide: Wij gaan graag akkoord met dit voorstel. Gezien de benutting door de scbolen in Bilgaard lijkt het ook ons inderdaad gunstiger, dat deze hal in Bilgaard ge bouwd zal worden. Voor sportgebruik 's avonds acht ik de situering in de stad minder belangrijk. Afstanden spelen voor mijn gevoel, vooral voor sportgebruikers in verenigings verband, hier geen enkele rol meer. Ik vind het alleen maar belangrijk, dat wij zo snel mogelijk meerdere sporthallen gaan bouwen. In eerste instantie deze sporthal in Bilgaard en in tweede instantie dan de centrale sporthal. Ik zou graag van de Wethouder willen weten, wanneer met de bouw van deze hal in Bilgaard kan worden be gonnen en wanneer eventueel met de bouw van de centrale sporthal een aanvang kan worden gemaakt. De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof dat het goed is, bij dit punt vast te stellen hoe belangrijk het is, dat het uit voerend beleid toch in zekere zin flexibel kan zijn. In het kader van de subsidiëring van sporthallen speelt het school gebruik nu eenmaal een grote rol. Bij onderzoek in het oosten van de stad bleek, dat voor dit doel maar een mini maal aantal uren van de sporthal gebruik kon worden gemaakt. Dat betekent dus anderzijds, dat de voorzieningen m.b.t. gymnastieklokalen in dat deel van onze stad in het bijzonder wat betreft het lager-onderwijs volledig is geregeld. Het geringe aantal uren had n.l. niet eens be trekking op het lager-onderwijs. In het Bilgaard en het Lekkumerend is geen enkele voorziening voor gymnastiek onderwijs aanwezig. Om daar toch snel de nodige voor zieningen te treffen hebben B. en W. besloten de hal, die oorspronkelijk gepland was aan de Larixstraat, in het Bil gaard te bouwen. Ik kan de heer Weide geen antwoord geven op de vraag, wanneer met de bouw kan worden begonnen. In het overleg over subsidiëring staat de hal bovenaan. Het is dus niet uitgesloten, dat dit jaar met de bouw zal kunnen worden begonnen. Ik formuleer het wat voorzichtig. Dat heeft de ervaring gedurende 17 jaar van wethouderschap me wel geleerd. Het blijkt dus m.i., dat wij deze flexibiliteit in ons beleid hebben kunnen incorporeren. Ik kan de heer Venema moeilijk zeggen, dat die centrale sporthal nu eerst komt. Ik kan wel zeggen, dat men voor de programmering met de centrale sporthal natuurlijk momenteel hard aan het werk is, maar ik wilde toch voor de toekomst wel wat elasticiteit in het beleid houden. De sporthal voor het oosten van de stad blijft vanzelf sprekend op ons programma staan. Het kan wel zijn, dat wij straks met een ander voorstel omtrent de situering van die hal komen, maar dat ziet de Raad dan wel als het bestemmingsplan voor het recreatiegebied Kalverdijkje aan de orde komt. Wij zullen trachten, zodra de situatie aan het Kalverdijkje duidelijk is, prompt weer met een voorstel voor de bouw van een sporthal in het oosten bij de Raad te komen. De heer Stek: Wanneer komt U met het bestemmingsplan Kalverdijkje in de Raad? De heer Engels: Ik vond het leuk, dat de wethouder stelde, dat hij dank zij het feit, dat hij een plan had voor het oosten, zo slagvaardig kon opereren in het noorden. Dat betekent, dat het dus inderdaad van het allergrootste belang is, heel snel weer een plan klaar te hebben. Ik wil dus de opmerkingen van de heren Stek en Wiersma onder steunen. Het is vrij gemakkelijk zo'n plan klaar te maken. De heer Tiekstra (weth.): Wat de heer Engels zegt is mij uit het hart gegrepen. Hij kan in dat opzicht gerust zijn; voor het oosten hebben we ook reeds een plan. Wanneer komt het plan Kalverdijkje? Het is m.i. niet nodig, dit plan thans te behandelen. Het lijkt me er dik in te zitten, dat een sporthal, die goed in dat bestemmingsplan Kalverdijkje zou passen, daar reeds bij voorrang gebouwd kan worden. De heer Stek kan overtuigd zijn van mijn ijver t.a.v. deze projecten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 70). De hear Boomgaardt: De posysje fan de gemeente Ljouwert is my hjir net hielendal düdlik. Wy hawwe earder in plan hawn en in kredyt biskikber steld fan 40.000,—. Der bart hiel hwat en ik nim oan, dat ek in diel op rykskosten barre sil. Hwer fait nou de grins tusken hwat Ljouwert docht en hwat it Ryk docht? Dêroer soe ik wol graech hwat ynformaesjes hawwe wolle. Dit is dochs dudlik in ynterlokale wei. Hokker diel fait nou under dit bigryp, hwat is „forbettering fan de ynfrastruktuer"? De hear Tiekstra (weth.): It is sa, dat de ryddyk fan dizze wei fait under it bigryp „forbettering van de ynfra struktuer"; by eventuele takenning fan in ynfrastruktuer- subsydzje wurdt allinnich rekken halden mei de kosten fan de ryddyk. De „ventwegen" komme ta lest fan it plan „Lekkumerein", respektyflik fan it plan „Heechterp". Itselde hat him foardien by de Aldlansdyk en de Dammeleane ensfh, en ik tocht, dat dat in goede forhalding wie. