12 13 ziehtige en wijze benadering, die ik meen bij de Wet houder te signaleren, maar die, naar ik meen, ook wel eens wordt doorkruist door de activiteit van sommige ambtenaren, hoe goed die dat ongetwijfeld ook bedoe len. Ik zou dan ook gaarne zien, dat de Wethouder deze kwestie eens uitvoerig toelichtte. De heer Ten Brug (weth.)Inderdaad lijkt het op het eerste gezicht de meest logische constructie, als men dan toch naai' één dienst wil, ook één centrale lei ding te nemen. Ik kan de heer Engels wel zeggen, dat wij deze zaak primair net zo hebben benaderd als hij. Toen wij ons echter realiseerden, met welke verschil lende instituten wij in dit geheel te maken hadden, zijn wij aan de wenselijkheid van één centrale leiding gaan twijfelen. Deze twijfel werd nog versterkt door het feit, dat de Centrale Raad voor de Volksgezondheid in zijn rapport betreffende de verpleegtehuizen opmerkt, dat het voor die Raad nog zeer de vraag is of één gecom bineerde directie in het algemeen in staat zal zijn de zo verschillende problemen van ziekenhuis en verpleeg tehuis, waarbij ook een conflict van plichten kan op treden, tegelijk te overzien. Daarom is het College zich eens verder gaan verdiepen in de functie van een zie kenhuis en die van een verpleegtehuis. Daarbij bleek, dat er tussen deze twee functies toch wel een belang rijk verschil bestaat. Zo worden de patiënten in een ziekenhuis gewoonlijk behandeld door specialisten, die niet in dienst van die instelling staan, terwijl de pa tiënten in een verpleegtehuis worden behandeld door de aan dat tehuis verbonden artsen. Mede met het oog daarop is het College tot de conclusie gekomen, dat het moeilijk is deze intern op verschillende wijzen werken de instituten onder één leiding samen te brengen. Een dergelijke maatregel zou inderdaad kunnen leiden tot conflicten. Wanneer bijv. iemand uit het ziekenhuis wordt ontslagen met het advies hem op te nemen in het verpleegtehuis, behoeft dat uiteraard niet zonder meer te betekenen, dat hij ook inderdaad in een ver pleegtehuis wordt opgenomen. Dat is n.l. een kwestie, waarover de directeur van het verpleegtehuis, gezien de omstandigheden, waarin hij verkeert, zelfstandig zal moeten beslissen. Dat zijn de conflicten, die er tussen een ziekenhuis en een verpleegtehuis kunnen ontstaan en het College meent deze zaak niet nóg moeilijker te moeten maken door het ziekenhuis en het verpleeg tehuis onder één centrale directie te plaatsen. Het is ons gebleken, dat men in vele plaatsen heeft gekozen voor de conceptie van gescheiden directies voor het ziekenhuis en voor het verpleegtehuis met een geza menlijk bestuur en een gezamenlijk economisch beheer. Wij gaan ervan uit, dat het vooralsnog de beste op lossing is de directie van de G.G.D. en van het zieken huis te verenigen. Ik meen toch wel te mogen stellen, dat een directeur van een ziekenhuis van 200 bedden, die niet medisch in dat ziekenhuis werkt, maar alleen de medische directie voert, daaraan geen volledige dag taak heeft. Het is de bedoeling, dat de directeur van de G.G.D. en het ziekenhuis, de directeur van het verpleeg tehuis en het verzorgingstehuis en de economisch di recteur op volkomen gelijke voet naast elkaar zullen staan. De heer Reehoorn heeft gezegd, dat het geheel een nogal zware indruk maakt, gezien de vele directeuren en adjunct-directeuren. Dat is echter op zichzelf na tuurlijk een naamkwestie. Het gaat er natuurlijk maar om, hoeveel artsen en hoeveel functionarissen van een bepaald niveau hier worden aangetrokken. Dat het hier om bedrijven van een betrekkelijk geringe omvang gaat, geef ik toe, wat het ziekenhuis betreft, maar niet wat het verpleegtehuis betreft. Een verpleegtehuis van 200 bedden is, in elk geval wat de situatie in Friesland be treft, een verpleegtehuis, dat er mag zijn. Gemiddeld rekent men, dat er op een verpleegtehuis van 100 bed den één arts nodig is. Nu neemt dat natuurlijk met de verdubbeling van het aantal bedden niet helemaal toe, maar ik ben ervan overtuigd, dat wij zeker twee artsen nodig zullen hebben bij de voorgestelde koppeling van het verpleegtehuis en het verzorgingstehuis. Uit de praktijk zal moeten blijken, of wij daaraan wel voldoen de zullen hebben. De heer Reehoorn heeft er terloops opgewezen, dat er in de raadsbrief wordt gesproken van een commissie