1
te krijgen van G.S. Ik heb geen reden te veronderstellen,
dat G.S. deze uitgaven niet zullen goedkeuren, maar ik
kan niet meer doen dan informatie geven, over het overleg,
dat ik afgelopen donderdagmiddag heb gevoerd met de
betreffende Gedeputeerde, die uiteraard ook niet eerder in
de gelegenheid was zich te verzekeren van het standpunt
van G.S. hieromtrent. Daarbij speelt vanzelfsprekend het
oordeel van de Provinciale Waterstaat i.z. de technische
toestand een beslissende rol. Vandaar ook het intensieve
vooroverleg met de Provinciale Waterstaat, dat de Dienst
Openbare Werken op mijn verzoek heeft gevoerd.
De heer Vellenga zegt: „Er was dus toch al iets aan de
hand". Ik zou daarvan dit willen zeggen: Er is maar één
methode om deze ankerstaven, die om de 1.80 m op een
diepte van m het mag iets meer of minder zijn de
walbeschoeiing steunen, op hun sterkte te controleren en
dat betekent gewoon uitgraven. Er zijn tal van plaatsen in
de stad, waar de fundering van de walmuren bepaald niet
meer is, zoals ze oorspronkelijk was en, zoals misschien
verondersteld wordt te zijn gebleven. Het zijn normale ver
schijnselen die zich voordoen; niemand treft dan ook een
verwijt dat men nu na 24 jaar het plan is in 1945 ge
maakt en in de vijftiger jaren uitgevoerd tot de conclusie
moet komen, dat deze ankerstaven voor 100 belast zijn.
Maar zouden deze verschijnselen zich eerder gemanifesteerd
hebben, dan hadden we rekening kunnen houden met een
verantwoorde belasting en hadden die dus kunnen redu
ceren tot 60 a 40 de belasting, die zij volgens hun oor
spronkelijke sterkte konden dragen. Dit is dus de reden van
de urgentie van dit werk. Niemand van ons kan enige
zekerheid geven, hoeveel ankers op dit moment nog heel
zijn en hoeveel aangetast, of de door mij genoemde per
centages reëel zijn, of dat het zelfs niet erger is. Die zeker
heid krijgt men alleen maar, als men alle ankerstaven heeft
opgegraven. Iets heel anders is natuurlijk, dat wij ons
alvorens tot uitvoering van het eventueel door de Raad op
ons voorstel te nemen besluit over te gaan, van het stand
punt van G.S. vergewissen en dat was natuurlijk ook de
strekking van het vooroverleg. Ik meen, dat ik niet gerech
tigd was slechts aan de betreffende Gedeputeerde te vragen:
Kunnen G.S. akkoord gaan, want dan zou ik de eigen ver
antwoordelijkheid van de Raad, eigenlijk de ratio van art.
248 van de Gemeentewet ondergraven, maar ik meen dat
wij wel gerechtigd zijn, om, nadat de Raad tot dit besluit is
gekomen, met G.S. overleg te plegen over het standpunt
van dat College t.a.v. de uitvoering van dit besluit.
De heer Van der Veen heeft over hoofdelijke aansprake
lijkheid gesproken. Ik dacht, dat de uitdrukking „hoofdelijk
aansprakelijkheid" wel duidelijk is, maar dit is wel een
unieke zaak die ik ook niet kan beoordelen.
De Voorzitter: Wethouder Tiekstra is uitgesproken. Ik
schors de vergadering voor enkele minuten om even over
leg te plegen in het College. De raadsleden kunnen dan
ook even onderling praten.
De Voorzitter: Ik heropen de besprekingen. Het College
heeft, nadat wij in twee instanties uitvoerig over dit belang
rijke voorstel hebben gediscussieerd, zich nogmaals ernstig
beraden over wat zijn standpunt moet zijn. We hebben met
grote belangstelling de opmerkingen gevolgd, welke Uw
Raad in eerste, en vooral ook in tweede instantie heeft ge
maakt. Het College is tot de slotsom gekomen, dat het gelet
op de grote urgentie van deze zaak, die zo uitvoerig door
Wethouder Tiekstra in tweede instantie is uiteengezet, zijn
voorstel volledig moet handhaven. Dit is de verklaring, die
ik voor de Raad namens het College heb afgelegd.
