22 Daar waar in de nota van de werkgroep „Jeugd- nota" sprake is van Zalen Schaaf als een ludiek cen trum, komt men tot vrijwel identieke gedachten. Graag zouden wij daarom van B. en W. willen vernemen, of er binnen het College al bepaalde plannen bestaan t.a.v. dit project. En ook hoe lang men denkt nodig te heb ben om met deze plannen bij de Raad te komen, m.a.w. hoelang deze overgangsperiode zal duren, waarover in het voorstel wordt gesproken. Daarbij willen wij toch wel nadrukkelijk stellen, dat deze overgangsperiode niet langer mag duren dan een jaar. Graag zien wij binnen het jaar concrete voorstellen tegemoet over de vorm, waarin dit project zal worden gegoten. Tevens zou ik graag willen vernemen, of bij de voor dit project te creëren middelen is gedacht aan de bij het Ministerie van C.R.M. beschikbare experimentenpot. Wat dit laatste betreft, de omschrijving van deze pot luidt in „Trefpunt" van mei 1.1.: „Voor artistieke ex perimenten, die niet anders dan met steun van buiten af ondernomen kunnen worden en waarvan met enige zekerheid verwacht kan worden, dat zij een bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de kunst, is een bedrag beschikbaar." De heer Rijpma: Zonder direct in toekomstbeschou- wingen te vervallen, zou ik toch wel willen stellen, dat de overgangsfase zo kort mogelijk moet zijn. En in het voorstel van B. en W. zit heel sterk de mogelijk heid, dat zonder dat het in de Raad voorlopig weer ter sprake komt, dit project vrij lang kan blijven han gen in deze voorlopige vorm. En omdat ons dat be zwaarlijk lijkt, heb ik een voorstel, dat luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden; op 30 juni 1969 in vergadering bijeen; besluit: art. 1 van het ontwerp- raadsbesluit no. 9398 als volgt te wijzigen: 1. De overeenkomst geldt van 1 juni 1969 af tot en met 30 september 1970. De Raad kan deze termijn tel kens met één jaar verlengen, indien burgemeester en wethouders daartoe telkens uiterlijk 30 juni van het betreffende jaar een voorstel aan de Raad doen." (Waarbij we nadrukkelijk uitspreken, dat verlenging niet noodzakelijk is, maar om B. en W. voor al te grote problemen te sparen, heb ik dus die verlengingsmoge lijkheid eraan toegevoegd, waarbij ik er uiteraard van uitga, dat op 30 september 1970 toch wel meer van de kant van het College gezegd en voorgesteld zal moeten worden.) Het voorstel is mede-ondertekend door mevr. Visser van den Bos en de heer Heidinga. De heer Reehoom: Ik zou aan wat de heer Rijpma heeft gesteld willen toevoegen, dat we volkomen ach ter de gedachte staan, om die overgangstermijn zo kort mogelijk te doen zijn, maar we zouden toch wel onze waardering willen uitspreken, dat het bestuur van de Stichting „Théskinkerij Prinsetün" deze taak op zich wil nemen, want het is niet zo'n gemakkelijke taak; deze zal veel tijd komen te kosten. De heer Heidinga: In de op één na laatste alinea van deze raadsbrief staat: „Aangenomen mag worden, dat de exploitatie van het complex, afgezien van de kapitaalslasten, sluitend zou zijn." Ik zou wel graag willen weten, waar B. en W. dat op baseren. Op blz. 2 van het ontwerp-besluit staat onder 7: „De Gemeente kent de stichting voor haar zorg en verant woordelijkheid voor en haar bemoeienissen met het be heer en de exploitatie als bedoeld in deze overeenkomst een vergoeding toe van f 2000,per jaar, welke de stichting zal aanwenden voor het nastreven van haar doel, zoals dat in artikel 2 van haar statuten is om schreven;". Ik zou wel graag willen weten, waar die f 2000,eigenlijk voor is. Ik heb dat niet kunnen ont dekken. De heer Ten Brug (weth.)Ik wil graag de waar dering overnemen, die de heer Reehoorn heeft uitge sproken aan het adres van het bestuur van de Stich ting „Théskinkerij Prinsetün", dat bereid is deze ex ploitatie, zij het voorlopig, m.i.v. 1 juli op zich te ne men. Wij hebben het bijzonder op prijs gesteld, dat het bestuur dit op ons verzoek heeft