2 3 De heer De Jong (weth.)Het is inderdaad een slepend geval waarnaar de heer Stek vraagt. De oor zaak is eigenlijk de wijze van opbouw van de tarieven, die de Gemeente in rekening brengt voor het sleuven- werk voor de P.T.T. In de openbare straat liggen n.l. de leidingen en de buizen van de Energiebedrijven, het Provinciaal Electriciteitsbedrijf, de I.W.G.L. en de P.T.T. Als deze bedrijven leidingen in de straten willen aanleggen of herstelwerkzaamheden daaraan willen verrichten, dan is het gebruikelijk, dat het dichten van de sleuf, de herstelwerkzaamheden en de verharding in opdracht en onder toezicht van de Dienst Openbare Werken, doch voor rekening van het desbetreffende bedrijf worden verricht. En nu heeft Openbare Wer ken, die dus deze werkzaamheden zelf uitvoert, een soort tariefstelling, waarin een aantal elementen zijn opgenomen: Ik denk bijv. aan de vergoeding aan de aannemer, want men laat het vaak doen door een onderaannemer de vergoeding voor het onderhoud aan bestratingen en, nadat de onderhoudstermijn van de aannemer is verstreken, de bijlevering van ma teriaal, het zandverbruik, de kosten van toezicht, maar ook aan de kosten voor „te verwachten eerder algeheel herstraten". Dit is een post, die moeilijk is te schat ten. En tegen die kosten, die als een afzonderlijk kos tenelement in de opzet van Openbare Werken zijn op genomen, richt zich nu het bezwaar van de P.T.T. Deze zegt: „Wij hebben op grond van de P.T.T.-wet, art. 6, te betalen de schadevergoeding, die zich bepaalt tot eigenaren en beheerders van de openbare gronden, voor de kosten der voorzieningen en de meerdere kosten van onderhoud." Meer niet. Dus we hebben eigenlijk aan dat andere element, dat o.i., zo zegt de P.T.T. dan, wezensvreemd is aan de P.T.T.-wet, geen boodschap. En daar gaat het verschil nu over. Nu blijkt uit een overzicht over de jaren 1961 t.e.m. '68 (dus over een 8-tal jaren), dat door de Gemeente aan de bedrijven (dus Energiebedrijven, Provinciaal Electriciteitsbedrijf, I.W.G.L. en P.T.T.) voor dit soort werk in rekening is gebracht een totaal bedrag van f 2,4 miljoen. Aan wer kelijke kosten is in deze periode besteed een bedrag van f 1.765.000,zodat de Gemeente dus eigenlijk voor dat volgens de P.T.T. dan wezensvreemde ele ment in die kostenberekening nog beschikbaar heeft een bedrag van f 635.000,Deze soort ï-eserve zou men eigenlijk kunnen stellen tegenover het bedrag van betwiste vorderingen, dat wij vandaag-de-dag nog van de P.T.T. moeten ontvangen. M.a.w. dit bedrag van de betwiste vorderingen is voldoende gedekt door dit on derdeel van de reserve, dat ook in onze gemeentefinan- ciën is opgezet. Het is dus voor een belangrijk deel een administratieve kwestie, maar die op zichzelf toch wel om een oplossing vraagt. Dat dit zo lang geduurd heeft, heeft het voordeel, dat we nu ongeveer kunnen weten, in hoeverre deze kosten wel of niet gedekt zijn en daar is wel regelmatig contact over. Men kent el- kaars standpunten dus wel, maar we zijn het met de heer Stek eens, dat het op zichzelf wel heel belangrijk is hier een definitieve oplossing voor te zoeken. Er is ook al van de kant van de P.T.T. de wens geuit, dat sleuvenwerk zelf te doen verrichten, maar daar heeft m.n. de Dienst van Openbare Werken weer bezwaar tegen. Deze zegt: Als wij daar zelf niet bij zijn, dan hebben wij daar een apart soort tarief voor? toch zelf graag doen en als wij weten, dat we daar voldoende reserve voor hebben, dan komen we hier wel uit. En ik heb het idee, dat men nu wel over en weer zover gevorderd is, dat het niet zo lang meer behoeft te duren, dat wij tot een oplossing komen. Daar toe bestaat in ieder geval, zowel bij de P.T.T. als bij Openbare Werken, de wens. Er wordt dus aan gewerkt. Het kost ons nu in feite geen geld; voor het bedrag dat wij eventueel dus niet in rekening zouden brengen, houden wij toch wel voldoende reserve over in deze opzet. De heer Stek: Ik dank de Wethouder voor zijn ant woord. Ik heb alleen nog een klein vraagje, dat ik misschien in eerste instantie al had moeten stellen. Ik heb begrepen, dat het vooral neerkomt op de even tuele kosten