4
5
en ook uit het oogpunt van welstand goed op te lossen, is
geen eenvoudige zaak geweest. Uit deze formulering zal het
de heer De Leeuw wel duidelijk zijn geworden, dat hetgeen
nu mogelijk wordt gerealiseerd, als de Raad dit terrein zou
willen verkopen aan Practische Hulp, tot stand is gekomen
in overleg tussen de stedebouwkundige afdeling van de
Dienst Openbare Werken en de architect van Praktische
Hulp, mede rekening houdende met het oordeel van de
schoonheidscommissie. Ik wil de Raad niet onthouden, dat
wij in eerste aanleg een plan voorgelegd kregen, waar we
overwegende bezwaren tegen hadden. Dat plan omvatte 10
of 12 bouwlagen. Het gaat er om, of dit plan stedebouw
kundig op een verantwoorde wijze kan worden ingepast.
Ik wil er op attenderen, dat de architect van dit plan naar
ik meen ook de architect van dit plan naar ik meen ook
de architect is van de kerk, die daar gebouwd wordt en
dat de architect en de stedebouwkundige het volledig met
elkaar eens zijn geworden over het laatst ingediende plan.
Ik mag wel zeggen, dat dit dus in nauw overleg tot stand
is gekomen. Ik heb de overtuiging, dat beide wel wat meer
ruimte hadden gewild, maar er is niet meer ruimte. Ook
het welstandstoezicht heeft zich met dit plan kunnen
verenigen. Aan de aanvankelijke bezwaren van het College
is m.i. binnen het kader van een redelijk beleid t.o.v. deze
instelling toch wel voldoende tegemoet gekomen.
De heer De Leeuw: Ik heb ook gevraagd, of er een
onderzoek is geweest naar mogelijke alternatieven. Ik heb
daarop van de zijde van de Wethouder nog geen uitgebreid
antwoord gehad.
De heer Tiekstra (weth.): Het is maar wat men onder
alternatieven verstaat. Als de heer De Leeuw bedoelt: zijn
er verschillende opzetten bekeken voor de bouw op dit
terrein, dan zeg ik ja. Dan is de opzet, zoals die nu uit
eindelijk is geworden, een alternatieve mogelijkheid, die
men gezamenlijk heeft onderzocht. Als de heer De Leeuw
met een alternatieve opzet een plan op een ander terrein
bedoelt, dan moet ik nee zeggen. Praktische Hulp heeft
i.v.m. de bestaande vestigingen ter plaatse zeer nadrukkelijk
haar voorkeur voor juist dit terrein uitgesproken. Dat is
een logische gedachtengang. Overigens, dit terrein heeft als
bestemming bijzondere bebouwing en is uiteraard voor
kandidaatbouwers beschikbaar. Ik zie geen aanleiding om
binnen het kader van een redelijk bestuur dan verder naar
alternatieve plaatsen te zoeken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W. onder aantekening, dat de heer Stek heeft tegen
gestemd.
Punten 9 en 10 (bijlagen nos. 85 en 57).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van
B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 76).
De heer Venema: Mijn fractie is het volkomen eens met
de logische redenering in de raadsbrief wat betreft de bouw
in het Bijgaard in plaats van in het oosten van de stad.
Niet omdat wij het oosten die hal niet gunnen, maar het
is op het ogenblik toch zo, dat in het Bilgaard helemaal
niets is. We moeten, wat de bouw van deze hallen betreft,
roeien met de riemen die we hebben. Daarom geloven wij,
dat dit de beste oplossing is. Maar wel zouden wij willen
stellen, dat de centrale sporthal, wanneer straks de volgende
hal kan worden gebouwd, voorrang moet krijgen. Want ik
geloof wel, dat we daar zo langzamerhand behoefte aan
krijgen.
