10
11
TV 1 w :v* ayy-
Grote Kerk, de Westerkerk, de Bonifatiuskerk enz., te
veel om op te noemen op hoge lasten zitten. M.i.
mogen we deze instellingen niet belasten met de
straat- en rioolbelasting en wat er allemaal achterweg
komt.
Voorts wil ik ook graag weten, of het College op de
hoogte is met de kosten, die het voor de Gemeente op
levert om te achterhalen wat de belastbare opbrengst
van deze gebouwen is; ik heb mij laten vertellen, dat
dit geen eenvoudige zaak zal zijn, omdat deze gebou
wen niet onder de grondbelasting vallen, zodat er op
het ogenblik geen belastbare opbrengst bekend is.
B. en W. zeggen, dat de redenen voor die vrijstellin
gen veelal achterhaald zijn. Van de kerken heb ik reeds
gezegd, dat de inkomsten geen enkele wijziging hebben
ondergaan.
Wat betreft de begraafplaatsen, zal het B. en W.
bekend zijn, dat deze vaak overeenkomsten hebben lo
pen, die lang geleden afgesloten zijn met personen, die
daar al maar mogen laten begraven tegen toentertijd
vastgestelde tarieven, en die vaste bedragen voor af
koop van onderhoud van graven hebben betaald, zodat
ook de begraafplaatsen lelijk komen vast te zitten met
de straat- en rioolbelasting.
Wat de bejaardentehuizen betreft, is het misschien
een kwestie van vestzakbroekzak: Als de bejaarden
de verhoogde prijzen niet kunnen betalen, dan zullen ze
wel bij de Gem. Sociale Dienst om uitkeringen krach
tens de Alg. Bijstandswet moeten aankloppen. Maar
toch ontveins ik mij niet, dat er bejaarden zijn, die net
nog wel zelf kunnen betalen, zoals zij, die wonen in
Aldlanstate, het St. Anthonygasthuis e.d. B. en W.
weten al die inrichtingen beter dan ik en deze be
jaarden zullen wel weer schrikken van de verhoogde
verzorgingsprijs, die toch door wat thans door B. en
W. wordt voorgesteld veroorzaakt kan worden.
Tegenover mijn bezwaren i.z. het betalen van deze
belastingen door ziekenhuizen zal men stellen, dat de
verhoogde kosten wel door de ziekenfondsen opgevan
gen zullen worden. Als eventueel de ziekenhuizen van
de Gemeente vrij zijn van straat- en rioolbelasting, dan
neem ik natuurlijk aan, dat ook de andere ziekenhuizen
niet onder die belasting zullen vallen.
Mijn grootste zorgen zijn dus de kerken en de be
graafplaatsen.
Ik zal graag het antwoord van de Wethouder af
wachten, alvorens met een voorstel te komen.
De heer Lijzen: Mijn fractie vindt dit een belangrijk
voorstel, omdat het in dezen gaat om de heffing van
gemeentelijke belastingen, welke de burgers worden op
gelegd. Het gaat echter ook om belangrijke voorzie
ningen, t.w. de aanleg en het onderhoud van straten
en wegen en van riolen. Wij achten het daarom ver
antwoord, dat de burgers, i.e. de eigenaars van gebouw
de en ongebouwde eigendommen, een bijdrage leveren
in de kosten daarvan, te meer omdat er dagelijks van
deze voorzieningen wordt geprofiteerd. Wij kunnen dan
ook wel akkoord gaan met enige verhoging van de
bestaande straatbelasting en de invoering van een
rioolbelasting. Wij zitten overigens, evenals de heer
Miedema, eigenlijk wel met de vraag, of alle eigenaren
moeten worden aangeslagen, dus ook degenen, die niet
van de rioleringsvoorziening profiteren.
Verder wordt op korte termijn een verordening tot
heffing van een riool-afvoer-recht in uitzicht gesteld,
die het College zich voorstelt per 1 januari 1970
in werking te doen treden en die zal gelden voor
alle gebruikers van gebouwde eigendommen. Ook
met de invoering daarvan en de opzet, zoals
die het College voor ogen staat, kunnen wij ons op de
zelfde gronden, welke voor ons gelden voor de riool
belasting, wel verenigen.
