2
3
Punt 1.
De heer Xjerkstra: Tijdens de vergadering van 2
juni, waarin de Algemene Politieverordening aan de
orde was, ben ik veel eerder weggegaan dan in de no
tulen op blz. 16 staat aangegeven, al is dat op zichzelf
natuurlijk niet zo erg. Ook i.v.m. de stemmingen, die
tussentijds hebben plaats gehad, wilde ik wel, dat het
constateren van mijn afwezigheid verplaatst werd naar
blz. 9, le kolom, na het betoog, dat U, mijnheer de
Voorzitter, gehouden hebt.
De Voorzitter: Het is mij ook opgevallen, dus het
verwondert mij helemaal niet, dat U daarover valt.
De wijziging zal worden aangebracht.
De notulen worden, met inachtneming van de wijzi
ging door de heer Tjerkstra t.a.v. het verslag van de
vergadering van 2 juni verzocht, overigens onveran
derd vastgesteld.
Punt 2.
De heer De Jong (secr.): De heer Lijzen heeft be
richt van verhindering gezonden, terwijl de heer Mie-
dema mij heeft medegedeeld, dat hij iets later ter ver
gadering zal verschijnen.
Sub A.
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
Sub B.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub C.
Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W.
voorgestelde.
Sub D en E.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub F.
Deze rapporten worden voor kennisgeving aange
nomen.
Sub G.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Sub H.
Deze verzoeken worden in handen van B. en W.
gesteld om preadvies.
Sub I.
Dit beroepschrift wordt in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub J, K en L.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 3 (bijlage no. 235).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 4 (bijlage no. 260).
De heer Heidinga: B. en W. stellen de Raad voor
dat pand aan te kopen voor f 53.500,Ik heb het
eens even bekeken en ik vraag mij af: Wat voor be
lang heeft de Gemeente bij de aankoop ervan Als
wij nu een bestemmingsplan voor dat gedeelte van het
Vliet hadden, dan zou de Raad daarover kunnen oor
delen. Maar wij weten van niets. Het pand is heel
keurig en vormt een goede hoekafsluiting van de straat.
Er is voor lange tijd geen enkele reden, het af te
breken of te saneren. Ik vraag mij dan ook af: Kun
nen wij op het ogenblik het geld niet beter gebruiken
dan voor de aankoop van dergelijke panden? Speciaal
ook omdat de Raad niet weet, wat daar ooit zal ge
beuren.
De heer Tiekstra (weth.)Het is de Raad bekend,
dat er inmiddels een saneringsplan voor het Vliet en
omgeving in voorbereiding is, al moet ik onmiddellijk
toegeven, dat de Raad uiteraard de inhoud daarvan op
het ogenblik nog niet kent. Wij hebben inmiddels in
dit gebied verschillende aankopen gedaan i.v.m. de
voorbereiding van dit plan. Het zou best kunnen zijn,
dat bij de ontwikkeling daarvan dit pand niet behoeft
te worden afgebroken. Op het ogenblik is die vraag
niet concreet te beantwoorden. Dat brengt met zich
mee, dat betrokkene in een onzekere situatie komt. Re
kening houdende met de leeftijd van de ondernemer en
met de ontwikkeling in het gebied, hebben wij gemeend
dit voorstel tot aankoop op dit ogenblik aan de Raad
wèl te moeten doen, nu het pand ons wordt aangeboden.
Het zou echter ook best kunnen zijn, dat het pand ge
handhaafd blijft, maar dan ben ik nóg van mening,
dat het verstandig is het tegen de prijs, die hiervoor
betaald moet worden het heeft een vrij grote vloer
oppervlakte en het is in goede staat, zoals de heer
Heidinga terecht opmerkte op dit ogenblik te ko
pen, zij het dus niet op basis van quasi-onteigening
enz. met de daaraan verbonden schadeloosstellingen.
De heer Heidinga zal ook wel hebben geconstateerd,
dat hier sprake is van louter aankoop van dit pand.
