5 lijk niveau, wat het voordeel biedt, dat men minstens kan proberen de gebruikte formuleringen op elkaar af te stemmen. Dan kan men n.l. trachten in de stukken dezelfde begripsomschrijvingen te hanteren, zodat er enige uniformiteit ontstaat en men er van tevoren van verzekerd is, dat bepaalde formuleringen in het ver dere overleg kunnen worden gehandhaafd. Zodra dit plan verder klaar is, zal het op een bepaald moment in de Commissie Overleg Gemeentelijke Plannen moe ten komen. Ik weet niet altijd de juiste volgorde, maar ik weet wel, dat het plan nog heel wat instanties moet passeren. Dat betekent, dat er misschien enkele wijzi gingen in kunnen worden aangebracht, maar we mo gen er wel van uitgaan, dat wij voorzichtig uitge drukt in het tweede kwartaal 1969 met het ont- werp-bestemmingsplan „Goutum" in zijn definitieve vorm met de complete bebouwingsvoorschriften en de daarbij behorende exploitatie-opzet bij de Raad kunnen verschijnen. Ik stel mij wel voor, dat dit gebeurt, nadat hierover in de Commissie voor de Ruimtelijke Orde ning overleg is gepleegd. Het lijkt mij niet onwaar schijnlijk, dat wij die commissie in haar eerstvolgende vergadering over de stand van zaken nader kunnen informeren. N.a.v. de door mij genoemde Commissie Overleg Gemeentelijke Plannen moet de heer Heidinga in aanmerking nemen, dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de gemeentebesturen vraagt overleg te plegen met een aantal in een desbetreffend artikel opge noemde instanties. Dit overleg is door de P.P.D. zeer doelmatig georganiseerd, want nu treffen we in één keer de acht bedoelde personen. Het spreekt vanzelf, dat de in het oorspronkelijke plan aangebrachte wijzigingen de gebruikelijke pro cedure zullen doorlopen. De vraag van de heer Tjerk stra, of het in het voornemen van het College ligt t.a.v. dit bestemmingsplan met de dorpsgemeenschap van Goutum overleg te plegen, kan ik categorisch met „ja" beantwoorden. De heer Heidinga: Als ik naga, dat op 19 septem ber 1968, dus een half jaar geleden, de laatste verga dering van de commissie ad hoc over dit bestemmings plan is gehouden, vind ik toch, dat een en ander te lang duurt en dat het College dergelijke zaken pittiger moet aanpakken. Destijds heeft de voorzitter van be doelde commissie met nadruk betoogd, dat het van be lang was het overleg alvast op gang te brengen, maar nu, een half jaar later, zijn wij nog niet veel verder. Ik geloof niet, dat we op deze wijze op de goede weg zijn. De heer G. de Vries: Ik was de vorige week enigs zins verbaasd, toen ik de maquette in de krant zag staan. Ik had n.l. het gevoel, dat de hier opgestelde maquette zuiver en alleen voor intern gebruik bedoeld was en dat we een en ander pas aan de openbaarheid zouden prijsgeven, nadat we t.a.v. deze gehele zaak definitieve beslissingen hadden kunnen nemen. Ik vraag me af, of we nu niet de kans lopen buitenstaan ders bepaalde gegevens in handen te spelen t.a.v. de grondsituatie aldaar, wat toch eigenlijk niet de be doeling kan zijn. De heer Tiekstra (weth).: Onmiddellijk nadat de commissie ad hoe haar werkzaamheden m.b.t. dit plan had beëindigd, is het vooroverleg op ambtelijk niveau begonnen. Het resultaat van dit vooroverleg was, dat er, althans in de voorschriften, hier en daar nogal in grijpende veranderingen moesten worden aangebracht. In de vergadering van B. en W. van 12 november 1968 heeft het College zich met dit plan akkoord verklaard. Inmiddels is er gewerkt aan de exploitatie-opzet, die medio december gereed kwam. Nu is het maken van een exploitatie-opzet ook van een klein plan als van Goutum, op zichzelf een vrij ingewikkelde zaak. Deze opzet kwam zodanig hoog uit, dat er is besloten hem over te maken en dan op een acceptabele manier. Hier bij wil ik nadrukkelijk de aandacht vestigen op het keiharde feit, dat de betrokken Secretarie-afdeling zich de laatste maanden van 1968 geplaatst zag voor alle gevolgen, die de invoering van de B.T.W. met zich meebracht. Dat speelde hier tussendoor en men kan nu eenmaal niet de ambtenaren aan twee