De lieer Wiersma: Is de bouw van een sporthal in het
oostelijk stadsdeel van de baan, wanneer dit voorstel wordt
aangenomen? Kan het College, indien het thans in behan
deling zijnde voorstel wordt aangenomen, eventueel de toe
zegging doen, dat binnen een redelijk tijdsbestek een voor
stel aan de Raad zal worden voorgelegd m.b.t. het tijdstip
waarop en de plaats waar de bouw van een sporthal in het
oostelijke stadsdeel kan worden gerealiseerd?
De heer Weide: Wij gaan graag akkoord met dit voorstel.
Gezien de benutting door de scbolen in Bilgaard lijkt het
ook ons inderdaad gunstiger, dat deze hal in Bilgaard ge
bouwd zal worden. Voor sportgebruik 's avonds acht ik de
situering in de stad minder belangrijk. Afstanden spelen
voor mijn gevoel, vooral voor sportgebruikers in verenigings
verband, hier geen enkele rol meer. Ik vind het alleen maar
belangrijk, dat wij zo snel mogelijk meerdere sporthallen
gaan bouwen. In eerste instantie deze sporthal in Bilgaard
en in tweede instantie dan de centrale sporthal.
Ik zou graag van de Wethouder willen weten, wanneer
met de bouw van deze hal in Bilgaard kan worden be
gonnen en wanneer eventueel met de bouw van de centrale
sporthal een aanvang kan worden gemaakt.
De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof dat het goed is, bij
dit punt vast te stellen hoe belangrijk het is, dat het uit
voerend beleid toch in zekere zin flexibel kan zijn. In het
kader van de subsidiëring van sporthallen speelt het school
gebruik nu eenmaal een grote rol. Bij onderzoek in het
oosten van de stad bleek, dat voor dit doel maar een mini
maal aantal uren van de sporthal gebruik kon worden
gemaakt. Dat betekent dus anderzijds, dat de voorzieningen
m.b.t. gymnastieklokalen in dat deel van onze stad in
het bijzonder wat betreft het lager-onderwijs volledig is
geregeld. Het geringe aantal uren had n.l. niet eens be
trekking op het lager-onderwijs. In het Bilgaard en het
Lekkumerend is geen enkele voorziening voor gymnastiek
onderwijs aanwezig. Om daar toch snel de nodige voor
zieningen te treffen hebben B. en W. besloten de hal, die
oorspronkelijk gepland was aan de Larixstraat, in het Bil
gaard te bouwen.
Ik kan de heer Weide geen antwoord geven op de vraag,
wanneer met de bouw kan worden begonnen. In het overleg
over subsidiëring staat de hal bovenaan. Het is dus niet
uitgesloten, dat dit jaar met de bouw zal kunnen worden
begonnen. Ik formuleer het wat voorzichtig. Dat heeft de
ervaring gedurende 17 jaar van wethouderschap me wel
geleerd. Het blijkt dus m.i., dat wij deze flexibiliteit in ons
beleid hebben kunnen incorporeren. Ik kan de heer Venema
moeilijk zeggen, dat die centrale sporthal nu eerst komt. Ik
kan wel zeggen, dat men voor de programmering met de
centrale sporthal natuurlijk momenteel hard aan het werk is,
maar ik wilde toch voor de toekomst wel wat elasticiteit in
het beleid houden.
De sporthal voor het oosten van de stad blijft vanzelf
sprekend op ons programma staan. Het kan wel zijn, dat
wij straks met een ander voorstel omtrent de situering van
die hal komen, maar dat ziet de Raad dan wel als het
bestemmingsplan voor het recreatiegebied Kalverdijkje aan
de orde komt.
Wij zullen trachten, zodra de situatie aan het Kalverdijkje
duidelijk is, prompt weer met een voorstel voor de bouw
van een sporthal in het oosten bij de Raad te komen.
De heer Stek: Wanneer komt U met het bestemmingsplan
Kalverdijkje in de Raad?
De heer Engels: Ik vond het leuk, dat de wethouder
stelde, dat hij dank zij het feit, dat hij een plan had voor
het oosten, zo slagvaardig kon opereren in het noorden.