Ik heb nog wel een opmerking en een paar vragen.
Ik zou n.l. graag van het College vernemen, of de
straat- en rioolbelasting op één aanslagbiljet worden
geheven. Ik zou me dit kunnen voorstellen. Mocht zulks
inderdaad het geval zijn, dan zou ik het wel op prijs
stellen, dat de bedragen van deze belastingen afzon
derlijk worden vermeld, opdat de burger weet, wat hij
voor het één en wat hij voor het ander moet bijdragen.
Tenslotte nog de volgende concrete vragen:
Wat gaat de rioolbelasting voor de gemiddelde eige
naar in onze gemeente ongeveer bedragen?
En voorts: Om welk bedrag zal het straks in 1970
bij de invoering van de riool-afvoer-belasting voor het
doorsnee-gezin gaan? Ik ben daar zeer benieuwd naar
en ik zou dit gaarne van het College vernemen.
De heer Kingma: Ik kan kort zijn. We zouden graag
eerst het antwoord van de Wethouder op alle gestelde
vragen afwachten. We behouden ons dan in tweede
instantie uiteraard nog het stellen van vragen voor.
De hear De Jong (weth.)De hear Miedema nat
steld, dat it him foaral giet om de wize hwerop dizze
bilêsting heven wurde sil. Ien foroardering foar alle
perselen yn de gemeente fynt hy eigentlik wol in bi-
swier. Alle ynwenners hawwe der wol bilang by, mar
hy wol leaver ünderskied meitsje tusken it steedlik diel
en it net-steedlik diel. Foar it steedlik diel hat hy
gjin biswieren tsjin dizze rioelbilêsting as komplemint
op de bisteande strjittebilêsting, mar foar it net-steed-
like diel fynt hy it slimmer wurden. Hy seit, dat de
doarpen mar foar in diel rioelearring hawwe. Nou sil
wol it doarp, dat in greater tal ynwenners hat, mear
foarsjenningen hawwe as it oare, dêr't noch foarsjen-
ningen komme moatte of dêr't se noch hwat summier
binne, mar yn elts gefal hawwe wy ek mei foar it
nct-steedlik diel, hwat de öffalwetterloazing oangiet
(hwant dêr giet it om) ek wol bimuoiingen hawn. En
dêrom sil ik efkes foarlêze hwat under punt a fan
art. 1 fan de foroardering stiet: „gebouwde eigendom
men en daarbij behorende erven, die aan openbare
land- of waterwegen in de gemeente belenden, of in
de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn gelegen". Dat
wol dus sizze, dat de perselen, dy't dêr net ünder falie,
ek net ünder dizze heffing falie. (De hear Miedema:
Ek net ünder de strjittebilêsting?) Dat is hwat oars.
De strjittebilêsting ken sawol it boude as it net-
boude diel. De hear Miedema skoddet fan né, mar op
pag. 2 fan it riedsütstel stiet: Utsteld wurdt foar it
boude diel 22 pst. en foar it net-boude 11 pst. By de
strjittebilêsting binne der sünder twivel perselen, hwer-
fan it net-boude diel wol oan de strjitte grinzget en
dêrtroch bilêstingplichtich wurdt, mar by de rioelbi
lêsting giet it eigentlik allinnich om it boude diel. As
dat net oan in iepenbiere wei of wetterwei leit, dan is
men frij fan dizze heffing. En yn de jurisprudinsje hjir-
oer wurdt steld, dat in perseel, dat üngefear 100 m fan
de biboude wei of de wetterwei öf leit, achte wurdt net
mear oan dy biboude wei of de wetterwei to lizzen,
dus mei oare wurden: Foar dizze heffing binne de per
selen, dy't dêr büten falie, net oan dit ünderdiel fan
dizze bilêsting ünderwurpen. Dêrmei is direkt al in
great ünderdiel fan de biswieren fan de hear Miedema
weinommen. Men kin dus net sünder mear sizze, dat
alles hwat ünder de heffing fan de strjittebilêsting fait,
automatysk ünder de heffing fan de rioelbilêsting falie
moat. Nou't dizze heffing dus op dizze manear réali-
searre wurdt, is der wol in reedlik forban tusken dizze
bilêsting en it genot dat de minsken fan de foarsjen-
ning hawwe. Wy moatte soargje foar de wegen, de
wetterwegen, foar de óffier fan it wetter ensfh. Nou
soe it yn de doarpen noch wol hwat better kinne, mar
men moat bitinke, dat, nou't byg. yn it eastlik diel
fan Ljouwert hwat bart oan 'e rioelearring, de ynwen
ners fan it westlik diel der likegoed oan meibitelje. En
dyjingen, dy't yn 'e binnenstêd wenje en aensen foar-
lopich net gebrük meitsje fan de rioelwettersuverings-
ynstallaesje, falie like goed ünder dizze foroardering.
