8 Wiersma goed beluisterd heb, voel ik er wel voor dit over te nemen. Wat de door het College voorgestelde tekst betreft, zouden we dit willen opmerken: „Het houden van bijen in kasten of korven is zonder meer geoorloofd, indien deze kasten of korven ten minste 30 m van de weg zijn opgesteld. Indien ze binnen 30 m van de weg worden geplaatst, is daartoe een ontheffing nodig. Wij zijn er eigenlijk terecht op gewezen, dat bijen ook anders dan in korven of kasten kunnen worden gehouden; wij vinden de formulering van het voorstel van B. en W. dus te eng. Wij hebben dit gehoord van een deskundige en wij volgen gaarne diens advies om het eerste lid te wijzigen en zodanig te formuleren, dat het houden van bijen verboden is binnen een afstand van 30 m van de weg. Dan komen de woorden „korven of kasten" te vervallen. Als het voorstel-Wiersma zou worden aan genomen, dan kan hier misschien even op gelet wor den. Wij achten dit wel van belang. De heer Schönfeld: Velen, die het houden van bijen als hobby hebben, zullen van deze bepaling in art. C 21. lid. 1. de dupe worden, tenzij het College bereid is om t.b.v. deze mensen in ruime mate toepassing te geven aan lid 2 van genoemd artikel, hetgeen een ontheffing- inhoudt. Ik zal graag vernemen, óf en in welke mate hiertoe bereidheid bestaat. Als betrokkenen een ver zoek indienen, waarop afwijzend wordt beschikt, zal dit een van de vele gevallen zijn, die door de commissie voor beroepszaken moet worden behandeld. Uiteraard bestaat er nog een mogelijkheid bij G.S. in beroep te gaan. Voor het overige sluit ik me graag aan bij het voor stel, dat zoeven door de heer Wiersma is ingediend. De heer Rijpstra: „Het is verboden zonder vergun ning van burgemeester en wethouders strooibiljetten uit te werpen", aldus luidt art. C 17. Nu lijkt het ons in deze algemene redactie in strijd met art. 7 van de Grondwet. Daarover is n.l. een uitspraak van de Hoge Raad, die er op neerkomt, dat niemand vooraf gaand verlof nodig heeft door middel van de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren. Met drukpers wor den gelijk gesteld andere middelen van openbaarma king, die in het maatschappelijk verkeer dezelfde func tie hebben als drukwerk. Ook het openbaar maken is beschermd, alsook het verspreiden. Nu dachten wij, dat het beter en meer overeenkomstig de behoefte was aan dit artikel toe te voegen „op wegen, openstaand en toegankelijk voor het openbaar verkeer met motorrij tuigen." Evenals mevr. Veder zou ik betreffende art. C 19 graag willen weten, wat de definitie is van, althans wat men hier verstaat onder „een wild dier". In art. C 19 lid 3, sub b, staat: „over een weg te vervoeren of op een weg te doen verblijven anders dan in een daartoe geschikt voertuig of geschikte kooi." Wij dachten, dat het toch beter was om een algeheel verbod voor het vervoer en voor het houden van wilde dieren op te nemen en dat B. en W. daarvan ontheffing kunnen verlenen, uiteraard onder de nodige voorwaarden. In zijn algemeenheid laat dit artikel te veel aan de houder of vervoerder van het wilde dier over. Verder zou ik me willen aansluiten bij het voorstel van de heer Wiersma. De hear Miedema: Ik soe B. en W. yn oerweging jaen wolle vn lid 1 van art. C 19, hwer't stiet.: „De houder en de hoeder van een stier, ouder dan één jaar", fan „één jaar" „twee jaar" to meitsjen om problemen foar to kommen, hwant bollen fan ien jier rinne faek los, mar dat jowt gjin inkeld probleem. De Voorzitter: Weth. Tiekstra zal straks mevr. Veder i.z. art. C 14 antwoorden. Wat betreft art. 19, lid 3, heeft mevr. Veder het „apenprobleem" aan de orde gesteld en de heer Rijp stra heeft in het verband van dit artikel naar een ontheffingsmogelijkheid gevraagd. Aan wie de beoordeling van het gevaar is, is inder daad niet duidelijk aangegeven en er kan natuurlijk een zeker verschil van mening zijn, of een dier een wild dier is, maar hier staat: „wilde dieren, die voor mens of dier gevaar kunnen opleveren". Ik zie ook nauwelijks in, hoe men in staat zou zijn dit zodanig concreet te formuleren, dat precies de grens wordt aangegeven: een klein aapje is niet, een groter aapje nog net niet en een heel grote