Dat betekent, dat het dus inderdaad van het allergrootste
belang is, heel snel weer een plan klaar te hebben. Ik wil
dus de opmerkingen van de heren Stek en Wiersma onder
steunen. Het is vrij gemakkelijk zo'n plan klaar te maken.
De heer Tiekstra (weth.): Wat de heer Engels zegt is mij
uit het hart gegrepen. Hij kan in dat opzicht gerust zijn;
voor het oosten hebben we ook reeds een plan. Wanneer
komt het plan Kalverdijkje? Het is m.i. niet nodig, dit plan
thans te behandelen. Het lijkt me er dik in te zitten, dat
een sporthal, die goed in dat bestemmingsplan Kalverdijkje
zou passen, daar reeds bij voorrang gebouwd kan worden.
De heer Stek kan overtuigd zijn van mijn ijver t.a.v. deze
projecten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 70).
De hear Boomgaardt: De posysje fan de gemeente
Ljouwert is my hjir net hielendal düdlik. Wy hawwe earder
in plan hawn en in kredyt biskikber steld fan 40.000,—.
Der bart hiel hwat en ik nim oan, dat ek in diel op
rykskosten barre sil. Hwer fait nou de grins tusken hwat
Ljouwert docht en hwat it Ryk docht? Dêroer soe ik wol
graech hwat ynformaesjes hawwe wolle. Dit is dochs dudlik
in ynterlokale wei. Hokker diel fait nou under dit bigryp,
hwat is „forbettering fan de ynfrastruktuer"?
De hear Tiekstra (weth.): It is sa, dat de ryddyk fan
dizze wei fait under it bigryp „forbettering van de ynfra
struktuer"; by eventuele takenning fan in ynfrastruktuer-
subsydzje wurdt allinnich rekken halden mei de kosten
fan de ryddyk. De „ventwegen" komme ta lest fan it plan
„Lekkumerein", respektyflik fan it plan „Heechterp". Itselde
hat him foardien by de Aldlansdyk en de Dammeleane
ensfh, en ik tocht, dat dat in goede forhalding wie.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 84).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 66).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van
B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 89).
De heer Schönfeld: Het gezegde „L'histoire se répète"
doemt telkens opnieuw op als we te maken krijgen met een
beroep op het weigeren van een gevraagde bouwvergunning
op grond van het feit, dat voor een bepaald gebied een
antiek uitbreidingsplan nog van kracht is. Dat is thans ook
weer het geval met de heer Van der Meer, die schuin achter
zijn woning een bergplaatsje wil bouwen met een opper
vlakte van 3 bij 5 meter, waarbij we stuiten op een oud
uitbreidingsplan van 1941. Uit het ter inzage gelegde proces
verbaal vernam ik, dat de welstandsoverweging een discu
tabel begrip wordt geacht. Ik ben het hiermee in zoverre
eens, dat in dit geval de welstandsoverweging wel terdege
discutabel is, mede gezien het gestelde in de raadsbrief. Op
enkele meters van de bestaande keurig uitziende woning,
wil de eigenaar een bergruimte bouwen, waarbij hij zich
bereid verklaart de betonnen ramen in de zijwanden wit
te schilderen, zoals in de naaste omgeving ook is geschied.
Bovendien wordt de kleur van de gegolfde dakbedekking
aangepast aan de kleur van de op ongeveer 20 meter afstand
te bouwen boerderij. Kortom, het geheel wordt aangepast
aan de omgeving, zodat we moeilijk kunnen spreken van
het niet voldoen aan bepaalde welstandsoverwegingen. Vol
gens de raadsbrief is de grond, ter plaaatse van de woning,
bestemd voor landbouw, tuinbouw en veeteelt. Het is mij
een raadsel, waarom er enige jaren geleden wel een bouw
vergunning is afgegeven voor een autobox bij deze woning.
