8 9 to meitsjen; ik haw de biwuste gearkomste yn de Bonifatiustsjerke oan 'e Foarstreek meimakke, mar dy foun ik ik moat it mar earlik sizze ek net sa geweldich. (De heer Engels: De kerk niet?) (Gelach) Né, it hat him net oan it gebou lein; dat foun ik prach- tich. De opset fan dy gearkomste koe ik net sa bot biwünderje. Der lizze hwat fragen. En ik wie der dochs wol in bytsje bilangstellend nei, oft de relaesje tusken dizze stifting en de lanlike organisaesje op dit gebiet, de NOVIB, goed is. Wie it net better, dat de stifting hjir in bytsje mear selsstannichheit proklamearre en hwat under de wjukken weikaem fan de NOVIB, mar der sitte inkele kanten oan, dy't ik net bioardielje kin, en dêrom haw ik dochs wol forlet fan hwat taljochting fan de boargemaster. De heer Kingma: We treffen in deze begrotings wijziging ook aan het subsidie voor de taptoe 1968. Ik wil hierbij opmerken, dat dit subsidie op een wat eigenaardige manier tot stand kwam. Er was op ge rekend, dat het al officieel was, terwijl het dat nog niet was. Overigens is ons standpunt bekend. Wij me nen n.l., dat het niet meer in onze tijd past op deze wijze propaganda te maken voor het militaire hand werk. De heer Schönfeld: Ik vraag me af, of de Raad niet een eensluidend voorstel als destijds zou hebben gekre gen, n.l. een garantie voor de helft van het tekort met een maximum van f 7.500,—, als hier niet een normale menselijke vergissing was begaan. Het verzoek van de V.V.V. om een bijdrage tot het bedrag van het reste rende tekort, wordt volgens dit voorstel op een bedrag van f 1.172,86 na, ingewilligd, alleen omdat een prin cipiële toezegging als een definitieve is opgevat. Als ik ter vergelijking eens even kijk naar de vergissing - of hoe men dit ook noemen wil welke is gemaakt bij het grote bedrag voor het inrichten van ruimten b.v. van het Woningbedrijf in het perceel Oldegalileën 24, hetgeen in het volgende agendapunt ter sprake komt, dan ben ik van mening, dat we ter wille van deze kleine storing in de overigens goede samenwer king tussen de Gemeente en de plaatselijke V.V.V., geen messen mogen treken en dat we daarom niet moeten afwijken van hetgeen voor 1967 is besloten. Rekening houdend met het nieuwe „Reglement van Orde", zal ik graag een gelijkluidende mening vanuit de Raad vernemen, teneinde zo mogelijk nu en an ders in tweede instantie een voorstel in te dienen. Hoewel het op dit moment nog met één handtekening kan, doe ik het liever nu al met twee. De inhoud van mijn voorstel luidt als volgt: ,,De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 8 april 1969; besluit: de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer te Leeuwarden voor de Taptoe 1968 alsnog een gemeentelijke bijdrage in de helft van het tekort te verlenen, met een maximum van f 7.500, De Voorzitter: Ik schors de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent de vergadering. De heer De Jong (weth.)Het bedrag van f 45.000, voor subsidie aan V.V.V. is een raming op jaarbasis geweest. De lasten zijn, zoals de heer Stek al opmerkte, niet allemaal betaald; er is in plaats van f 45.000, f 32.100,uitgegeven. Voor personeelskosten was een bedrag van f 39.600,geraamd en uitgegeven is f 24.850,en dat houdt verband met het feit, dat de beide informatrices vanaf 1 september 1968 in dienst van de V.V.V. zijn geweest. Een van deze beide is ge durende de wintermaanden te werk gesteld geweest bij de Gemeente en de andere is bij de V.V.V. gebleven; dat was de afspraak. In de periode, dat deze ene infor- matrice bij de Gemeente zou werken, viel haar vakantie en moest zij ook het werk van de andere informatrice bij V.V.V. waarnemen en zij moest bovendien in die pe riode nog een cursus volgen. Zodoende heeft deze ene informatrice gedurende de wintermaanden niet een fulltime job bij de Gemeente gehad. Dit is dus een ge volg van het feit, dat we hier met een bijzondere soort werkkrachten te maken hebben, n.l. met een seizoen functie. Ik zou haast zeggen: dat is een consequentie, die wij moeten accepteren. Overigens is daar niet iets bij geweest, waarop kritiek uitgeoefend zou kunnen worden. We weten ook niet, of dit volgend