16 17 mede een mededeling ingevolge het tweede lid". Daar blijkt dan uit, dat ook die mededeling aan alle raads leden wordt toegezonden. Ik heb het zopas al toegezegd in de discussie; het zal dus nu op deze wijze straks in de redactie opgenomen worden. De heer Van der Veen: Ik stel U voor een wijziging te brengen in art. 47, lid 2. Ik had in tweede instantie wel verschillende dingen willen zeggen, maar speciaal ook even over dit artikel. Op het eerste gezicht n.l. ben ik het wel met de wijziging eens, maar ik weet niet, welke reden B. en W. hebben om op die vragen niet te antwoorden. En ik kan me voorstellen, dat B. en W. menen, dat het belang van de zaak een ander bijzonder belang of een persoonlijk belang er mee ge diend is, dat er geen antwoord op gegeven wordt en dan kan ik me voorstellen, dat de zaak zo penibel is of zo teer, dat het beter is, dat die stukken ook niet rondgezonden worden. De vrager is zelf vrij zijn vragen rond te sturen, als hij daar bekendheid aan wenst te geven, maar als B. en W. een reden menen te hebben, aan welk belang dan ook ontleend, geen antwoord te geven, dan is die geheimhouding die B. en W. dus in principe gewenst achten, illusoir geworden, als zij het aan alle adressen toesturen. Dus ik ben bij nader in zien er niet van overtuigd, dat dat op het eerste gezicht zo gezonde idee van de heer De Vries ook bij dieper nadenken de toets der kritiek kan doorstaan. Ik ben dus nog niet overtuigd, dat Uw College terecht dit artikel wijzigt. Dat is wat ik op dit punt te zeggen heb. Nog even art. 7, lid 2. U hebt dit eigenlijk, dacht ik, niet helemaal juist geïnterpreteerd. Ik wil beginnen met te zeggen, dat de discussie en de beantwoording van de punten, waarover in eerste instantie gesproken is, verhelderend gewerkt heeft en dat het vastleggen daarvan in de handelingen een goed ding is en we zou den bijna wensen, dat bij de toekomstige tekstuitgave van het reglement van orde de handelingen dan maar als toelichting erbij te hebben. (Gelach). Nog even lid 2. Ik had daar voorgesteld het impera tieve voorschrift van „de volgende dag de agenda af te maken", dat facultatief te maken door „kan de volgende dag voortgegaan worden". Dat geeft ons de vrijheid, die U in feite op het ogenblik toepast, want, afgezien van het feit, dat Uw College er zelf bij is, wanneer een agenda vastgesteld wordt, dus ook de lengte van de agenda en de zwaarte daarvan, is het zo, dat op het ogenblik alleen een punt dat bepaald spoedig beslist moet worden de volgende dag wordt be slist en dat de andere punten toch al naar de daarop volgende, normale raadsvergadering worden verwezen. Als we die praktisch gebruikte techniek in een regle ment zouden vastleggen, dan zouden we dit niet im peratief moeten voorschrijven, maar facultatief Als wij dus volgen wat U op het ogenblik doet, dan was mijn voorstel juist en het Uwe, dacht ik, niet. Over art. 52, lid 4, zal ik geen messen trekken, want ik geloof, dat het ook zo'n vaart niet loopt en we zien vanzelf wan neer dit complicaties geeft. Maar mijn standpunt was dus niet, dat punten, die al uitgekauwd zijn in de af delingen, ook nog een keer in de officiële grote verga dering zouden moeten komen. Mijn punt was, dat men dat niet principieel onmogelijk moet maken. Ik geloof, dat in het algemeen daar even weinig gebruik van ge maakt zal worden als van de rantsoenering van de spreektijd, die U niettemin ook in het reglement van orde opneemt. Ik geloof, dat het principeel onjuist is bij voorbaat iets uit te sluiten. Praktische betekenis heeft dit natuurlijk nauwelijks. De heer C. de Vries: Het woord „afzonderlijk" in het tweede lid van artikel 3 is m.i. overbodig en het lijkt me juister, dat te laten vervallen. Om het toch mogelijk te maken, dat een eenmans fractie ook aan het overleg in het college van senioren mee kan doen, stellen we voor, artikel 4, eerste lid, te wijzigen. Dit voorstel is mede ondertekent door de heer Stek. We stellen