Vermoedelijk kon toen artikel 20 wel worden toegepast. Dit
zou ik straks graag vernemen. Verder lees ik, dat, „voor
zover zulks op dit moment valt te bezien, de agrarische
bestemming van het onderhavige gebied in een nieuw be
stemmingsplan zal worden bestendigd". Persoonlijk is mij
niets van een nieuw bestemmingsplan bekend zodat dit m.i.
moeilijk te beoordelen valt. Ik zou het College dan ook
willen verzoeken, dit voorstel terug te nemen en de heer
Van der Meer alsnog de gevraagde bouwvergunning te
verlenen onder toepassing van art. 20. Zonodig zal ik niet
aarzelen in tweede instantie met een daartoe strekkend
voorstel te komen.
De hear Boomgaardt: Ik bigryp wol üngefear hoe't de
gong fan saken west hat by de bihanneling fan dizze oan-
fraech om in bouforgunning, mar ik kin dizze gong fan
saken net biwünderje en ik sjoch it nut ek net yn fan de
konkluzje, dèr 't it Kolleezje ta kommen is, nammentlik om
dizze bou-oanfraech óf to wizen. Der is nimmen mei tsjinne
om har óf to wizen en de oanfrager yn kwestje soe der wol
mei tsjinne wêze om har ta to wizen. Hjir is gjin inkel
algemien bilang om to sizzen: „Hjir kin dat hokje net
komme!" En dan siz ik: Ik bigryp net hwerom dit öfwiisd
wurdt. Ik hie eigentlik tocht, dat wy yn Ljouwert stadich-
oan ris hwat in oare koerts gean soene mei dizze dingen.
Boargemaster Van der Meulen kriget wol tastimming om
in skean dak op syn hus yn 't Aldlan to setten. Dat bart
dan samar. En hjir is in lyts mantsje dy't net ienris ta
stimming krije kin om in hokje to pleatsen. Ik moat earlik
sizze, dat ik der wier gjin biwündering foar hawwe kin.
Mar it giet om hiel eigenaerdige bykomstichheden, hwant
dit berchplak is wol deeglik bistimd foar agrarysk gebruk.
Dizze man siket gelegenheit om syn tunark en syn mate-
riael, dat hy foar syn tün brüke moat, op to bergjen.
Boppedat sil hy yn de kommende simmer yn syn foartun
in troch himsels opmakke boerewein pleatse, gewoan foar
forsiering. Mar dy wein wol hy winterdeis ünderdak
hawwe. Dat fyn ik dan dochs noch wol agrarysk.
(Laitsjen.) Boppedat bat dizze man in geit en kninen. It
hat in greate kans, dat dat fé yn dat hok komt en dan is
dat ek noch agrarysk. Men soe tinke kinne, dat de auto
fan dizze man yn dit hok moast, mar dat is net it gefal.
Dizze man biskikt oer in oare garaezje by syn hüs en de
garaezje, dy't er nou hat, bÜuwt garaezje. En as de bistim-
ming fan dit hok nou hwat tsjuster is, yn elts gefal kin
dit maklik by „agrarysk" ünderbrocht wurde. (De hear
Miedema: Dat mei net!). Ik sjoch net yn, dat der ienich
bilang mei tsjinne is om net to bisykjen dit forsyk der
troch to krijen. Dizze man hat it yn 'e rin fan 'e jierren
om syn hus hinne hielendal opknapt; it is dus net dat
men tinke moat: dy boel wurdt dèr skeind. Hy is boppe
dat fan doel in biplanting oan to bringen. Wy hoege ek
net to niienen as dèr in berchplak komme moat fan 5 by
3 m, dat wy dèr ek mar ienich biswier tsjin hoege to
meitsjen. De biswieren op groun fan it bistimmingsplan fyn
ik hielendal net réeel. Ik mien, dat B. en W. yn dit gefal
art. 20 brüke moatten hiene. Ik soe it in hiel réele saek
fine as sa'n oanfraech honorearre waerd.