jaar weer zo zal gaan. Zal het werk zich zodanig uitbreiden, dat beide informatrices in de wintermaanden ook nodig zijn bij de V.V.V. Dat zien we dan wel, maar zoals het nu staat, houden wij ons voorlopig aan de regeling, dat een der informatrices gedurende de wintermaanden op de secretarie te werk gesteld wordt. De heer Kingma heeft eigenlijk meer een stemmoti- vering gegeven; zijn standpunt kenden wij ook wel, maar zekerheidshalve heeft hij dat nog eens duidelijk geponeerd. De heer Schönfeld heeft er een beetje moeite mee, dat de organisatoren van de taptoe 1968 nu met een strop van f 1.172,86 blijven zitten. B. en W. hebben al dus geredeneerd: Deze aanvraag heeft om formele re denen niet tijdig het College bereikt. Wij achten dat op zichzelf wel begrijpelijk; het kan iedereen gebeuren. We hebben echt niet gezegd: Nu moet men voor straf dit subsidie niet hebben. We hebben alleen gesteld: Laten we nu eens aannemen, dat de aanvraag wèl tijdig bij de Gemeente ingediend was; dan was het standpunt van B. en W. geweest: subsidiëren op fifty-fifty-basis tussen Provincie en Gemeenten voor de helft van het tekort tot een maximum van eventueel f 7.500,Dat hebben wij dus gedaan. Alleen houdt nu een van de beide participanten in de subsidiëring de Provincie er zich niet aan. Moeten wij, nu die fifty-fifty-basis door de Provincie niet aanvaard wordt, de andere helft er even bij geven Dat vinden wij eigenlijk een wat te gemakkelijke oplossing. In feite tasten wij daarmee een verdeelsleutel aan, die wij bij alle subsidies van dit soort evenementen hanteren en daarom hebben we deze norm ook nu willen toepassen, en hebben we gedaan, alsof de aanvraag wèl op tijd ingediend was. En laat men zich nu dan eerst maar tot de Provincie wenden. Dat is, dacht ik, de meest logische gang van zaken. Meer zit hier niet achter. Dit is de motivering van het College-standpunt. Wil de heer Schönfeld daar anders over denken, dan is dat zijn goed recht, maar zijn voorstel vloeit niet be paald logisch voort uit de gedragslijn, die wij in het verleden t.a.v. dit soort activiteiten altijd gevolgd heb ben. Dat wil ik toch wel even duidelijk vaststellen. De Voorzitter: Ik zou een enkel woord willen zeg gen over de vragen, die de heer Boomgaardt heeft ge steld over de Stichting Friesland voor Ontwikkelings samenwerking. Het verheugt mij bijzonder, dat de heer Boomgaardt met het subsidie als zodanig akkoord gaat. Ik heb daar met erkentelijkheid kennis van genomen. Ik moet stellen, dat het niet eenvoudig is in het kort de problemen duidelijk te maken, die bij hem en wel licht ook bij vele anderen t.a.v. deze zaak bestaan. Wat wil deze stichting? De principiële opzet is ge weest de problematiek van de ontwikkelingssamenwer king dichter bij de bevolking te brengen. Daar streeft men ook echt naar. Er wordt veel over gesproken, in politieke kringen en ook in velerlei organisaties, maar het is U allen waarschijnlijk wel bekend, dat het nog niet zo eenvoudig is het publiek in het algemeen dui delijk voor ogen te stellen wat nu exact ontwikkelings samenwerking, ontwikkelingshulp betekent. Wat doet men nu precies? Men wil trachten door verschillende acties dit probleem meer voor het publiek te doen leven. Ik zou met nadruk willen zeggen, dat het niet de bedoeling is zoals verschillenden, geloof ik, vermoeden dat er door het instellen van deze stichting meer geld beschikbaar zou moeten komen. Men heeft ook geconstateerd, toen deze stichting werd opgericht en tijdens de verschillende besprekingen, die zijn gevoerd, dat het niet logisch zou zijn ook maar één enkele poging te doen rechtstreeks ontwikkelings hulp aan het buitenland te geven. Het is uitgesloten, dat men vanuit Friesland zich direct effectief zou kun nen bezighouden met het verlenen van hulp ergens in Afrika, Azië, Zuid-Amerika of waar dan ook. Het is heel duidelijk, dat men daarvoor deskundigen nodig heeft en de geëigende kanalen zal moeten volgen om dit tot zijn recht te doen komen. Dit is ook een van de redenen, dat van het begin af aan is gezocht naar een goed samenspel met de NOVIB, want dit is een lan delijke organisatie, die zich ook bezighoudt met