voor, na het woord „plaatsvervangers" het eerste lid te doen luiden: „alsmede het lid of de leden, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, vormen het college van senioren". Dat U t.a.v. artikel 7, 24.00 uur als richtlijn aan wilt houden, vind ik dan in dit geval toch wel juist en ik zou een soortgelijke opvatting willen koesteren t.a.v. artikel 12 betreffende het rookverbod in deze vergade ring. Zolang de ventilatie in deze zaal onvoldoende is, houden wij ons bij wijze van gentleman-agreement aan die 90 minuten, maar zodra die ventilatie is verbeterd, zijn we er m.i. uit en is het niet meer nodig een derge lijk verbod exact vast te leggen in het reglement van orde. Ik stel dan ook voor, het gehele artikel te schrap pen en uiteraard de volgende artikelen van een ander nummer te voorzien. Ik ben het wel eens met de opmerking, die de heer Van der Veen heeft gemaakt t.a.v. dat vergaderen op de volgende dag. Ook ik zou graag zien, dat hier de praktijk werd vastgelegd door de facultatieve mogelijk heid te scheppen, niet afgewerkte agendapunten niet de volgende dag, maar over drie weken in de dan te houden vergadering te behandelen. T.a.v. artikel 19 ben ik het toch niet helemaal met het College eens. Als een Wethouder om de één of andere reden een op de agenda staand voorstel wil toelichten, wil ik dat niet zien als de eerste keer, dat de wethouder spreekt. Dat zou ik willen beschouwen als een verlengstuk van het voorstel, dat daaraan inhea- rent is. Daar van uitgaande zie ik niet, dat een wet houder drie keer het woord zou moeten kunnen voe ren, want daarna wordt „om en om" het woord gevoerd en gelden t.a.v. het aantal malen voor ieder dezelfde regels. Ik wil dus een amendement indienen, inhoudende wijziging van artikel 19 in die zin, dat iedere woord voerder slechts tweemaal het woord voert. Ook indien tijdens de vergadering een lid van de Raad een voorstel indient, zou ik de indiening en even tuele toelichting van zo'n voorstel niet willen zien als het voor de eerste keer het woord voeren. T.a.v. art. 20 heeft U gesteld, dat de Raad er uiteraard prijs op zal stellen goed geïnformeerd te worden en dat het daarvoor onjuist is het College een spreek tijdbeperking op te leggen. Maar bent U, als College, dan niet graag goed geïnformeerd over datgene, wat de raadsleden willen zeggen? (De Voorzitter: Meestal wel.) Op dat punt zou ik de redactie willen wijzigen in die zin, dat spreektijdbeperking in het algemeen voor iedereen geldt. De beperking behoeft voor raads leden en wethouders niet gelijk te zijn in het aantal minuten, maar dat een redelijke verdeling plaats vindt lijkt me alleszins juist. De beslissing of een in artikel 34 bedoeld stembriefje waarop b.v. drie namen staan als er maar twee op moeten staan als blanco en dus ongeldig moet worden beschouwd, wilt U aan de Raad overlaten. Ik heb dan ook op dat punt een amendement ingediend, zodat de Raad een uitspraak op dat punt kan doen. Ik stel voor, artikel 34 zodanig te wijzigen, dat het stembriefje met meer namen dan het vereiste aantal, blanco en dus ongeldig is. T.a.v. art. 47 hebt U het amendement overgenomen. De heer Van der Veen is daar nu minder gelukkig mee. Ik zou het toch nog willen aanvullen, met nog een klein amendementje n.l. wijzigen in die zin, dat het niet antwoord geven, waar mogelijk, gemotiveerd moet worden. Het andere punt is al door U overgenomen. (De heer Van der Veen: Wilt U er nog aan toevoe gen: tenzij zich daartegen enig algemeen of bijzonder belang verzet of iets dergelijks, om te kunnen ontsnap pen aan ongewenste consequenties?) Dat zit toch in dat „waar mogelijk"? (De heer Van der Veen: Dat is de motivering.) Ja, maar dan wil ik in dit amende ment dat „waar mogelijk" zien slaan op de gehele si tuatie. T.a.v. de andere punten, die ik heb gesteld en waar op U hebt geantwoord moet ik U zeggen, dat ik daar verder niet meer over spreek. Ik meen n.l., dat door de beantwoording van een aantal