voor het eerder moeten herstraten van de gemaakte sleuf. Hoe is dat dan in andere gemeen ten Heeft de P.T.T. daar ook moeilijkheden mee of hebben wij daar ten apart soort tarief voor? De heer Heidinga: Deze kwestie is al meermalen in de Raad ter sprake geweest. Het is, zoals de Wet houder ook al zei, een slepende zaak. Als de Wethou der nu in uitzicht stelt, dat er vermoedelijk wel een overeenkomst met de P.T.T. bereikbaar zal zijn op grond van de ervaringen, die we hebben opgedaan, dan wil ik hem er toch graag op attent maken, dat er een behoorlijk aantal mensen, bedrijven en instellin gen is, die die hoge tarieven wèl betalen. En vandaar dit overschot. Als de P.T.T. daar dan eventueel ge bruik van zou kunnen maken, dan zou ik mij daar zeer ernstig tegen verzetten. Ook t.a.v. rioolaansluitingen enz. is dat element in de berekeningen opgenomen en het wordt door de burgerij betaald. Onze Energiebedrijven betalen het ook aan Openbare Werken. En dan zie ik geen enkele reden, waarom de P.T.T. dat niet zou doen, maar daarvan zou profiteren. De heer De Jong (weth.)Ik weet niet, hoe dit in andere gemeenten gaat. We hebben in Leeuwarden met dit probleem te maken. Omdat ik voor mij zelf de in druk had, dat men hier wel eens over zou kunnen val len, heb ik wat gegevens verzameld. En daar blijkt mij uit, dat deze zaak uiteindelijk tot een oplossing moet komen. Daar zijn we het ook over eens. Wij heb ben nu eenmaal met de P.T.T.-wet rekening te hou den. Was die er niet geweest, dan hadden wij onge twijfeld al veel eerder tot een oplossing kunnen komen overeenkomstig datgene wat wij ook een ander in re kening brengen. Maar dat we hier zo maar niet in gestapt zijn, is, dacht ik, ook vanuit het gezichtspunt van de heer Heidinga, alleen maar prijzenswaard. Wij hebben ons afgevraagd: Is de reserve voldoende? Heb ben wij ook te hoog gemikt? Hoeveel zou van de re serve van ruim 6 ton voor de P.T.T. bestemd zijn? Is het redelijk, als wij de betreffende kosten op die reserve zouden afboeken? Met dat punt zijn wij dus bezig. En wij hadden wat tijd nodig om dat goed te kunnen bekijken. Wij zijn hier dus bepaald niet over één nacht ijs gegaan. Dit punt zal onderdeel van de discussie vormen, als wij tot een oplossing moeten ko men. Bij ons leeft echter wel de gedachte, dat wij hier af moeten zien te komen. Dit moet niet een geval wor den, dat 10 jaar sleept, zonder dat wij weten, waar we uiteindelijk terecht komen. Vandaar dat wij vanuit de beide uitgangspunten, waar we niet omheen kun nen, toch moeten zien tot een oplossing te komen, die voor beide partijen: de Gemeente en de P.T.T., aan vaardbaar is, zonder dat dit tot discriminatie leidt t.a.v. andere belanghebbenden. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub D. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub E. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub F. Dit voorstel wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub G. De heer Heidinga: Dit is een brief van de commis sie ter verbetering van de verkeerssituatie in Huizum- dorp. Deze zaak loopt nu al weer twee jaar. We heb ben binnenskamers al een paar jaar geprobeerd daar wat aan te doen, maar er is tot nu toe niets uit ge komen. En dat vinden wij beslist jammer. Het ant woord, dat B. en W. op de vragen van de heren Ir. Rijpma en Engels en ondergetekende hebben gegeven, biedt enig uitzicht, maar het geeft tevens enig inzicht. Het College is bereid nu op zeer korte termijn dat is in ieder geval nog dit jaar met de plannen voor het doortrekken van de Borniastraat te komen. Dat is dus een punt, waar we enig houvast aan hebben. En bovendien is het College of de dienst die daarmee belast is, nu begonnen aan de voorbereiding van de voorstellen tot aankoop van de betreffende percelen met opstallen. Maar het is heel eigenaardig, dat het op deze manier moet, dat uit de burgerij uit den treure op een bepaald punt wordt gehamerd; dat de mensen de ene brief na de andere schrijven en acties onder nemen en dat daar om het maar niet te sterk te zeggen door het College bijzonder lauw op wordt gereageerd. Dat vinden wij jammer en we zouden