De heer Vellenga: Dat wat ik nu ga zeggen kan ik ook
doen namens de meeste fracties, die deze Raad vertegen
woordigen, met uitzondering van die van de P.S.P. U kunt
zich levendig voorstellen, dat waar deze zaak een zo uniek
karakter heeft de heer Tiekstra heeft er al op gewezen,
dat dit in al die jaren, dat sommigen van U hier raadslid
zijn, nog nooit eerder is voorgekomen ook de fracties
behoefte hadden in onderling beraad niet alleen de inhoud
van het voorstel en de stukken, die ter inzage lagen, maar
m.n. datgene wat namens Uw College door de Wethouder
van Openbare Werken naar voren is gebracht, nog eens te
wikken en te wegen. Het is U duidelijk geworden, dat het
merendeel van de Raad overtuigd was van technische urgen
tie van dit geval en dat wij als er geen financieringsmoeilijk
heden zouden zijn, aanstonds „ja" gezegd zouden hebben
tegen dit voorstel. De moeilijkheid bij de meeste raadsleden,
die over deze materie gesproken hebben, lag dus bij het
zeer bijzondere besluit, dat van ons wordt gevraagd. En
U kunt zich ook wel voorstellen, dat wij de grootst moge
lijke zekerheid wilden hebben over de uitvoering, gebaseerd
dus op een vorm van medewerking van G.S. aan dit raads
besluit. Wij hebben stuk voor stuk in de fracties de woorden
van Wethouder Tiekstra nogal op ons laten inwerken, de
pro's en contra's nog eens zéér nadrukkelijk tegen elkaar
afgewogen, en de fracties namens welke ik nu spreek,
hebben voldoende aan datgene, wat door het College zopas
in twee instanties naar voren is gebracht. En deze fracties
zijn dus ook bereid Uw voorstel aan te nemen, omdat zij
hebben geconstateerd, dat U ernstige aandacht schenkt aan
de beleidsopmerkingen die van onze kant over deze zaak
zijn gemaakt.
De heer Kingma: Ik wil hier wel een korte toelichting
op geven. Wij zullen tegen stemmen op grond van het feit,
dat wij het na wat de Wethouder hierover heeft gezegd,
ook t.a.v. de kennis van feiten bij de Provinciale Water
staat, die de informatiebron mag worden geacht van G.S.,
hoogst eigenaardig vinden, dat men dit werk niet langs de
normale weg voor spoed in aanmerking kan laten komen. Ik
vind dit ook principieel onjuist.
Ik kan me voorstellen, dat er een artikel in de Gemeente
wet voorkomt om de Raad ervan te weerhouden voor aller
hande aardigheidjes geld te besteden, maar als het werkelijk
om een dringende zaak gaat, waarvan men ten Provincie
huize kan weten, en ook weet, zoals ik van de Wethouder
heb begrepen, dan moet dit spoedig beschikbaar kunnen
zijn. Als goedkeuring van G.S. zonder toepassing van art.
248 niet af kan komen, dan ligt de verantwoordelijkheid
mi. volkomen bij G.S.
De Voorzitter: Ik geloof, dat het College slechts kennis
kan nemen van de verklaringen van de heren Vellenga en
Kingma; het lijkt mij niet erg zinvol daar in derde instantie
op te reageren.
Ik zou dus thans willen overgaan tot stemming over het
voorstel, zoals dit door het College aan de Raad is voor
gelegd.
Het voorstel van B. en W. wordt met 34 stemmen tegen
2 stemmen, die van de heren Kingma en Rijpstra, aange
nomen.
Punt 35a. (bijlage no. 71).
Aanbeveling:
J. C. Dicke, alhier.
Benoemd wordt de aanbevolene met alg. stemmen.
Punt 35b.
Benoemd worden: de heer C. de Vries met alg. stemmen,
de heer R. Boomgaardt met 35 stemmen (de heer J. P.
Reehoom 1 stem) en de heer Mr. B. P. van der Veen met
34 stemmen (de heer Schönfeld 2 stemmen).
Punt 35c.
Benoemd wordt de heer J. F. Janssen met 34 stemmen
(de heer Ir. B. C. van Balen Walter 2 stemmen).
De heren Faber en Van der Zwaard vormden het stem
bureau.
De Voorzitter sluit, om 0.20 uur, de vergadering.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van maandag 17 maart 1969
RAADSVERGADERING
van maandag 17 maart 1969.
Aanwezig 36 leden: de dames A. Joustra-Bijker, Mr.
E. Veder-Smit en M. M. Th. Visser-van den Bos en de
heren Ir. B. C. van Balen Walter, R. Boomgaardt, J.
ten Brug (weth.), P. J. Engels, P. Faber, J. Heetla
(weth.), O. Heidinga, T. K. Hogendijk, J. F. Janssen,
K. J. de Jong (weth.), B. Kingma, A. Klomp, G. van
der Laan, W. S. P. P. de Leeuw, Mr. D. Lijzen, W.
Miedema, P. W. Pietersen, J. P. Reehoorn, Ir. C. L.
Rijpma, H. W. Rijpstra, J. A. Schönfeld, D. C. Stigter,
J. Tiekstra (weth.), M. Tjerkstra, Mr. B. P. van der
Veen, J. T. Vellenga, J. Venema, L. Visser, C. de Vries,
G. de Vries, K. Weide, J. Wiersma en J. van der
Zwaard.
Afwezig: de heer H. L. M. Stek en na de pauze de
heer J. Tiekstra (weth.).
Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Vaststellen van de notulen van de raadsvergade
ring van 13 mei 1968.
2. Mededelingen.
3. Aankoop van een aantal percelen (bijlage no.
119).
4. Aankoop van een aantal percelen grond, gelegen
in het recreatiegebied „De Groote Wielen", van de
„Stichting op Toutenburg" te Rijperkerk (bijlage no.
97).
5. Aankoop van een perceel grond, gelegen in het
bestemmingsplan „Lekkumerend", van mevrouw D.