vragen, in de notulen van deze vergadering ook voor de geschiedenis is vast gelegd, welke interpretatie aan sommige artikelen moet worden gegeven. De heer Stek: Kortheidshalve en vooral ook om zo weinig notulen nodig te hebben bij dit reglement van orde, wil ik toch graag een voorstel indienen. Het voor stel luidt als volgt: „De Raad der gemeente Leeuwarden, gehoord de dis cussie over het raadsvoorstel, bijlage no. 104, stelt het College voor, artikel 7, lid 2, als volgt te wijzigen c.q. aan te vullen: „De vergaderingen vangen in de regel aan om 19.30 uur en eidigen om uiterlijk 24.00 uur, tenzij de Raad op voorstel van de Voorzitter anders besluit." Dit voorstel is mede ondertekent door de heren Vis ser en Boomgaardt. De heer Kingma: Ik hoop niet, dat het rookverbod hier zal sneuvelen want ik vind dat zeer belangrijk en ik zie niet, dat vervente rokers, wanneer dat niet ge reglementeerd is, dat roken ook inderdaad 90 minuten zullen laten. Daar ben ik helemaal niet zeker van en ik vind het een zeer belangrijk punt voor degene, die niet rookt. Iedereen die niet rookt, heeft er hinder van. De Voorzitter: Ik stel voor, dat we de punten even doorlopen, ten aanzien waarvan nu voorstellen tot wijziging zijn ingediend. Ik kan in tweede instantie gaan antwoorden, maar ik doe dat liever n.a.v. de ver schillende voorstellen, want ik zou slechts kunnen her halen, wat ik in eerste instantie zo uitvoerig mogelijk tegen Uw Raad heb gezegd. Terwille van de tijd zal ik daar, waar nodig, nog een korte kanttekening maken bij het voorstel, waar ik stemming over vraag. Gezien het feit, dat het vrij duidelijke kleine punten betreft, die geen ingewikkelde redacties vragen, zou ik willen vragen om door hand opsteken Uw standpunt kenbaar te maken t.a.v. een aantal punten die nu aan de orde zijn. De heer C. de Vries stelt voor, in artikel 3, lid 2 het woord „afzonderlijk" te schrappen. Het is geen prin cipieel punt, dat „afzonderlijk" duidelijk wordt aan gegeven, want als een lid van een fractie niet tot een fractie wil behoren, dan is het niet onlogisch, dat hij als afzonderlijke fractie wenst te worden beschouwd, want dan wordt hij daarmee een fractie. Het voorstel van de heer C. de Vries wordt aange nomen. De heren C. de Vries en Stek stellen voor, in artikel 4, le lid, na „plaatsvervangers" in te voegen: „als mede het lid of de leden bedoeld in het tweede lid van dat artikel." Het voorstel van de heren C. de Vries en Stek wordt aangenomen. Twee leden stemmen tegen. De heren Stek, Boomgaardt en Visser stellen voor, het tweede lid van artikel 7 als volgt te wijzigen: „De vergaderingen vangen in de regel aan om 19.30 uur en eindigen om uiterlijk 24.00 uur, tenzij de Raad op voorstel van de Voorzitter anders besluit." Het voorstel wordt verworpen. De heren Van der Veen en C. de Vries stellen voor, de redactie van het 2e lid van artikel 7 zodanig te wij zigen, dat behandeling van aangehouden punten in de vergadering, te houden op de dag volgende op die, waarop de behandeling van de agenda is begonnen, niet meer imperatief wordt voorgeschreven. Ik stel voor, het 2e lid van artikel 7 aan te vullen met: „tenzij de Raad anders besluit". Dit voorstel wordt aangenomen. De heer De Vries stelt voor, artikel 12 betreffende het rookverbod, te schrappen. M.i. moeten we het niet schrappen. Het voorstel wordt verworpen. Acht leden stemmen voor. De heer C. de Vries stelt voor, t.a.v. het aantal ma len spreken, bedoeld in artikel 19, geen uitzondering te maken t.a.v. de leden van het College. Ik stel uitdruk kelijk voorop, dat dit waarlijk geen principiële zaak is. Wilt U het ook niet zo opvatten dat wij menen, dat het College een groter aantal keren zal moeten praten dan de leden van de Raad. Geen sprake van! We heb ben naar de praktijk gekeken. Ik wil U een voorbeeld noemen. Er zijn bepaalde voorstellen, die door meer dan één lid van het College worden verdedigd of toe gelicht. Ik kan me indenken, dat op een