Wy hawwe hjir to krijen mei in heffing op „onroe
rend goed", dus op de boude eigendommen..
Mevr. Visser heeft m.n. bezwaar tegen het onderdeel
„vrijstellingen". Onder art. 7 staat een aantal vrijstel
lingen, ten aanzien waarvan het College gesteld heeft,
dat die toch eigenlijk in deze tijd niet meer zo passen
als in de tijd, toen de straatbelasting werd ingevoerd,
n.l. omstreeks 1920. Het karakter van tal van instel
lingen was toen anders; intussen zijn daar andere fi
nanciële regelingen voor getroffen; m.n. gaat de sub
sidiëring van rijkswege hierin een grote rol spelen. De
bejaardentehuizen waren tot nog toe wel aangeslagen
in de straatbelasting, voor zover ik weet, maar de zie
kenhuizen niet. Deze kunnen evenwel die lasten door
berekenen in de verpleegprijzen en wij zouden toch wel
dwaas zijn, als deze mogelijkheid aanwezig is, de zie
kenhuizen vrijstelling te geven. Waarom zouden wij dat
doen? En bij meerdere instellingen is dat het geval.
Dit geldt ook voor de begraafplaatsen. Mevr. Visser
kan wel zeggen, dat daarvoor de moeilijkheid van vroe
gere, te lage prijsberekeningen geldt (waarvan degenen,
die vroegtijdig een graf hebben gekocht, geldelijk voor
deel hebben), maar dat is toch niet een reden, waarom
de Gemeente de kosten die ze heeft, niet aan begraaf
plaatsen in rekening kan brengen? Die kunnen ze toch
weer doorberekenen in de tegenwoordige tarieven?
Waarom moet de Gemeente ontheffingen verlenen waar
ze niet strikt nodig zijn?
T.a.v. de vrijstellingen, tot nog toe geldende voor de
gebouwde en ongebouwde eigendommen der Gemeente,
welke uitsluitend voor de openbare dienst of ten al
gemene nutte worden gebezigd, vraagt mevr. Visser,
wat wij daaronder verstaan. Ik meen, dat daar bijv.
onder vallen de Secretarie, de Dienst Openbare Wer
ken, de Gem. Sociale Dienst, maar geen ziekenhuizen
en verpleegtehuizen. Die worden wel voor een bepaald
doel door de Gemeente geëxploiteerd, maar de kosten
kunnen even goed als bij andere ziekenhuizen doorbe
rekend worden in de verpleegprijs, die door ziekenfond
sen of particulieren weer betaald moet worden. Het is
helemaal niet nodig de ziekenhuizen ontheffing te ver
lenen. Alleen de gebouwen, die specifiek een publieke
functie hebben, vallen onder de ontheffing.
Voor de gebouwde eigendommen, uitsluitend dienen
de als kleuterschool of als school voor lager onderwijs,
geldt ook hetzelfde: de kosten die hiervoor gemaakt
worden, kan men van rijkswege vergoed krijgen. Het
geldt ook voor inrichtingen van weldadigheid of tot
genezing en verpleging van zieken of gebrekkigen.
