2
3
De heer De Jong (weth.)Het is inderdaad een
slepend geval waarnaar de heer Stek vraagt. De oor
zaak is eigenlijk de wijze van opbouw van de tarieven,
die de Gemeente in rekening brengt voor het sleuven-
werk voor de P.T.T. In de openbare straat liggen n.l.
de leidingen en de buizen van de Energiebedrijven, het
Provinciaal Electriciteitsbedrijf, de I.W.G.L. en de
P.T.T. Als deze bedrijven leidingen in de straten willen
aanleggen of herstelwerkzaamheden daaraan willen
verrichten, dan is het gebruikelijk, dat het dichten van
de sleuf, de herstelwerkzaamheden en de verharding
in opdracht en onder toezicht van de Dienst Openbare
Werken, doch voor rekening van het desbetreffende
bedrijf worden verricht. En nu heeft Openbare Wer
ken, die dus deze werkzaamheden zelf uitvoert, een
soort tariefstelling, waarin een aantal elementen zijn
opgenomen: Ik denk bijv. aan de vergoeding aan de
aannemer, want men laat het vaak doen door een
onderaannemer de vergoeding voor het onderhoud
aan bestratingen en, nadat de onderhoudstermijn van
de aannemer is verstreken, de bijlevering van ma
teriaal, het zandverbruik, de kosten van toezicht, maar
ook aan de kosten voor „te verwachten eerder algeheel
herstraten". Dit is een post, die moeilijk is te schat
ten. En tegen die kosten, die als een afzonderlijk kos
tenelement in de opzet van Openbare Werken zijn op
genomen, richt zich nu het bezwaar van de P.T.T. Deze
zegt: „Wij hebben op grond van de P.T.T.-wet, art. 6,
te betalen de schadevergoeding, die zich bepaalt tot
eigenaren en beheerders van de openbare gronden, voor
de kosten der voorzieningen en de meerdere kosten van
onderhoud." Meer niet. Dus we hebben eigenlijk aan
dat andere element, dat o.i., zo zegt de P.T.T. dan,
wezensvreemd is aan de P.T.T.-wet, geen boodschap.
En daar gaat het verschil nu over. Nu blijkt uit een
overzicht over de jaren 1961 t.e.m. '68 (dus over een
8-tal jaren), dat door de Gemeente aan de bedrijven
(dus Energiebedrijven, Provinciaal Electriciteitsbedrijf,
I.W.G.L. en P.T.T.) voor dit soort werk in rekening is
gebracht een totaal bedrag van f 2,4 miljoen. Aan wer
kelijke kosten is in deze periode besteed een bedrag
van f 1.765.000,zodat de Gemeente dus eigenlijk voor
dat volgens de P.T.T. dan wezensvreemde ele
ment in die kostenberekening nog beschikbaar heeft
een bedrag van f 635.000,Deze soort ï-eserve zou
men eigenlijk kunnen stellen tegenover het bedrag van
betwiste vorderingen, dat wij vandaag-de-dag nog van
de P.T.T. moeten ontvangen. M.a.w. dit bedrag van de
betwiste vorderingen is voldoende gedekt door dit on
derdeel van de reserve, dat ook in onze gemeentefinan-
ciën is opgezet. Het is dus voor een belangrijk deel
een administratieve kwestie, maar die op zichzelf toch
wel om een oplossing vraagt. Dat dit zo lang geduurd
heeft, heeft het voordeel, dat we nu ongeveer kunnen
weten, in hoeverre deze kosten wel of niet gedekt zijn
en daar is wel regelmatig contact over. Men kent el-
kaars standpunten dus wel, maar we zijn het met de
heer Stek eens, dat het op zichzelf wel heel belangrijk
is hier een definitieve oplossing voor te zoeken. Er is
ook al van de kant van de P.T.T. de wens geuit, dat
sleuvenwerk zelf te doen verrichten, maar daar heeft
m.n. de Dienst van Openbare Werken weer bezwaar
tegen. Deze zegt: Als wij daar zelf niet bij zijn, dan
hebben wij daar een apart soort tarief voor?
