4 5 De heer Heidinga: In mei 1968 heb ik bij deze Raad een nota ingediend over de bestemmingsplannen. Ik heb Huizum-dorp apart eruit gelicht en ik heb erbij gezet: daar zou een bestemmingsplannetje voor moe ten worden gemaakt om die en die reden. Die nota is hier in de Raad behandeld. En dan begrijp ik nog niet, dat het dan tot eind 1969 moet duren, voordat dat simpele bestemmingsplannetje er is. Dat had beslist niet gehoefd. De heer ïiekstra (weth.)Bij een eerdere gelegen heid heb ik gewezen op de voorbereiding van de or ganisatie van de opdrachten voor de bestemmingsplan nen. Ook toen heeft de heer Heidinga tegen mij gezegd, dat er een antwoord lag dat onder de maat was. Dan zou ik nu weer met een antwoord als het toenmalige moeten komen. En de heer Heidinga wil mij wel ten goede houden, dat ik daaraan op dit ogenblik niet de minste behoefte heb. Ik ben van mening, dat het er niet om gaat, dat we nu maar even een prent op tafel leggen. We moeten een ontwerp-bestemmingsplan heb ben, waarmee de Raad zich ook kan verenigen en op basis waarvan het verwervingsbeleid kan worden ge voerd. De Voorzitter: Ik dacht, dat hiermede het stand punt over en weer voldoende is weergegeven. Ik zou van mijn kant, mijnheer Heidinga, nog wel even willen opmerken n.a.v. het begin van Uw uiteen zetting en om geen enkel misverstand te krijgen, dat B. en W. dag in dag uit bezig zijn ernaar te streven alle zaken, die bij hen aanhangig worden gemaakt, bin nen de kortst mogelijke termijn af te werken. Ik zou niet graag willen, dat er door deze discussie in het al gemeen de indruk zou ontstaan, dat wij maar ergens in een la stukken zouden opbergen. Daar is geen sprake van. Ik kan verzekeren, dat alle leden van het College met medewerking ook van alle hoofdambtenaren bij voortduring alles doen om de machine zo goed moge lijk te laten draaien. Ik had er behoefte aan, mijnheer Heidinga, dit nog voor alle duidelijkheid te zeggen. Ik neem aan, dat we kunnen handelen overeenkomstig het advies, dat het College op de lijst van mededelingen heeft gegeven. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Punten 3 t.e.m. 12 en 14 t.e.m. 17 (bijlagen nos. 286, 284, 291, 297, 301, 296, 281, 283, 279, 295, 287, 293, 278, 282 en 280). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 299). De heer Pietersen: Dit voorstel heeft natuurlijk onze instemming wel, maar ik zou misschien ben ik een beetje buiten de orde toch even naar de in het voor stel eigenlijk niet genoemde, maar in de raadsverga dering over de Mammoetwet destijds aan de orde ge stelde schooltypen, willen vragen. Ik ben benieuwd, hoe het hiermee staat. Kan er al iets over gezegd worden? Hoe staat het bijv. met onze wens, hier een m.e.a.o.-school en een h.e.a.o-school te krijgen? Bij genoemde gelegenheid is o.a. ook gesproken over de academie voor sociale wetenschappen. Kan ook daar iets over gezegd worden? De heer Ten IIrug (weth.)Ik dacht, dat de heer Pietersen maar voor de helft buiten de orde was, want het voorstel dat vanavond aan de orde is, omvat wel m.e.a.o. en h.e.a.o. Ik kan hem alleen maar meedelen, dat èn de m.e.a.o.-school èn de h.e.a.o.-school op het plan hebben gestaan, dat het COGVO bij het Ministerie heeft ingediend en dat ze ook, voorzover onze inlich tingen tot nu toe reiken, op het volgende plan zullen worden geplaatst. Hoe de Minister op het ogenblik erover denkt, is mij niet bekend. Ik weet alleen, dat hij met betrekking tot het h.e.a.o. nog wat voorzichti ger is dan met betrekking tot het m.e.a.o. Dat neemt echter niet weg, dat onzerzijds alle pogingen in het werk zullen worden gesteld, m.n. ook ten opzichte van het h.e.a.o., zonder het m.e.a.o. te vergeten. Maar het h.e.a.o. is een belangrijker opleiding. Om de mogelijk heid van een h.e.a.o.