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 84). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 66). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 89). De heer Schönfeld: Het gezegde „L'histoire se répète" doemt telkens opnieuw op als we te maken krijgen met een beroep op het weigeren van een gevraagde bouwvergunning op grond van het feit, dat voor een bepaald gebied een antiek uitbreidingsplan nog van kracht is. Dat is thans ook weer het geval met de heer Van der Meer, die schuin achter zijn woning een bergplaatsje wil bouwen met een opper vlakte van 3 bij 5 meter, waarbij we stuiten op een oud uitbreidingsplan van 1941. Uit het ter inzage gelegde proces verbaal vernam ik, dat de welstandsoverweging een discu tabel begrip wordt geacht. Ik ben het hiermee in zoverre eens, dat in dit geval de welstandsoverweging wel terdege discutabel is, mede gezien het gestelde in de raadsbrief. Op enkele meters van de bestaande keurig uitziende woning, wil de eigenaar een bergruimte bouwen, waarbij hij zich bereid verklaart de betonnen ramen in de zijwanden wit te schilderen, zoals in de naaste omgeving ook is geschied. Bovendien wordt de kleur van de gegolfde dakbedekking aangepast aan de kleur van de op ongeveer 20 meter afstand te bouwen boerderij. Kortom, het geheel wordt aangepast aan de omgeving, zodat we moeilijk kunnen spreken van het niet voldoen aan bepaalde welstandsoverwegingen. Vol gens de raadsbrief is de grond, ter plaaatse van de woning, bestemd voor landbouw, tuinbouw en veeteelt. Het is mij een raadsel, waarom er enige jaren geleden wel een bouw vergunning is afgegeven voor een autobox bij deze woning. Vermoedelijk kon toen artikel 20 wel worden toegepast. Dit zou ik straks graag vernemen. Verder lees ik, dat, „voor zover zulks op dit moment valt te bezien, de agrarische bestemming van het onderhavige gebied in een nieuw be stemmingsplan zal worden bestendigd". Persoonlijk is mij niets van een nieuw bestemmingsplan bekend zodat dit m.i. moeilijk te beoordelen valt. Ik zou het College dan ook willen verzoeken, dit voorstel terug te nemen en de heer Van der Meer alsnog de gevraagde bouwvergunning te verlenen onder toepassing van art. 20. Zonodig zal ik niet aarzelen in tweede instantie met een daartoe strekkend voorstel te komen. De hear Boomgaardt: Ik bigryp wol üngefear hoe't de gong fan saken west hat by de bihanneling fan dizze oan- fraech om in bouforgunning, mar ik kin dizze gong fan saken net biwünderje en ik sjoch it nut ek net yn fan de konkluzje, dèr 't it Kolleezje ta kommen is, nammentlik om dizze bou-oanfraech óf to wizen. Der is nimmen mei tsjinne om har óf to wizen en de oanfrager yn kwestje soe der wol mei tsjinne wêze om har ta to wizen. Hjir is gjin inkel algemien bilang om to sizzen: „Hjir kin dat hokje net komme!" En dan siz ik: Ik bigryp net hwerom dit öfwiisd wurdt. Ik hie eigentlik tocht, dat wy yn Ljouwert stadich- oan ris hwat in oare koerts gean soene mei dizze dingen. Boargemaster Van der Meulen kriget wol tastimming om in skean dak op syn hus yn 't Aldlan to setten. Dat bart dan samar. En hjir is in lyts mantsje dy't net ienris ta stimming krije kin om in hokje to pleatsen. Ik moat earlik sizze, dat ik der wier gjin biwündering foar hawwe kin. Mar it giet om hiel eigenaerdige bykomstichheden, hwant dit berchplak is wol deeglik bistimd foar agrarysk gebruk. Dizze man siket gelegenheit om syn tunark en syn mate- riael, dat hy foar syn tün brüke moat, op to bergjen. Boppedat sil hy yn de kommende simmer yn syn foartun in troch himsels opmakke boerewein pleatse, gewoan foar forsiering. Mar dy wein wol hy winterdeis ünderdak hawwe. Dat fyn ik dan dochs noch wol agrarysk. (Laitsjen.) Boppedat bat dizze man in geit en kninen. It