13 12 zijn toeter langs de kant te rijden om instructies te geven aan de roeiers. De Bullevlakte is een element, dat ons ook als pro grammapunt erg geboeid heeft. Deze is vanouds een bijzonder belangrijke plaats voor ijsfestijnen in deze wereld en we moeten er rekening mee houden, dat het toch geleidelijk aan steeds moeilijker zal zijn zekerheid te hebben, dat men zich daar in de ijssport zal kunnen blijven uitleven. We dachten, dat het zeer aantrekke lijk zou zijn in dit plan de mogelijkheid op te nemen, dat, wat er ook met de Bullevlakte gebeurt, er in ieder geval een zeer grote oppervlakte beschikbaar zal blij ven, die ook, doordat U het zelf als overheid in handen heeft, op alle juiste momenten niet diep onder water zal staan en dus in ieder geval een maximale waarborg zal geven voor een goed ijsvermaak. Ik dacht, Voorzitter, dat ik daarmee ik zou haast zeggen in vogelvlucht het plan heb toegelicht en ik meen, dat dit misschien voldoende is om de Raad er even in thuis te brengen. Op eventuele vragen zal ik vervolgens graag antwoorden. De Voorzitter: We hebben met grote belangstelling geluisterd en ik zal thans graag de leden van de Raad gelegenheid geven te reageren op hetgeen U, mijnheer Roorda van Eysinga, gezegd heeft en op datgene wat de Commissie en Uw bureau aan ons hebben voorge legd. De heer Xjerkstra: Als ik het goed heb begrepen, mijnheer de Voorzitter, dan behoeven de vragen en op merkingen, bestemd voor het College, respectievelijk de betrokken Wethouder en die, waarvan de beant woording voor rekening komt van de heer Roorda van Eysinga, niet afzonderlijk naar voren te worden ge bracht. Ik was van een andere veronderstelling uitge gaan, maar dat doet er weinig toe. Ik wil beginnen met namens mijn fractie waardering uit te spreken voor het werkstuk, dat als rapportage met bijbehorende kaart is gereed gekomen. Ik wil daar voor lof toezwaaien aan de commissie en m.n. aan de Wethouder, die als voorzitter van de commissie is op getreden. Het is van belang, dat dit plan tot stand is gekomen. Er zijn blijkens de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening n.l. 28 van dergelijke Groene Sterren in ons land ge projecteerd. Vele varkens maken de spoeling wel dun. Als al die 28 uit de rijkstrog zouden eten, dan heb ik het idee, dat het met de subsidieverlening wel eens min der goed zou kunnen gaan dan op het openblik het ge val is. Daarom ben ik verheugd, dat wij voorop gaan met deze Groene Ster. Een ander punt waar ik mij over verheug, is, dat tot nu toe deze zaak in goede samenwerking met de ge meente Tietjerksteradeel haar beslag heeft kunnen krij gen. Ik hoop van harte, dat dit in de toekomst zo blijft. Als alle samenwerking op gemeentelijk niveau zo goed zou kunnen zijn als hier, dan zouden wij altijd goede zaken kunnen doen en zouden wat dat betreft grens wijzigingen niet noodzakelijk zijn. U vraagt ons vanavond akkoord te gaan met dit „basisplan", dat als „algemeen uitgangspunt" zal die nen voor de verdere totstandkoming. De inhoud van het plan lijkt ons in het algemeen goed te zijn, zodat het niet moeilijk valt op die vraag „ja" te zeggen. Als ik toch enkele opmerkingen maak, dan moet U dat niet opvatten als detailkritiek. Ik weet best, dat we te maken hebben met een basisplan met algemene uitgangspunten, waarvan de realisering zich zal uit strekken van nu tot over het jaar 2000. Ik ben mij er dan ook wel van bewust, dat er echt wel dingen an ders uit de bus zullen komen dan wij op het ogenblik denken. Het gaat er mij om nü een aantal punten a.h.w. te registreren en in overweging te geven die punten bij de verdere ontwikkeling van het plan nog eens te be kijken. In dat licht moet U dus mijn vragen en op merkingen zien. Nu hoop ik, dat ik ze zo kan combine ren, dat ik mijn aanvankelijke scheiding tussen wat voor Uw College en wat voor de inleider bestemd was, kan opheffen. De vragen komen in willekeurige volgorde. De jachthaven is een van de laatste punten waarover gesproken is: 175 boten, gebaseerd op een bepaalde benaderingsmethode. Een berekeningsmethode wil ik het niet noemen. Ik hecht aan dit aantal even veel of even weinig waarde als de ontwerper van het plan, maar ik mis wel een bepaald punt