De hear Booingaardt: Ik soe, hwat art. 7, lid c,
oangiet, graech wolle, dat de redaksje noch efkes iepen
bleau oant salang de Wethalder dit ütsocht hat; it
soe blike kinne, dat it praktysk net mear foarkomt,
dat der by in tsjerkegebou gjin sealforhier is, sadat
men it hast forwaerloazgje kin. En stimt men oer
de wiziging, sa't dy ós nou foarlein wurdt, dan hawwe
wy üs op dy tekst fêstlein.
De Voorzitter; Ik stel nu aan de orde het eerste
voorstel van mevr. Visser-van den Bos c.s. dat luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 30 juni 1969; gehoord de discussie over de
heffing en invordering van straat- en rioolbelasting
(bijlage no. 216); besluit: artikel 8 uit te breiden met de
in de huidige verordening op de straatbelasting onder
artikel 7, le lid, onder b, opgenomen vrijstelling." (Dat
betreft dan vrijstelling van straat- en rioolbelasting van
de bijzondere begraafplaatsen met de aanhorige ge
bouwde eigendommen.)
Mevr. Visser-van den Bos; Ik verzoek dus om de
vrijstelling uit de huidige verordening over te nemen;
vroeger waren de bijzondere begraafplaatsen ook vrij
gesteld van straatbelasting.
Het voorstel-mevr. Visser-van den Bos c.s. wordt
verworpen met 19 tegen 7 stemmen. Voor stemmen
mevr. Visser-van den Bos en de heren Heidinga, Mie-
dema, Ir. Rijpma, Schönfeld, Visser en Wiersma.
De Voorzitter: Ik stel thans aan de orde het tweede
voorstel van mevr. Visser c.s.:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 30 juni 1969; gehoord de discussies over de
straatbelasting enz.; besluit: in art. 8 over te nemen
de vrijstelling, thans vervat in art. 7, le lid, onder c."
(Dat betreft de gebouwde eigendommen die uitsluitend
dienen tot uitoefening van de openbare eredienst of be
stemd zijn tot het geven van godsdienstonderwijs en
toebehoren aan kerkgenootschappen dan wel aan
rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen of instel
lingen.)
Dit voorstel van mevr. Visser-van den Bos c.s. wordt
verworpen met 15 tegen 11 stemmen. Voor stemmen
mevr. Visser-van den Bos en de heren Boomgaardt,
Heetla (weth.), Heidinga, De Jong (weth.), Miedema,
Reehoorn, Ir. Rijpma, Schönfeld, Visser en Wiersma.
De Voorzitter: Ik vraag nu, wie van de raadsleden
stemming verlangt over de gehele verordening, zoals
deze door B. en W. is voorgesteld, met dien verstande,
dat daarin nog verwerkt moet worden het voorstel-
Miedema c.s., dat zopas door de Raad is aangenomen
en waarvan de eventueel te wijzigen tekst in de vol
gende raadszitting aan de Raad zal worden voorge
legd. Het lijkt mij echter juist de verordening als zo
danig vanavond af te handelen.
Geen der raadsleden verlangt stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met inachtneming van de wijziging,
voortvloeiende uit het aangenomen voorstel-Miedema
c.s., waarvan de Raad de tekst in de volgende verga
dering krijgt voorgelegd.
Punt 15 (bijlage no. 227).
De heer Reehoorn: Dit voorstel is in onze fractie
niet zo goed ontvangen. Dat zal B. en W. niet verwon
deren, want zolang ik raadslid ben, is het nog niet
voorgekomen, dat het College, bestaande uit vijf leden,
van wie één met vakantie, met een voorstel kwam,
waarin drie standpunten naar voren komen. Ons on
genoegen richt zich voornamelijk op de sterke stijging
van de ten laste van de Gemeente komende verwachte
tekorten en vooral op de summiere wijze, waarop de
Raad over dit voorstel is ingelicht. Ik wil beide punten
combineren. De raadsbrief schrijft de sterke stijging
van de tekorten voornamelijk toe aan het toegenomen
aantal leerlingen. De Raad zal dit moeten aannemen;
uit de bij het raadsvoorstel gevoegde stukken is daar
weinig over te lezen. Uit die stukken is ook niets te
lezen omtrent andere kostenverhogende factoren; ik
denk aan de invloed van de salarissenpost, aan de wijze,
waarop de salarissenpost is opgebouwd, aan het per
soneelsbeleid t.a.v. de leraren van het instituut, aan
het selectiebeleid t.a.v. de leerlingen, aan de voortgangs
controle. Kan ieder de lessen maar nemen die hem
goed dunkt, al kan hij niet een noot lezen zo groot als
het Zaailand De doelmatigheid, zeggen B. en W. in de
raadsbrief, moet betracht worden; zij hebben daarom
trent kennelijk twijfel. Die hebben wij ook. En wij heb
ben een groot aantal vragen op dit gebied.