Wat de categorie kerken enz. betreft, vallende onder
b, hiervoor gold in de oude verordening op de straat
belasting de formulering: „De eigendommen, die uit
sluitend dienen tot uitoefening van de openbare ere
dienst of bestemd zijn tot het geven van godsdienst
onderwijs en toebehorende aan kerkgenootschappen dan
wel aan rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen
en instellingen". De ontwikkeling die m.b.t. de kerken
geldt, in aanmerking nemende, kunnen we wel stellen,
dat het op het ogenblik niet meer zo heel duidelijk is,
of de kerken en hun bijgebouwen hier uitsluitend nog
gebruikt worden voor de „uitoefening van de openbare
eredienst of bestemd tot het geven van godsdienst
onderwijs." Er zijn tal van kerken, die hun gebouwen
ook voor andere doeleinden gebruiken. Er worden vaak
in de nevengebouwen bruiloften, vergaderingen enz. ge
houden. Dus hier is bepaald niet meer sprake van de
zeer bepaalde, oorspronkelijke bestemming, waarvan de
verordening op de straatbelasting spreekt.
Als we toch een vrijstelling voor de kerken zouden
geven, zou het dan ook niet reëel zijn de met de kerken
overeenkomende verenigingen en instellingen, die even
eens het geestelijk heil van de bevolking beogen, vrij
stelling te verlenen? Dit kan niet onder de vigeur van
de bestaande verordening op de straatbelasting, dus
dan zouden we moeten komen tot een uitbreiding van
de verordening. Bovendien: wanneer kan men nog spre
ken van „kerk" Het zijn meer godsdienstige institu
ten en vallen die nog onder het begrip „kerk"? Er is
een vervaging in de taken, die men zich stelt; vereni
gingsgebouwen nemen hier en daar de taak van de
kerk over. Als voorbeeld wil ik noemen het verenigings
gebouw „De Fenix", waar 's zondags kerkdiensten ge
houden worden, maar waar door de week activiteiten
van andere aard plaats vinden. Dat kan dus niet gevat
worden in het begrip „kerk". Tot nog toe wordt ook
straatbelasting geheven van de nevengebouwen, maar
eigenlijk zouden we bij de bestaande formulering het
gehele gebouwencomplex belastingplichtig moeten ach
ten.
Mevr. Visser vraagt: In welke orde van grootte lig
gen de bedragen van deze belastingen voor de kerken?
Voor een gebouw als „De Fenix" is de kadastrale op
brengst f600,en 34% daarvan is dan de belasting.
Men kan dat ook controleren bij een gebouw dat vroe
ger de kerk van de Gereformeerde Kerk art. 31 was
en dat nu door de voetbalvereniging „Nicator" gebruikt
wordt. Dat heeft een belastbare opbrengst van f 250,
dus 34% daarvan is de belasting. Mevr. Visser zegt,
dat het bijzonder moeilijk is de kadastrale opbrengst
vast te stellen; dat zal ongetwijfeld even de aandacht
vragen. Wat zou dat gaan kosten? Ik dacht, dat de
kadastrale opbrengst van de diverse kerken in deze
stad tussen f 500,en f 2.000,ligt en daar 34% van
zou dan de belasting moeten worden. Zou mevr. Visser
de kerken buiten de belasting willen houden, dan zou
er wel een duidelijke formulering moeten komen van
de vrijstelling. B. en W. hebben het idee, dat er in deze
tijd weinig grond meer voor het gehele genoemde rijtje
vrijstellingen is. En daarom vragen zij: Is het niet
veel beter al deze vrijstellingen dan maar te annuleren
Zou mevr. Visser desniettemin voor de kerken een uit
zondering willen maken, dan zou ik haar in overweging
willen geven daar dan een voorstel van te maken. Dat
zou eventueel een punt van discussie kunnen uitmaken,
maar dan dient zij het zo te formuleren, dat duidelijk is
wat zij precies onder het begrip „kerk" verstaat. Wil
zij dit inderdaad beperken tot, zoals het nu ook is aan
geduid: „gebouw, uitsluitend bestemd voor de openbare
eredienst of voor het geven van godsdienstonderwijs"
en de bepaling moet strikt toegepast worden, dan weet
ik niet, of er nog wel veel kerken onder deze vrijstel
lingsbepaling zullen vallen, maar dan weten we pre
cies, waarom de redenen, waarom B. en W. tot hun
voorstel zijn gekomen, moeten vervallen.