De heer Heidinga: De Wethouder houdt hier wel
een leuk praatje over en op zichzelf is het ook wel
waar. Het pand is ook niet te duur; dat is door mij
ook niet gesteld. Het is een goed pand. Ik heb slechts
gedoeld op het beleid. Kopen wij op het ogenblik der
gelijke panden aan, waarvan we niet weten, of wij ze
nodig hebben? Hebben wij het gevoel, dat wij om
het maar een beetje cru te zeggen - grootwoning-
bezitter worden? Dat gevoel heb ik zeker niet. En de
Gemeente heeft, dacht ik, niet onbeperkt middelen om
panden aan te kopen, die wij niet nodig hebben. Als
de Wethouder op dit ogenblik zegt: „Dit pand hebben
wij nodig, want zo en zo wordt de situatie daar", dan
zeg ik: „Akkoord." Maar dat weet hij niet en dat neem
ik hem ook nog niet eens kwalijk. Er is echter geen
enkele reden het pand te saneren; het is een gaaf
pand. Ik dacht echt, dat wij op het ogenblik ons geld
beter konden gebruiken. Wij kunnen niet uit de ruime
beurs maar overal panden aankopen, maar wij moeten
juist die panden kopen, die ons in de weg staan, die
we moeten hebben en daar is dit zeker niet één van.
Wij hebben wel eens meer van deze gevallen gehad. Ik
behoef ze niet te noemen; een aantal raadsvergaderin
gen terug heb ik op hetzelfde geattendeerd. Ik zou
graag een tikje meer systeem in deze aankopen willen
hebben. Kopen wat nodig is en niet wat niet nodig is.
Dus ik stem hier tegen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik geloof, dat er een mis
verstand bestaat tussen de heer Heidinga en mij.
Zodra er sprake is van een bestemmingsplan, dat vast
gesteld is of al zoveel bekendheid heeft, dat we precies
weten, welke panden wel en welke panden niet ge
kocht moeten worden, kan men systematisch gaan aan
kopen. Daarvóór ligt een periode, waarin panden aan
gekocht kunnen worden, omdat ze ons worden aan
geboden. En waarom worden ze ons aangeboden? We
gens de onzekere situatie die voor de eigenaren be
staat t.a.v. de vraag: Wat komt er van dit pand te
recht in het kader van een toekomstig sanerings
plan? Dit geldt m.n., als de betreffende eigenaar-ge
bruiker in datzelfde pand een bedrijf uitoefent en over
bedrijfsbeëindiging denkt. In die situatie kan de over
heid zich niet veroorloven de last van het in voorbe
reiding zijnde saneringsplan te leggen op de toevallige
eigenaar-gebruiker van het pand, dat in dat gebied
staat. Dit voorstel kunnen wij te beter verdedigen en
dan kom ik juist dicht bij de heer Heidinga in de
buurt omdat dit pand van een zodanige kwaliteit
is en een zodanige oppervlakte heeft, dat wij er stellig
ook in de tijd, tot er een bestemmingsplan komt, weer
een bijzondere, nuttige bestemming aan kunnen geven,
vermoedelijk zelfs wel op een rendabele basis. In die
situatie valt de Gemeente zich aan dit pand geen buil.
De heer Heidinga maakt er een financieel probleem
van. Ik mag er de Raad op attenderen, dat wij er in
het kader van het goedkeuringsbeleid èn in dat van
de afspraken die wij met G.S. over deze verwerving
van vastgoed hebben gemaakt, voortdurend van uit
gaan, dat uitgifte en aankoop von onroerend goed,
voorzover er niet gesubsidieerd wordt, elkaar vrijwel
in evenwicht kunnen houden. Zodoende hebben wij tot
op heden geen belemmeringen voor de financiering van
de aankoop van deze onroerende goederen ondervonden.
(De heer Heidinga: De boerderij in Lekkum.) Die lag
buiten een bestemmingsplan, terwijl wij ook niet kon
den zeggen, dat voor dat gebied een bestemmingsplan
in voorbereiding was; dat duurt meer dan een jaar.