De hear Tjerkstra: Ik sil mar net oer de geitehannel
bigjinne. Der binne twa oerwegingen, op groun hwerfan it
Kolleezje seit: dit dogge wy net. Wy sitte fêst om't hjir
striid is mei it bistimmingsplan en yn it twadde plak komme
de easken fan de esthetika. Ik wol rounüt sizze: ik bin it,
hwat it léste oanbilanget, mei it Kolleezje iens. Mei it
earste bin ik it net iens, hwant wy sitte hjir krekt yn in
selde gefal as it gefal Kahna, dat wy hjir forline jier
hawn hawwe. Dat wol sizze: fonneel hat it Kolleezje gelyk.
De bistimmingsbipalingen forsette harren der tsjin, mar men
hie, tocht ik, wol bisykje kinnen art. 20 fan de „Weder-
opbouwwet" ta to passen. It hat ek wol de bidoeling west
fan it Kolleezje, mar dan skriuwt it Kolleezje en dan
wurdt it foar my in tsjustere saek dat kinne wy net
dwaen „omdat, voorzover zulks op dit moment valt te
bezien, de agrarische bestemming van het onderhavige
gebied in een nieuw bestemmingsplan zal worden besten
digd".
En dan freegje ik my óf; komt der gjin oergongsbipaling
by dy bistindiging fan de agraryske bistimming?
Men sil dochs foar dy gebouwen, dy't nou bisteane en
dy't nou ienkear net agrarysk binne, dochs in regeling fine
moatte, sadat men bygelyks bisteande wenningen, dy't fan
oarsprong to lyts binne en dit is ek mar in hiel lytse
went op reedlike wize forgreatsje kin, dat men der ek
eventueel in berchhok by bouwe kin, lyk as hjir it gefal is.
As it hjir sa stiet, dan freegje ik my óf: makket men dan
gjin oergongsbipaling? Dat wol ik dan aensens noch wol
hearre. Ik sil it hiele forhael fan forline jier oer it gefal
Kalma net herhelje.
Ik haw doe allinnich forsocht om (ik haw dèr doe gjin
antwurd op krige) noch ris to bisjen oft it ek mooglik wie
om in doe troch my suggerearre bipaling op to nimmen.
Mooglik mei ik aensens noch wolris hearre oft dat ündersyk
ek pleats hawn hat en hwat dèr de ütslach fan is. Ik
stean op it stanpunt, dat as dèr minsken wenje en de saek
is to lyts, dan moat der hwat oan barre en dan moat der
dochs in mooglikheit wêze om dit ta to stean. En as dy
mooglikheit der formeel net is, dan moat men, tocht ik,
bisykje soks yn to fieren.
De heer Van der Veen: Ik wil mij eigenlijk wel aan
sluiten bij de heer Tjerkstra. Dit is inderdaad geen nieuwe
zaak en het is duidelijk genoeg, dat alle redelijkheid mee
brengt, dat de vergunning wordt verleend. Wat die beton
platen met dat geschilderde steentjesmotief betreft, daar ben
ik ook niet zo dol op, maar m.i. is dat geen punt, waarop
de zaak moet stranden. De man is m.i. wel bereid, andere
materialen toe te passen.
De heer Tiekstra (weth.): Het preadvies van B. en W.
spreekt m.i. voor zichzelf. Ik heb althans de indruk dat de
Raad het heel goed begrepen heeft.
De heer Schönfeld heeft een opmerking gemaakt over een
vergunning, die destijds zou zijn verleend voor een autobox.
Dit moet een misverstand zijn. Het is n.l. zo, dat destijds
een vergunning is verleend voor het oprichten van een
ruimte voor huishoudelijke doeleinden, zoals de heer Van
der Meer nu opnieuw vraagt. Aanvrager gebruikt die ruimte
nu voor autostalling. Nu vraagt de heer Van der Meer weer
een vergunning voor het bouwen van een ruimte voor huis-