heel graag willen, dat aan eventueel nog voorkomende ge vallen, die in hetzelfde vlak liggen, n.l., dat de bur gerij iets verlangt van de Gemeente, een beetje meer aandacht zou kunnen worden besteed en dat er met een beetje meer voortvarendheid aan zou kunnen wor den gewerkt. De Raad en ook het College zijn er ten slotte niet als een ornament voor de burgerij, maar ten dienste van de burgerij. Dat is onze taak en daar worden we voor betaald de raadsleden maar met een heel klein beetje en het College met heel veel. (Gelach) Wij moeten de wensen van de burgerij se rieus nemen. En dat is hier niet gebeurd. Het spijt me, dat ik dat moet constateren. Ik hoop, dat de ijver van het College in de maanden die komen, zeer bijzonder zal zijn, zó, dat de burgerij zegt; „Nu, het valt toch nog wel wat mee. Er komt nog wel wat uit." Omdat B. en W. hun antwoord op de brief van de commissie ter verbetering van de verkeerssituatie, althans de geest van hun antwoord, hier naar voren brengen, ben ik daar een beetje dieper ingedoken. Gesteld wordt, dat de Wethouder tijdens de vergadering van 19 fe bruari 1968 getracht zou hebben een afspraak te ma ken met een der commissieleden voor een datum voor een gesprek. De Wethouder heeft toen inderdaad met hen gesproken. Ik weet nog wel, dat ze hier in de zaal aanwezig waren. De Wethouder had toen nog zo'n leuke opmerking tegen Dr. Bulthuis; dat herinner ik me nog heel goed. Die bespreking vond plaats na af loop van de raadsvergadering in de hal, dacht ik. (Stem: In het hoekje van de raadzaal, op de publieke tribune.) Ja, inderdaad bij de uitgang van de publieke tribune; dat gesprek eindigde ongeveer zo: „We zien elkaar nog wel eens." Maar daar is nooit wat van ge komen. Nu staat hier in het raadsstuk, dat de Wet houder getracht heeft een afspraak te maken, maar dat hierop niet werd ingegaan. „Daarna heeft de Wet houder verschillende malen getracht telefonisch via een ander commissielid tot een gesprek te komen." Ik heb alle commissieleden gevraagd, maar de Wethouder is nooit bij hen geweest. Tenslotte ben ik er achter gekomen, dat de Wethouder een zekere mijnheer Van Eyck van Heslinga, die aan de Spanjaardslaan woont, gebeld heeft, maar die zit niet in deze commissie. Deze is voorzitter van de Vereniging voor chris telijk kleuteronderwijs te Huizum. Toen heeft de Wethouder hem op zijn kantoor opgebeld; de heer Van Eyck van Heslinga was er niet en deze dacht, dat de Wethouder hem nodig had „in zijn business", omdat hij natuurlijk op een ander vlak ook iets doet. Toen heeft deze nog een keer of drie, vier getracht de Wethouder op te bellen, maar hij heeft hem niet kunnen bereiken. En dat is het enige contact ge weest. Dus zonder meer is dit contact beneden de maat! Ik begrijp het niet. Waarom? Ik zie hier geen enkele reden voor. De boel is blijven liggen. Sterker wil ik het niet zeggen, want ik geloof ook echt wel, dat het College op het ogenblik er wel van doordron gen is, dat hier méér aan had moeten gebeuren. En het zal nu ook wel gebeuren. Ik heb nagezien, of B. en W. of het Grondbedrijf iets hebben gedaan aan de aankopen, die we daar moeten doen. Dat is óók niet gebeurd. Pas de laatste week of de laatste 14 dagen is er contact opgenomen met de eigenaren van de pan den in het dorp, die voor de doortrekking van de Bor niastraat moeten worden aangekocht. En dat is ge beurd n.a.v. deze brief van de commissie ter verbete ring van de verkeerssituatie. Ook dit is beneden de maat. Hier wil ik het bij laten, maar ik stel het op hoge prijs, dat we hierin een beetje meer activiteit betonen, want daar heeft de burgerij recht op. De heer Schönfeld: Ik kan kort zijn. Gezien de wijze van beantwoording van vragen welke destijds hier over ook al door mij gesteld zijn, kan ik me volledig bij de woorden van de heer Heidinga aansluiten. De heer Tiekstra (weth.): Ik zal pogen toch duide lijk te maken hoe deze zaak is behandeld. Dat lijkt me na de uitlatingen van de heer Heidinga minstens op zijn plaats. Er is enige malen gezegd, dat datgene wat ik persoonlijk in het kader hiervan heb gedaan, beneden de maat is geweest en hetzelfde is