strafbepaling. Het zou juridisch een heel vreemd beeld zijn. Het kan eigenlijk niet. Ik moet dat dus wel ontra den uit zuiver juridische overwegingen. Tot slot heb ik deze opmerking, die, naar ik meen, nog van belang is. N.a.v. wat de heer Van der Veen te berde heeft gebracht, zou ik er toch wel op willen wijzen, dat het hier om een vergunning gaat en dat is toch wel iets anders dan een ontheffing. Hij heeft ook bepaalde argumenten genoemd, die ik kan onderstrepen. Een ontheffing echter zou betekenen, dat iets wordt gedaan in afwijking van een algemene regel. Dat gebeurt hier per se niet. In het voorstel van B. en W. staat, dat men een vergunning moet hebben; hier is niet begonnen met een verbod. Dat heeft men wel met een ontheffing. In de A.P.V. zijn vele verbodsbepalingen met de toevoeging: Er kan ontheffing van worden verleend. Dat is hier niet het geval. Hier staat alleen: Men mag een demonstratie enz. houden, maar met een vergun ning en aan die vergunning kunnen dan voorwaarden worden verbonden. Ik zou hiermee willen volstaan. Er ligt dus nog een voorstel van de heer Pietersen, dat hij nadrukkelijk heeft gehandhaafd in zijn uiteen zetting in tweede instantie en ik neem aan, dat hij ook op dit moment zijn voorstel, mede-ondertekend door de heer Venema, handhaaft. Beide raadsleden bevestigen dit. De heer Kingma: Wij wilden ook nog graag een voorstel indienen. De Voorzitter: Vraagt u dan een derde instantie. Het voorstel Pietersen-Venema, luidende: „De Raad enz.; gehoord de besprekingen over de A.P.V.besluit: over de artt. C 23 t.e.m. C 26 heden geen beslissing te nemen; verzoekt het College nieuwe ontwerp-artikelen voor te leggen, waarin het vergunningssysteem ver vangen is door een meldingssysteem.", zou ik thans eerst in stemming willen brengen. Als de heer Kingma dan toch nog aanleiding ziet een voorstel in te dienen, dan kunnen we het van de tijd laten afhangen, of het vandaag nog wordt behandeld; een raadslid heeft dat staat in het reglement van orde te allen tijde het recht een voorstel in te dienen, als het door een ander raadslid mede is ondertekend. Het is dus het goed recht van de heer Kingma het voorstel in te dienen. Als gevolg van de discussie is echter reeds het voorstel Pietersen-Venema ingediend en daarom zou ik dit het eerst in stemming willen brengen. De heer Vellenga: Ik zou graag een opmerking over de orde willen maken. Ik zou mij n.l. kunnen indenken, dat de voorstellen van de heer Kingma, die wij op dit moment niet kennen, verder gaan dan het voorstel dat de heer Pietersen heeft ingediend. Die reële mogelijk heid moeten we onder ogen zien en ik dacht, dat het juist zou zijn, dat de Raad besluit tot een korte derde instantie, om alsnog de heer Kingma de gelegenheid te geven zijn voorstellen in te dienen. Anders kappen we iets af, waarvan we later misschien zeggen: Hadden we die weg maar opengehouden. De Voorzitter: Ik zou toch wel graag de spelregels zoveel mogelijk in acht willen nemen. Ik begrijp niet, waarom de heer Kingma dat voorstel in tweede in stantie niet reeds gedaan heeft. Hij heeft daartoe alle gelegenheid gehad. Het is zeer duidelijk gezegd. Ik heb geen bezwaar, als de Raad ermee instemt, dat hij als nog dat voorstel indient. Maar als de heer Kingma dat doet, dan zijn er nog twee instanties nodig; immers ik moet dan alsnog gelegenheid geven over dat voorstel te discussiëren, want het heeft nog niet onderwerp van de discussie uitgemaakt. Ik stel voor het voorstel Pietersen-Venema nu toch eerst in stemming te brengen; dan kan de heer Kingma intussen zijn voorstel indienen en dan laten we het van het tijdstip afhangen, of we over dat voorstel vanavond nog discussiëren of er de volgende keer mee beginnen. Het voorstel Pietersen-Venema wordt verworpen met 17 tegen 11 stemmen. Vóór stemden mevr. Jou- stra-Bijker en de heren Bouma, Ten Brug (weth.), Hogendijk, Janssen, Kingma, Pietersen, Rijpstra, Ve nema, Vellenga en G. de Vries. Inmiddels had de heer Tjerkstra de vergadering ver laten. De Voorzitter: Ik geef thans de heer Kingma de gelegenheid zijn voorstel in te dienen. De heer Kingma: Het ene voorstel heeft betrekking op art. C 25 en luidt: „De Raad der gemeente Leeu warden; op 2 juni 1969 in vergadering bijeen ter vast stelling van een nieuwe algemene politieverordening; verzoekt: van art. C 25 lid la, b en c, alsmede lid 2 en 3 te laten vervallen." Het tweede voorstel betreft art. C 26, dat wij graag aldus gesteld zouden willen zien: „Het houden en deelnemen aan een optocht, beto ging, demonstratie of meeting is geoorloofd, behoudens de hierna te