2 3 Punt 1. De heer Xjerkstra: Tijdens de vergadering van 2 juni, waarin de Algemene Politieverordening aan de orde was, ben ik veel eerder weggegaan dan in de no tulen op blz. 16 staat aangegeven, al is dat op zichzelf natuurlijk niet zo erg. Ook i.v.m. de stemmingen, die tussentijds hebben plaats gehad, wilde ik wel, dat het constateren van mijn afwezigheid verplaatst werd naar blz. 9, le kolom, na het betoog, dat U, mijnheer de Voorzitter, gehouden hebt. De Voorzitter: Het is mij ook opgevallen, dus het verwondert mij helemaal niet, dat U daarover valt. De wijziging zal worden aangebracht. De notulen worden, met inachtneming van de wijzi ging door de heer Tjerkstra t.a.v. het verslag van de vergadering van 2 juni verzocht, overigens onveran derd vastgesteld. Punt 2. De heer De Jong (secr.): De heer Lijzen heeft be richt van verhindering gezonden, terwijl de heer Mie- dema mij heeft medegedeeld, dat hij iets later ter ver gadering zal verschijnen. Sub A. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub B. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub C. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub D en E. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub F. Deze rapporten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub G. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Sub H. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub I. Dit beroepschrift wordt in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub J, K en L. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Punt 3 (bijlage no. 235). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 260). De heer Heidinga: B. en W. stellen de Raad voor dat pand aan te kopen voor f 53.500,Ik heb het eens even bekeken en ik vraag mij af: Wat voor be lang heeft de Gemeente bij de aankoop ervan Als wij nu een bestemmingsplan voor dat gedeelte van het Vliet hadden, dan zou de Raad daarover kunnen oor delen. Maar wij weten van niets. Het pand is heel keurig en vormt een goede hoekafsluiting van de straat. Er is voor lange tijd geen enkele reden, het af te breken of te saneren. Ik vraag mij dan ook af: Kun nen wij op het ogenblik het geld niet beter gebruiken dan voor de aankoop van dergelijke panden? Speciaal ook omdat de Raad niet weet, wat daar ooit zal ge beuren. De heer Tiekstra (weth.)Het is de Raad bekend, dat er inmiddels een saneringsplan voor het Vliet en omgeving in voorbereiding is, al moet ik onmiddellijk toegeven, dat de Raad uiteraard de inhoud daarvan op het ogenblik nog niet kent. Wij hebben inmiddels in dit gebied verschillende aankopen gedaan i.v.m. de voorbereiding van dit plan. Het zou best kunnen zijn, dat bij de ontwikkeling daarvan dit pand niet behoeft te worden afgebroken. Op het ogenblik is die vraag niet concreet te beantwoorden. Dat brengt met zich mee, dat betrokkene in een onzekere situatie komt. Re kening houdende met de leeftijd van de ondernemer en met de ontwikkeling in het gebied, hebben wij gemeend dit voorstel tot aankoop op dit ogenblik aan de Raad wèl te moeten doen, nu het pand ons wordt aangeboden. Het zou echter ook best kunnen zijn, dat het pand ge handhaafd blijft, maar dan ben ik nóg van mening, dat het verstandig is het tegen de prijs, die hiervoor betaald moet worden het heeft een vrij grote vloer oppervlakte en het is in goede staat, zoals de heer Heidinga terecht opmerkte op dit ogenblik te ko pen, zij het dus niet op basis van quasi-onteigening enz. met de daaraan verbonden schadeloosstellingen. De heer Heidinga zal ook wel hebben geconstateerd, dat hier sprake is van louter aankoop van dit pand. De heer Heidinga: De Wethouder houdt hier wel een leuk praatje over en op zichzelf is het ook wel waar. Het pand is ook niet te duur; dat is door mij ook niet gesteld. Het is een goed pand. Ik heb slechts gedoeld op het beleid. Kopen wij op het ogenblik der gelijke panden aan, waarvan we niet weten, of wij ze nodig hebben? Hebben wij het gevoel, dat wij om het maar een beetje cru te zeggen - grootwoning- bezitter worden? Dat gevoel heb ik zeker niet. En de Gemeente heeft, dacht ik, niet onbeperkt middelen om panden aan te kopen, die wij niet nodig hebben. Als de Wethouder op dit ogenblik zegt: „Dit pand hebben wij nodig, want zo en zo wordt de situatie daar", dan zeg ik: „Akkoord." Maar dat weet hij niet en dat neem ik hem ook nog niet eens kwalijk. Er is echter geen enkele reden het pand te saneren; het is een gaaf pand. Ik dacht echt, dat wij op het ogenblik ons geld beter konden gebruiken. Wij kunnen niet uit de ruime beurs maar overal panden aankopen, maar wij moeten juist die panden kopen, die ons in de weg staan, die we moeten hebben en daar is dit zeker niet één van. Wij hebben wel eens meer van deze gevallen gehad. Ik behoef ze