11 om te komen tot gescheiden directies voor de onder scheiden takken en voor het feit, dat het hier gaat om bedrijven van een betrekkelijk kleine omvang; ik zou willen zeggen: „Te klein voor een tafellaken," maar ik zou niet willen zeggen: „Te groot voor een servet." Het principe van de gescheiden directies spreekt ons wel aan, maar leidt in het voor ons liggende organi satieschema wel tot bepaalde moeilijkheden. Ik zou mij kortheidshalve tot de hoofdzaken willen beperken. In dit organisatieschema vraagt m.n. de coöordinatie aan de top de aandacht. Daarin wordt voorzien door een commissie. Ik weet niet precies, hoe ik die moet noemen. In de raadsbrief wordt gesproken over een commissie van advies en bijstand, maar in het orga nisatieschema wordt gesproken over een beheerscom missie. Gezien echter de coördinatie aan de top, is het woord „beheerscommissie" waarschijnlijk beter op zijn plaats dan commissie van advies en bijstand. Bij de behandeling van deze zaak in het Georganiseerd Overleg heb ik gezegd (de Wethouder van Onderwijs en Volksgezondheid zal zich dat herinneren), dat er in dit schema op die beheerscommissie wel een zware wissel wordt getrokken. Ik denk daarbij aan de des kundigheid, het gezag, het niveau en m.n. ook de tijd, waarover de leden van deze commissie zullen moeten beschikken. De taak van deze commissie zal ook vaak liggen in het arbitraire vlak om verschillen van inzicht tussen de onderscheiden directeuren tot een goede oplossing te brengen. Bij nog een verder nadenken over de situatie van die beheerscommissie wil het mij voorkomen, dat hier nog een andere moeilijkheid ligt. Als die beheerscom missie n.l. gaat functioneren, zoals dat in dit organi satieschema is aangegeven, zou daardoor haar taak als commissie van advies en bijstand wel eens in het gedrang kunnen komen. Ik mag dat misschien met een voorbeeld toelichten. Het wil mij voorkomen, dat een goede integratie van het verpleegtehuis in het geheel van medische voorzieningen een goed samen spel vereist met niet alleen het gemeentelijk zieken huis, maar met alle ziekenhuizen in Leeuwarden e.o. In een commissie van advies voor een verpleegtehuis zou een aantal bestuursleden van de verschillende zie kenhuizen kunnen worden opgenomen om dat samen spel te bevordren. Ik vraag mij echter af, of dat ook kan bij deze als topcoördinatie-orgaan gestructureerde beheerscommissie en of men nu een bestuurslid van het Bonifatiushospitaal of het Diakonessenhuis tevens bestuurslid kan maken van het gemeentelijk zieken huis. Datzelfde geldt mutatis mutandis voor eventueel het ziekenhuis, eventueel het verzorgingstehuis. Ik heb getracht mij de taak en de samenstelling van deze commissie goed voor te stellen. Daarbij ben ik tot de conclusie gekomen, dat het een bijzonder moeilijke zaak is, omdat de zich in het organisatieschema voor doende spanningen worden verlegd naar deze beheers commissie en dat wel eens van nadelige invloed zou kunnen zijn op de taak, die een tijdelijke commissie van bijstand zou kunnen vervullen. Ik ben dan ook van mening, dat deze beheerscommissie een bijzonder zwakke top is in het organisatieschema. Het is mij niet geheel duidelijk, wat U in deze raadsbrief voorstelt te besluiten m.b.t. de positie van het verzorgingstehuis. Op blz. 2 staat: „Wij zijn tot de conclusie gekomen, dat het aanbeveling verdient het verzorgingstehuis niet langer te doen ressorteren onder de Gemeentelijke Sociale Dienst, doch deze inrichting onder medische leiding te plaatsen in nauwe organisatorische samenhang met het ziekenhuis en de verpleeginrichting. Een voorstel hiertoe hopen wij U in de loop van dit jaar toe te zenden." Besluiten wij nu bij aanneming van dit voorstel al tot een en ander en, zo ja, wat voor zin heeft het dan nog een voorstel in te dienen? Verder is het wat merkwaardig, dat U, terwijl U t.a.v. ziekenhuis en verpleegtehuis een schei ding van directies voorstelt, hier feitelijk komt met een samentrekking van directies, n.l. t.a.v. verpleeg huis en verzorgingstehuis. Het is de vraag, of deze samentrekking van directies op zichzelf voldoende wordt gemotiveerd door de door U genoemde argu menten, n.l. het spelen op die economische eenheid en het feit, dat het hier gaat om een verzorgingstehuis met maximale verzorging. Er zijn n.l. nog heel veel andere factoren. Zo liggen