-school in Leeuwarden te verwer kelijken, leggen wij ook de nodige contacten met derden. In dit raadsvoorstel gaat het wel alleen om de aanvraag van het Gemeentebestuur, maar er zijn uiteraard ook andere belanghebbenden. Op dit plan komt niet voor een academie voor so ciaal-culturele arbeid. Dat zou ook moeilijk kunnen, want het Gemeentebestuur van Leeuwarden heeft niet besloten tot stichting van een dergelijke school; alleen in dat geval zouden wij het COGVO kunnen verzoeken deze academie op het plan te brengen. Er is in de Raad al vaker gevraagd, hoe het daarmee komt. Er was in een ver verleden nogal verschil van mening over. Niet, dat men zich afvroeg, of er al dan niet een dergelijke school zou moeten komen, maar wel, hoe het dan eigenlijk zou moeten. Dat is in ieder geval een van de aanwijsbare redenen, dat er tot nu toe in Fries land helaas geen sociale academie is. Ik kan de heer Pietersen en daarmee ook de Raad meedelen, dat er kortgeleden weer besprekingen zijn gearran geerd, m.n. tussen het Gemeentebestuur, het Provin ciaal Bestuur (want het is niet alleen een zaak van gemeentelijk, maar ook van provinciaal belang) met vertegenwoordigers van de kringen van het maat schappelijk werk om te zien, op welke wijze deze zaak opnieuw aan de orde zou kunnen worden gesteld. De Voorzitter: Is de heer Pietersen voldoende in gelicht De heer Pietersen: Ja, mijnheer de Voorzitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 20 en 21 (bijlagen nos. 289 en 288). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 294). De heer Venema: Ik heb zo het idee, dat niemand van de raadsleden er tegen is de financiën van de Leeuwarder Kaatsclub iets te verruimen. Het is een sympathiek geval, vooral als wij bedenken, hoeveel uren de leden vrijwillig aan de bouw van het clubhuis be steed hebben. Ik geloof, dat we kunnen zeggen al zijn er nog wel enkele van deze gevallen bekend dat dit toch wel een stimulans kan zijn voor andere verenigingen, wat betreft de zelfwerkzaamheid van de jeugdige mensen ook op het gebied van de bouw van clubhuizen. Er zijn enkele beperkende bepalingen voor de subsidieverlening gesteld, maar daar ben ik hele maal niet bang voor, het is een echt Friese vereniging en dat zit wel goed. Mijn vraag is nog: Is in dit geval ook de rijkssubsi dieregeling van toepassing, zoals bijv. het geval is ge weest, meende ik, bij het gebouw van de padvinders en bij de H.T.S.-sociëteit Heeft deze club dus ook recht op een rijkssubsidie? De heer De Jong (weth.)Op die laatste vraag kan ik eigenlijk geen antwoord geven. De regeling is zo danig, dat men 25 pet. van dat bedrag uit eigen mid delen moet hebben; voor 50 pet. van de kosten zou de Gemeente garant willen zijn en voorts geeft de Ge meente 25 pet. subsidie. Daar blijkt dus eigenlijk uit, dat men alleen met de Gemeente te maken heeft. En nu heeft deze club gezegd: „Wij behoeven van die ga rantie van 50 pet. geen gebruik te maken; dat gedeelte „versieren" we zelf wel." Hieruit blijkt wat de heer Venema ook al gezegd heeft dat er sprake is van een grote zelfwerkzaamheid bij deze club. Zij dekt 75 pet. uit eigen middelen. Zodoende hebben wij dus in dit voorstel ook maar te maken met 25 pet. subsidie. Zou men echter aanspraak willen maken op een ga rantie van 50 pet., dan zou daarvoor op grond van de bestaande regeling wel de ruimte zijn. En het feit, dat men daar geen gebruik van behoeft te maken, houdt m.i. in, dat het Rijk er verder ook niet aan te pas komt. De Voorzitter: Is de heer Venema voldoende inge licht De heer Venema: Jawel, maar ik heb het idee, dat ze een beetje te vlug zijn geweest. (Gelach) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 300). De heer Rijpma: In de eerste plaats onze sympathie voor dit voorstel. Wij menen, dat het in de toekomstige ontwikkeling van onze maatschappij past, dat men meer algemeen