18
aan de Dokkumer Ee. Niet alleen wegens het scheep
vaartverkeer. Ik wil persoonlijk wel zeggen, dat ik met
het creëren van een grootscheepsvaarwater aan de oost
kant van de stad planologisch gezien echt niet zo ge
lukkig zou zijn, maar ik dacht bij dat overleg ook m.n.
aandacht te schenken aan de recreatieve functie van de
beschikbare waterwegen, resp. het verbeteren van
tracé's van waterwegen en daarmee dan dus de re
creatieve functie te versterken.
Dan een enkele opmerking mijnerzijds over de kwes
tie van het siertuinencomplex. Ik dacht, dat wij als
uitgangspunt voor de Groene Ster moeten nemen, dat
dit een volkomen open gebied is, open in deze zin, dat
het toegankelijk is voor iedereen; hier kunnen dus geen
exclusieve rechten toekomen aan bepaalde gebruikers.
Dat is een standpunt, dat ook door de commissie cate
gorisch is ingenomen. Ik geloof, dat het juist is. Maar
ik geloof ook, dat een siertuinencomplex met het stads
gebied toch een duidelijker relatie moet hebben dan
via de Groene Ster zou worden verkregen. Ik ben het
volledig eens met de heer Tjerkstra, als hij zegt: „Pro
beer dan als dus de mogelijkheid in de Groene Ster
niet aanwezig wordt geacht in het overgangsgebied
tot iets van dien aard te komen. Men heeft al gehoord,
dat de gedachten van de heer Roorda van Eysinga,
hoewel het dus buiten zijn opdracht ligt, ook in die
richting gaan. En ik kan de Raad de verzekering ge
ven, dat ik gaarne bereid ben met het bestuur van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in deze richting
te gaan denken. Ik wil er wel bij opmerken, dat ik mij
gelukkig prijs, dat zowel het bestuur van de Vereniging
van Volkstuinders te Huizum als het bestuur van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bereid zijn aan
de ontwikkeling van het siertuinencomplex in Goutum
mee te doen. Dat is een experimentele opzet, die zeer
interessant kan zijn als een element van actieve re
creatie van bijzondere aard en ik dacht, dat we hier
mee een stuk ervaring kunnen opdoen met een mogelijk
verdergaande ontwikkeling op dit terrein.
De heer Tjerkstra vraagt naar de voorlichting van
de burgerij. Het heeft mij gefrappeerd, dat de belang
stelling van de burgerij als men die verzamelnaam
mag hanteren aan de oostkant van het gebied veel
sterker is dan kennelijk in Leeuwarden het geval is,
maar ik zou zo zeggen: Laten we het maar aandurven
op een bepaald ogenblik. We hebben wel vaker hearings
gehouden, waarbij we ons hart vasthielden t.o.v. de
vraag: Zullen er 10 of 1000 mensen komen? Laten we
eens zien, of inderdaad de burgerij van Leeuwarden, die
eigenlijk het meeste belang heeft bij dit grote gebied, in
deze toekomstige recreatieve mogelijkheden geïnteres
seerd is. Ik ben best bereid een voorlichting over dit
plan te organiseren.
Wat betreft de opmerking van mevr. Veder
over de ontsluiting, ik dacht, dat wij rekening
hebben te houden met een aantal varianten in
het ontsluitingspatroon. Voor de dagrecreant, eventueel
met een auto de ervaring leert, dat men in het al
gemeen nogal wat bagage meeneemt om zich ergens te
recreëren moet de afstand tussen de auto en de
plaats van het verblijf niet te groot zijn en dat be
tekent dus, dat er een zekere ontsluiting voor een
zwaar formaat auto's moet komen, ook een ontsluiting
voor wielrijders, bromfietsers e.a., maar het gebied
kan ook ontsloten zijn voor het meest primitieve ver
voermiddel dat de mens ter beschikking staat, n.l. zijn
beide benen. Ik dacht, dat de laatste vorm van ont
sluiting ook zeer interessant was en dat was ook wat
de heer Roorda van Eysinga bedoelde voor het ooste
lijk terrein: een ontsluitingsmogelijkheid voor wande
laars.