We hebben ook een aantal vragen i.z. de verhouding
van de tarieven van ons instituut tot instituten in an
dere gemeenten, tot de tarieven van particuliere in
stituten, tot die van particuliere leraren. Wij hebben
over deze gehele zaak geen informatie. Uit het ge
combineerde minderheidsstandpunt van het College
blijkt dat ook. Daar werd de noodzaak van een diep
gaand onderzoek naar verschillende zaken gesigna
leerd. Dat spreekt ons wel aan. En er zijn meer din
gen in dat minderheidsstandpunt, die ons wel aan
spreken, maar er is iets belangrijks, dat ons niet aan
spreekt, n.l., dat uit eventuele aanneming van het min-
derheidsvoorstel zal resulteren, dat wij, althans voor
het cursusjaar 19691970, zullen worden geconfron
teerd met een belangrijke stijging van de tekorten, die
haar weerslag zal vinden in onze financiële middelen.
En die zijn voor dit begrotingsjaar en waarschijnlijk
voor het volgende begrotingsjaar niet zo heel ruim.
De vele andere dingen die in onze gemeente moeten
worden gerealiseerd in aanmerking nemende, achten
wij het onverantwoord, dat het muziekinstituut beslag
legt op een zo groot deel van die middelen. We achten
het niet alleen onverantwoord, maar ook helemaal niet
nodig. Want waarom moet de Gemeente subsidiëren
hen, die voor een zo belangrijke vorm van onderwijs
best zelf kunnen betalen, in een zo grote mate als
door het minderheidsvoorstel naar voren wordt ge
bracht? Dat is al dwaas t.a.v. de leerlingen uit Leeu
warden zelf, nog veel dwazer is dat t.a.v. de vele leer
lingen, die we van buiten de gemeente op ons insti
tuut hebben. Wat ons in het meerderheidsadvies dan
ook aanspreekt, is, dat bij de vaststelling van nieuwe
tarieven zoveel mogelijk gekoerst wordt op 50% dek
king van de directe kosten. Dat is het uitgangspunt
geweest in onze laatst vastgestelde begroting en wij
willen daar zoveel mogelijk aan vasthouden. Dat be
tekent, dat wij in grote lijnen dus wel met het meer-
derheidsvoorstel akkoord willen gaan, want wij menen,
dat vanavond een beslissing moet vallen over deze
zaak, willen wij voor het cursusjaar 1969/1970 met
tarieven kunnen komen, die althans een redelijk te
kort kunnen dekken in de orde van grootte van
zoals het meerderheidsvoorstel het noemt
f 360.000,Daar willen wij graag op koersen. Nu
hebben wij er oog voor, dat een optrekking van die
tarieven inderdaad voor de minderdraagkrachtigen er
toe kan leiden, dat er in mindere mate van het insti
tuut gebruik zal worden gemaakt, maar wij dachten
beide te combineren door met een gedifferentieerd ta
rief te gaan werken. Er is wel eens eerder over ge
sproken en dan kwamen er bepaalde bezwaren naar
voren, maar wij dachten, dat het ditkeer nodig was.
Ik heb de reden daarvoor genoemd: voor diegenen, die
het goed kunnen betalen, is er geen bezwaar en vin
den wij het noodzakelijk, dat dit gebeurt. En voor de
genen, die het niet kunnen betalen, willen wij graag
de diensten van het gemeentelijk instituut toch be
schikbaar stellen. Wij menen, dat deze differentiatie
alleen nodig zou zijn t.a.v. de individuele lessen. En
dan wil ik aansluiten bij de tarieven van het meerder
heidsvoorstel van B. en W. Dan wilde ik het tarief
voor de individuele lessen (die staan nu in dit voor
stel op f 360,met f 60,verhogen. Dan wordt het
dus f 420,— en een bedrag van f 430,is kostendek
kend. We zouden dit tarief voor de minderdraagkrach
tigen willen stellen op f 300,Dus f 60,lager dan
het voorgestelde. De Gemeente moet veruit het meeste
geld bij de individuele lessen doen. De norm voor
minder- en meer draagkrachtig zouden wij bepaald wil
len zien door de weistandsgrens. Wij zouden op deze
suggestie graag een antwoord van het College willen
hebben.
Verder staan wij heel sterk op veel bredere oriën
tatie omtrent het gemeentelijk instituut. Wij betreu
ren het zeer, dat die informatie nu niet bij de stuk
ken lag, vooral gezien de meningsvorming in het Col
lege. B. en W. hadden kunnen verwachten, dat de
Raad, die zich over deze zaak een oordeel moet vor
men, behoefte had aan documentatie. Wij stellen ons
voor bij de komende begrotingsbehandeling uitvoerig
op deze zaak terug te komen.