hierbij. Ik zou willen vragen de grootte van deze jachthaven bij de ontwikkeling van het plan met de nodige voorzichtigheid te bekijken. Ei is n.l. nu al in het noordelijke stadsdeel in de Bonke en ook in de Dokkumer Ee een aantal boten aan wezig. Ik zie ervan komen en ik bemerk dat ook dat dat aantal groter wordt. Wij moeten er stellig op rekenen, dat dit potentiële gebruikers van dit ge bied zijn. En daarom zou ik de nodige voorzichtigheid willen aanraden bij het vergroten van deze jachthaven. Het roeicentrum is ook door de inleider genoemd en ik heb uit zijn woorden begrepen, dat hier in de eerste plaats gedacht wordt aan een roei- en kanocentrum. Mocht dit het geval zijn, dan zou ik willen zeggen, dat er nu al een aantal boten aan de Waldkant van de Groene Ster ligt en ik hoop niet, dat men de conceptie van het roeicentrum zo moet opvatten, dat het niet mogelijk zal zijn, om in een deel van het roeicentrum een aantal plaatsen te reserveren voor boten van men sen uit Giekerk of een van de andere dorpen in de Trynwalden, die daar hun boot bij voorkeur zouden wil len neerleggen. Ik hoop, dat dit dus wel mogelijk is en dat daarbij de verdere uitwerking van het plan reke ning mee zal worden gehouden. Als ik het rapport goed gelezen heb, is de bereik baarheid een vrij moeilijke, vrij precaire zaak, vooral wat het zuidelijk gedeelte van het plan betreft. Dat was ons ook wel bekend. In het rapport staat, dat het in de verdere toekomst waarschijnlijk wel noodzakelijk zal zijn om vanuit de stad zowel naar het noordelijk als naar het zuidelijk gedeelte een aparte toegansweg te maken. Ik vraag mij af, of dat pas in de toekomst moet. Ik vind en meerderen met mij, heb ik wel bemerkt de bereikbaarheid vanaf de rijksweg en het verlaten van het gebied naar die rijksweg een bijzonder moei lijke en ook kwalijke zaak. Ik vraag mij af, of wij niet in een eerder stadium dan in de toekomst waarnaar verwezen wordt, zowel voor het noorden als voor het zuiden zouden moeten streven naar een afzonderlijke toegangsweg. Wat het zuidelijke gedeelte betreft, zou deze weg goed kunnen aansluiten bij het bij een be paalde ontwerper in bewerking zijnde plan van Cam- minghaburen. Ik stel mij voor, dat die dan ter hoogte waar nu ook al de brug in het fietspad ligt, toegang zou kunnen geven naar het zuidelijke plandeel. Ik hoop dus wel, dat bij de verdere ontwikkeling van het plan-Cam- minghaburen aan dit punt aandacht zal worden be steed. Ik mag misschien direct hier even aan verbinden, dat het m.i. een goede zaak zou zijn het plan-Cam- minghaburen een zodanige inhoud te geven en een zo danige opzet en sfeer, dat men daar eigenlijk in kan vinden een overgang van het stedelijke, waar het ac cent voornamelijk op de bebouwing ligt, naar het re creatieve en het natuurlijke milieu van dit Groene Ster- gebied. Ook dat zou ik U graag hierbij in overweging willen geven. Dan de toegang tot het noordelijke plandeel. Ik wil U daarbij eigenlijk een suggestie doen, n.l. deze: Zou niet eens overwogen kunnen worden, ot net niet beter zou zijn om de Miedweg die door de Bullepolder loopt, door te trekken via een brug over de Murk naar het westelijk deel van dit Groene Ster-gebied, daar waar ook de ijsbaan ligt? We zouden dan daarmee kunnen bereiken, dat we een aparte toegang hebben los van de rijksweg naar het noordelijk deel, althans naar het ge deelte ten noorden van de Wielshals. Ik dacht, dat er misschien nog enkele andere voor delen aan zouden kunnen zitten. En dan begin ik maar met de ijsbaan of liever ijsvlakte, omdat we naar mijn smaak nu al in een situatie zitten, dat de natuurlijke ijsbaan die we daar tot nu toe hadden in de vorm van de Bullepolder, verleden tijd is. Dat heeft, dunkt me, twee oorzaken. Ten eerste: de betere waterbeheersing van Friesland's boezem, die het vrij onwaarschijnlijk maakt, dat we in de toekomst nog eens weer zulke hoge waterstanden krijgen, dat die vlakte onder zou lopen. In de tweede plaats heeft men daar ook technische werkzaamheden uitgevoerd in de vorm van het maken van polderdijken ik weet niet, of ze overal liggen, maar in ieder geval langs de nieuwe Bonke die het ook onmogelijk zullen maken, dat deze vlakte onder loopt Dat ontneemt de