Ik geloof, dat ik het, na alles wat over dit Groene
Ster-project is gezegd, hierbij kan laten.
De Raad heeft zich, dacht ik, terdege gerealiseerd,
dat hier aangeboden is een basis-rapport, uitgangspunt
in algemene zin voor het te voeren beleid, en de Raad
zal naarmate de deelplannen voortgang vinden telken
male geconfronteerd worden met deze plannen. Ik kan
zelfs wel mededelen, dat dat vermoedelijk nog dit jaar
het geval zal kunnen zijn, i.e. met het deelplan voor
het eiland ten zuiden van de camping. En zo zullen we
voortgaan, in de hoop, dat we de eerstkomende 15 a 20
jaar het gehele project tot stand kunnen brengen.
De heer Tjerkstra: De wijze, waarop de heer Roorda
van Eysinga zo voor de vuist weg de gemaakte opmer
kingen en vragen wist te beantwoorden, heb ik bijzon
der plezierig gevonden. Daar nu weer op in te gaan,
heeft geen zin. Dat zou ook niet passen in het kader
van wat ons hier geboden wordt: een plan op lange
termijn, dat in verschillende fasen moet worden uitge
voerd. Het was mijn bedoeling om een aantal zaken aan
U door te geven, zodat die nog bij de andere punten
kunnen worden overwogen.
Eén ding wil ik nog wel zeggen. Dat gaat over de
ijsvlakte. Misschien is er een klein misverstand ont
staan. Ik had een verbinding met de ijsvlakte op het
oog, los van het tijdstip van totstandkoming van even
tuele bebouwing, omdat ik vind, dat we die prachtige
schaatsmogelijkheid niet mogen missen en daarom had
ik graag, dat aan eerdere uitvoering van dat deel van
het plan aandacht zou worden besteed.
Ik herhaal de woorden die ik in eerste instantie al
heb gezegd: Wij hebben er weinig moeite mee dit plan
te aanvaarden in de vorm die B. en W. duidelijk stel
len: t.w. als een basisplan. In de loop van de tijd, als
de deelplannen hier aan de orde komen, behoud ik mij
voor mijn mening erover te zeggen. Voor dit moment
wil ik het hierbij laten. Wij stemmen gaarne met dit
plan in.
De heer Van Balen Walter: Ik had graag gespro
ken in het bijzijn van de heer Roorda van Eysinga, om
dat juist zijn beschouwing mij tot mijn kritische op
merking heeft gebracht. Ik heb n.l. in zijn beschouwing
over het noordelijk natuurgebied, waarin hij zo met
vuur de weidevogels heeft verdedigd en hun aanwezig
heid van zo groot belang acht, gemist het bezwaar,
dat het ontworpen stuk bos juist voor die weidevogels
zal meebrengen. M.i. zit in dit gebied een zekere tegen
strijdigheid. Mijn ervaring als eierzoeker en natuur
liefhebber, vooral van het weidegebied, is, dat daar,
waar bos ontstaat, de weidevogels verdwijnen, omdat
bos een vijand is van weidevogels. Bos trekt roeken,
eksters enz. aan en de weidevogels gaan daarvoor op
de vlucht. En nu is hier een vrij groot stuk bos in dit
natuurgebied voor weidevogels ontworpen. Ik had dit
graag eens aan de heer Roorda van Eysinga ter over
denking gegeven. Hij zou daar nog eens naar kunnen
informeren. (De Voorzitter: Dat kan alsnog.)