geven beperkingen: a. melding ten minste 24 uur voor opstelling der optocht bij de burgemeester; b. opgave van datum, tijd en route; c. wijze van opstelling en ontbinding; d. waarborgen, dat optocht regelmatig verloopt; an dere gegevens, die de burgemeester eventueel nood zakelijk acht om een regelmatig verloop te bevorderen; f. bij keuze van een route langs hoofdverkeerswegen kan de burgemeester nadere voorschriften geven." De Voorzitter: We hebben thans, gelet op het tijdstip, twee mogelijkheden. We hebben nu in twee instanties uitvoerig gediscussieerd. Ik leg aan de Raad de volgen de vraag voor: Wij kunnen meteen over deze twee voorstellen stemmen. Dan is het probleem vanavond afgehandeld, maar het is het goed recht van de Raad over die voorstellen nog te discussiëren. Dan moet ik zelfs twee instanties toestaan, maar dat kan vanavond niet meer. De heer Vellenga: Ik zou nog graag een opmerking van orde maken. Vooral het laatste voorstel-Kingma heeft een formulering, die niet één-twee-drie is te verwerken. Nu vast staat, dat wij vanavond toch niet klaar komen met deze materie, zou ik willen voorstel len, mede met het oog op de tijd, vanavond te stoppen met de discussies en de voorstellen van de heer King ma aan de raadsleden te doen toekomen, zodat we de volgende keer precies weten waarover we praten en beter ons standpunt kunnen bepalen en uiteenzetten. De hear Miedema: Ik soe ütstelle wolle, dit punt óf to meitsjen, mar binne der noch riedsleden, dy't deroer diskussiearje wolle, dan moatte wy der nou de tiid foar nimme, mar hwat my oangiet, kinne wy fuortendaliks stimme. Mevr. Veder-Smit: Ik zou, zonder in beoordeling te treden van de voorstellen van de heer Kingma, willen zeggen, dat ik dan toch liever zou zien, dat zijn gedach te werd geconcretiseerd in de vorm, zoals B. en W. dat na ambtelijk overleg zouden doen en dat zijn voorstel toch in wezen neerkomt op dat van de heer Pietersen. Daarom ben ik bereid meteen te stemmen. De Voorzitter: Ik geef toe dit in aansluiting op wat de heer Vellenga zei dat het vrij moeilijk is de portée van de voorstellen te overzien, maar ik heb wel begrepen, dat de strekking in grote lijnen heel duide lijk gelijk is aan het voorstel, dat de heer Pietersen heeft gedaan. De heer Kingma: Wij willen ons graag bij de heer Vellenga aansluiten en de voorstellen dus vanavond niet meer behandelen. De Voorzitter: Dan moeten we stemmen, of we dit voorstel al dan niet zullen afwerken. De heer Pietersen: Ik geloof, dat er wel een wezen lijk verschil is tussen wat de heer Kingma voorstelt en wat ik voorstel. Ik zou het daarom, evenals de heer Vellenga, wel op prijs stellen rustig de formulering van de voorstellen van de heer Kingma te bekijken; ik kan beslist niet garanderen, of ik op dit late uur nog in staat ben, de tekst alleen maar op het gehoor geheel te kunnen beoordelen. Ik zou U dus ook willen suggere 17 ren diens voorstellen vanavond niet meer te behande len, maar de raadsleden de tekst te doen toekomen, opdat zij zich rustig een oordeel kunnen vormen en de volgende vergadering met de eventuele discussie daar over te beginnen. De Voorzitter: Niet ik moet beslissen, of de Raad al dan niet doorgaat met vergaderen. Dat doet hijzelf. Het is nog vier minuten voor twaalf. De Raad beslist bij handopsteken (met 14 tegen 11), dat hij de behandeling van de artikelen C 23 t.e.m. 26 voortzet. Geen der raadsleden verlangt, desgevraagd, het woord. Het voorstel-Kingma, mede-ondertekend door de heer Rijpstra, i.z. art. C 25 wordt verworpen met 20 tegen 5 stemmen. Vóór stemden mevr. Joustra-Bijker en de heren Janssen, Kingma, Rijpstra en Venema. Het voorstel-Kingma, mede-ondertekend door de heer Rijpstra, i.z. art. C 26 wordt verworpen met 18 tegen 7 stemmen. Vóór stemden mevr. Joustra-Bijker en de heren Bouma, Janssen, Kingma, Rijpstra, Vel lenga en Venema. Inmiddels hadden ook de heren ir. Van Balen Wal ter, Pietersen en G. de Vries de vergadering verlaten. De Voorzitter: Ik stel de Raad voor, dat wij de discussie over de A.P.V. te beginnen bij art. C 27 maandagavond 9 juni a.s. na de behandeling van de punten, die op de agenda staan en waarvan ik de indruk heb, dat wij die vrij tijdig zullen hebben afge werkt, voortzetten. Ik zou de Raad wel willen voorstel len, dat wij, als wij er niet in zouden slagen a.s. maandag de A.P.V. af te werken, dan dinsdag d.a.v. verder gaan, want wij moeten wel proberen er door te komen. De Raad gaat met een en ander akkoord. Hierna sluit de Voorzitter, om 0.15 uur, de vergade ring.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 9