aap is wél gevaarlijk. Maar daarom is juist de toevoeging gegeven: „die voor mens en dier gevaar kunnen opleveren." En het is verboden een dergelijk wild dier te houden. Wie be oordeelt dat in eerste instantie? De politie. En in twee de instantie? De rechter. (Mevr. Veder-Smit: Gaat het niet om het soort dier?) (De heer Ten Brug (weth.): Een leeuw bij voorbeeld.) (Gelach) Weth. Ten Brug heeft nog niet het woord. Mevr. Veder is zelf met het voorbeeld van de aap gekomen en dat is een mooi voorbeeld: want ik neem aan, dat, als in Leeuwarden een leeuw rondwandelt, de politie zich niet lang zal afvragen, of de leeuw wel een wild dier is, maar het een dier vinden, dat gevaarlijk voor mens of dier is. Hier geldt dus het verbod. Maar over een aap zou verschil van mening kunnen zijn. Het geval van de aap dat mevr. Veder noemt, zal in de praktijk wel afhanke lijk zijn van de vraag, of er klachten komen; als iemand last heeft van een bepaalde aap, dan zal de politie natuurlijk optreden. Die gaat echter niet zoeken naar in Leeuwarden rondwandelende apen. Ingevolge het 4e lid van art. C 19 kunnen aan de ontheffing voorwaarden worden verbonden, die de vei ligheid waarborgen. Het is belangrijk, dat men bij het verlenen van ontheffing van het verbod tot het houden van een wild dier, bepaalde voorwaarden kan stellen en die voorwaarden zullen wel zodanig zijn, dat zo'n dier niet ergens rond kan wandelen of springen. Van verschillende kanten zijn opmerkingen gemaakt over art. C 21. Ik zou allereerst willen stellen, dat dit artikel uitsluitend uit een oogpunt van verkeersveilig heid in de verordening staat. Daarom is ook de afstand van 30 m tot de weg genoemd, want het probleem is alleen, dat men, als bijen dicht bij een rijweg zouden worden gehouden, het risico loopt, dat men ze plotse ling op de weg krijgt, waardoor verkeersongelukken kunnen voorkomen. Er staat een ontheffingsmogelijk heid bij. Ik kan me n.l. indenken, dat er bepaalde gevallen zijn, waarin die bijen wel op een plaats, dich ter dan 30 m bij de weg worden gehouden, maar de betrokken bijenhouder kan aantonen en dat is weer het criterium dat het toch niet een gevaar oplevert voor het verkeer. B. en W. zijn ook op grond van adviezen van deskundigen tot het stellen van dit crite rium gekomen. Het gevaar, dat de bijen plotseling op de weg komen, is volgens hen niet aanwezig, als ze op meer dan 30 m van de weg worden gehouden. Van een probleem zal hier zelden of nooit sprake zijn. Op dit moment staat een dergelijke bepaling niet in de Leeu warder A.P.V., maar de politieverordening voor het oude gebied van Leeuwarderadeel bevatte wel een dusdanige bepaling. We staan nu voor de taak één verordening voor de gemeente Leeuwarden te maken. Omtrent het voorstel, dat de heer Wiersma heeft inge diend en dat de heer Heidinga mede-ondertekend heeft, heb ik enige twijfel. Voldoet het artikel in de door hen voorgestelde vorm wel aan de bedoeling, die ik heb genoemd? Ik heb reeds duidelijk gezegd, dat het voor de verkeersveiligheid bedoeld is. „Het is de hou der of verzorger van bijen verboden de bijen te houden of te laten uitvliegen, wanneer B. en W. hem schrifte lijk hebben medegedeeld, dat zij de staat van de kor ven of kasten ondeugdelijk achten", zo luidt hun voor stel. Dat betekent, dat wij eerst zouden moeten nagaan, of die staat inderdaad ondeugdelijk is. Betrokkene moet o.i. evenwel bij ons komen en als hij kan aanto nen, dat de bijen niet dichter dan 30 m bij de weg worden gehouden en hij zodanige voorzieningen heeft getroffen, dat het geen gevaar voor de verkeersveilig heid oplevert, zullen wij een ontheffing verlenen. Wij willen de bijenhouders geen beperkingen opleggen; al leen willen we voorkomen, dat het houden van de bijen gevaar zou -opleveren voor de verkeersveiligheid. Wij hebben over dit artikel uitvoerig gepraat, maar we kunnen het niet missen. Iemand zóu bijen kunnen gaan houden vlak bij de weg en dan zou het werkelijk een gevaar voor het verkeer zijn, maar het komt zo zelden voor, dat we ons zelf ook hebben afgevraagd, of dit artikel nodig was. Daar het echter kan gebeuren, is het niet verantwoord het weg te laten; dan zouden