De heer Heidinga: Ik heb tegen gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met dien verstande, dat de heer Heidin
ga geacht wenst te worden tegen de aankoop van per
ceel Noordvliet no. 323 te hebben gestemd.
Punten 5 en 6 (bijlagen nos. 254 en 249).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 241).
De heer Van Balen Walter: In deze raadsbrief
wordt gesproken over een rapport van deskundigen.
Ik had toch wel heel graag gezien, dat dit rapport bij
de stukken ter inzage had gelegen, te meer daar de
aankoop nogal een behoorlijk bedrag vergt en wij dus
op deze manier in het geheel niet kunnen bekijken, of
de voorgestelde 2 ton er op lijkt of niet. Als men deze
stukken niet ter inzage legt, dan moet men ze m.i. ook
niet vermelden om ons te beïnvloeden.
De heer Tiekstra (weth.)Om met het laatste te
beginnen, de bedoeling is uiteraard de Raad in te lich
ten omtrent de wijze, waarop de koopsom is bepaald.
Dit geschiedde op de bekende manier, n.l. door de
commissie van deskundigen, die voor de Gemeente een
aantal taxaties verricht van onroerend goed, m.n. ge
bouwen e.d., de bekende commissie-Feddema. Haar
rapport had natuurlijk wel ter inzage gelegd kunnen
worden, maar zo'n rapport is doorgaans niet langer
dan de zin die in deze raadsbrief staat. Ik heb er na
tuurlijk niet het minste bezwaar tegen bij een volgende
gelegenheid de taxatie ook bij de raadsstukken te leg
gen. Hier zijn drie deskundigen, die op grond van hun
deskundigheid verklaren, dat aan dit pand deze waarde
moet worden toegekend. (De heer Van der Veen: Die
deskundigen zouden hun taxatie wel kort kunnen mo
tiveren.) Het zou best kunnen, maar dan hoop ik wel,
dat wij ook langs de weg van deze misschien meer
geobjectiveerde methode op basis van subjectieve oor
delen toch wel tot overeenstemming kunnen komen om
deze onroerende goederen voor een bepaald bedrag te
verwerven.
De heer Van Balen Walter: Ik wilde er even op at
tenderen, dat de heer Tiekstra nu zegt wie die deskun
digen zijn. Dat was uit de raadsbrief niet te lezen.
Daar staat „een deskundigenrapport", maar iedereen
noemt zich deskundig. En wij kunnen dus in de verste
verte niet nagaan, wié hier de deskundigen geweest
zijn. Ik vind het in elk geval wel juist, dat deze brieven
een beetje zorgvuldiger worden geredigeerd en ik ben
het met mijn collega Van der Veen eens, dat wij, als
de deskundigen dan zo kort om de hoek gaan met hun
deskundigheid aan ons bloot te geven, wèl van hen
kunnen vragen dit in het vervolg een beetje beter ge
motiveerd te doen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik moet er de heer Van
Balen Walter wel even op wijzen, dat de deskundigheid
van deze deskundigen uiteraard niet door de auteur
van de raadsbrief wordt bedacht. Dit zijn deskundigen,
die ook bij onteigeningsprocedures door de rechtbank
worden aangewezen. Het zijn dus door de rechtbank
erkende deskundigen voor taxatie van onroerend goed.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 237).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 262).
De heer Tjerkstra: Op zichzelf stemt het tot vol
doening, dat de opstallen van de N.V. Vermeulen t.z.t.
daar kunnen worden verwijderd, ook al i.v.m. een be
zwaarschrift van bewoners van tegenoverliggende wo
ningen, dat wij hier een tijd geleden hebben gehad.
Overigens vindt onze fractie de prijs, die betaald moet
worden, tamelijk hoog. Wij vragen ons m.n. af: Hoe is
het bedrag van f 190.000,dat aan het eind staat van
het bij de stukken gelegen hebbende overzicht van de
samenstellende delen (waaruit dan het totaalbedrag van
f850.000,te voorschijn kwam) tot stand gekomen?