willen doen. De heer Van der Zwaard verbindt aan het voorstel nogal enige bedenkingen en hij heeft min of meer uit voerig gesproken over creatieve centra en de taak daar van. Ik kan mij indenken, dat hij hierop kwam, gezien de inhoud van het voorstel, dat indertijd geleid heeft tot de aankoop van dit complex en de opmerkingen, die toen m.n. door de heer Stigter in de Raad zijn ge maakt. Wij hadden twee redenen voor die aankoop: 1. wij behouden dit complex, en 2. met dit complex zal in de richting van een creatief centrum meer kunnen gebeuren. Vanuit de Raad is toen, wat dit laatste be treft en m.i. terecht gezegd: Als men met zon voorstel komt, dan moet men als College goed weten en aan de Raad voorleggen, hoe de kaarten liggen: Wat zijn de kosten, de subsidies enz.? In de tijd, die nu intussen verlopen is, hebben wij daar meermalen besprekingen over gevoerd en wij zijn in druk contact met het Ministerie van C.R.M. over deze aangelegen heid. In de Raad is indertijd ook van de zijde van het College gezegd: De normale activiteiten van Zalen Schaaf, zoals die tot nu toe plaats hadden, zullen gewoon doorgaan, want, als dat niet zo zou zijn, dan zou een aantal verenigingen en instellingen, die van Zalen Schaaf gebruik maken, in de kou komen te staan. En dat was niet de bedoeling. Maar met het geheel van dit complex, met alle andere gebouwen, die daar bij zijn, zou meer te doen zijn. Ik heb het al gezegd: Wij hebben met de overkoepelende culturele raden, m.n. ook met de Fryske Kultuerried, en met andere instel lingen als de Vereniging voor Handenarbeid en de Kunstnijverheidsschool Vredeman de Vries besprekin gen gevoerd over wat er in dit centrum zou kunnen gebeuren. En we hebben ook positief gesproken met de verschillende vertegenwoordigers van het Ministerie over de mogelijkheden van een creatief centrum en over de subsidiemogelijkheden. Wij zijn er op dit mo ment nog niet helemaal uit. Wel zijn er reeds bespre kingen gevoerd over de wijze waarop Leeuwarden een deel uit de experimentenpot zou kunnen kijgen om hier te starten. Ik denk, dat het creatief centrum wel veel overeenkomst zal vertonen met de term „ludiek cen trum", die in de jeugdnota is gebruikt. Dat zullen we nog wel eens nader bekijken. Ik heb begrepen, dat de jeugdnota onderweg is en die zal ons dan dezer dagen wel worden aangeboden. Het is niet de bedoeling, dat dit zonder meer voor lange tijd is. Er is op spoed aangedrongen en de heer Rijpma heeft daaromtrent zelfs een voorstel ingediend. Ik dacht, dat art. 1 van het besluit duidelijk is. Er is een wederzijdse opzeggingstermijn van een half jaar. Op dit moment kunnen wij eigenlijk nog niet zeggen, hoe de opzet voor het nieuwe gebouw zal 'zijn, want ik kan mij ook voorstellen, dat de horeca-exploitatie en wat er verder in het gebouw gebeurt zullen moeten worden gescheiden. Het zou bijv. een stichting kunnen zijn, die zich het exploiteren van een creatief centrum ten doel stelt en die in dit gebouw de nodige ruimte kan vinden, uiteraard tegen vergoeding, maar dat is in zulke gevallen meestal een kwestie van vestzak broekzak, want is de huur te hoog, dan zal het subsidie wel omhoog moeten. Ik geloof, dat we op dit moment, nu wij er nog te weinig van weten, nog niet een uit spraak moeten doen. Ik dacht, dat wij, als wij met na dere voorstellen over het creatief centrum komen, zul len moeten bekijken, hoe de exploitatie zal moeten ge schieden en of er dan nog een afzonderlijke horeca- exploitatie moet zijn. Het is inderdaad de bedoeling en het spijt mij bijzonder, dat wij met de onderhande lingen op dit moment nog niet verder zijn zo spoedig als mogelijk is met een voorstel te komen. Maar dat moet uiteraard goed worden afgewogen. Wij moeten inderdaad weten, waar wij financieel aan toe zijn en hoe wij dit in het geheel van onze begroting zullen kunnen inbouwen en daar weten wij op dit moment nog te weinig van. Dat is de reden, waarom wij