De hear Miedema: De Wethalder hat sein, dat it
siertunekompleks yn it gebiet tusken de Cammingha-
buursterpolder en de Griene Stjer in plak fine kinne
soe. Ik bin fan miening, dat men dêr dus mei folie jild
fan minne groun yn it béste gefal reedlike groun krije
kin. Wylst by de ynstelling fan it tünbousintrum Gou
tum it ündersyk nei de groun troch in institüt fan
Wageningen ütwiisd hat, dat dêr ek foar de fine tünbou,
ek foar de siertün dus, bisünder goede groun leit, bin
nen üs gemeente, hwer't wy sünder kosten tünboukun-
dich in folie bettere groun hawwe as dêr tsjin de Lytse
Wielen oan. Ik soe dus by it fierdere ütwurkjen fan
plannen foar it niisneamde tuskengebiet dy groun yn
Goutum tige yn it omtinken fan it Kolleezje oanbifelje
wolle.
De heer Stek: Kortheidshalve zou ik me graag wil
len aansluiten bij de gedachte, die de heer Tjerkstra
heeft gelanceerd om eventueel de ijsbaan uit het deel
plan J te lichten ik weet niet, of dat financieel en
praktisch mogelijk is om deze dus voorrang te ver
lenen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil de Raad nog een
informatie geven, die ik in eerste instantie verzuimd
heb te verstrekken.
Ik wil eerst even de heer Van Balen Walter gerust
stellen. Het voornemen bestaat de leden van de com
missie een verslag van de behandeling van dit rapport
in de Raad te zenden, zodat zij op deze wijze ook ken
nis kunnen nemen van de opmerkingen, die de raads
leden hebben gemaakt.
Het zal de Raad bekend zijn, dat werkzaam is ge
weest de z.g. Groene Ster-commissie, die de gehele
ontwikkeling van dit basisrapport heeft begeleid. Her
haaldelijk is de zaak hierin besproken. Er is ongeveer
twee jaar over gewerkt. Het is de bedoeling, dat wij
met een gelijksoortige voorbereidingscommissie
uiteraard gesteund door de deskundigheid van de heer
Roorda van Eysinga de voorbereiding van de deel
plannen gaan voortzetten. Voorts is op het ogenblik
werkzaam de z.g. Kleine Wielen-commissie, die de be
geleiding van de uitvoering tot taak heeft, een soort
bouwcommissie voor de in uitvoering zijnde plannen,
boewei dat in dit bestek natuurlijk een beetje vreemd
klinkt.
De hear Miedema hat noch frege, hoe't it stiet mei
je tarissing van de dielplannen, binammen foar hwat
de eigendom fan de groun oangiet. Ik haw noch for-
jitten dy fraech to biantwurdzjen. Ik hoech natuerlik
net to sizzen, dat it dielplan A gjin problemen opropt.
Ik kin dus trochgean nei it dielplan D (terrein voor
dagrecreatie), hwat itselde is as it eilan, dat ik niis
neamd haw; dat is ek gjin probleem. Dielplan E leve
ret, hwat de eigendom oangiet, ek gjin problemen op.
By dielplan F (de südlike oever fan de Greate Wielen)
sit noch in lyts probleemke; dêr wurdt mei de tsjerke-
faldij ek oer ünderhannele en foar it fierdere sitte wy
al yn 1980. De üntjowing fan de „verwerving" fan de
groun is net sadanich, dat de tarissing, resp. de üt-
fiering fan it dielplan dêr fortraging fan ünderfynt.
Der sit, tocht ik, in goed tempo yn.
Ik ben het met de heer Tjerkstra eens, dat het er
niet toe doet, met welk model de Raad zich straks zal
verenigen terzake van de opzet van het structuurplan.
Ook de ontwikkeling van het bestemmingsplan voor
de Camminghabuursterpolder is destijds geen belem
mering geweest voor de aanleg van het rijwielpad naar
het oosten. Wel zullen wij, als wij eenmaal een be
paalde situatie hebben geschapen, deze als een ge
geven dienen te aanvaarden. Zouden wij daar toch wij
zigingen in aanbrengen, dan zal dit element op de
een of andere wijze moeten worden ingepast. Ik ben
het met de heer Tjerkstra eens, dat wij omtrent de te
maken relatie met de Bullepolder niet behoeven te
wachten tot we het bebouwingsplan voor die polder
kennen. Dat zou waarschijnlijk ook te lang duren.