toch zelf graag doen en als wij weten, dat we daar
voldoende reserve voor hebben, dan komen we hier
wel uit. En ik heb het idee, dat men nu wel over en
weer zover gevorderd is, dat het niet zo lang meer
behoeft te duren, dat wij tot een oplossing komen. Daar
toe bestaat in ieder geval, zowel bij de P.T.T. als bij
Openbare Werken, de wens. Er wordt dus aan gewerkt.
Het kost ons nu in feite geen geld; voor het bedrag
dat wij eventueel dus niet in rekening zouden brengen,
houden wij toch wel voldoende reserve over in deze
opzet.
De heer Stek: Ik dank de Wethouder voor zijn ant
woord. Ik heb alleen nog een klein vraagje, dat ik
misschien in eerste instantie al had moeten stellen. Ik
heb begrepen, dat het vooral neerkomt op de even
tuele kosten voor het eerder moeten herstraten van
de gemaakte sleuf. Hoe is dat dan in andere gemeen
ten Heeft de P.T.T. daar ook moeilijkheden mee of
hebben wij daar ten apart soort tarief voor?
De heer Heidinga: Deze kwestie is al meermalen
in de Raad ter sprake geweest. Het is, zoals de Wet
houder ook al zei, een slepende zaak. Als de Wethou
der nu in uitzicht stelt, dat er vermoedelijk wel een
overeenkomst met de P.T.T. bereikbaar zal zijn op
grond van de ervaringen, die we hebben opgedaan,
dan wil ik hem er toch graag op attent maken, dat
er een behoorlijk aantal mensen, bedrijven en instellin
gen is, die die hoge tarieven wèl betalen. En vandaar
dit overschot. Als de P.T.T. daar dan eventueel ge
bruik van zou kunnen maken, dan zou ik mij daar zeer
ernstig tegen verzetten. Ook t.a.v. rioolaansluitingen enz.
is dat element in de berekeningen opgenomen en het
wordt door de burgerij betaald. Onze Energiebedrijven
betalen het ook aan Openbare Werken. En dan zie ik
geen enkele reden, waarom de P.T.T. dat niet zou
doen, maar daarvan zou profiteren.
De heer De Jong (weth.)Ik weet niet, hoe dit in
andere gemeenten gaat. We hebben in Leeuwarden met
dit probleem te maken. Omdat ik voor mij zelf de in
druk had, dat men hier wel eens over zou kunnen val
len, heb ik wat gegevens verzameld. En daar blijkt mij
uit, dat deze zaak uiteindelijk tot een oplossing moet
komen. Daar zijn we het ook over eens. Wij heb
ben nu eenmaal met de P.T.T.-wet rekening te hou
den. Was die er niet geweest, dan hadden wij onge
twijfeld al veel eerder tot een oplossing kunnen komen
overeenkomstig datgene wat wij ook een ander in re
kening brengen. Maar dat we hier zo maar niet in
gestapt zijn, is, dacht ik, ook vanuit het gezichtspunt
van de heer Heidinga, alleen maar prijzenswaard. Wij
hebben ons afgevraagd: Is de reserve voldoende? Heb
ben wij ook te hoog gemikt? Hoeveel zou van de re
serve van ruim 6 ton voor de P.T.T. bestemd zijn?