we niets kunnen doen, als iemand vlak aan de weg bijen houdt. Daar komt bij, dat we een enkele klacht hebben AJ W gehad en dat was ook een reden voor ons toch deze bepaling op te nemen. Ik zou het artikel, zoals het is voorgesteld, willen handhaven. Het lijkt mij ook, dat het voor de bijenhouders echt geen bezwaar zal ople veren. Omtrent art. C 17 heeft de heer Rijpstra gezegd, dat dit strijdig zou zijn met de Grondwet. Het is onder geen beding de bedoeling van dit artikel beperkingen op te leggen aan het drukken en uitreiken van ge schriften. Er staat dan ook: „Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders strooibil jetten uit te werpen", dus bijv. uit een auto. Dit artikel is dus ook uitsluitend bedoeld voor de verkeersveilig heid. (De heer Rijpstra: Vandaar de door mij voorge stelde toevoeging: „op wegen, openstaand en toeganke lijk voor het openbaar verkeer met motorrijtuigen".) Ik zou het artikel in de door B. en W. voorgestelde vorm toch willen handhaven. Het uitwerpen van strooibiljetten is verboden zonder vergunning. Het gaat er dus om, dat men kan aantonen, dat dit niet strijdig is met de verkeersveiligheid. De heer Miedema heeft voorgesteld in art. C 19 de woorden „een stier, ouder dan één jaar" te wijzigen in de woorden: „een stier, ouder dan twee jaar,". Ik heb bijzonder veel vertrou wen in U, mijnheer Miedema, als deskundige op dit gebied. Ik weet, niet uit hoofde van mijn burgemees tersambt, maar wel uit een vroegere levensperiode, iets af van het al of niet gevaarlijk zijn van stieren, maar U weet er meer van dan ik. Ik zit echter met de moeilijkheid, dat de directeur van het slachthuis en de veemarkt in overweging heeft gegeven een aanvanke lijk voorstel van ons, dat sprak van „een stier, ouder dan twee jaar", te wijzigen in „een stier, ouder dan één jaar", en die ziet dus wel gevaar bij het loslopen van een stier, ouder dan één, maar nog geen twee jaar. Wij zijn dus eveneens op een deskundig advies afgegaan. Hiermede is even een motivering van ons voorstel gegeven. De heer Tiekstra (weth.): Ik wil slechts opmerken, dat art. C 14 een welstandsbepaling bevat. Daarom zal uiteraard het advies van het welstandstoezicht worden ingewonnen. De heer Miedema: Sünder de deskundichheit fan de direkteur fan it slachthüs oantaeste to wollen, woe ik dochs myn ütstel wol hanthavenje. Ik soe my foarstelle kinne, dat de hear De Vries fynt, dat de ienjierrige bollen it slachthüs yn moatte en dan sille se wol luik wurde (Laitsjen). It is yn de praktyk fan it lanboubi- driuw hjoed-de-dei noch wenst, dat bollen fan ien jier en twa moanne of trije moanne los rinne en dat jowt gjin problemen. Soe men lykwols dizze bepaling ynfie- re, dan moat men foar al de ienjierrige bollen ünthef- fing f reeg je en ik leau net, dat soks nedich is. Mear- jierrige bollen hat men byg. by k.i.-forienings ek noch wol losrinnen, mar dat binne greate groepen en dan is it probleem fan üntheffingfreegjen net in great biswier. Ik bliuw der by, dat it in forbettering is, dat de wurden „ien jier" yn „twa jier" foroare wurde. Mocht it Kolleezje dy suggesty net oernimme wolle, dan soe ik op dit punt nei dizze twadde ynstansje noch wol in ütstel yntsjinje wolle. De heer Lijzen: „Het is verboden korven of kasten met bijen te houden binnen een afstand van 30 meter van een weg", staat in lid 1 art. C 21. Zou dit voor stel worden gehandhaafd en aangenomen, dan zou ik het eerste lid graag aldus willen zien gesteld: „Het is verboden bijen te houden binnen een afstand van 30 meter van een weg." Ik zou daartoe een voorstel willen indienen. De heer Rijpstra: De Voorzitter zegt geen betere definitie te weten voor art. 19, lid 3 (wild dier). Mis schien zou dit een oplossing zijn: „wilde of andere dieren". Dan zijn we altijd veilig. Omtrent het vervoer van zodanige dieren heeft de Voorzitter mij dat was, geloof ik, even een kort sluiting niet goed begrepen. Volgens ons wordt te veel aan het inzicht van de houder van het dier overgelaten, of het voertuig geschikt is voor dat ver voer. Daarom zou het o.i. beter zijn een algeheel ver bod voor het vervoer en voor het houden van wilde dieren te hebben, van welk verbod