Ik haw dit as antwurd op de opmerking fan de hear
Miedema oer de grounslach, hwat de geskiktheit foar
siertunen oangiet, net praet. Dat haw ik mei opsetsin
net dien. Ik wit, dat de groun yn Goutum geskikt is
en ik leau, dat it wiis is om efkes to sjen, hoe't dit
eksperimint it docht. Dat is foar Ljouwert nij. Der sitte
150 kavels yn, dus der moat nochal hwat barre. En
dan kinne wy ris om üs hinne sjen, oft der ek ge-
skikte groun yn de Griene Stjer to finen is, resp. hoe
folie it kostje moat om der geskikte groun fan to
meitsjen. Op in stuit kin men ek sizze: Wy wolle dit
rékreative elemint hawwe; wy binne yn it bistek fan
it rémeitsjen fan de groun by steat om it to forwêzent-
likjen. It kostet miskien hwat mear, mar dan moatte
wy fia alderhanne fünsen sjen, oft wy de middels dêr-
foar biskikber krije. Mar ik tocht, dat wy dizze set
earst nei de üntjowing fan it plan yn Goutum hoege
to bisjen.
De heer Van Balen Walter weet, dat ik ook wel eens
kievitseieren zoek, maar ik ben natuurlijk lang zo'n
„bitüfte" eierzoeker niet als hij. (Stem: Hij kan ze
vinden; dat is de kunst natuurlijk.) Ik heb ze ook wel
eens gevonden (De heer Ten Brug (weth.): Bij de
poelier.) (Gelach) zonder dat er vlaggetjes bij stonden.
De heer Ten Brug is de culturele wethouder; die doet
het op zijn manier. Ik doe het op mijn eigen manier.
(De heer Ten Brug (weth.)Die is safer.) Ik begrijp
het bezwaar van de heer Van Balen Walter en deze
kan er verzekerd van zijn, dat dat bezwaar ook in de
commissie aan de orde gesteld zal worden.
De Voorzitter: Ik dacht, dat ik, nu er door ver
schillende leden van de Raad over dit onderwerp is ge
sproken, U wel mag voorstellen, zoals reeds in de
raadsbrief staat, ermee in te stemmen, dat het basis
plan Groene Ster, zoals het voor U ligt en vanavond
is toegelicht, het algemene uitgangspunt zal zijn bij
het verder uitwerken van de deelplannen.
Ik zou voorts graag de mededeling van Weth. Tiek
stra willen bevestigen we hebben het in de pauze
even besproken dat een verslag van deze verga
dering zal worden toegezonden aan de commissie die
het plan verder uitwerkt. Deze commissie zal worden
verzocht daarbij zoveel mogelijk rekening te houden
met de bijzonder nuttige discussies, die vanavond in de
Raad zijn gevoerd. Kan de Raad daarmee instemmen?
De Raad stemt hiermee in.
De Voorzitter: Dan rest mij nog één punt.
Er is een brief binnengekomen, waarin de heer Pie-
tersen mij mededeelt, dat hij zich tot zijn spijt genood
zaakt ziet te bedanken als lid van de Raad.
Ik zou hier toch nog een enkel woord aan willen
wijden.
U weet allen, dat de heer Pietersen inmiddels is be
noemd tot directeur van de Rijks Pedagogische Aca
demie; de Rijkskweekschool, zegt de volksmond nog.
Ik dacht, dat ik stellig de tolk van de gehele Raad
ben, als ik op dit ogenblik, mijnheer Pietersen, U nog
maals van harte gelukwens met deze ongetwijfeld eer
volle benoeming. Wij wensen U zeer veel succes in
deze nieuwe functie en ik hoop vooral ook, dat U daar
datgene in zult vinden wat U zich daarvan voorstelt.