van advies en bijstand en in het organisatieschema van een beheerscomissie. Uit het verdere betoog van de heer Reehoorn heb ik echter wel begrepen, dat het hem wel duidelijk is, dat eigenlijk beide situaties aan de orde zijn. Het gaat erom, dat deze commissie deze instituten uit naam van en in samenwerking met B. en W. bestuurt. De mate, waarin dit dient te geschie den, zal nog moeten worden bekeken. Ik kan mij wel indenken, dat bepaalde beheersbevoegdheden van het College aan deze commissie worden overgedragen. Dit acht ik, afgezien van de gehele opzet van dit schema op zichzelf, wel wenselijk, gezien ook de contacten, die wij thans reeds hebben met de beide andere zieken huizen. Ik geloof, dat het wel wenselijk is, dat er een groter aantal mensen met bestuursbevoegdheden t.o.v. deze instituten aan de besprekingen deelneemt. Wan neer deze commissie hoofdzakelijk een arbitraire taak zou hebben, zou het mis zijn, niet zozeer met deze com missie als wel met de leiding van deze dienst. Deze commissie zal natuurlijk slechts in uitzonderingsgeval len arbitrair behoeven op te treden. Men moet niet vergeten, dat deze twee directeuren intern in het ver pleegtehuis en het verzorgingstehuis en in het zieken huis heel weinig met elkaar te maken hebben. Ik stel mij echter voor, dat er frequent besprekingen zullen moeten plaatsvinden tussen deze twee directeuren en de economisch directeur over de gezamenlijke belangen. De taken en de bevoegdheden van deze directeuren moeten nog in een instructie worden vastgelegd. Al deze zaken konden moeilijk al direct tot op de bodem wor den uitgewerkt, aangezien de Raad eerst tot overeen stemming moet komen over de grote lijn. De rest volgt daar in feite vanzelf uit. Dit is ook een antwoord op de opmerking van de heer Rijpstra betreffende de ge hele onderbouw. In het aan de Raad voorgelegde orga nisatieschema hebben wij inderdaad een aantal recht hoeken ingevuld, echter alleen om de Raad een indruk te geven van de inhoud van verschillende functies en van de lijnen, die naar onze mening van boven naar beneden zuilen moeten worden getrokken. Ik dacht, dat dit op zichzelf ook niet een verdere principiële opzet was. Dan krijgen mij n.l. te maken met een interne opzet van een verpleegtehuis, van een ziekenhuis en van een verzorgingstehuis, waarover naar mijn gevoel in den lande weinig verschil van mening bestaat. De beheerscommissie is in bestuurlijk opzicht inder daad de centrale leiding. Dat is op zichzelf echter niets bijzonders. Het is evenwel niet de bedoeling, dat de beheerscommissie in feite een centrale directeur ver vangt. Wanneer dat het geval was, zouden de zaken niet goed werken. Deze beheerscommissie vormt het bestuur, maar niet de directie. Op de vraag, wat er bij aanneming van dit voorstel nu eigenlijk wordt besloten m.b.t. het verzorgingstehuis en of het nu wel zin heeft daarover later nog een voor stel in te dienen, kan ik antwoorden, dat de Raad bij aanneming van dit voorstel terzake van dit onderdeel de principe-uitspraak doet, dat er een opzet zal worden gemaakt, waarbij het verpleegtehuis ais een afzonder lijk instituut en het verzorgingstehuis als tot op zekere hoogte ook een afzonderlijk instituut onder één directie worden samengebracht. Over de vraag, wanneer het bestaande verzorgingstehuis in deze organisatie moet worden ingepast, zouden wij ons nog nader willen be raden. Ik dacht, dat het niet verstandig zou zijn daar mee te wachten, totdat het nieuwe tehuis klaar is. Er zal uiteraard moeten worden samengewerkt met dege nen, die betrokken zijn bij het bestaande verzorgings tehuis om tot de uitbouw van dit tehuis naar het nieu we te geraken. De directie van het te bouwen verpleeg tehuis zal zich toch ook moeten bemoeien met de tot standkoming van het nieuwe verzorgingstehuis. Dat lijkt mij wat moeilijk, als wij het verzorgingstehuis tot dat tijdstip onder een andere dienst laten. Van de zijde van de Raad is de vraag gesteld, waar om t.a.v. het ziekenhuis en het verpleegtehuis een schei ding van directies wordt voorgesteld en een samenvoe ging van directies t.a.v. het verzorgingstehuis en het verpleegtehuis. Ik heb al gewezen op het grote ver schil tussen het werk in het ziekenhuis en het verpleeg tehuis. Ik dacht, dat er tussen het werk in het verzor gingstehuis en het verpleegtehuis