met dit voorstel komen en niet met een compleet voorstel wat de gehele inrichting betreft. Ik ben het niet met de heer Rijpma eens, dat in de tekst van het voorstel „een oneindige termijn" is op gesloten. Dan is onze tekst niet duidelijk of hij heeft die verkeerd begrepen. Het beste is misschien het eer ste te veronderstellen. De heer Heidinga heeft gevraagd: Hoe komen B. en W. aan de mening, dat een sluitende exploitatie mo gelijk zou zijn? YVij hebben ons gebaseerd op de cij fers van de situatie, op „het wel en wee" van Zalen Schaaf op dit moment. En de f 2.000,vergoeding 23 aan de stichting is een vergoeding voor de diensten die de stichting „Théskinkerij Prinsetün" aan de Gemeente verleent door de zaak te exploiteren; ook het personeel van deze stichting zal hier voor een deel mee belast worden. En we meenden, dat het niet juist zou zijn de stichting deze extra last zonder enige vergoeding op te dragen. De Voorzitter: Nu mij blijkt, dat geen der raads leden meer het woord verlangt, zou ik de heer Rijpma willen vragen, of hij zijn voorstel handhaaft. De heer Rijpma: Ja, mijnheer de Voorzitter. Het voorstel-Rijpma c.s. wordt verworpen met 16 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen mevr. Visser-van den Bos en de heren Boomgaardt, Heidinga, Miedema, Ree hoorn, Ir. Rijpma, Schönfeld, Visser en Wiersma. De Voorzitter: Ik heb de heer C. de Vries, die nu —het is inmiddels 1 juli geworden burgemeester van Gasselte is, overgeslagen; hij heeft geen stemrecht meer. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 224). De heer Heidinga: Ik zou een vraag willen stellen over de orde. Als de heer De Vries in deze vergadering niet mag stemmen, dan wil ik toch heel erg graag, dat wij voor deze vergadering tweemaal presentiegeld krij gen; dan begint dus om 12 uur een nieuwe vergadering. (Gelach) Nee, dat meen ik ernstig. Als de Voorzitter zegt: Dit is niet dezelfde vergadering, dan is het een nieuwe. (De Voorzitter: Ik heb niet gesteld, dat dit een nieuwe vergadering is; wij kunnen in het regle ment van orde nagaan, of dit al of niet twee vergade ringen zijn. Mijn opmerking sloeg zuiver op de datum van 1 juli, maar gaat U maar verder, mijnheer Hei dinga.) (Gelach) Op blz. 2 van de raadsbrief staat, dat alsnog geraamd moet worden een nadelig saldo van de sociale werk plaats. Ik neem aan, dat dat betreft 1967. Moet men dat, in 1969, nu nog ramen Dat had allang gekund. Wordt het twee jaar later pas duidelijk, dat daar een zo groot nadelig saldo is Dat komt mij onbegrijpelijk voor. Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou graag willen we ten, hoe het komt, dat op het ogenblik nog moeilijk te zeggen is, of de geraamde uitkering voor het buiten gewoon lager onderwijs, speciaal voor de buitenschool, wel gerealiseerd kan worden. De heer Heetla (weth.): Ik kan de heer Heidinga i.z. zijn opmerking over het te ramen nadelig saldo van de sociale werkplaats mededelen, dat controle altijd achteraf plaats heeft en gebleken is dat enkele objec ten niet subsidiabel zijn. Het kan ook nog wat mee vallen. We zitten nog te trekken met het verificatie bureau en het Rijk over bedragen over 1966, die even tueel nog terug moeten komen. De heer Ten Brug (weth.): Mevr. Visser kan ik ant woorden, dat de uitkering voor de buitenschool wacht op het afkomen van een K.B., waaraan de Minister van Onderwijs werkt en daar wachten we al jaren op. Mevr. Visser-van den Bos: Geldt dit alleen voor de buitenschool in Leeuwarden of is dit een landelijke kwestie De heer Ten Brug (weth.): Het is een landelijke kwestie. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 228). De heer Heidinga: Ik vind het bijzonder jammer, dat wij onze muziektenten afbreken. Is dat nu eigenlijk niet het paard achter de wagen spannen? Zou het niet veel beter zijn, dat wij de muziekkorpsen en zangver enigingen animeerden meer concerten buitenshuis te geven? En laten we daar een bedrag voor beschikbaar stellen; we hebben nu nog wel wat geld, dacht ik. Laten we zo'n vereniging een f 100,of f 150,geven en vragen daarvoor een concert te geven in de muziek tent. De afbraak van de muziektenten moet n.b. f 5.500,kosten! Als we tot dit laatste wèl besluiten, zou ik in ieder geval advertenties in de krant geplaatst willen zien: „Te koop op afbraak", want ik neem aan, dat heel veel dorpen om Leeuwarden heen wel bitter graag zo'n mooie muziektent willen hebben. Dan ont vangen we er nog wat voor, in plaats van dat we er geld op toe geven. Maar is mijn suggestie, dat wij als het ware een pre mie voor optreden van muziekverenigingen in de open lucht beschikbaar stellen, nu zo gek? Is die niet een overweging waard? Mevr. Visser-van den Bos: Onder het kopje „Ener giebedrijven" staat, dat de speeltuinvereniging „Gerard Dou" geen bezwaar heeft tegen de bouw van een transformatorhuisje enz., mits de Gemeente de daar aanwezige werken handhaaft. En kunnen die werken van die speeltuinvereniging daar inderdaad gehand haafd worden? Ik zie knikken. (De Voorzitter: Maar dat is niet officieel.) De heer Schönfeld: Ik wilde vragen, of, nu de mu ziektenten toch worden afgebroken, ook een mogelijk heid bestaat ze te benutten als volière in de Prinsen tuin. De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt mij hoogst on waarschijnlijk, dat wij dit voorstel zouden hebben ge daan, als de werken, die bedoeld worden, niet gehand haafd zouden kunnen worden. Wij kunnen voldoen aan het verzoek van „Gerard Dou" en daarmee is de zaak klaar, dacht ik. Wat de muziektenten betreft, zou ik alleen maar willen zeggen, dat ik graag bereid ben de gedachte van de heer Heidinga i.z. annoncering van op afbraak te koop zijnde muziektenten in overweging te nemen en dan hoop ik er het beste van. Dat betekent uiteraard, dat ik de suggestie van de heer Schönfeld niet kan volgen, tenzij er volièreverenigingen zouden zijn, die zich de op afbraak te koop zijnde muziektenten zou den willen aanschaffen enz. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde van de agenda gekomen, maar voor één ingekomen stuk zou ik nog even de aandacht van de Raad willen vra gen. Ik heb dit voor het laatst willen bewaren op een moment, dat ik niet kon vermoeden, dat deze raads vergadering zo lang zou duren. De bedoelde brief is gericht aan de Voorzitter en de Leden van de Gemeenteraad van Leeuwarden en luidt als volgt: „Geachte voorzitter, geachte mede-raadsleden, In verband met mijn benoeming tot burgemeester van de gemeente Gasselte met ingang van 1 juli 1969, uiteraard gevolgd door een spoedige verhuizing naar die gemeente, deel ik U bij deze mede met ingang van diezelfde datum mijn raadslidmaatschap van de ge meenteraad van Leeuwarden neer te leggen. Met dank voor de, ondanks politieke verschillen, goe de persoonlijke verstandhouding en contacten wens ik U en de Uwen en niet te vergeten de gemeente Leeuwar den een goede toekomst toe. (Stemmen: Van wie is die brief?) Ik wist niet, dat men zo slecht op de hoogte was en zo slecht de pers las. Die brief is van ons raadslid C. de Vries. Dit laatste kan ik eigenlijk niet meer zeggen. Daarom heb ik zojuist al opgemerkt, dat hij niet mee mocht stemmen, want op dit ogenblik is hij reeds burgemeester van de gemeente Gasselte. En ik ben er van overtuigd, Collega De Vries, dat ik de tolk van de gehele Raad ben, als ik U op dit moment, op dit late uur, vanaf deze plaats onze hartelijke ge lukwensen met deze benoeming aanbied. Sinds 1962 bent U lid geweest van de Gemeenteraad van Leeu warden. U hebt U alszodanig vooral beziggehouden met financiële problemen; daarom was U, of misschien moet ik zeggen juist omdat U, lid was van de Financiële Com missie. U hebt Uw taak betreffende de financiële aan gelegenheden, maar ook die betreffende de vele niet- financiële problemen, waarmee U werd geconfronteerd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 13