De heer Van der Zwaard: Onze fractie stelt zich
niet bij voorbaat op het standpunt, dat bedrijven en
instituten, die door de gemeenschap, i.e. door de Ge
meente, worden beheerd, alleen via een impuls met
gemeenschapsgelden draaiende moeten worden gehou
den. Daar waar mogelijk kan best van het principe
worden uitgegaan, dat een bedrijf of instituut self sup
porting is, mits de daardoor eventueel ontvangen extra's
ten algemene nutte, bijv. voor kwaliteitsverbetering,
worden aangewend. Of dit standpunt ook t.a.v. het
voor ons liggende voorstel geldt, wagen wij ernstig te
betwijfelen, om niet te zeggen, dat wij het voorstel in
deze vorm volstrekt onaanvaardbaar vinden. We spre
ken hier toch over een instituut, dat in zijn totaliteit
in de onderwijs- en vormingssfeer thuishoort. Dan moet
ook een ieder die hiertoe de capaciteiten heeft, er ge
bruik van kunnen maken en dan moet niet wat hier
thans gebeurt: het tekortschieten van de rijksoverheid,
een overmatige belasting van de amateur-opleiding
gaan vormen, om nog maar te zwijgen van de tendens,
die dit voorstel inhoudt om met de tarieven nog verder
te gaan, hetgeen dan helemaal een bedreiging van de
amateur-opleiding gaat vormen. Wij willen géén leer
ling missen, want wij kunnen geen vakleerkracht mis
sen. Daarbij moet ten tweede worden opgemerkt, dat de
amateur-opleiding in Friesland het potentieel voor de
vakopleiding levert. Gezien de verdeeldheid in het Col
lege, gezien de tegenstand in de commissie van toe
zicht, gezien het niet-horen van de Financiële Com
missie, vragen wij ons af, of de wijze van tarifering,
zoals deze ons thans door de meerderheid van het Col
lege wordt aangeboden, wel een uitgekristalliseerde
zaak is. Hebben B. en W. er zich bijv. wel van over
tuigd, of dit voorstel ook onder de prijzenstop van
Minister De Block valt? Het lijkt ons dan ook voor de
Raad een bijzonder moeilijk punt hier een oordeel over
uit te spreken en ik wil mijn betoog beëindigen door
een voorstel van orde in te dienen, dat als volgt luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 30 juni 1969; besluit: de voorstellen, genoemd
in agendapunt 15, van de agenda af te voeren, en ver
zoekt het College een commissie uit de Raad in te
stellen voor een nader onderzoek naar de grondslagen
der tarifering."
Dit voorstel is mede-ondertekend door de heren Ho-
gendijk en Tjerkstra.
De Voorzitter: Dit voorstel kan dus mede onder
werp der beraadslaging uitmaken.
De heer Weide: Mijn fractie vanavond maar
klein heeft dit punt uitvoerig besproken. Wij kunnen
ons bijzonder goed indenken, dat de tarieven van de
muziekschool herzien zullen moeten worden. Dat er
gestreefd is naar een aanzienlijke vereenvoudiging in
het systeem, kunnen wij van harte toejuichen. Wij kun
nen ons dan ook wel akkoord verklaren met het meer
derheidsstandpunt van het College. Ik wil er echter
wel bij vermelden, dat wij echter ook van mening zijn,
dat de Gemeente feitelijk en moreel een grote taak heeft
t.a.v. de culturele vorming van degenen, die van dit
instituut gebruik maken. Ik wil daarbij opmerken, dat
zij, die deze culturele vorming ontvangen, ook zelf een
reële bijdrage zullen moeten leveren. In vele gevallen
betekent dit, dat dit op de ouders terugvalt.
Wij zijn ook verheugd, dat het College een onderzoek
heeft ingesteld naar enige verruiming van de reductie-
mogelijkheden. Wij zijn echter niet van mening, dat het
grote leerlingenaantal 1250 op het ogenblik, als ik
het juist heb zal afnemen door deze tariefsverho
ging, gezien de plaatsingsmoeilijkheden. Er is een
enorm grote wachtlijst. Dat bewijst mij wel, dat de
tarieven bepaald niet aan de hoge kant zijn. Ik heb
dus geen behoefte aan het voorstel van de heer Van
der Zwaard om dit punt van de agenda af te voeren.
De heer Kingma: Wij hebben bezwaar tegen de
enorme verhoging van de tarieven, zoals die door de
meerderheid van het College wordt voorgesteld. Dat is
een verhoging van 150%. Dat gaat natuurlijk veel te
ver. We vinden dat beslist onverantwoord en dit ge
tuigt o.i. bepaald niet van een gericht cultuurbeleid.