van het College ge zegd. Als dat verwijt niet terecht gemaakt is, moet dat vanavond blijken. Mijn pogingen om contact te krijgen, zijn inderdaad begonnen bij het gesprek in de hoek van de raadzaal na afloop van de vergadering van februari 1968. Op dat moment bleek het niet mo gelijk tot een afspraak te komen, hoewel ik daarvoor mijn agenda heb gepresenteerd. Toen heb ik inderdaad het gesprek besloten met de opmerking: „Wij zien elkaar nog wel." Daarna heb ik de toenmalige stukken boven water gehaald en ik heb aan de hand daarvan geprobeerd vast te stellen met wie ik contact kon op nemen. Het enige adres waar ik in die situatie mee uit de voeten kon, was niet het adres dat nu blijkbaar op de stukken staat, n.l. Dorp no. 10 Huizum. Dat was van de heer Van Eyck van Heslinga. Deze behoort, voor zover ik ben ingelicht, niet dit moet ik even ter voorkoming van misverstand opmerken tot de N.V. die verwarmingsinstallaties aanlegt. Ik geloof, dat de heer Van Eyck van Heslinga een heel andere maatschappelijke functie heeft, die hem in geen enkel opzicht in contact brengt met deze Wethouder. Ik heb getracht hem zowel aan zijn huisadres als op kantoor te bellen en ik heb hem zelfs op een bepaald ogenblik aan de telefoon gehad, maar dat heeft niet tot een afspraak geleid. Dat is wat ik over deze historie kan en ook alleen maar mag zeggen op dit ogenblik. Ik geloof dus niet, dat gezegd kan worden, dat deze Wet houder terzake onder de maat is gebleven. Ik dacht, dat het goed is, dat ik ten overstaan van de gehele Raad precies zeg, hoe deze zaak ligt. Wij kunnen geen aankoopbeleid voeren dan nadat wij pre cies weten, welke eigendommen wij voor dit doel heb ben aan te kopen. En ik dacht, dat het m.n. de heer Heidinga volledig bekend is, dat het dorp Huizum, zo als de situatie toen was, lag buiten het goedgekeurde deel van het toenmalige plan 't Aldlan. Ik zeg wel bewust „buiten het goedgekeurde deel". Want dat be tekent, dat de Huizumerlaan en verdere omgeving bin nen het goedgekeurde deel lagen. Dat betekent, dat er dus zelfs geen ontwerp-stedebouwkundige situatie was, waarop een aankoopbeleid kon worden gebaseerd. We weten ook, dat er een bestemmingsplan in voorberei ding is voor ditzelfde gebied. En dat ontwerp-bestem- mingsplan U veroorlooft mij, mijnheer de Voorzit ter, iets te vertellen van het beraad in de Commissie Ruimtelijke Ordening - is op 23 juni 1969 in die Com missie aan de orde geweest. In die vergadering heeft de heer Heidinga de opmerking gemaakt, dat het nu dan ook zover was, dat zo snel mogelijk plannen moes ten worden voorbereid voor het doortrekken van de Borniastraat. Dezelfde opmerking heeft de heer Hei dinga gemaakt in de vergadering van de Commissie Openbare Werken op 12 augustus. Deze zaken zijn in tern in een coördinatiecommissie doorgesproken op 18 augustus, omdat we moesten weten, hoe op basis van het ontwerp-bestemmingsplan het verwervingsbeleid precies zou moeten zijn. Het verslag van die vergade ring staat op de agenda van B. en W. van morgen. Het gebeurt meer, dat we met recht en reden bin nen niet rechtsgeldige bestemmingsplannen aankopen; ik noteer alleen maar weer dit ontwerp-plan, waarvan publiekelijk nog niets bekend is; op dit ogenblik is het nog intern in overweging. Het College heeft in over eenstemming met het advies van de Commissie Ruim telijke Ordening besloten dit plan verder te laten uit werken. En dit is de basis, waarop in elk geval een doortrekking van de Borniastraat kan worden geba seerd en dus het aankoopbeleid voor de daarvoor be nodigde panden. En ik dacht, dat hiermee een duidelijk antwoord is gegeven. Ik kan de Raad verder informeren, aansluitend op het overleg, dat op 18 augustus gevoerd is, dat het hier gaat om de verwerving van 12 percelen van 8 eigenaren. Met dezen moeten wij dus trachten tot over eenstemming te komen. En ter vermijding van misverstand wil ik opmerken, dat de onthouding van goedkeuring door G.S. aan het oude bestemmingsplan 't Aldian precies de gehele si tuatie in het dorp Huizum tot en met de brug over de Wirdumervaart betrof.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 2