bepaald mo ment wethouder Tiekstra begint. Daarna vertelt wet houder Ten Brug een verhaal, waarop wethouder Tiek stra denkt, dat de beantwoording nog onvolledig is ge weest en nog even wat wil aanvullen. Dat zou wet houder Tiekstra in dat geval niet meer mogen doen. Het kan ook zijn, dat een wethouder punten in het geding brengt, waar het College het niet helemaal mee eens is. Het kan op een bepaald moment zijn, dat een wethouder iets naar voren brengt, waarvan een tweede wethouder zegt: „Wacht even, daar wil ik toch even iets op zeggen". Het zijn hoge uitzonderingen. Wilt U dit zo formeel teneinde dit onmogelijk te maken? Het gebeurt in de praktijk praktisch nooit. Daarom moet ik U namens het College meedelen en dat geldt na tuurlijk ook t.a.v. de voorstellen van een raadslid dat het College haar voorstel graag wil handhaven. Het voorstel van de heer C. de Vries wordt ver worpen. Artikel 20: beperking spreektijd. We willen met el kaar geen spreektijd bekorten. Wij verklaren wel om de beurt, dat we zo kort mogelijk moeten spreken en dat heeft niet al te veel succes. Ik geloof, dat niemand in deze zaal nu een groot voorstander is van het in voeren van spreektijdbekortingen. Dit zal ook een uit zondering zijn. Wanneer de Raad in de loop van de behandeling van een bepaald punt denkt, dat er lang genoeg over is gepraat dan kan hij dus tot spreektijd bekorting besluiten. Als U dan meent dat het College zijn mond ook moet houden, dan stellen we daarvoor ook een spreektijdbekorting, maar dan wordt het zo ingewikkeld, want dan moet ik, refererend aan wat de heer De Vries zei, „weer een andere tijd afspreken". Als U kort bent, dan is het College ook kort. Ik stel dus voor, ook dit te handhaven. Dit voorstel wordt aangenomen. De heer C. de Vries stelt voor, artikel 34 zodanig te wijzigen, dat het stembriefje met meer dan het ver eiste aantal namen, ongeldig wordt verklaard. Dit voorstel wordt aangenomen. T.a.v. artikel 47 zou ik willen voorstellen, de re dactie zodanig te wijzigen, dat wordt bepaald, dat de vragen met de daarop gegeven antwoorden, alsmede niet beantwoorde vragen met een gemotiveerde mede deling (tenzij daartegen in dit laatste geval bezwaren bestaan) aan alle raadsleden worden toegezonden. Wij zullen zorgen voor een goede formulering. Dit voorstel wordt aangenomen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de aangenomen amendementen. Punt 25 (Bijlage no. 132). De heer Heidinga: In artikel 2 staat: „De leden van de Gemeenteraad genieten voor het bijwonen van de vergaderingen van een afdeling van die Raad, voor zover zij de presentielijst voor de desbetreffende ver gadering hebben getekend, een vergoeding als bedoeld in art. 60 van de Gemeentewet". Hieruit volgt dus, dat ook de raadsleden, die geen lid van de betreffende afdeling zijn en die toch op de vergadering komen, daar voor presentiegeld krijgen. Daar ben ik op tegen. Het is n.l. zo, dat wij nu commissievergaderingen hebben, die we allemaal pro deo bezoeken. Dat is jaar in jaar uit gebruik geweest en dat wordt nu veranderd. Ook de vergaderingen van de afdelingen worden gehono reerd, maar nu wordt de Raad in vijf afdelingen ver deeld en ik zou dus naar de vergaderingen van alle vijf afdelingen toe kunnen gaan. Daar heb ik het volledige recht toe en ik neem aan, dat ik ook wel be hoefte zal gevoelen, de vergadering van een andere afdeling te bezoeken. Ik vind het echter niet juist, dat ik dan ook recht heb op presentiegeld. Als ik zo'n ver gadering van een andere afdeling bij wil wonen dan doe ik dat vanwege mijn interesse als raadslid en om dat ik op de hoogte wil zijn. De heer VeUenga: Ik kan deels wel begrijpen, wat de heer Heidinga er toe heeft gebracht dit hier zo naar voren te brengen. Nu geloof ik, dat er in dit ge val gesproken zou moeten worden van een zekere zelf discipline van ieder raadslid. Wat mijn eigen fractie betreft is het niet moeilijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 9