met zijn handen wat doet dan in het verleden wel eens het geval is geweest. Maar er is een vraag bij ons opgekomen: Nu dit gebouw zodanig wordt ingericht, dat deze vereniging daar voor haar mensen voldoende ruimte en outillage vindt, zijn deze ruimte en outillage dan ook niet te gebruiken voor niet al te ver van de St. Anthonyschool gelegen scholen om daar hun handenarbeid, waarnaar zij in het algemeen toch streven, in te bedrijven? De heer Van der Zwaard: Wanneer een aantal men sen zich wil inzetten voor een activiteit t.b.v. hun mede burgers, dan is dat alleen maar te prijzen en tot zover dan ook niets dan lof voor de Vereniging voor Handen arbeid. Of hierbij ook van een goed samenspel sprake is geweest, waag ik te betwijfelen i.v.m. de uitlatingen van zijdelings betrokkenen. Mijn eerste vraag luidt dan ook: Is het terugtrekken van „Het Nut" inderdaad zo con arnore gegaan als het voorstel suggereert? Voorts zouden wij graag vernemen, of voldoende ze kerheid is ingebouwd, wat betreft het opnemen van dit werk, ook als het een bepaalde ontwikkeling gaat door maken, in een ruimer kader. Lopen wij dan niet het risico, dat men de Gemeente zal verwijten geen moge lijkheden meer te bieden? Kan het College ook mede delen, in welke richting wordt gedacht, waar in het voorstel sprake is van een „ruimer kader van vormings werk" In de sobere opzet van het voorstel en de jaarlijks weerkerende aanvrage van dit subsidie kan het over grote deel van mijn fractie zich wel vinden. De heer Ten Brug (weth.)De heer Rijpma heeft naast de sympathie, die hij voor dit voorstel heeft uit gesproken, gevraagd: „Kunnen deze lokalen, die in de St. Anthonyschool worden ingericht voor handenarbeid, ook voor andere lagere scholen dienst doen?" Ik wil hem wel toezeggen dat te onderzoeken, maar ik ver wacht er weinig van, want de enige school in de bin nenstad is de St. Anthonyschool zelf; de andere scho len liggen allemaal op vrij grote afstand buiten de stadsgrachten. (Stem: De Arendstuinschool.) Dat is een school voor buitengewoon onderwijs en ze heeft zelf deze voorzieningen. Dan heeft de heer Van der Zwaard gevraagd, of hier wel voldoende samenspel is geweest, dat uiteindelijk geresulteerd heeft in de aanvraag van deze vereniging en of m.n. het bestuur van „Het Nut" con amore met het terugtrekken op dit terrein is akkoord gegaan. Een vrij moeilijke vraag. Ik kan in elk geval meedelen, dat er al een behoorlijke tijd terug besprekingen zijn ge weest tussen „Het Baken", dat op dit punt werkzaam is, en het Departement tot Nut van 't Algemeen en dat men het er toen wel over eens was, dat dit werk op een ietwat grotere schaal en zo mogelijk op meer ver antwoorde wijze, met inschakeling van meer geoefen- den op dit terrein als ik het zo mag zeggen toe geleid, dat „Het Nut" met dit werk is gestopt en mogelijk zou zijn. Die besprekingen hebben er inderdaad dat deze aanvraag van de Vereniging voor Handen arbeid is ingediend. Ik kan moeilijk beoordelen, hoe de innerlijke beweegredenen van de bestuursleden van „Het Nut" zijn geweest. Ik sta alleen maar voor het resultaat en ik heb over dit resultaat van de zijde van „Het Nut" geen klachten of iets van dien aard gehoord. Dan heeft verder de heer Van der Zwaard gevraagd: Wat betekent die wat vage zin: „We zouden dit eigen lijk te zijner tijd moeten plaatsen in een wat ruimer kader" Ik dacht, dat ik dan goed deed hem te ver wijzen naar wat ik meegedeeld heb in de vergadering waarvan wij het verslag vanavond hebben vastgesteld, waar het ging over de toekomstplannen van Zalen Schaaf. Toen heb ik gezegd, dat wij ernaar streven, dat er ook de nodige contacten zijn gelegd om vandaar uit dus niet alleen in dit gebouw - te komen tot een creatief centrum. En ik heb de instellingen, die daarbij betrokken zouden moeten zijn, genoemd, n.l. de „Vereniging voor Handenarbeid" en de Kunstnijver heidsschool „Vredeman De Vries", de laatste omdat die al gedurende een aantal jaren cursussen geeft voor belangstellende amateurs. En deze twee zaken, zowel het werk van de Vereniging als van de Stichting „Vre deman De Vries", kunnen wel tot één geheel worden samengebracht. Wat ik nu vertel, is ook de Vereniging voor Handenarbeid bekend, en ik heb goede hoop, dat wij inderdaad in ieder geval met deze twee en mis schien nog met andere tot een samenbundeling van krachten zullen komen. Die hoop heb ik des te meer, omdat het alleen op deze grond mogelijk is ook het Rijk hier financieel bij te interesseren. En dat is uiteraard niet alleen een gemeentebelang, maar ook een belang van deze beide verenigingen, want dan zal het mogelijk zijn op een grotere schaal dan nu finan cieel mogelijk is deze zaak in Leeuwarden aan te pak ken. De heer Rijpma: De enige school, die ik zou kun nen bedenken, is de Tjerk Hiddesschool. (De heer Ten Brug (weth.)De Tjerk Hiddesschool ligt buiten de grachten.) Ja, maar ik heb het gehad over eventuele scholen op een redelijke afstand; dus niet over de grachten. (De heer Ten Brug (weth.): Daar heb ik het wél over gehad.) Ik heb dus gevraagd: „Zijn er andere scholen op een redelijke afstand, die misschien van deze voorzieningen gebruik zouden kunnen ma ken?" Toen heeft de Wethouder gezegd: „Er is maar één school in de binnenstad." Ik zit echter nog even te filosoferen: Welke school kan er nog meer zijn? En dan denk ik aan de school in de Tjerk Hiddesstraat; die is niet zo ver af. (De heer Ten Brug (weth.)Als de redelijkheid van de heer Rijpma iets groter is dan die van mij, dan komt de Tjerk Hiddesschool er bij en anders niet. De Voorzitter: Vindt de heer Van der Zwaard de beantwoording voldoende De heer Van der Zwaard: Ja, mijnheer de Voor zitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Bunt 13 (bijlage no. 290). De heer Tjerkstra: Met de uitvoering van de werk zaamheden, die hier worden voorgesteld, t.w. een deel van de Spanjaardslaan en een deel van de Mr. P. J. Troelstraweg, gaan wij akkoord. Als er iéts is wat ons spijt, dan is het wel het verloren gaan van de bomen daar, maar we hebben er begrip voor, dat de werk zaamheden dit onontkoombaar maken. Bovendien zijn we ons wel bewust, dat de bomen in een niet al te beste staat verkeren. Van onze kant dus graag akkoord! Ik zou hier nog een wens aan willen verbinden en die geldt dan meteen ook voor het reeds behandelde punt 14. Deze wens n.l. Wanneer het aan uit voering toe is, zouden wij het op prijs stellen, dat de aanwonenden vroegtijdig en goed worden voor gelicht over wat hun staat te gebeuren; dit hebben we in het verleden bij de uitvoering van verbeteringswerk zaamheden van rioleringswerkzaamheden m.n. ook gedaan en ik dacht, dat het ook in dit geval een goede zaak kon zijn. De hear Boomgaardt: Wy hawwe ek üt it riedsbrief oangeande dit punt wol bigrepen, dat it foar it Kol- leezje en foar de advisearjende ynstansjes en persoa- nen net sa maklik west hat om to sizzen: „Hoe moat it dér nou krekt?" Wy hawwe yn üs fraksjes ek noch in frij wiidweidich bisprek oer dizze saek hawn. Oan de iene kant moat men wol ta bihoarlik radikale op lossingen komme, hwant hoe better de oplossing is, hoe mear forkear as men troch sa'n wyk oanlüke kin, mar dan moat men it psychologysk in bytsje oan- treklik meitsje. As de oplossingen net sa gunstich bin- ne, dan sil men in oare wei sykje, yn dit gefal yn it algemien de rounwei. It is lykwols ek mooglik yn pleats fan de rounwei de route nei it Europaplein to nimmen fan de Grinzerstrjitwei óf. Oan de iene kant moatte wy sizze: Sa't it nou is dêr binne wy it wol oer iens kin it net bliuwe en it is foar my dus de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 3