haastkar- weiën tegelijk zeten. (De heer Engels: Het is grap pig, wat je al niet allemaal aan de B.T.W. kunt op hangen!) Als daaruit twijfel zou spreken, dan moet ik die twijfel onmiddellijk en categorisch bestrijden, om dat mij persoonlijk bekend is, dat de ambtenaren, die ook bij déze berekeningen betrokken waren, dagen achtereen met allerlei instanties van de belastingen, van de betreffende bedrijven en ook van de Secretarie overleg hebben moeten voeren over de gecompliceerde materie, die onder de naam van B.T.W. is geïntrodu ceerd. Daarbij kwamen ook duidelijk de belangen van de Gemeente aan de orde. Als de heer Engels daarom lacht, neem ik hem dat hoogst kwalijk, want dan lacht hij om iets, waarmee hij niet op de hoogte is. Dat is dus de oorzaak, dat deze exploitatie-opzet niet eerder weer onder de loep kon worden genomen. De Raad heeft toch t.a.v. het gebied bestemmings plan Goutum een voorbereidingsbesluit genomen en in november 1966 is een ontwerp-plan voor Goutum in de Raad geweest. Ik dacht dan ook, dat het feit, dat er een plan voor het gebied Goutum in voorbereiding is, een publiek feit is. Ik zie derhalve geen bezwaren tegen publikatie van deze maquette. B. en W. althans hebben gemeend de publiciteitsorganen daarmee van dienst te zijn geweest. Indien een speculant al enig inzicht mocht hebben in de situatie der plaatse, dan geloof ik toch niet, dat deze maquette, die toch nog zeer summier van opzet is, dit inzicht zou kunnen ver diepen. De Voorzitter: De heer Heidinga merkt wel, dat het bestemmingsplan „Goutum" de voortdurende aan dacht van de Wethouder voor de Ruimtelijke Ordening heeft. Ook bij het College heeft het probleem Goutum, mede i.v.m. de door weth. Tiekstra bedoelde calcula ties, de laatste anderhalve maand geregeld op de agen da gestaan. Ook morgen staat het er op. Wij zullen met elkaar- trachten deze zaak zoveel mogelijk te sti muleren, opdat zij zo snel mogelijk van de grond komt. Ik hoop, dat de instelling en de werkwijze van de Com missie voor de Ruimtelijke Ordening de oplossing van dit soort problemen in de naaste toekomst waarlijk zal helpen bevorderen. Overigens geloof ik niet, dat de heer Engels een aanval op het College heeft willen doen. De heer Engels: Natuurlijk heb ik niet de heer Tiekstra noch op zijn ziel, noch op zijn tenen willen gaan staan. Ik heb alleen even willen laten merken, dat ik, hoewel ik er begrip voor heb, dat zaken als de invoering van de B.T.W. vertragend werken op de Se cretarie, ook altijd geneigd ben de relativiteit daarvan te zien, zonder daarmee iets af te doen aan de activi teit, de inzet of de integriteit van de heer Tiekstra. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 15 en 16 (bijlagen nos. 101 en 100). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 117). Mevr. Veder-Smit: Ik heb gezien, dat de bouw kosten voor de 6-klassige scholen voor g.l.o., die in het vorige agendapunt zijn genoemd, 3.7 ton bedra gen. De bouwkosten voor de 5-klassige l.o.m.-school daarentegen bedragen 7.18 ton. Aangezien ik zelf niet uit een tekening of een plattegrond heb kunnen zien, hoe de opzet van deze l.o.m.-school is, zou ik willen vragen, of de Wethouder kan uitleggen, wat de reden is van deze zoveel hogere kosten. Het karakter van het onderwijs zal daarin wel een factor vormen, maar mis schien zijn er nog wel meer factoren, die maken dat een totaalbedrag van 1,3 miljoen nodig is. De heer Ten Brug (weth.): De enige verklaring voor het feit, dat de bouwkosten voor een l.o.m.