Is het redelijk, als wij de betreffende kosten op die
reserve zouden afboeken? Met dat punt zijn wij dus
bezig. En wij hadden wat tijd nodig om dat goed te
kunnen bekijken. Wij zijn hier dus bepaald niet over
één nacht ijs gegaan. Dit punt zal onderdeel van de
discussie vormen, als wij tot een oplossing moeten ko
men. Bij ons leeft echter wel de gedachte, dat wij hier
af moeten zien te komen. Dit moet niet een geval wor
den, dat 10 jaar sleept, zonder dat wij weten, waar
we uiteindelijk terecht komen. Vandaar dat wij vanuit
de beide uitgangspunten, waar we niet omheen kun
nen, toch moeten zien tot een oplossing te komen, die
voor beide partijen: de Gemeente en de P.T.T., aan
vaardbaar is, zonder dat dit tot discriminatie leidt
t.a.v. andere belanghebbenden.
De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub D.
Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub E.
Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub F.
Dit voorstel wordt in handen van B. en W. gesteld
om preadvies.
Sub G.
De heer Heidinga: Dit is een brief van de commis
sie ter verbetering van de verkeerssituatie in Huizum-
dorp. Deze zaak loopt nu al weer twee jaar. We heb
ben binnenskamers al een paar jaar geprobeerd daar
wat aan te doen, maar er is tot nu toe niets uit ge
komen. En dat vinden wij beslist jammer. Het ant
woord, dat B. en W. op de vragen van de heren Ir.
Rijpma en Engels en ondergetekende hebben gegeven,
biedt enig uitzicht, maar het geeft tevens enig inzicht.
Het College is bereid nu op zeer korte termijn dat
is in ieder geval nog dit jaar met de plannen voor
het doortrekken van de Borniastraat te komen. Dat
is dus een punt, waar we enig houvast aan hebben.
En bovendien is het College of de dienst die daarmee
belast is, nu begonnen aan de voorbereiding van de
voorstellen tot aankoop van de betreffende percelen
met opstallen. Maar het is heel eigenaardig, dat het
op deze manier moet, dat uit de burgerij uit den treure
op een bepaald punt wordt gehamerd; dat de mensen
de ene brief na de andere schrijven en acties onder
nemen en dat daar om het maar niet te sterk te
zeggen door het College bijzonder lauw op wordt
gereageerd. Dat vinden wij jammer en we zouden heel
graag willen, dat aan eventueel nog voorkomende ge
vallen, die in hetzelfde vlak liggen, n.l., dat de bur
gerij iets verlangt van de Gemeente, een beetje meer
aandacht zou kunnen worden besteed en dat er met
een beetje meer voortvarendheid aan zou kunnen wor
den gewerkt. De Raad en ook het College zijn er ten
slotte niet als een ornament voor de burgerij, maar
ten dienste van de burgerij. Dat is onze taak en daar
worden we voor betaald de raadsleden maar met
een heel klein beetje en het College met heel veel.
(Gelach) Wij moeten de wensen van de burgerij se
rieus nemen. En dat is hier niet gebeurd. Het spijt me,
dat ik dat moet constateren. Ik hoop, dat de ijver van
het College in de maanden die komen, zeer bijzonder
zal zijn, zó, dat de burgerij zegt; „Nu, het valt toch
nog wel wat mee. Er komt nog wel wat uit." Omdat
B. en W. hun antwoord op de brief van de commissie
ter verbetering van de verkeerssituatie, althans de
geest van hun antwoord, hier naar voren brengen, ben
ik daar een beetje dieper ingedoken. Gesteld wordt,
dat de Wethouder tijdens de vergadering van 19 fe
bruari 1968 getracht zou hebben een afspraak te ma
ken met een der commissieleden voor een datum voor
een gesprek. De Wethouder heeft toen inderdaad met
hen gesproken. Ik weet nog wel, dat ze hier in de
zaal aanwezig waren. De Wethouder had toen nog zo'n
leuke opmerking tegen Dr. Bulthuis; dat herinner ik
me nog heel goed. Die bespreking vond plaats na af
loop van de raadsvergadering in de hal, dacht ik.