Leeuwarder bevolking toch wel een enorm stuk prachtig recreatiegebied, waar men al tij vrij geringe vorst kon schaatsen, waar het een be levenis was om in de weekends te zijn en waar men ook veilig kon schaatsen. Dat is het punt waar het mij om gaat. Ik heb gelezen, dat de westelijke vlakte, de z.g. Weeshuispolder, bedoeld is als vervanging hiervoor, maai naar mijn gevoel wordt dit wat te veel naar de toekomst geschoven. Ik dacht, dat wij daar bij wijze van spreken ik hoop niet, dat het vannacht al zo hard vriest morgen al behoefte aan zouden hebben. Vandaar dat ik dus de suggestie doe om eens te kijken, of een weg als de door mij genoemde geen aanbeveling zou verdienen. Een derde voordeel zou hierin kunnen zitten: Er is vanaf de rijksweg een weg geprojecteerd in noordelijke richting naar de Weeshuispolder. Die weg moet met een brug over de Wielshals worden gevoerd ik weet niet aan wat voor soort brug men heeft gedacht; misschien is daar helemaal nog niet aan gedacht maar die Wielshals is de verbinding van het noordelijk stadsdeel, en ook van het Ouddeel, en de Murk, met de Groote Wielen, het Sierdswiel enz. Ik vind een brug daar eigen lijk wat hinderlijk; ik zou die daar liever niet hebben can wel. Wanneer we dus de brug over de Murk zou den leggen, dan hebben we niet een onbelemmerde, maar in ieder geval een niet meer dan thans belem merde, verbinding tussen de Bonke en het Wielenge- bied. Een ander voordeel is misschien nog dit: Een aantal mensen, met wie ik sprak over dit plan, zei: Nu heeft men aan de westkant een weg en maakt daar doorgaand verkeer mogelijk; is dat wel zo verstandig? Ik heb daar toen op geantwoordDat hangt ook samen met de wijze, waarop men het beheer straks gaat voe ren. Het zou in het kader van het beheer ook best kunnen, dat men die weg gaat sluiten voor gemotori seerd verkeer. Maar als we de weg anders zouden leg gen, bestaat misschien de mogelijkheid, dat er iets min der doorgaand verkeer langs zou komen dan vanuit het zuiden. Ik zou graag willen, dat U de gedane suggesties on der ogen zou zien. Ik heb het volgende ook al bij mijn opmerkingen over bet zuidelijk plandeel aangeduid. We komen met het noordelijk stadsdeel zij het in een verre toekomst pal op dit recreatiegebied te zitten. We dienen wel te zorgen, dat er in ieder geval een flinke overgangszone blijft. In het rapport heb ik een beetje gemist een beschou wing over de samenhang tussen de vaarwegen in een ruimere omgeving met het water in het Groene Ster plan. Er wordt wel iets van gezegd. Er wordt eerst gewezen op de Murk, die zo slecht is, maar ook op de mogelijkheid naar het zuiden te kunnen via het Oud- deel, alsook op een verbinding met de Bonke, maar ik had graag gezien dat ook het geheel van de Dokkumer Ee, Oudkerkstervaart, Oudkerkstermeer, Murk en Bon ke was genoemd als wezenlijk onderdeel van het plan. Ik zie n.l. de vaarwegen, die ik noemde, als een ver lengstuk van een samenhang met de vaarmogelijkheden in het Groene Ster-gebied. Misschien, dat U bij de ver dere ontwikkeling daar ook nog eens bijzondere aan dacht aan zou willen schenken. De heer Roorda van Eysinga heeft gesproken over het natuurgebied. Ik moet zeggen, dat ik toch bijzon der blij ben, dat aan het natuur-aspect door middel van het RIVON zoveel aandacht is besteed. Wat ik zou willen vragen is dit: Verwacht men toch wel die natuur in stand te kunnen houden en dat betekent dus ook behoud van vogel- en plantenleven wanneer hier rondom een vrij intensieve recreatie zal plaats vinden in de toekomst Misschien kunt U mij op dat punt ge ruststellen. Vanavond vonden wij bij de stukken een adres van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, afdeling Leeuwarden, betreffende een siertuinencomplex a la het Picardhof in Groningen. Dat stuk heeft ons wat laat bereikt, maar dat mag niet verhinderen, dat ik hier toch een paar woorden aan wijd. Een degelijke moge lijkheid is in het plan niet opgenomen. Er wordt ge zegd: Dit is geen plan bedoeld voor volkstuinen en sportterreinen ik onderschrijf dat onmiddellijk Nu dacht ik wel, dat de bedoeling van adressante met een dergelijk complex bepaald een andere is dan wat wij tot nu toe verstonden onder een volkstuinencomplex. Ik