-school zoveel hoger liggen dan voor een school voor g.l.o., is inderdaad het geheel andere karakter van het onderwijs. Er wordt immers gewerkt in veel kleinere groepen dan in het gewoon lager on derwijs en men moet over meer vaklokalen kunnen beschikken. Wat het bedrag betreft, loopt deze school er verder helemaal niet uit, wat ook voor de Inspectie aanleiding was in beginsel met deze bouwsom akkoord te gaan. Mevr. Veder-Smit: Bij mijn vergelijking heb ik de grondkosten en de inrichtingskosten afgetrokken. Ik begrijp, dat de bouwkosten sec al een groot verschil vertonen. Kan de Wethouder misschien het aantal lo kalen noemen, dat deze school zal omvatten? De heer Ten Brug (weth.)Ik kan het niet pre cies uit mijn hoofd zeggen, maar ik meen, dat deze school zal omvatten: 6 gewone lokalen, een aantal vak lokalen en een overblijf lokaal. Dit overblijflokaal is vermoedelijk even groot als 3 of 4 gewone lokalen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 115). De heer Stigter: Ik kan U wel zeggen, dat onze fractie wel gelukkig is met dit voorstel. Wij hebben n.l. de indruk, dat dit een stap is in de goede richting m.b.t. het cultuurbeleid in onze Gemeente. Wij zijn wel wat geschrokken van de hoge bedragen, die het gehele culturele beleid op het gebied van het toneel onze Gemeente gaat kosten. Dat is dan echter het gevolg van het feit, dat heel lang de gehele schouw burgexploitatie in handen van een rechtspersoon is geweest. Wij moeten ons dus wel realiseren, dat we heel lang op rozen om niet te zeggen op kunstrozen hebben gezeten. Vele kleinere gemeenten, ook in onze provincie, moeten voor dit soort activiteiten een aanzienlijk hoger bedrag neertellen. We hebben het overgelegde programma in de fractie uitgebreid bekeken. Het is geen omvangrijk program ma, maar het ziet er bijzonder attractief en aardig uit. Wel hebben wij nog enkele wensen. In de eerste plaats heb ik bij de begrotingsbehandeling reeds ge vraagd, of het niet eens mogelijk zou zijn een sociolo gisch onderzoek in te stellen op het gebied van de cultuur hier ter stede. Wij zijn het, dacht ik, met elkaar er wel over eens, dat we heel veel geld in allerlei cul turele objecten stoppen, maar dat de belangstelling van de kant van de bevolking hier eigenlijk minimaal is. We hebben in de stukken kunnen lezen, dat er ge middeld 400 bezoekers per voorstelling worden ver wacht. Aangezien Leeuwarden 86.000 inwoners telt en bovendien een centrumfunctie vervult, komt dat erop neer, dat nog geen half procent van onze bevolking deze voorstellingen regelmatig zal bezoeken. Wij heb ben sterk de indruk, dat slechts een bepaalde elite deze voorstellingen bezoekt. Aan de andere kant worden door de invloed van de televisie echter zo langzamer hand veel meer mensen met deze dingen vertrouwd ge maakt. Ik geloof daarom, dat het van groot belang zou zijn, wanneer wij eens door vakmensen een sociologisch onderzoek lieten instellen om te weten te komen, wat nu eigenlijk de reden is, waarom de mensen niet naai de schouwburg komen. Een tweede punt, waarover ik iets zou willen zeg gen, is de propaganda. Ik geloof, dat wij ernaar moe ten streven een goede, originele propaganda te maken, die bij grote groepen van de bevolking aanslaat. Daar bij zal niet alleen moeten worden gelet op een goed uiterlijk, maar ook op de inhoud, die zodanig moet zijn, dat de mensen weten, waar zij aan toe zijn en dat zij worden verleid deze evenementen te bezoeken. M.i. moeten we de mensen regelmatig een programma boekje doen toekomen, waarin de aandacht wordt ge richt niet alleen op deze series, maar ook op de con certen door het Frysk Orkest, de Studio-voorstellingen voor de jeugd, de te houden exposities etc. Dan weten de mensen, wat er hier in allerlei sectoren op dit ge bied te koop is. Ik zou wel iets willen zeggen over de verbetering- van de accommodaties, maar ik heb goede hoop, dat er terzake binnenkort een uitgebreide nota komt. Dan kan ik er eventueel nog op terugkomen. Als we dit zo bekijken, dan lijkt het wel een soort kaart spelletje, waarbij de Gemeente alle Zwarte Pieten krijgt. We hebben nu een nadelig saldo van f70.000,Nu vraag ik mij af, of het psychologisch niet prettig zou werken, wanneer we kans zien in Leeuwarden enkele voor stellingen te organiseren, die nog een paar dubbeltjes opleveren. Ik denk daarbij aan Toon Hermans, een kassucces als Virginia Woolf of iets dergelijks. Dan hebben we toch enigszins de indruk niet alleen te ma ken te hebben met voorstellingen, die de Gemeente alleen maar geld kosten, maar ook met voorstellingen, waaraan we misschien nog een vijfentwintig gulden