het coördineren van de activiteiten van particulieren en a Tirrwwi Am asssa ktjewEs® van het bedrijfsleven ter zake. Bewust heeft men dus gekozen voor een nauwe samenwerking met de NOVIB, mede omdat het, dacht ik, anders wel helemaal een onbegrijpelijke zaak voor de Friese bevolking zou zijn geworden, als wij volkomen los van en naast de NOVIB nog hadden geprobeerd in Friesland een organisatie op te bouwen. Dat zou onlogisch zijn geweest en dat had ook stellig niet geleid tot het doel, dat men zich voor ogen heeft gesteld. Men kan zich afvragen en dat is de stichting ook wel hier en daar verweten, waarom in Friesland een eigen organisatie Was het niet voldoen de mee te doen in het kader van de NOVIB? En men heeft de conclusie getrokken uit heel wat overleg dat hierover is gevoerd, dat de NOVIB er in het verleden toch eigenlijk wel onvoldoende in was geslaagd de ont wikkelingshulp dicht bij het publiek te brengen. Het is misschien ook wel inherent aan de organisatie van de NOVIB, die niet steunt op provinciale organisaties of streeksgewijze gevormde, meewerkende instanties. U weet waarschijnlijk allen, dat de NOVIB individuele personen in verschillende steden en dorpen als verte genwoordiger heeft. Die heeft de NOVIB zelf gezocht. Dat zijn mensen uit allerlei kringen. Men kan niet stel len, dat deze mensen organisaties of bepaalde groepen vertegenwoordigen. Toen wij hier met dit vraagstuk begonnen en ge sprekken met de NOVIB hebben gevoerd, is ook dui delijk afgesproken, dat de NOVIB ten principale in de toekomst niet meer zal werken met deze individuele vertegenwoordigers. Als de gemeentelijke comité's tot stand zouden zijn gebracht zou de NOVIB ook zijn activiteiten via deze stichting leiden om geen doublures te krijgen. Daarmee krijgt deze stichting twee taken; 1. via bepaalde objecten en eventueel via voorlich ting te praten en het publiek meer bekend te maken met de ontwikkelingshulp en 2. wanneer de NOVIB landelijke acties voert, de or ganisatie van de Stichting Friesland voor Ontwikke lingssamenwerking ook beschikbaar te stellen voor deze NOVIB-acties. De enige reden, dat wij tot een stichting zijn geko men, is, dat wij een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam nodig hadden. We hadden ook met een comité kunnen volstaan, maar, als we dat gedaan hadden, dan hadden alle handelingen formeel vanuit Den Haag ge regeld moeten worden. Zo was het in het verleden ook en zo gebeurt het dus ook nog elders, want de NOVIB is natuurlijk een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, dat rechtstreeks optreedt in de meeste andere delen van het land. De heer Boomgaardt heeft ook nog gevraagd of deze zaak niet wat te veel in de ambtelijke sfeer ligt. Ik dacht stellig van niet, want in het bestuur zit geen enkele ambtenaar. Daar zit ook geen enkele burge meester in. Ik ben persoonlijk ook geen voorzitter van de stichting; ik heb alleen het genoegen voorzitter te zijn van de gedelegeerden, die eens in het jaar met het bestuur overleg plegen over een aantal zaken en de band leggen daar waar nodig met officiële instanties. In dat comité van gedelegeerden zitten één lid van Gedeputeerde Staten en twee burgemeesters: de heer Bekius (voorzitter van de afdeling Friesland) en on dergetekende, verder de heer Engels, U allen wel be kend, en mevr. Vegter. Deze gedelegeerden treden ove rigens niet actief op. Dat doet het bestuur en dat is gevormd uit over het algemeen jongere mensen, die uit verschillende groeperingen afkomstig zijn. Er is, zoals U weet, een actie geweest t.b.v. Ceylon. Ook in de toekomst zal het wel gebeuren, dat vanuit verschil lende gemeentehuizen een zekere assistentie wordt ver leend aan deze plaatselijke comité's, maar dat zijn niet anders dan hand- en spandiensten. De heer Boomgaardt heeft ook even gewezen op de bijeenkomst in de St. Bonifatiuskerk, die hij geen groot succes vond. Daar kan men verschillend over denken. Ik wil er wel op wijzen, dat die bijeenkomst niet ge organiseerd is door de stichting, ook niet door het be stuur. Een paar enthousiaste jonge mensen in Fries land waren op de gedachte gekomen de ambassadeur uit Ceylon uit