de indicaties bij het opname- beleid voor een verzorgingstehuis veel meer in de so ciale sector dan voor een verpleegtehuis. Ik denk ook aan de positie die dit verzorgingstehuis dan zal gaan innemen in vergelijking met de verzorgingstehuizen in de particuliere sfeer. Komt dit gemeentelijk verzor gingstehuis dan niet in een uitzonderingspositie te staan en hoe zal dat vallen in het overleg met de andere verzorgingstehuizen over de vaststelling van uniforme criteria voor de opname Ik herinner hier aan de toelichting, die de heer Heetla bij de algemene beschouwingen hierover heeft gegeven. T.a.v. de voor deze dienst voorgestelde naam zou ik willen opmerken, dat het woord „geriatrie" volgens Van Dale betekent medische specialisme t.a.v. de be jaardenzorg. Als U dat bedoelt, had deze dienst zon der meer medische dienst kunnen heten, omdat het woord „geriatrische" dan een verbijzondering is van de medische zorg. Van Dale geeft echter ook de uitleg van bejaardenzorg in haar algemeenheid. Als dat bij deze naamgeving wordt bedoeld, vraag ik, of het dan de bedoeling is alle activiteiten t.a.v. de bejaarden zorg hier nu of t.z.t. onder te doen vallen. De heer Rijpstra: N.a.v. dit stuk over de door Uw College voorgestelde organisatie van de medische en geriatrische dienst hebben wij ook nog een aantal vra gen en opmerkingen. In deze raadsbrief wordt wel even aangestipt, dat het College overweegt aan deze beheerscommissie ook bepaalde bestuursbevoegdheden te verlenen, maar verder krijgen we helemaal geen gegevens omtrent de mogelijke samenstelling en be voegdheden van deze commissie. We dachten toch, dat dit een uiterst belangrijk punt was. Deze commissie heeft immers rechtstreeks te maken met de directeu ren van G.G.D., ziekenhuis, verpleeginrichting etc. Dientengevolge zou de samenstelling en vooral het ka liber van deze commissie o.i. van invloed kunnen zijn ook op de ontwikkeling en de vaststelling van het verdere schema, zoals dat hier voor ons ligt. De scheiding van directies, o.a. bepleit in het rap port van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid, wordt door Uw College ook voorgestaan, met dien ver stande, dat verpleeginrichting en verzorgingstehuis di rectioneel worden gecombineerd en dat de directie van het ziekenhuis wordt opgedragen aan de directeur van de G.G.D., zoals ook thans reeds het geval is. Deze combinatie motiveert het College o.a. met de opmer king, dat een ziekenhuis met 195 bedden een inrichting van betrekkelijk bescheiden omvang is. We merken hierbij dan wel even op, dat dit ongeveer een verdub beling betekent van het huidige aantal en dat dus deze functie straks toch wel aanmerkelijk zal ver zwaren. Daarbij is het ons een raadsel, waarom het College zijn stelling omtrent deze combinatie a.h.w. weer verzwakt door de toevoeging „althans voorlopig". Ik moet U zeggen, dat de motivering van Uw College niet uitmunt door duidelijkheid. Over de geplande functie van economisch directeur, eventueel adjunct directeur, kunnen wij o.i. moeilijk praten zonder hier bij ook te raken aan hetgeen zich op dit schema „on der de gordel" bevindt en waarover wij, zoals ik ten minste heb begrepen, vanavond niet mogen praten. Ik bedoel hiermee, dat het kaliber van de onder de streep aangegeven hoofdfuncties wel weer eens van invloed zou kunnen zijn op het betreffende deel van het schema boven de oppervlakte. Mevr. Veder-Smit: Het College heeft ons een ver gelijking met heel wat onbekenden ter oplossing opge geven. Allereerst kennnen wij niet de functiebeschrij ving van de directeur van de G.G.D. Het is dus moei lijk te weten, wat zijn taak precies omvat en ik vraag mij bijv. af, wat hij te doen zal krijgen, wanneer de schooladviesdienst verder zou uitgroeien. In de tweede plaats vraag ik mij af, hoe de positie van het verzorgingstehuis wordt. De heer Reehoom heeft daar al een en ander van gezegd, waarbij ik mij graag wil aansluiten. Hoe wordt de organisatorische inpassing en wat zal het karakter zijn van dit tehuis? Daar heeft het College wel een uitspraak over gedaan, maar een voorstel krijgen we nog. Het is dus niet duidelijk, hoe we ons dit moeten voorstellen. Hoe zal het opnamebeleid zijn? Waarom wordt het onttrokken aan de Gem. Soc. Dienst? Zal dat niet betekenen, dat de sociale aspecten bij de opname de kans maken min der zwaar