Veenstra-Inia te Amersfoort (bijlage no. 95).
6. Aankoop van een gedeelte van een perceel tuin
grond, gelegen ten noorden van de Kalkvaart, van H.
C. Bakker sr. en H. C. Bakker jr., beiden alhier, als
firmanten van de Fa. H. C. Bakker en Zn. (bijlage
no. 96).
7. Verkoop van een aantal percelen erfpachtsgrond
(bijlage no. 118).
8. Verkoop van een perceel bouwterrein, gelegen
langs de westzijde van de Surinamestraat, hoek Cu-
ragaostraat, aan de Stichting Vorming Werkende Jeugd
Noord-West Friesland, alhier (bijlage no. 103).
9. Verpachten en verhuren van diverse percelen (bij
lage no. 93).
10. Doortrekken van de Van Beverwijckstraat naar
de Pasteurweg (bijlage no. 116).
11. Aanleg van bestrating en parkeergelegenheid
rondom het winkelcentrum aan de noordzijde Marowij-
nestraat (bijlage no. 102).
12. Aanleg van een speelveld bij de Wielenpölle (bij
lage no. 125).
13. Vaststellen van het bestemmingsplan „Bunga
lowterrein Bilgaard (herziening 1969)" (bijlage no. 92).
14. Ontwerp bestemmingsplan „Goutum" (bijlage
no. 114).
15. Toekennen van voorschotten op de vergoedin
gen, bedoeld in de artikelen 73, 126 en 127 van de Kleu
teronderwijswet, aan de besturen van de bijzon
dere kleuterscholen voor het jaar 1969 (bijlage no.
101).
16. Verlenen van kredieten voor de bouw van scho
len voor gewoon lager onderwijs in het bestemmings
plan „Bilgaard" (bijlage no. 100).
17. Verlenen van krediet voor de bouw van een bij
zondere school voor kinderen met leer- en opvoedings
moeilijkheden aan de Eeskwerd in het bestemmings
plan „Bilgaard" (bijlage no. 117).
18. Subsidiëren van culturele evenementen met in
gang van het seizoen 1969/1970 (bijlage no. 115).
19. Organisatie van de Medische en Geriatrische
Dienst (bijlage no. 120).
20. Gevolgen van het instellen van de Medische en
Geriatrische Dienst op het gebied van de rechtspositie
en de personeelsvoorziening (bijlage no. 121).
21. Wijzigen van de Bezoldigingsverordening 1960
(bijlage no. 94).
22. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de
begrotingen van de takken van dienst voor het dienst
jaar 1966 (bijlage no. 122).
23. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de
begroting van de Energiebedrijven voor het dienstjaar
1968 (bijlage no. 124).
24. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de
begrotingen van de Geneeskundige- en Gezondheids
dienst, het Grondbedrijf, de Dienst voor Sport en Re
creatie en de Energiebedrijven voor het dienstjaar 1969
(bijlage no. 123).
25. Verlenen van eervol ontslag aan de heer G. D.
Kamstra als ambtenaar van de burgerlijke stand (bij
lage no. 99).
26. Benoemen van een ambtenaar van de burger
lijke stand (bijlage no. 98).
Punt 1.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter: Hoewel U het allen wel in de krant
zult hebben gelezen, stel ik er toch prijs op U in de
vergadering van Uw Raad officieel op de hoogte te
stellen van het feit, dat onze secretaris op 1 maart j.l.
zijn 40-jarig ambtsjubileum heeft gevierd. Mede ter
gelegenheid daarvan heeft hij een Koninklijke onder
scheiding ontvangen; hij is n.l. benoemd tot Ridder in
de Orde van Oranje-Nassau.
De heer Van Balen Walter: Namens de Raad wil
ik de heer De Jong gaane van harte feliciteren met
zijn jubileum en deze benoeming. Ik ben van mening,
dat de onderscheiding volkomen verdiend is verleend.
Ik hoop en vertrouw, dat de heer De Jong deze met
gematigde trots zal weten te dragen. (Applaus).
De heer De Jong (secr.): Ik dank U, mijnheer de
Voorzitter, voor het feit, dat U mij een klein ogenblik
hier het woord wilt verlenen. Dames en heren, leden
van de Raad! Toen ik op 1 maart j.l. mijn „bijzondere
verjaardag" vierde, werd ik verrast met een groot pak
ket, dat mij werd thuis gezorgd. De Raad bleek mij
een wel zeer bijzondere zetel aan te bieden. Ik heb dat
erg gewaardeerd. U hebt mij met dit cadeau, evenals
met de vriendelijke woorden, uitgesproken door de heer
Van Balen Walter, de nestor van de Raad, bijzonder
verrast. Ik dank U zeer! (Applaus)
De heer De Jong (secr.): De heer Stek is verhin
derd aanwezig te zijn en de heer C. de Vries zal iets
later komen.
Punt 2.
Sub A, B, C en D.
Deze berichten worden voor kennisgeving aange
nomen.
Stib E.
Deze rapporten worden voor kennisgeving aange
nomen.
Sub F.
Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub G.
Deze brieven worden voor kennisgeving aangenomen.