te nodigen en het is hun gelukt ook. Die is in de kerk aanwezig geweest en ze hebben een aan tal nogal prominente figuren kunnen laten spreken, maar och, over het gesprokene was de een natuurlijk meer en de ander minder enthousiast. Men zoekt een weg. Binnenkort verschijnen dat zal U interesseren het eerste jaarverslag en ook de eerste jaarrekening van de stichting. Men is volop bezig. De heer Schönfeld: Na het antwoord van de Wet houder kan ik het standpunt van het College wel bil lijken. Ik heb er daarom thans ook geen behoefte aan mijn voorstel nog in te dienen. De heer Stek: De opmerkingen van de Wethouder over het financiële gedeelte heb ik begrepen, maar nog niet de informatie over de voorwaarde i.z. het tijdelijk werken in de winterperiode van naar nu wel blijkt één informatrice. Kon dit jaar incidenteel: door ziekte, door vakantie enz. die ene informatrice niet werken bij de secretarie Is dat niet-incidenteel, dan zou ik zeggen: Laten we zo verstandig zijn die voorwaarde te schrappen. Blijkt het echter, dat zij beide volgend jaar wèl in de winter daar' zullen kunnen werken, dan ben ik tevreden. De heer Kingma: Weth. De Jong heeft gezegd, dat ik de informatie over mijn standpunt ook wel achter wege had kunnen laten, maar dat ik er slechts nog even de nadruk op wilde leggen. Ik neem ook aan, dat men van mij niet een ander standpunt verwacht had, maar ik meende, dat het toch goed was hier te stellen, dat wij principieel tegen het verlenen van d i t subsidie aan V.V.V. zijn, uiteraard niet aan subsidiëring van de V.V.V. Ik zou zeggen: de V.V.V. heeft tot taak hier meer constructieve ideeën te ontwikkelen en daar voor gunnen wij haar graag het subsidie, dat ze daar voor nodig heeft. Maar in dit geval kwam de aanvrage ook nog te laat en dan is dat voor mij een dubbele reden in dit geval tegen te zijn. De heer Be Jong (weth.): Ik begrijp eigenlijk de opmerking van de heer Stek niet; ik dacht, dat er helemaal niet iets onregelmatigs geweest was. Van meet af aan is afgesproken, dat een der informatrices in de winterperiode te werk gesteld zou worden op de secretarie. Ik heb duidelijk aangegeven, waarom hier van in dit geval afgeweken is. Dat de wintermaanden benut worden voor vakanties, die deze beide meisjes in de zomermaanden niet kunnen opnemen, is toch ook wel begrijpelijk. Ik zou zeggen: deze situatie zal vol gend jaar precies weer zo ontstaan. Doordat ook nog cursussen gevolgd worden, wat ook in de zomermaan den niet kan gebeuren, is het effect van de tewerk stelling in de afgelopen wintermaanden niet zo groot geweest; dat ben ik wel met de heer Stek eens. Mocht het het volgend jaar nog moeilijker worden, dan zou den we kunnen overwegen de dames dan ook in de winter maar bij V.V.V. te laten blijven, maar dat zul len we moeten afwachten. Dat hangt ook van de ge hele gang van zaken op het bureau van V.V.V. af. Ik dacht, dat de heer Kingma meer een stemmotive- ring gaf dan dat hij een vraag aan het College stelde. Hij heeft gezegd: Ik ben er op die en die gronden op tegen en daar hebben wij dus kennis van genomen en in tweede instantie heeft hij dat herhaald en dat is het punt, dacht ik, waar het op aankomt bij de heer Kingma. De heer Schönfeld is van zijn plan om een voorstel in te dienen, teruggekomen. Daarvoor onze dank. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat mevr. Joustra- Bijker en de heren Janssen, Kingma, Rijpstra, Stigter en Van der Zwaard geacht wensen te worden tegen het verlenen van subsidie aan V.V.V. ten behoeve van de taptoe te zijn. Punt 22 (bijlage no. 137). De heer Schönfeld: Ik heb me afgevraagd, of het nu werkelijk niet te voorzien was, dat de elektrische leidingen van een perceel als het onderhavige in een deplorabele toestand verkeerden en dat de vrij hoge schoorsteen bouwvallig was. Als er voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden een krediet wordt ge vraagd, dan neem ik aan, dat dit bedrag is gebaseerd op een zo nauwkeurig mogelijke raming. Deze ver schilt in dit geval maar liefst 50 pet. met de werke lijke kosten. De toelichting in de raadsbrief vind ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 5