te gaan tellen? Wij weten als Raad ook nog niet, hoe groot het verzorgingstehuis zal zijn en wij kennen ook niet de behoefteraming, waarop die groot te is gebaseerd. Een vraag, die mij ook erg ter harte gaat, is of het verzorgingstehuis tevens bejaardenwo ningen zal omvatten, dan wel of het helemaal niet de bedoeling is, dat de Gemeente bejaardenwoningen bouwt, die rond een centrum zouden kunnen worden gegroepeerd. Een beslissing te dezer zake is voor mij dus moeilijk, omdat al deze vragen over het verzor gingstehuis nog open zijn. In de derde plaats zou ik graag vernemen, welke personen met heeft gedacht in de functies die wij kennen. Ik kan mij voorstellen, dat die vraag niet te beantwoorden is zonder een zitting met gesloten deuren. Ik ben dus nog niet zover, dat ik dit organisatie schema als het beste beschouw, omdat ik eigenlijk het gevoel heb, dat we over de top gaan beslissen zonder de basis helemaal te kunnen overzien. Ik heb zelf daarom eens een geheel andere mogelijkheid overwo gen. Ik zou mij n.l. kunnen voorstellen, dat wij een directeur van de G.G.D. benoemen, die een medicus moet zijn en die speciaal organisatorische en bestuur lijke belangstelling heeft. En dat wij daarnaast be noemen een directeur van het ziekenhuis en het ver pleegtehuis. Ik dacht, dat deze functies dicht bij el kaar lagen en een goede combinatie zouden kunnen vormen. Men zou daarvoor een medicus met geriatri sche belangstelling moeten hebben. Ten slotte zou ik mij kunnen voorstellen een directeur of directrice van het verzorgingstehuis, die natuurlijk nauw zou moe ten samenwerken met de directeur van het verpleeg tehuis. Misschien zou hij of zij een adjunct-directeur kunnen krijgen, die medicus is. Dit is een voorbeeld van een andere opzet, die ik ook mogelijk acht. Over het schema, dat B. en W. voorstaan, zou ik nog wel een enkele kritische opmerking willen maken. Ook mij lijkt de taak van de beheerscommissie vrij zwaar, omdat deze commissie zal komen te staan bo ven vier directeuren, m.b.t. wie moeilijk is te zien, hoe hun onderlinge hiërarchie is. De positie van de economisch directeur is mij ook nog niet erg duidelijk. Heeft hij eigenlijk drie bazen in de vorm van de andere directeuren of komt hij daarmee op voet van gelijkheid te staan? Zo ja, dan staat hij dus rechtstreeks onder de beheerscommissie. Deze vragen maken het voor mij moeilijk in dit sta dium al tot een beslissing te komen. De heer Schönfeld: Met de voorgestelde wijze van organisatie van de Medische en Geriatrische Dienst kan ik me volledig verenigen. Ik wil zowel het College als de Raad de mededeling niet onthouden, dat de re acties, welke ik van andere deskundige specialisten heb vernomen, ook bijzonder gunstig waren. Gezien de er varingen, welke we de laatste jaren in de praktijk hebben opgedaan, heb ik me echter persoonlijk afge vraagd, of we erin zullen kunnen slagen tijdig in de diverse vacatures te voorzien. Ik zal hierover graag de mening van het College vernemen. Ook zal ik graag vernemen, welke maatregelen het College denkt te treffen, als deze tijdige voorziening geen haalbare kaart blijkt te zijn. De heer G. de Vries: Deze raadsbrief is in onze fractie goed ontvangen. Wij geloven, dat het op zich zelf een duidelijk gemotiveerd stuk is. Natuurlijk zijn er nog talrijke vragen, die verdere beantwoording be hoeven. Wij hebben er echter begrip voor, dat het College op dit moment zegt: „Wij moeten die boven bouw in ieder geval gereed maken om verder te kun nen gaan met de organisatorische herstructurering van de medische en geriatrische dienst." Het komt ons dus voor, dat deze zaak wel op een deugdelijke wijze wordt benaderd en dat deze organisatie de mogelijkheden in zich heeft om tot een goed functionerend geheel uit te groeien. Als wij ons realiseren, dat wij te doen heb ben met een geheel nieuwe aanpak van de geriatrische zorg in onze stad, dan hebben we alleen maar waar dering voor het feit, dat U probeert het verpleegtehuis en het verzorgingstehuis, met betrekking waartoe U zelf zegt, dat het optimale verzorging zal bieden, on der één directeur te brengen. We vinden dit op zich zelf winst, omdat we het gevoel hebben, dat we op deze manier vanuit de gemeentelijke setting een stuk intra-murale zorg kunnen stimuleren. Op blz. 2 van deze raadsbrief wordt gezegd, dat in dit geheel