dan door B. en W. ontheffing kan worden verleend, mét de nodige voor waarden. Er staat n.l.: „over een weg te vervoeren of op een weg te doen verblijven anders dan in een daartoe geschikt voertuig", maar er staat helemaal niet bij, hoe dat voertuig moét zijn om geschikt te zijn. Wat art. C 17 (strooibiljetten) betreft, ik ben het toch niet helemaal eens met hetgeen de Voorzitter hierover gezegd heeft. Ik neem wel aan, dat het hier niet de bedoeling is bepaalde grondwettelijke rechten te beknotten, maar het komt er, zoals het hier staat, wel op neer en daarom zijn we toch wel gesteld op de door mij gesuggereerde toevoeging. Ik zie n.l. niet in, dat het zo verschrikkelijk is, dat, als hier iets te doen is, bijv. een sportdag op Cambuur, uit een vliegtuigje strooibiljetten worden uitgeworpen. Ik zou daarom nu deze motie willen indienen: „De Raad der gemeente Leeuwarden; op 2 juni 1969 in vergadering bijeen ter vaststelling van een nieuwe Algemene Politie Verordening; stelt voor: aan art. C 17 toe te voegen: „op wegen, voor zover openstaand en toegankelijk voor openbaar verkeer met motorrijtui gen." Nu hebben we het ook over vliegtuigen gehad en daarom kunnen we van de woorden „op wegen" ook „boven wegen" maken. (De Voorzitter: Vliegtuigen val len niet onder deze bepaling.) De heer Wiersma: Ik wil nog even ingaan op de argumenten, die U, mijnheer de Voorzitter, heeft aan gevoerd, ten eerste wat betreft het in gevaar brengen van de verkeersveiligheid. Ik dacht, dat dit evengoed het geval zou zijn, als die bijen 30 m van de weg af worden gehouden of als B. en W. eventueel een onthef fing zullen verlenen, want ik neem aan, dat het College wel zo humaan zal zijn, dat het die ontheffing zal verlenen, als verzoeken daartoe binnenkomen. Die af stand zal dan dus geen 30 m zijn, maar misschien 25 of 20 m. Bovendien is het altijd mogelijk, dat bijenzwer men het verkeer zullen kruisen, maar dat kan ook ge beuren met zwermen wilde bijen, die niet worden ge houden, maar zich gewoon ergens ophouden. Ik dacht niet dat dit dus een sterk argument is om mijn voorstel te niet te doen. In de tweede plaats stelt de Voorzitter, dat het door mij gesuggereerde nogal veel onderzoek zal ver gen. Ik dacht, dat, ook als het gestelde in dit artikel niet gewijzigd wordt, wel terdege onderzocht zal moe ten worden, hoe de stand van zaken is. Ik geloof zelfs, dat het efficiënter is, als het zou worden gedaan op de wijze, zoals ik heb voorgesteld. En in mijn voorstel is bovendien terdege gewezen op de veiligheid, waarmede zowel de plaats als de materialen die gebruikt worden, niet in strijd mogen zijn. De heer Weide: Ik zou graag het eventuele voorstel van de heer Miedema, om in art. C 19, lid 1, de woorden „ouder dan één jaar" te vervangen door „ouder dan twee jaar", willen ondersteunen. De heer Boomgaardt: Ik bin fan bitinken, dat art. C 17 krekt mei bidoeld wie om it struijen fan papieren üt fleantugen to kearen. Mar it is in kwestje fan hy giëne; men soe stêdden ünder de papieren bidobje kinne. Fierders soe ik der noch op wize wolle, dat yn art. C 19, lid 1, dat yn diskusje is, gjin üntheffingsmooglik- heid ynboud is. As dat punt dus praktysk swier leit en wy k.i.-forienings hjirmei net hinder je wolle, dan bin ne wy der mei dit artikel net. De Voorzitter: Het College neemt het voorstel van de heer Miedema betreffende art. C 19, le lid, over. De woorden „ouder dan één jaar" worden dus vervangen door „ouder dan twee jaar". De heer Wiersma heeft zijn voorstel i.z. art. C 20 (bijen) met een nadere motivering gehandhaafd. B. en W. blijven er toch wel bezwaar tegen houden. Waar wij wèl mee instemmen is het schrappen in art. C 20 van de woorden „korven of kasten met" op de door de heer Lijzen genoemde motivering. (De heer Lijzen: Ik zou wel de ontheffing willen handhaven.) Ja, die blijft gehandhaafd. De heer Rijpstra heeft t.a.v. art. C 19, lid 3, nog voorgesteld de woorden „wilde dieren" te vervangen door „wilde of andere dieren", maar wij geloven, dat dit toch niet geheel juist zou zijn, want dit zou inhou den, dat bijv. een kat of een hond, die een beetje fel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 5