(Stem: In het hoekje van de raadzaal, op de publieke
tribune.) Ja, inderdaad bij de uitgang van de publieke
tribune; dat gesprek eindigde ongeveer zo: „We zien
elkaar nog wel eens." Maar daar is nooit wat van ge
komen. Nu staat hier in het raadsstuk, dat de Wet
houder getracht heeft een afspraak te maken, maar
dat hierop niet werd ingegaan. „Daarna heeft de Wet
houder verschillende malen getracht telefonisch via
een ander commissielid tot een gesprek te komen." Ik
heb alle commissieleden gevraagd, maar de Wethouder
is nooit bij hen geweest. Tenslotte ben ik er achter
gekomen, dat de Wethouder een zekere mijnheer Van
Eyck van Heslinga, die aan de Spanjaardslaan woont,
gebeld heeft, maar die zit niet in deze commissie.
Deze is voorzitter van de Vereniging voor chris
telijk kleuteronderwijs te Huizum. Toen heeft de
Wethouder hem op zijn kantoor opgebeld; de
heer Van Eyck van Heslinga was er niet en
deze dacht, dat de Wethouder hem nodig had „in zijn
business", omdat hij natuurlijk op een ander vlak ook
iets doet. Toen heeft deze nog een keer of drie, vier
getracht de Wethouder op te bellen, maar hij heeft hem
niet kunnen bereiken. En dat is het enige contact ge
weest. Dus zonder meer is dit contact beneden de
maat! Ik begrijp het niet. Waarom? Ik zie hier geen
enkele reden voor. De boel is blijven liggen. Sterker
wil ik het niet zeggen, want ik geloof ook echt wel,
dat het College op het ogenblik er wel van doordron
gen is, dat hier méér aan had moeten gebeuren. En
het zal nu ook wel gebeuren. Ik heb nagezien, of B.
en W. of het Grondbedrijf iets hebben gedaan aan de
aankopen, die we daar moeten doen. Dat is óók niet
gebeurd. Pas de laatste week of de laatste 14 dagen
is er contact opgenomen met de eigenaren van de pan
den in het dorp, die voor de doortrekking van de Bor
niastraat moeten worden aangekocht. En dat is ge
beurd n.a.v. deze brief van de commissie ter verbete
ring van de verkeerssituatie. Ook dit is beneden de
maat.
Hier wil ik het bij laten, maar ik stel het op hoge
prijs, dat we hierin een beetje meer activiteit betonen,
want daar heeft de burgerij recht op.
De heer Schönfeld: Ik kan kort zijn. Gezien de
wijze van beantwoording van vragen welke destijds hier
over ook al door mij gesteld zijn, kan ik me volledig
bij de woorden van de heer Heidinga aansluiten.
De heer Tiekstra (weth.): Ik zal pogen toch duide
lijk te maken hoe deze zaak is behandeld. Dat lijkt me
na de uitlatingen van de heer Heidinga minstens op
zijn plaats. Er is enige malen gezegd, dat datgene wat
ik persoonlijk in het kader hiervan heb gedaan, beneden
de maat is geweest en hetzelfde is van het College ge
zegd. Als dat verwijt niet terecht gemaakt is, moet
dat vanavond blijken. Mijn pogingen om contact te
krijgen, zijn inderdaad begonnen bij het gesprek in de
hoek van de raadzaal na afloop van de vergadering
van februari 1968. Op dat moment bleek het niet mo
gelijk tot een afspraak te komen, hoewel ik daarvoor
mijn agenda heb gepresenteerd. Toen heb ik inderdaad
het gesprek besloten met de opmerking: „Wij zien
elkaar nog wel." Daarna heb ik de toenmalige stukken
boven water gehaald en ik heb aan de hand daarvan
geprobeerd vast te stellen met wie ik contact kon op
nemen. Het enige adres waar ik in die situatie mee
uit de voeten kon, was niet het adres dat nu blijkbaar
op de stukken staat, n.l. Dorp no. 10 Huizum. Dat
was van de heer Van Eyck van Heslinga. Deze behoort,
voor zover ik ben ingelicht, niet dit moet ik even
ter voorkoming van misverstand opmerken tot de
N.V. die verwarmingsinstallaties aanlegt. Ik geloof,
dat de heer Van Eyck van Heslinga een heel andere
maatschappelijke functie heeft, die hem in geen enkel
opzicht in contact brengt met deze Wethouder. Ik heb
getracht hem zowel aan zijn huisadres als op kantoor
te bellen en ik heb hem zelfs op een bepaald ogenblik
aan de telefoon gehad, maar dat heeft niet tot een
afspraak geleid. Dat is wat ik over deze historie kan
en ook alleen maar mag zeggen op dit ogenblik. Ik
geloof dus niet, dat gezegd kan worden, dat deze Wet
houder terzake onder de maat is gebleven.