Ik vind het jammer, dat deze benoeming U noodzaakt
als lid van de Raad te bedanken. Het lijkt controver
sieel, maar het moet mij toch van het hart: ik geloof,
dat er zeer veel behoefte bestaat als leden van een
Raad stellig een Raad van een grote gemeente als
Leeuwarden die mensen te hebben, die reeds op an
dere wijze zwaar geoccupeerd zijn in onze samenleving.
Ik dacht, dat de waarde van de Raad daarmee alleen
maar kan stijgen. Ik heb dus alle begrip voor de nood
zakelijkheid voor U om te bedanken; ik heb uit Uw
brief begrepen, dat U dat niet con amore doet en dat
het U misschien ook wel meer zegt dan velen op dit
moment in deze Raad veronderstellen.
Ik ken U al vrij lang, mijnheer Pietersen. U bent een
van de raadsleden, een van de drie, meen ik, die ik uit
mijn eerste Friese periode ken; in die tijd al stond U aan
geschreven als een flinke en actieve onderwijzer, die zich
niet alleen bezig hield met het lesgeven aan zijn klas,
maar die zich dat is het essentiële bovendien in
zette en ook met de volle inzet van zijn persoon, voor
andere activiteiten, welke in het belang waren van de
gemeenschap, waarin U zich bewoog. Ik wil U wel
zeggen, dat wij in Stiens toen wel eens jaloers zijn
geweest op deze onderwijzer in Jelsum. Ik weet dat
nog heel goed. Het verwonderde mij dan ook helemaal
niet, dat ik U bij mijn terugkeer aantrof als lid van
deze Gemeenteraad.
Ik wil U ook graag dank zeggen voor al datgene, wat
U als lid van de Raad van onze Gemeente heeft gedaan:
vanzelfsprekend in de eerste plaats mee-gediscussieerd,
mee-gedacht en mee-gezocht naar oplossingen ter zake
van de onderwijsproblematiek dat lag ook in de lijn
maar die had niet Uw enige belangstelling. Ook aan de
discussies over vele andere problemen ik denk terug
aan de behandeling van de Algemene Politie-Verordening
en dan wil ik niet zeggen, dat U daar met een bijzon
der groot enthousiasme aan meewerkte, maar wel met
grote interesse heeft U met veel belangstelling deel
genomen, ze mee-beleefd en mee-gevolgd. u heeft ook
zitting gehad in verschillende commissies. Ik zal ze niet
alle noemen. Hartelijk dank, mijnheer Pietersen, voor al
datgene wat U als lid van de Raad van Leeuwarden
heeft gedaan. Het spijt mij ook persoonlijk bijzonder,
dat U afscheid van ons neemt. Het ga U goed! (Ap
plaus).
De heer Pietersen: Hartelijk dank voor Uw vrien
delijke woorden aan mijn adres, mijnheer de Voorzitter.
Ik wilde graag ook via U mijn collega's raadsleden be
danken voor de bijzonder plezierige manier, waarop wij
in de Raad met elkaar zijn omgegaan. Politiek waren
we het misschien niet altijd helemaal eens, maar de po
litieke golven gaan in deze Raad meestal niet zo vrese
lijk hoog en om een modern woord te gebruiken
heel veel problemen worden op een pragmatische ma
nier bekeken.
Nogmaals, U heeft het goed „geschoten": er waren
omstandigheden, die mij noopten heen te gaan; ik moge
er wel onmiddellijk aan toevoegen, dat de reden niet
was, dat mijn nieuwe functie een politiek geëxponeerd
zijn niet verdroeg; dat is beslist niet het geval. Maar
wel vraagt die functie zoveel tijd van mij, dat het
verstandig is het raadslidmaatschap maar te beëindi
gen, in de veronderstelling, dat er wel meer mensen
zijn, die deze Gemeente zullen kunnen dienen. Toch
spijt het mij, collega's raadsleden, oprecht, dat ik niet
meer in Uw midden zal zijn. (Applaus)
Na de raadsleden te hebben bedankt voor hun mede
werking aan het goede verloop van deze belangrijke
vergadering, sluit de Voorzitter, om 23.40 uur, de ver
gadering.