hat in greate kans, dat dat fé yn dat hok komt en dan is dat ek noch agrarysk. Men soe tinke kinne, dat de auto fan dizze man yn dit hok moast, mar dat is net it gefal. Dizze man biskikt oer in oare garaezje by syn hüs en de garaezje, dy't er nou hat, bÜuwt garaezje. En as de bistim- ming fan dit hok nou hwat tsjuster is, yn elts gefal kin dit maklik by „agrarysk" ünderbrocht wurde. (De hear Miedema: Dat mei net!). Ik sjoch net yn, dat der ienich bilang mei tsjinne is om net to bisykjen dit forsyk der troch to krijen. Dizze man hat it yn 'e rin fan 'e jierren om syn hus hinne hielendal opknapt; it is dus net dat men tinke moat: dy boel wurdt dèr skeind. Hy is boppe dat fan doel in biplanting oan to bringen. Wy hoege ek net to niienen as dèr in berchplak komme moat fan 5 by 3 m, dat wy dèr ek mar ienich biswier tsjin hoege to meitsjen. De biswieren op groun fan it bistimmingsplan fyn ik hielendal net réeel. Ik mien, dat B. en W. yn dit gefal art. 20 brüke moatten hiene. Ik soe it in hiel réele saek fine as sa'n oanfraech honorearre waerd. De hear Tjerkstra: Ik sil mar net oer de geitehannel bigjinne. Der binne twa oerwegingen, op groun hwerfan it Kolleezje seit: dit dogge wy net. Wy sitte fêst om't hjir striid is mei it bistimmingsplan en yn it twadde plak komme de easken fan de esthetika. Ik wol rounüt sizze: ik bin it, hwat it léste oanbilanget, mei it Kolleezje iens. Mei it earste bin ik it net iens, hwant wy sitte hjir krekt yn in selde gefal as it gefal Kahna, dat wy hjir forline jier hawn hawwe. Dat wol sizze: fonneel hat it Kolleezje gelyk. De bistimmingsbipalingen forsette harren der tsjin, mar men hie, tocht ik, wol bisykje kinnen art. 20 fan de „Weder- opbouwwet" ta to passen. It hat ek wol de bidoeling west fan it Kolleezje, mar dan skriuwt it Kolleezje en dan wurdt it foar my in tsjustere saek dat kinne wy net dwaen „omdat, voorzover zulks op dit moment valt te bezien, de agrarische bestemming van het onderhavige gebied in een nieuw bestemmingsplan zal worden besten digd". En dan freegje ik my óf; komt der gjin oergongsbipaling by dy bistindiging fan de agraryske bistimming? Men sil dochs foar dy gebouwen, dy't nou bisteane en dy't nou ienkear net agrarysk binne, dochs in regeling fine moatte, sadat men bygelyks bisteande wenningen, dy't fan oarsprong to lyts binne en dit is ek mar in hiel lytse went op reedlike wize forgreatsje kin, dat men der ek eventueel in berchhok by bouwe kin, lyk as hjir it gefal is. As it hjir sa stiet, dan freegje ik my óf: makket men dan gjin oergongsbipaling? Dat wol ik dan aensens noch wol hearre. Ik sil it hiele forhael fan forline jier oer it gefal Kalma net herhelje. Ik haw doe allinnich forsocht om (ik haw dèr doe gjin antwurd op krige) noch ris to bisjen oft it ek mooglik wie om in doe troch my suggerearre bipaling op to nimmen. Mooglik mei ik aensens noch wolris hearre oft dat ündersyk ek pleats hawn hat en hwat dèr de ütslach fan is. Ik stean op it stanpunt, dat as dèr minsken wenje en de saek is to lyts, dan moat der hwat oan barre en dan moat der dochs in mooglikheit wêze om dit ta to stean. En as dy mooglikheit der formeel net is, dan moat men, tocht ik, bisykje soks yn to fieren. De heer Van der Veen: Ik wil mij eigenlijk wel aan sluiten bij de heer Tjerkstra. Dit is inderdaad geen nieuwe zaak en het is duidelijk genoeg, dat alle redelijkheid mee brengt, dat de vergunning wordt verleend. Wat die beton platen met dat geschilderde steentjesmotief betreft, daar ben ik ook niet zo dol op, maar m.i. is dat geen punt, waarop de zaak moet stranden. De man is m.i. wel bereid, andere materialen toe te passen. De heer Tiekstra (weth.): Het preadvies van B. en W. spreekt m.i. voor zichzelf. Ik heb althans de indruk dat de Raad het heel goed begrepen heeft. De heer Schönfeld heeft een opmerking gemaakt over een vergunning, die destijds zou zijn verleend voor een autobox. Dit moet een misverstand zijn. Het is n.l. zo, dat destijds een vergunning is verleend voor het oprichten van een ruimte voor huishoudelijke doeleinden, zoals de heer Van der Meer nu opnieuw vraagt. Aanvrager gebruikt die ruimte nu voor autostalling. Nu vraagt de heer Van der Meer weer een vergunning voor het bouwen van een ruimte voor huis-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 4