Ik dacht, dat het goed is, dat ik ten overstaan van
de gehele Raad precies zeg, hoe deze zaak ligt. Wij
kunnen geen aankoopbeleid voeren dan nadat wij pre
cies weten, welke eigendommen wij voor dit doel heb
ben aan te kopen. En ik dacht, dat het m.n. de heer
Heidinga volledig bekend is, dat het dorp Huizum, zo
als de situatie toen was, lag buiten het goedgekeurde
deel van het toenmalige plan 't Aldlan. Ik zeg wel
bewust „buiten het goedgekeurde deel". Want dat be
tekent, dat de Huizumerlaan en verdere omgeving bin
nen het goedgekeurde deel lagen. Dat betekent, dat er
dus zelfs geen ontwerp-stedebouwkundige situatie was,
waarop een aankoopbeleid kon worden gebaseerd. We
weten ook, dat er een bestemmingsplan in voorberei
ding is voor ditzelfde gebied. En dat ontwerp-bestem-
mingsplan U veroorlooft mij, mijnheer de Voorzit
ter, iets te vertellen van het beraad in de Commissie
Ruimtelijke Ordening - is op 23 juni 1969 in die Com
missie aan de orde geweest. In die vergadering heeft
de heer Heidinga de opmerking gemaakt, dat het nu
dan ook zover was, dat zo snel mogelijk plannen moes
ten worden voorbereid voor het doortrekken van de
Borniastraat. Dezelfde opmerking heeft de heer Hei
dinga gemaakt in de vergadering van de Commissie
Openbare Werken op 12 augustus. Deze zaken zijn in
tern in een coördinatiecommissie doorgesproken op 18
augustus, omdat we moesten weten, hoe op basis van
het ontwerp-bestemmingsplan het verwervingsbeleid
precies zou moeten zijn. Het verslag van die vergade
ring staat op de agenda van B. en W. van morgen.
Het gebeurt meer, dat we met recht en reden bin
nen niet rechtsgeldige bestemmingsplannen aankopen;
ik noteer alleen maar weer dit ontwerp-plan, waarvan
publiekelijk nog niets bekend is; op dit ogenblik is het
nog intern in overweging. Het College heeft in over
eenstemming met het advies van de Commissie Ruim
telijke Ordening besloten dit plan verder te laten uit
werken. En dit is de basis, waarop in elk geval een
doortrekking van de Borniastraat kan worden geba
seerd en dus het aankoopbeleid voor de daarvoor be
nodigde panden. En ik dacht, dat hiermee een duidelijk
antwoord is gegeven.
Ik kan de Raad verder informeren, aansluitend op
het overleg, dat op 18 augustus gevoerd is, dat het
hier gaat om de verwerving van 12 percelen van 8
eigenaren. Met dezen moeten wij dus trachten tot over
eenstemming te komen.
En ter vermijding van misverstand wil ik opmerken,
dat de onthouding van goedkeuring door G.S. aan het
oude bestemmingsplan 't Aldian precies de gehele si
tuatie in het dorp Huizum tot en met de brug over
de Wirdumervaart betrof.