in het belang van de patiënten een nauwe samenwerking tus sen ziekenhuizen en de verpleeginrichting noodzakelijk is, maar wij dachten, dat onder deze trits niet alleen de ziekenhuizen vallen, maar ook de verzorgingste huizen. Wij hebben in Leeuwarden t.a.v. het gehele bejaardenvraagstuk tijdens de begrotingsbehandeling nogal enige kritiek geoefend op het feit, dat het hier en daar nogal wat schort aan een uniform opname beleid, maar aan de andere kant zullen we ons moeten realiseren, dat die inrichtingen, die op dit moment het niveau om te komen tot een gemeenschappelijk uit gangspunt nog niet hebben bereikt, straks toch ko men te verkeren in de situatie, dat zij i.p.v. verzor- gingwensenden verzorgingsbehoeftigen hebben. Deze verzorgingsbehoeftigen zijn evenzovele potentiële kan didaten voor opname in verpleegtehuizen, zodat we, wat er nu ook gaat gebeuren en of we het willen of niet, naar elkaar toe zullen moeten groeien in een gezamenlijke aanpak van dit probleem. M.b.t. het organisatieschema vragen wij ons af, of de adjunct-directeur van de G.G.D. ook adjunct-direc teur van het ziekenhuis zal zijn. Verder zouden wij nog graag willen weten, hoever het staat met de voor bereidingen rond het tot stand brengen van het nieu we verzorgingstehuis, op hoeveel bedden dit verzor gingstehuis gericht zal zijn, waar het komt te staan, of het ruimtelijk zó wordt gesitueerd, dat het volkomen past bij het ziekenhuis en het verpleegtehuis en of het de bejaarden de mogelijkheid biedt daar prettig en goed te wonen. De heer Engels: Ik zou aan de naar mijn gevoel voortreffelijke vraagstelling van de heer Reehoom, waarbij ik mij graag aansluit, nog enkele dingen willen toevoegen. Ik zou het wel prettig vinden nu eens dui delijk van de wethouder te horen, waarom hij eigenlijk niet de zo voor de hand liggende en op het eerste ge zicht meest logische contractie heeft gekozen van een directie G.G.D., een directie ziekenhuis, een directie ver pleegtehuis en daarboven een hoofd van dienst met een economisch assistent voor de gehele business. Als ik het goed begrepen heb, heeft de Wethouder twee mo tieven om het verzorgingstehuis daaraan toe te voegen. Het ene motief is, dat het verzorgingstehuis maximale verzorging wil bieden en dat maximale verzorging dicht ligt bij verpleging. Ik dacht echter, dat het verschil tussen maximale verzorging en wat men zich in het verpleegtehuis ten doel stelt toch altijd nog wel zo groot was, dat ik niet goed begrijp, waarom men het ziekenhuis en het verpleegtehuis wèl organisatorisch wil scheiden en het verzorgingstehuis en het verpleegtehuis niet. Wanneer men ook het verzorgingstehuis aan deze conceptie wil toevoegen, lijkt het mij de meest logische oplossing ook dat tehuis een eigen directie te geven. De door mij bedoelde constructie zou ook het voordeel opleveren, dat de directie van het ziekenhuis dan zou kunnen gaan praten met de ziekenhuisdirecties in de particuliere sector, de directie van het verpleegtehuis met de directie van Het Park en de directie van het verpleegtehuis van de Hervormde Diaconie, terwijl de directie van het verzorgingstehuis dan zou kunnen gaan praten met de directies van de particuliere bejaarden tehuizen. Als men boven dit geheel een bestuurscom missie zet, kan die commissie worden geassisteerd door het betreffende hoofd van dienst. Men zou die bestuurs- of beleidscommissie ook kunnen onderverdelen in sec toren, zodat er ook op bestuurlijk niveau kan worden gesproken tussen de Gemeente en het particuliere ini tiatief. Waarschijnlijk zou men dan ook nog het voor deel bereiken, dat het verzorgingstehuis op zijn juiste plaats wordt gezet en tot een juiste gesprekspartner wordt gemaakt met het particuliere initiatief. Er be staat behoefte aan een gezamenlijk opnamebeleid. Daar bij moet dan ook een medicus zijn betrokken. Ik denk daarbij echter dan niet aan de medisch directeur van het tehuis van de Gemeente, maar aan een medicus van de G.G.D. Dat is heel iets anders. Verder denk ik aan een benadering van de kant van de Gemeente, die positief is gericht op een gezamenlijk beleid, maar die ook uitgaat van het feit, dat tot nu toe de grootste prestaties op deze drie gebieden zijn geleverd door het particuliere initiatief. Dat veronderstelt een ietwat voor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 6