Gelet op het feit, dat het muziekinstituut eigenlijk nog
slechts in de beginperiode van zijn bestaan verkeert,
en omdat ik het werkelijk als een onderwijs-instituut
wil zien, zou ik willen, dat het College dit voorstel in
trok en dat men de tarifering voorlopig bij het oude
liet. Ik kan me best voorstellen, dat er een geringe
tariefsverhoging moet komen, maar dat het ineens zo'n
drastische verhoging moet zijn, is me onbegrijpelijk.
De meningen liefst drie, in een College van vijf
vind ik wel wat veel in aantal. Ik heb daarom alle re
den om me achter het voorstel van de heer Van der
Zwaard te stellen en te zeggen: College, neem dit voor
stel terug, bezie het gehele probleem nog eens, schakel
daar een commissie uit de Raad bij in en kom eventueel
met een verantwoorde verhoging.
De heer Schönfeld: Gezien de summiere inhoud van
de raadsbrief, alsmede het ontbreken van voldoende
documentatie bij dé ter inzage gelegde stukken, vind
ik het moeilijk hieromtrent een standpunt in te nemen.
Een voorafgaand diepgaand onderzoek had m.i. al lang
moeten plaats vinden. Ik zal het dan ook op prijs stel
len te vernemen, waarom dit onderzoek niet eerder
heeft plaats gevonden.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb geen behoefte
aan het betoog van de heer Reehoorn iets toe te voe
gen; alleen wil ik een fout waarschijnlijk een sten-
cilfout of iets van dien aard even onder de aan
dacht brengen, omdat het bij de besluitvorming toch
wel kan meespelen. Op blz. 3 van de raadsbrief wordt
verteld, dat, als men het oude tarief van groep B:
klassen minder dan 6, zou handhaven, dit f 60,zou
zijn. Als men het naziet, blijkt, dat het oude tarief f 90,
was, zodat, als wij het minderheidsvoorstel zouden vol
gen, dit zowel in groep A als in groep B zelfs een
tariefsverlaging zou betekenen.
De heer Heidinga: Er wordt hier nogal wat gesput
terd tegen het voorstel van de meerderheid van het
College, maar een tariefsverhoging is toch al duidelijk
bij de begroting aangekondigd, dus de Raad wist er
van. (De heer C. de Vries: Datzelfde geldt voor
het vorige punt van de agenda.) Ja, inderdaad. Deze
dingen waren de Raad al aan alle kanten duidelijk;
we moeten dus niet doen, alsof we nu plotseling er zo
maar onvoorbereid voor gesteld worden. Als we deze
zaak, zoals de heren Van der Zwaard c.s. voorstellen,
in een commissie brengen, dan wordt de verhoging dit
jaar niets. Dat moeten we ons wel realiseren. En wij
weten, dat we ons een behoorlijk tekort op de hals ha
len met de uitgaven voor het muziekinstituut en er is
bij de begroting ook al door B. en W. op geattendeerd,
dat dat geld ergens vandaan moet komen. We kunnen
ons wel aanstellen als een stel sinterklazen, maar we
moeten zorgen, dat onze gemeentehuishouding draait.
We moeten deze dingen reëel zien. Ik behoef niet voor
wethouder te spelen, maar ik dacht, dat onze begro
ting dat niet toelaat. We moeten toch een reële finan
ciële politiek voeren in deze gemeente. Als mijn vrouw
het geld over de balk zou gooien, dan zou ik ook zeg
gen: „Verstandig wezen; zó gaat het niet." En het
gaat in het groot precies zo; als volwassen mensen kun
nen we niet zeggen: Dit stellen we maar uit, we stu
ren het maar naar een commissie toe en spreken er
volgend jaar wel eens weer over. Wij zitten voor het
concrete feit, dat dit muziekinstituut op het ogenblik
een ontzaglijk groot tekort heeft en dat daarvan dit
jaar ten minste een bepaald gedeelte op tafel moet ko
men. (De heer C. de Vries: Waarom heeft U deze rede
niet bij het vorige agendapunt gehouden?)
De heer Visser: De heer Reehoorn heeft al even ge
wezen op het aantal leerlingen van buiten Leeuwar
den; ik zou het nuttig vinden, als B. en W. de Raad
vanavond mededelen, hoe groot dat aantal is. Dan
krijgen we ook een inzicht in de subsidiëring aan de
andere gemeenten. Dat vind ik wel een belangrijk punt.
De heer Rijpma: Ik zou n.a.v. het voorstel van de
heer Van der Zwaard nog wel een kleine motivering
van ons standpunt willen geven. Op zichzelf dat