veel meer overeen stemming bestond. De verzorging van de mensen ge schiedt daar n.l. vanuit de directie. Wij menen, dat voor dit verzorgingstehuis met optimale verzorging een binding met het verpleegtehuis zonder meer geboden is, dit mede i.v.m. de omstandigheid, dat de overgang naar het verpleegtehuis van personen, die een dergelijke ver zorging nodig hebben, dat het verpleegtehuis zich daar van niet meer kan kwijten, en anderzijds het terug vloeien naar het verzorgingstehuis van personen, die in het verpleegtehuis zijn gerevalideerd, gemakkelijker kunnen verlopen. Op de vraag, of wij met deze organisatie niet in con flict komen met de andere verzorgingstehuizen, zou ik willen antwoorden, dat het er de Gemeente natuurlijk om gaat voor deze gemeentelijke instituten de beste organisatievorm te krijgen. Men moet die organisatie niet zonder meer bouwen op de wijze van samenwer king met anderen. Dat zijn twee zaken. Ik dacht, dat deze organisatie op zichzelf samenwerking met andere instituten moeilijk zou kunnen verhinderen. Dat is in ieder geval niet de bedoeling. Er zou in dit opzicht in derdaad een zekere verwarring kunnen ontstaan door de naam medische en geriatrische dienst, met welke naam ikzelf allerminst gelukkig ben. Geriatrie heeft inder daad een tweeledige betekenis. Hier wordt natuurlijk in heel sterke mate medische geriatrie bedoeld en ik geef toe, dat in de naam medische en geriatrische dienst het begrip „medisch" dan eigenlijk tweemaal is opge nomen. Mocht men aan deze dienst dan ook een betere en duidelijker naam kunnen geven, dan zal dat, wat mij betreft, op geen enkel bezwaar stuiten. Ik hecht helemaal niet aan die naam. In ieder geval is het niet de bedoeling, dat het zwaartepunt en de zeggenschap in het geheel van de bejaardenzorg in het algemeen bij deze dienst komen te liggen. Ik kan het met de heer Engels eens zijn, dat bij het uniforme opnamebeleid gebruik dient te worden ge maakt van de diensten van een medicus, werkende in het raam van de G.G.D. Ik geloof, dat het niet juist zou zijn in deze beheers commissie ook bestuursleden van de andere ziekenhui zen op te nemen. Het gaat hier immers om het beheer van een gemeentelijke dienst. Ik geloof, dat deze zie kenhuizen elkaar in de eerste plaats op directieniveau moeten ontmoeten en dat er, als er algemene regelin gen moeten worden gemaakt, een gesprek zal moeten plaatsvinden tussen deze beheerscommissie en de bestu ren van de andere ziekenhuizen. De bevoegdheden van de beheerscommissie kunnen eerst worden vastgesteld en er kan eerst tot samen stelling van die commissie worden overgegaan, wan neer de Raad zich in principe met deze opzet akkoord heeft verklaard. Er zullen t.z.t. te dezer zake voor stellen bij de Raad worden ingediend en dit bestuurs orgaan krijgt dus nog alle gelegenheid zich daarover uit te spreken. De opmerking van mevr. Veder-Smit, dat wij de functie van de G.G.D. eigenlijk helemaal niet kennen, lijkt mij wat overdreven. Ik dacht, dat toch wel be kend was, wat een G.G.D. in een gemeente als Leeu warden doet. (Mevr. Veder-Smit: Wel in grote trek ken, maar wij weten natuurlijk niet, hoe deze taak zich gaat ontwikkelen.) Dat is inderdaad een zaak van de toekomst, maar dat tast op zichzelf dit schema niet aan. Dat betekent alleen maar, dat het aantal artsen van de G.G.D. dan nog zal moeten worden uitgebreid. (Mevr. Veder-Smit: Of is het mogelijk de directeur van de G.G.D. boven dit geheel te stellen?) Dat zou op zichzelf wel mogelijk zijn. Wij menen echter, dat men dit beter niet kan doen, omdat dan teveel ongelijk soortige instituten onder één directie worden gebracht. Ik kan over het karakter van het verzorgingstehuis moeilijk meer zeggen dan dat, wat daarover reeds in de raadsbrief staat. Of de sociale indicatie bij opname etc. een rol zal spe len, is een zaak, die in feite met de organisatiestruc tuur op zichzelf geen verband houdt. Het gaat er alleen maar om, of het verstandig is het verpleegtehuis en het verzorgingstehuis aan elkaar te koppelen. Mede gezien de opmerkingen in het rapport van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid en de oplos singen, die men elders heeft gekozen, dacht ik, dat het wel duidelijk was, dat de door mevr. Veder-Smit over wogen organisatiestructuur niet gewenst is. De heer Schönfeld heeft