weet ook best, dat in het raam van het plan-Goutum aan een soort siertuinencomplex gedacht is. De adres sante zegt: „Dat vinden wij minder geschikt." Ik wil er daarom op dit moment mee volstaan U in overwe ging te geven om bij de verdere uitwerking van dit plan toch nog eens aan een dergelijk siertuinencomplex de nodige aandacht te besteden. En mocht het zo zijn, dat het niet past in het Groene Ster-plan zelf, dan zou ik willen attenderen op de mogelijkheden die dan mis schien zitten in die groene overgang van Cammingha- buren naar dit Groene Ster-plan. Thans tenslotte, maar althans in mijn ogen niet het minst belangrijke: dit is een zeer belangrijk plan en ik heb de indruk, dat hiervoor bij de burgerij bijzonder veel belangstelling bestaat. Ik heb dat zelf al mogen ondervinden voor wat onze buurgemeente Tietjerkstera deel, betreft. Ik zou wel willen en ik zou dat graag van U vernemen dat aan informatieve voorlichting van de burgerij m.b.t. dit plan veel aandacht zal wor den besteed. De heer Rijpma: Ook van onze kant waardering voor dit plan en voor het werk, dat daar door diverse instanties en personen aan gedaan is. De heer Tjerkstra heeft een groot aantal problemen opgenoemd en een aantal daarvan zijn ook onze pro blemen. Dat is in de eerste plaats de aansluiting op de stad. Ik betwijfel mèt de heer Tjerkstra, of de tegen woordige rijksweg zo'n gelukkige centrale toegangsweg is. Ik weet wel, dat de heer Roorda van Eysinga daar een aantal kritische opmerkingen bij gemaakt heeft, maar m.i. moeten we niet van de genoemde weg als centrale af- en toevoerlijn voor dit plan uitgaan. Ik kan me volkomen vinden in de suggesties van de heer Tjerk stra om eens te bekijken, of in het plan-Cammingha- buren of in een toekomstig woongebied in de Bullepol der niet andere mogelijkheden zijn dan die rijksweg. Er wordt ook in het rapport gesproken over de toe gangswegen te water en ik mis daarin, evenals de heer Tjerkstra, een beschouwing over het gehele waterge bied rondom Leeuwarden. Ik denk aan de Dokkumer Ee, die op het ogenblik in Leeuwarden nog een aantal beweegbare bruggen kent, maar ik ben er voor mij zelf niet van overtuigd, dat die bruggen er in het jaar 2000 nog liggen en dan zou de bereikbaarheid vanuit het noorden dubieus worden en, zoals de situatie op het ogenblik ligt, is de bereikbaarheid vanuit het Van Harinxmakanaal toch ook nog niet zo groot. Ook in dit geval zou ik aan de ontwerper de vraag willen voor leggen een vraag, die eigenlijk ook andere beleidsas pecten raakt, waarom ik haar ook aan het College zou willen stellen hoe men zich de waterverbinding denkt aan deze kant van de stad, als er met de Dok kumer Ee allerlei dingen gaan gebeuren, die al eens in het kader van het structuurplan in de Raad besproken zijn. In het natuurgebied is een zekere bosaanzet gepland en daarin zit ook een parkeerterrein. Ten noorden van dit natuurgebied komen een weg en een bosbaan. De Groote Wielen en het Sierdswiel zullen voor de zeil- sport gebruikt worden. Ik heb in het rapport gelezen, dat de toestand, zoals die in het natuurgebied is, ook in belangrijke mate samenhangt met het betreden van dit gebied, met de geluiden, die daarin zullen door dringen. Ergens staat de opmerking, dat zelfs een ge ringe verstoring al belangrijke invloeden zal hebben. Er komt nog geen schop in, maar mijn twijfel is deze: Zou dit, gezien de gehele omgeving, wel zo'n natuur gebied blijven als min of meer bedoeld is? En dat geldt zeker t.o.v. de kleine natuurgebiedjes, die ten zuiden van de Kleine Wielen liggen. Daar mag een bepaalde vegetatie aanwezig zijn, maar daar moet zo ontzettend veel op waterstaatkundig gebied gebeuren, dat ik betwijfel, of de waterhuishouding, die er op het ogenblik is, na al die werken nog wel zal blijven bestaan. Die kleine gebiedjes zijn nog kwetsbaarder dan het noordelijke gebied. Ik hecht dus, wat deze gebiedjes betreft, nauwelijks enig geloof aan het blijven bestaan van de tegenwoordige vegetatie. Dan nog een paar detailvragen. Is de rondom de Groote Wielen, de Houtwielen en het Sierdswiel en ook rondom de ijsvlakte geprojec teerde bos-aanzet niet van een te grote dichtheid om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 7