Er staat: inkomensschade door ongunstiger vestigings
plaats en grotere transportkosten; dat zijn twee zaken,
die ons niet duidelijk zijn. Weliswaar weten we niet
precies, waar dit bedrijf op het industrieterrein terecht
zal komen, maar wij dachten, dat er van een ongun
stiger vestigingsplaats geen sprake zou zijn mis
schien kan dat aanstonds anders uitgelegd worden
en dan worden de transportkosten dus ook niet hoger.
Dat bedrag van f 190.000,zit ons met deze korte
of eigenlijk helemaal geen motivering nog wel wat
dwars en wij zouden daar graag enige nadere inlich
tingen over willen hebben.
De heer Van Balen Walter: Ik kan mij in hoofd
zaak aansluiten bij wat de vorige spreker hier heeft
verteld; inderdaad vinden wij dit bedrag ook hoog en
de gehele som slecht gemotiveerd. Ik vind het voor
een zo belangrijke aankoop eigenlijk niet juist, dat wij
hier alleen een deskundigenrapport aantreffen, nü
trouwens wel gespecificeerd en wèl met namen, maar
het is een intern deskundigenrapport. Hier worden nu
juist geen deskundigen buiten de eigen dienst bij ge
haald om ons te vertellen, of dit pand ook te duur
wordt gekocht. Ik kan me aan de andere kant, mèt
de heer Tjerkstra, ook best indenken, dat wij wel graag
over deze grond willen beschikken. Wij hebben in de
laatste begrotingsvergadering wel het een en ander
over deze plek gezegd en het ligt dus voor de hand,
dat het College wel min of meer onder druk heeft ge
handeld, maar ik geloof toch wel, dat, waar het hier
over een zo groot bedrag gaat, dit wel wat beter gemoti
veerd had mogen worden. Inderdaad, die laatste post
van f 190.000,is in wezen totaal onbegrijpelijk. Nie
mand weet nog waar dit bedrijf komt, maar we weten
toch alvast, dat het ongunstig is. En dat wil er bij mij
nu niet direct in.
De heer Heidinga: Ik sluit mij graag bij de beide
vorige sprekers aan, wat betreft het feit, dat B. en W.
nu met dit voorstel in de Raad komen. Ik moge her
inneren aan hetgeen mevr. Visser daarover enige
maanden geleden te berde heeft gebracht en B. en W.
hebben de vermaningen van de Raad niet in de wind
geslagen. Dat wil niet zeggen, dat wij nu verguld zijn
met dit voorstel, helemaal niet, want onderdehand had
het zeker ongeveer zeven jaar eerder gekund. Toen
was deze zaak al in een stadium, dat we wisten, dat
we „Vermeulen" moesten aankopen, dus behoeft het
College terzake zeker geen lof te worden toegezwaaid
over de afwikkeling van deze zaak.
Onze fracties gaan in het algemeen van het stand
punt uit, dat de eigenaars niet de lasten behoeven te
dragen, die ontstaan doordat de Gemeente zo'n pand
t.b.v. de gemeenschap moet verwerven en/of saneren
of de grond daarvan moet gebruiken. Dat wordt bij ons
algemeen als een axioma aanvaard: De burger, het
individu, behoeft niet de lasten te dragen van de voor
zieningen die de gemeenschap nodig heeft. Ik dacht,
dat dat ook een juist standpunt was. Maar aan de
andere kant behoeft de gemeenschap de individuele
burger ook weer niet zo te honoreren voor zijn stukje
grond, zijn huisje, enz., dat hij in de eerste plaats vol
ledig nieuw voor oud krijgt en zijn gehele zaak kan
moderniseren en opnieuw op poten zetten. Dat is voor
die mensen leuk, maar dat behoeven wij als gemeen
schap beslist niet te dragen. Dit voorstel is voor ons
heel moeilijk te verteren. In de eerste plaats vinden wij
het een groot manco, dat de verkoop van het industrie
terrein, waar deze zaak zal worden gevestigd, hier niet
aan gekoppeld is. Ik zeg met de beide vorige sprekers:
Wij weten niet, waar deze zaak komt. B. en W. delen
het ons niet mede. Wij kunnen deze kosten niet be-