gevraagd, of de voorzienin gen, die nodig zijn, tijdig kunnen worden getroffen. Ja, dat is een gok op de toekomst, die wij moeten doen. Wij zullen al het mogelijke doen de functionarissen, die wij dringend nodig hebben, aan te trekken. We hebben ruim een jaar de tijd hiervoor, want ik neem aan, dat het ziekenhuis en het verpleegtehuis in augustus 1970 klaar zullen zijn. Wij moesten hiermee ook wel op tijd zijn, omdat de voorbereiding van dit werk op het ogen blik door een te klein aantal artsen moet geschieden. Het aantrekken van de functionarissen, die wij hier dan nog op dit schema kunnen invullen, is met het oog op de gehele situatie bij de G.G.D. dan ook bitter nodig. Ik kan de heer De Vries antwoorden, dat de adjunct directeur van de G.G.D. inderdaad ook zal optreden als adjunct-directeur van het ziekenhuis. De kwestie van de samenwerking tussen de verzor gingstehuizen en de verpleegtehuizen is een punt apart, ïk dacht, dat dit niet het juiste moment was daarover uitvoerig te spreken. Die kwestie heeft met deze or ganisatie-opzet ook niets te maken. De Voorzitter schorst hierna de vergadering voor 10 minuten. De Voorzitter heropent de vergadering. Mevr. Veder-Smit: Uit de mededelingen van de wethouder, maar voornamelijk tijdens de pauze is mij gebleken, dat een nader voorstel over het verzorgings tehuis niet inhoudelijk zal zijn, maar zuiver formeel en dat het de bedoeling is, dat de Raad het College volgt in zijn opinie, dat het verzorgingstehuis die maximale verzorging zal moeten krijgen en qua karakter dus bij zonder dicht bij het verpleegtehuis zal komen te staan. Daarom zal ik maar niet nader op de verdere argumen ten van de Wethouder ingaan, niettegenstaande ik die argumenten wel voor grondige bestrijding vatbaar acht. Ik krijg nu wel een andere kijk op de combinatie verzorgingstehuis-verpleegtehuis en ik vind die nu wat meer voor de hand liggend dan ik eerst dacht. Wel hoop ik, dat de inbreng van de sociale zijde zal wor den gegarandeerd en zo sterk mogelijk zal kunnen zijn. De positie van de economisch directeur vind ik niet zo erg duidelijk, omdat hij op gelijke voet komt te staan met de andere directeuren. Ik vraag mij af, hoe zijn positie zal zijn in een directievergadering en of hij daarin meer de positie van adviseur of dienende figuur zal hebben dan iemand met hetzelfde beslissingsrecht. Misschien mogen wij daarover nog iets naders horen. Ik krijg de indruk, dat wij eigenlijk allen wel vinden, dat de beheerscommissie naar verhouding een te zware taak krijgt en het wil mij voorkomen, dat daarin toch enige verandering moet worden gebracht. Het brengen van de grote lijn in het beleid, het behartigen van ge meenschappelijke belangen en ook wel eens het oplos sen van conflicten zal toch moeten gebeuren door een instantie, die ook duidelijk door de Raad ter verant woording kan worden geroepen. Die taak ligt toch pri mair bij B. en W. Misschien is het mogelijk, dat de beheerscommissie, hoe wenselijk zij ook is en hoe nuttig zij ook kan zijn, daarom iets meer een adviserende taak krijgt. De heer Reehoorn: De heer Ten Brug blinkt over het algemeen uit in duidelijke beantwoording. Dat bij mij op enkele punten geen volledige duidelijkheid is ontstaan, wijt ik dan ook niet aan deze Wethouder, maar aan de door mij gesignaleerde onduidelijkheden en moeilijkheden in deze organisatie. Naar mijn mening is deze zaak toch niet voldoende uit de verf gekomen. De Wethouder ziet in deze commissie het beheersaspect en het beleid- en adviesaspect, maar ik meen, dat daar in een bepaalde tegenstrijdigheid kan zitten, die ten nadele kan werken. Inderdaad zal het overleg veelal op directieniveau moeten plaatsvinden, maar als men daaraan door een bepaalde bestuursvertegenwoordiging van andere instellingen via een commissie van bijstand steun kan geven, is dat een waardevol element. Dat kan bij deze constructie van de beheerscommissie niet. Maar ja, men moet op een gegeven moment een be paalde keuze doen. Ook ik hoop, dat deze beheerscom missie slechts bij uitzondering zal worden geconfron teerd met arbitraire kwesties. Aangezien echter nu juist de mogelijkheid van conflictsituaties voor het Col lege aanleiding is geweest gescheiden directies voor te stellen, waag ik dat wel te betwijfelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 7