Ik neem aan, dat de heer Lijzen, die heeft gevraagd,
of alle eigenaren rioolbelasting moeten betalen, wel
met mijn beantwoording van het betoog van de heer
Miedema genoegen kan nemen. Hij is nieuwsgierig, hoe
hoog het bedrag van het riool-afvoer-recht zal wor
den. Als wij hier f 875.000,ramen voor ongeveer
27.000 woningen, dan kan hij zelf wel nagaan
wat het gemiddelde daarvan ongeveer zal zijn. Hij
vraagt: Komen de straatbelasting en de rioolbelasting
op één aanslagbiljet? Het is de bedoeling van wel. Hij
vraagt voorts: Kan ook afzonderlijk worden vermeld
wat straat- en wat rioolbelasting is? Dat is niet de
bedoeling. In de verordening staat duidelijk, welke de
grondslagen zijn; het zou alleen maar meer werk ge
ven het nog eens op de aanslagen te doen. En waarom
zou het nodig zijn?
T.a.v. het riool-afvoer-recht zal de Raad in de ko
mende maanden een nader voorstel bereiken en dan
valt daarover verder te spreken.
De hear Miedema: De hear De Jong stelt op groun
fan art. 1, punt a, dat perselen, dy't 100 m en mear
fan in iepenbiere dyk of wetterwei óf steane, frij fan
rioelbilêsting binne. It spyt my, mar ik kin dat der
ünmooglik üt léze. As hy al gelyk hat en ik mei
dêr eins net oan twivelje dan tocht ik, dat hy in
heale wierheit sein hat, dat se dan ek frij fan strjitte
bilêsting wiene op groun fan hwat ünder a stiet. Dit
is in „verordening op de heffing van straat- en riool
belasting" en ünder a stiet: „gebouwde eigendommen".
Dat slacht sawol op de rioel- as op de strjittebilêsting.
Yn de foroardering wurdt gjin forskil tusken beide
makke. Mar litte yndied perselen, dy't mear as 100 m
fan de dyk of it wetter lizze, frij wêze, dan giet my
dat noch net fier genöch. Ik stean op it stanpunt, dat
yn dy dielen yn üs gemeente, hwer't hjoed-de-dei gjin
rioelearring oanlein is, de bibouwingstichtens sa lyts
is, dat de natuerlike suvering it rioelwetter forwurkje
kin. Ik tink byg. oan doarpen as Swichum en Him-
pens. Dêr is de bihoefte oan in gemeentlik rioel net
oanwêzich. Men hat dêr dus in iepen rioel en dat jowt
net de greatste swierrichheden. Men hat seis it ünder-
hald derfan, mar hwerom moatte dizze ynwenners rioel
bilêsting bitelje Wier, dit üntgiet my. Jier op jier
wurdt yn de gearkomsten fan „Doarpsbilang" de fraech
steld: Kin oan de sleat efter de Buorren, dy't altyd
stjonkt, net hwat dien wurde? Neffens üs skema binne
wy der lykwols net oan ta en wy moatte dat nimme;
gjin inkeld biswier. Mar is it dan binlik dizze minsken
op dit momint rioelbilêsting bitelje to litten? Ik sjoch
it net. Op it momint, dat de Gemeente yn har program-
mearring sa fier is, dat dêr in rioel komt, is men ek
byg. yn Wytgaerd bilêstingplichtich. Ik bliuw by myn
stanpunt: Wol dizze bilêsting nei binlikheit oplein wur
de, dan kinne de perselen yn it bütengebiet, dy't noch
net oansluten wurde kinne op it gemeentlik rioel, net
bilêstber wêze. Dat giet dus eat fierder dan hjoed-de-
dei yn de foroardering stiet. En dêr falie dus ek de
perselen ünder, dy't net 100 m fan de iepenbiere dyk
of wetterwei öf lizze.