niet te noemen; een aantal raadsvergaderin gen terug heb ik op hetzelfde geattendeerd. Ik zou graag een tikje meer systeem in deze aankopen willen hebben. Kopen wat nodig is en niet wat niet nodig is. Dus ik stem hier tegen. De heer Tiekstra (weth.)Ik geloof, dat er een mis verstand bestaat tussen de heer Heidinga en mij. Zodra er sprake is van een bestemmingsplan, dat vast gesteld is of al zoveel bekendheid heeft, dat we precies weten, welke panden wel en welke panden niet ge kocht moeten worden, kan men systematisch gaan aan kopen. Daarvóór ligt een periode, waarin panden aan gekocht kunnen worden, omdat ze ons worden aan geboden. En waarom worden ze ons aangeboden? We gens de onzekere situatie die voor de eigenaren be staat t.a.v. de vraag: Wat komt er van dit pand te recht in het kader van een toekomstig sanerings plan? Dit geldt m.n., als de betreffende eigenaar-ge bruiker in datzelfde pand een bedrijf uitoefent en over bedrijfsbeëindiging denkt. In die situatie kan de over heid zich niet veroorloven de last van het in voorbe reiding zijnde saneringsplan te leggen op de toevallige eigenaar-gebruiker van het pand, dat in dat gebied staat. Dit voorstel kunnen wij te beter verdedigen en dan kom ik juist dicht bij de heer Heidinga in de buurt omdat dit pand van een zodanige kwaliteit is en een zodanige oppervlakte heeft, dat wij er stellig ook in de tijd, tot er een bestemmingsplan komt, weer een bijzondere, nuttige bestemming aan kunnen geven, vermoedelijk zelfs wel op een rendabele basis. In die situatie valt de Gemeente zich aan dit pand geen buil. De heer Heidinga maakt er een financieel probleem van. Ik mag er de Raad op attenderen, dat wij er in het kader van het goedkeuringsbeleid èn in dat van de afspraken die wij met G.S. over deze verwerving van vastgoed hebben gemaakt, voortdurend van uit gaan, dat uitgifte en aankoop von onroerend goed, voorzover er niet gesubsidieerd wordt, elkaar vrijwel in evenwicht kunnen houden. Zodoende hebben wij tot op heden geen belemmeringen voor de financiering van de aankoop van deze onroerende goederen ondervonden. (De heer Heidinga: De boerderij in Lekkum.) Die lag buiten een bestemmingsplan, terwijl wij ook niet kon den zeggen, dat voor dat gebied een bestemmingsplan in voorbereiding was; dat duurt meer dan een jaar. De heer Heidinga: Ik heb tegen gestemd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat de heer Heidin ga geacht wenst te worden tegen de aankoop van per ceel Noordvliet no. 323 te hebben gestemd. Punten 5 en 6 (bijlagen nos. 254 en 249). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 241). De heer Van Balen Walter: In deze raadsbrief wordt gesproken over een rapport van deskundigen. Ik had toch wel heel graag gezien, dat dit rapport bij de stukken ter inzage had gelegen, te meer daar de aankoop nogal een behoorlijk bedrag vergt en wij dus op deze manier in het geheel niet kunnen bekijken, of de voorgestelde 2 ton er op lijkt of niet. Als men deze stukken niet ter inzage legt, dan moet men ze m.i. ook niet vermelden om ons te beïnvloeden. De heer Tiekstra (weth.)Om met het laatste te beginnen, de bedoeling is uiteraard de Raad in te lich ten omtrent de wijze, waarop de koopsom is bepaald. Dit geschiedde op de bekende manier, n.l. door de commissie van deskundigen, die voor de Gemeente een aantal taxaties verricht van onroerend goed, m.n. ge bouwen e.d., de bekende commissie-Feddema. Haar rapport had natuurlijk wel ter inzage gelegd kunnen worden, maar zo'n rapport is doorgaans niet langer dan de zin die in deze raadsbrief staat. Ik heb er na tuurlijk niet het minste bezwaar tegen bij een volgende gelegenheid de taxatie ook bij de raadsstukken te leg gen. Hier zijn drie deskundigen, die op grond van hun deskundigheid verklaren, dat aan dit pand deze waarde moet worden toegekend. (De heer Van der Veen: Die deskundigen zouden hun taxatie wel kort kunnen mo tiveren.) Het zou best kunnen, maar dan hoop ik wel, dat wij ook langs de weg van deze misschien meer geobjectiveerde methode op basis van subjectieve oor delen toch wel tot overeenstemming kunnen komen om deze onroerende goederen voor een bepaald bedrag te verwerven. De heer Van Balen Walter: Ik wilde er even op at tenderen, dat de heer Tiekstra nu zegt wie die deskun digen zijn. Dat was uit de raadsbrief niet te lezen. Daar staat „een deskundigenrapport", maar iedereen noemt zich deskundig. En wij kunnen dus in de verste verte niet nagaan, wié hier de deskundigen geweest zijn. Ik vind het in elk geval wel juist, dat deze brieven een beetje zorgvuldiger worden geredigeerd en ik ben het met mijn collega Van der Veen eens, dat wij, als de deskundigen dan zo kort om de hoek gaan met hun deskundigheid aan ons bloot te geven, wèl van hen kunnen vragen dit in het vervolg een beetje beter ge motiveerd te doen. De heer Tiekstra (weth.)Ik moet er de heer Van Balen Walter wel even op wijzen, dat de deskundigheid van deze deskundigen uiteraard niet door de auteur van de raadsbrief wordt bedacht. Dit zijn deskundigen, die ook bij onteigeningsprocedures door de rechtbank worden aangewezen. Het zijn dus door de rechtbank erkende deskundigen voor taxatie van onroerend goed. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 237). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 262). De heer Tjerkstra: Op zichzelf stemt het tot vol doening, dat de opstallen van de N.V. Vermeulen t.z.t. daar kunnen worden verwijderd, ook al i.v.m. een be zwaarschrift van bewoners van tegenoverliggende wo ningen, dat wij hier een tijd geleden hebben gehad. Overigens vindt onze fractie de prijs, die betaald moet worden, tamelijk hoog. Wij vragen ons m.n. af: Hoe is het bedrag van f 190.000,dat aan het eind staat van het bij de stukken gelegen hebbende overzicht van de samenstellende delen (waaruit dan het totaalbedrag van f850.000,te voorschijn kwam) tot stand gekomen? Er staat: inkomensschade door ongunstiger vestigings plaats en grotere transportkosten; dat zijn twee zaken, die ons niet duidelijk zijn. Weliswaar weten we niet precies, waar dit bedrijf op het industrieterrein terecht zal komen, maar wij dachten, dat er van een ongun stiger vestigingsplaats geen sprake zou zijn mis schien kan dat aanstonds anders uitgelegd worden en dan worden de transportkosten dus ook niet hoger. Dat bedrag van f 190.000,zit ons met deze korte of eigenlijk helemaal geen motivering nog wel wat dwars en wij zouden daar graag enige nadere inlich tingen over willen hebben. De heer Van Balen Walter: Ik kan mij in hoofd zaak aansluiten bij wat de vorige spreker hier heeft verteld; inderdaad vinden wij dit bedrag ook hoog en de gehele som slecht gemotiveerd. Ik vind het voor een zo belangrijke aankoop eigenlijk niet juist, dat wij hier alleen een deskundigenrapport aantreffen, nü trouwens wel gespecificeerd en wèl met namen, maar het is een intern deskundigenrapport. Hier worden nu juist geen deskundigen buiten de eigen dienst bij ge haald om ons te vertellen, of dit pand ook te duur wordt gekocht. Ik kan me aan de andere kant, mèt de heer Tjerkstra, ook best indenken, dat wij wel graag over deze grond willen beschikken. Wij hebben in de laatste begrotingsvergadering wel het een en ander over deze plek gezegd en het ligt dus voor de hand, dat het College wel min of meer onder druk heeft ge handeld, maar ik geloof toch wel, dat, waar het hier over een zo groot bedrag gaat, dit wel wat beter gemoti veerd had mogen worden. Inderdaad, die laatste post van f 190.000,is in wezen totaal onbegrijpelijk. Nie mand weet nog waar dit bedrijf komt, maar we weten toch alvast, dat het ongunstig is. En dat wil er bij mij nu niet direct in. De heer Heidinga: Ik sluit mij graag bij de beide vorige sprekers aan, wat betreft het feit, dat B. en W. nu met dit voorstel in de Raad komen. Ik moge her inneren aan hetgeen mevr. Visser daarover enige maanden geleden te berde heeft gebracht en B. en W. hebben de vermaningen van de Raad niet in de wind geslagen. Dat wil niet zeggen, dat wij nu verguld zijn met dit voorstel, helemaal niet, want onderdehand had het zeker ongeveer zeven jaar eerder gekund. Toen was deze zaak al in een stadium, dat we wisten, dat we „Vermeulen" moesten aankopen, dus behoeft het College terzake zeker geen lof te worden toegezwaaid over de afwikkeling van deze zaak. Onze fracties gaan in het algemeen van het stand punt uit, dat de eigenaars niet de lasten behoeven te dragen, die ontstaan doordat de Gemeente zo'n pand t.b.v. de gemeenschap moet verwerven en/of saneren of de grond daarvan moet gebruiken. Dat wordt bij ons algemeen als een axioma aanvaard: De burger, het individu, behoeft niet de lasten te dragen van de voor zieningen die de gemeenschap nodig heeft. Ik dacht, dat dat ook een juist standpunt was. Maar aan de andere kant behoeft de gemeenschap de individuele burger ook weer niet zo te honoreren voor zijn stukje grond, zijn huisje, enz., dat hij in de eerste plaats vol ledig nieuw voor oud krijgt en zijn gehele zaak kan moderniseren en opnieuw op poten zetten. Dat is voor die mensen leuk, maar dat behoeven wij als gemeen schap beslist niet te dragen. Dit voorstel is voor ons heel moeilijk te verteren. In de eerste plaats vinden wij het een groot manco, dat de verkoop van het industrie terrein, waar deze zaak zal worden gevestigd, hier niet aan gekoppeld is. Ik zeg met de beide vorige sprekers: Wij weten niet, waar deze zaak komt. B. en W. delen het ons niet mede. Wij kunnen deze kosten niet be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 2