overhouden. Nu we als Gemeente en ook als commissie een ze kere inspraak op het beleid zullen krijgen, zou ik willen vragen, of het mogelijk is, dat de Wethouder van Culturele Zaken met zijn collega's uit andere ste den des lands ging praten met Minister Klompé om te zien, of er i.v.m. de toneelspreiding niet eens wat te bereiken zou zijn. Ik heb er geen bewijzen voor, maar ik heb toch wel vaag het vermoeden, dat een stuk, dat in het Westen in première is gegaan en waarvan de recensies in de landelijke bladen niet zo best waren, eigenlijk wordt bestemd voor de provincie. Daar zouden wij met z'n allen eens over moeten kla gen. Ik kan me indenken, dat de gezelschappen, die op dit moment reeds hun programma voor het vol gende seizoen samenstellen, nu al kunnen zeggen, wel ke stukken de provincie in gaan. Dan krijgen we mis schien wel met een paar flops te maken, maar allicht krijgen we dan hier ook eens een paar topstukken, wat ook voor het schouwburgbezoek in Leeuwarden en andere provinciesteden heel belangrijk is. Ten slotte zou ik willen vragen, of dit geheel nu eens niet de aanzet zou kunnen vormen tot een Cul turele Raad. Ik heb n.l. het idee, dat de tenuitvoerleg ging van dit plan wel eens het eind zou kunnen be tekenen van Kunst aan Allen en de Harmonie en dan denk ik in het bijzonder aan de Harmonie als de organisatrice van culturele evenementen. De leden van deze instanties kunnen immers aan hun lidmaat schap geen voorrecht meer ontlenen bij de op deze wijze georganiserde evenementen. Men spreekt tegen woordig graag over bepaalde „pakken" (de heer Schmelzer heeft het zelfs gehad over een kleuterpakje). Wij zouden misschien kunnen beginnen aan een cul tureel pak, een akkoord, waarbij de betreffende be sturen elkaar kunnen vinden en de beste mensen van deze besturen met elkaar gingen samenwerken, terwijl ook de Gemeente ging meespelen. Dan hadden we, dacht ik, in ieder geval een begin van een Culturele Raad. Dan konden we wat ervaring opdoen om dit lichaam zo breed mogelijk uit te bouwen. Bij dit pak denk ik dus niet aan een soort gelegenheidskleding, dat slechts éénmaal per jaar uit de kast komt en dan verschrikkelijk riekt naar mottenballetjes, maar het moet ons „goeie goed" worden, dat wij in onze vrije tijd en bij bijzondere gelegenheden in het weekend dra gen. Dan heb ik het idee, dat we met dit culturele pak in Leeuwarden op de goede weg zijn. Mevr. Veder-Smit: Gezien de ontwikkeling, die zich bij de Harmonie in het organiseren van culturele evene menten heeft voorgedaan, kan ik mij indenken, dat deze ingrijpende voorstellen onvermijdelijk waren. Dat zal in de geschiedenis van de Harmonie ook een hele gebeurtenis zijn geweest. Ik geloof, dat een pluim op de hoed van de betrokken mensen, in aanmerking ge nomen wat zij in al die jaren op eigen kracht hebben gedaan, wel op zijn plaats is. De commissie, die thans deze ingrijpende bevoegdheden heeft gekregen, heeft, dacht ik, een goede keus gedaan, door het aantal voor stellingen enigszins te beperken, maar de kwaliteit zo veel mogelijk te handhaven. Wel heb ik nog een paar vragen. In de eerste plaats heb ik niet duidelijk kun nen vinden, wie nu eigenlijk deze voorstellingen gaat exploiteren, wie de contracten gaat afsluiten. Doet de Gemeente dat of de commissie? In dit laatste geval zou de commissie toch een rechtspersoon moeten wor den. In verband hiermee zou ik ook willen vragen, of mijn indruk juist is, dat de Harmonie blijft voortbe staan en dat zij bepaalde voorstellingen nog zal kun nen organiseren. Zo ja, dan moet ik zeggen, dat zij wel goed heeft onderhandeld, want dan heeft ze de min of meer onrendabele projecten kunnen afstoten en zal zij het organiseren van rendabele evenementen in handen hebben gehouden. De heer Wiersma: Nu de Gemeente inspraak krijgt in de exploitatie van de schouwburgvoorstellingen en een samenbundeling van krachten met de verenigingen De Harmonie en Kunst aan Allen tot stand wordt ge bracht, is het m.i. noodzakelijk, dat deze exploitatie nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 3