14
15
dit merengebied het volle profijt te laten trekken van
de wind, die in het algemeen uit westelijke richting
waait Komen er niet te grote windstille vlakten,
waardoor de aantrekkelijkheid van het zeilen in dit
gebied belangrijk afneemt en wordt het dan niet een
soort kinder-zeilvijvertje
De hear Miedema: In trijetal fraechjes:
le. Wy hawwe yn 'e stikken léze kinnen, dat de
kar fan de soarten bosk frij biheind binne. Dat is wol
hwat spitich. It fait ek in bytsje tsjin. Ik herinnerje
my noch, dat, doe't wy in pear jier forlyn in ekskursje
nei it Amsterdamse Bos makke hawwe, üs deskundigen
seine: „Beammen groeije oeral", mar wij sjogge nou
dus, dat wy op bipaelde grounen „populier, berk, els en
wilg" plantsje kinne, mar dat der hiele terreinen binne,
dêr't wy wol in bytsje strewiel krije kinne en fierder
biheind binne. Der stiet lykwols ek, dat, as wy fol-
dwaende san troch it fean minge, de kar greater wurdt.
It is forhügjend, dat dy mooglikheit der is en myn
fraech is: Yn hoefier kin men dêr gebrük fan meitsje?
Ik soe, om variaesje yn it hiele gebiet to krijen, de
kar fan de beammesoarten in lyts bytsje ütwreidzje
wolle.
2e. Ik kin my foarstelle, dat „Het Nut" mei de
fraech oer it „siertuincomplex" komt, allinnich ik soe
de hear Roorda van Eysinga nou noch wolris nei syn
miening freegje wolle, oft qua groun en qua djippe
üntwettering dit hiele gebiet geskikt wêze sil foar sa'n
kompleks. Ik haw dêromtrint wol sterke twivels. As
lanboukundich dy groun al net bisünder geskikt is en
as men dat noch ekstra djip üntwetteret, dan sil dy
foar sa'n kompleks bislist net geskikt wêze, mar mis
kien sjoch ik it net goed.
3e. Hwer fyn ik in oantsjutting, hokker diel men
earst, twad en tred ütfiere wol Hoe giet it mei de
oankeapen? Binne der foar de earste fase hiaten yn 'e
oankeap of kin de earste fiif of seis jier it programma
ütfierd wurde trochdat de groun al üs eigendom is?
Mocht dit léste net sa wêze, hwat wurdt der dan oan
dien om dy groun to krijen?
Mevr. Veder-Smit: Ik heb alle waardering voor de
kwaliteit van het plan, voor de opbouw in zijn geheel
en voor de manier, waarop het is voorbereid en nu
aan ons gedocumenteerd wordt voorgelegd.
Ik kan me ook aansluiten bij de hoofdgedachte van
het plan: het delen in twee gedeelten van verschillend
karakter, ook wel bij de bevolkingsprognoses, waarvan
is uitgegaan, hoewel deze een relatieve waarde heb
ben, ook met de bedoeling om het natuurschoon zo
goed mogelijk tot zijn recht te laten komen en, waar
het kan, intact te houden en om in het plan zelf zo
mogelijk nog een zekere souplesse te houden.
Ik heb een paar vragen:
le. De Heidemaatschappij stelt voor op blz. 37 van
haar deelrapport een nog meer gedetailleerd bodem-
kundig en cultuur-technisch onderzoek te laten ver
richten. Ligt het in de bedoeling dat ook te doen?
2e. Het RIVON heeft natuurlijk een speciaal uit
gangspunt gekozen en heeft zich niet zozeer op de re
creatie gericht, maar op het natuurbehoud. Het RI
VON zegt nu bij zijn globale richtlijnen voor het be
heer in Richtlijn 2, dat volgens hem het gehele natuur
gebied ten noorden van de weg GroningenLeeuwar
den niet door wandel- of fietspaden zal moeten wor
den ontsloten. Dat is een nogal stringente zin. Wil
het College zover gaan? Ik dacht uit het plan te zien,
dat men toch al een zekere ontsluiting voorstelt. Hoe
beoordeelt het College deze wens van het RIVON
3e. Naar het plan van Het Nut is al door twee
sprekers gevraagd; ik sluit me daarbij aan. Naar mijn
voorlopige indruk maar het is niet zo duidelijk wat
men indertijd gewild heeft zou een dergelijk plan
hier niet erg passend zijn. Ik hoop, dat het ergens an
ders een plaats zal kunnen vinden.
Dan nog twee vragen van meer praktische aard.
Anders dan de heer Rijpma vraag ik me af, of juist
het plan niet, vooral wat het noordelijk gedeelte be
treft, erg open en onbeschut is en of het hier niet
juist wat meer beplanting zou moeten hebben mis
schien aan de westkant om het voor de recreatie
wat aantrekkelijker te maken.
Ik heb me ook afgevraagd, of de parkeerruimte in het
noordelijk gedeelte niet wat aan de geringe kant is,
maar de heer Roorda van Eysinga heeft al gezegd,
dat er genoeg reserve in het plan zit en dat er genoeg
mogelijkheden in zitten om de parkeeruimten bij ge-
bleken behoefte nog uit te breiden.
De heer Schönfeld: Ik zou mijn waardering willen
uitspreken voor het bijzonder keurig uitgewerk
te basisplan „de Groene Ster", alsmede voor de zeer
goede explicatie, welde de heer Roorda van Eysinga
zoeven heeft gegeven.
Bij het doornemen van het rapport zijn er toch nog
enkele vragen gerezen.
In het gebied ten noorden van de „Groene Kust-
route" wordt de Rijd, gelegen in de polder „de War
ren", als roeibaan bestemd. In oostelijke richting loopt
dit water echter dood, vlakbij de zuivelfabriek „Tryn-
walden". Deze fabriek loost thans haar afvalwater in
een moerasgebied, doch door verzadiging van het vuil
komen de ongerechtigheden nu al in de Rijd terecht.
Juist omdat we hier met een doodlopend stuk water
te maken hebben, zal het verontreinigingsproces hier
vrij moeilijk zijn op te lossen, tenzij de zuivelfabriek
zelf voor zuivering van het afvalwater zorg gaat dra
gen. Na een behaalde overwinning bij een roeiwedstrijd
begeven zowel deelnemers als toeschouwers zich maar
al te dikwijls in hun enthousiasme te water, hetgeen
hier ook veilig zal moeten kunnen gebeuren. Ik zal
hierover straks graag iets meer vernemen.
Het aantal verbindingswegen van de „Groene Kust-
route" naar het gebied zowel ten noorden als ten zui
den hiervan vind ik te gering, vooral als ik naar het
geprognotiseerde bezoekersaantal kijk. Mede door de
aanleg van een nieuwe noordelijker gelegen oost-west
verbinding zal de verkeersintensiteit op de bestaande
route in de toekomst voornamelijk op het toerisme
naar en van de „Groene Ster" afgestemd zijn.
Ik zal dan ook graag vernemen, of in de toekomst
toch niet aan meer verbindingswegen zou kunnen wor
den gedacht.
Mèt de heer Tjerkstra betwijfel ik, of de capa
citeit van de jachthaven voor 175 boten in de toekomst
voldoende zal blijken te zijn.
Verder heb ik me afgevraagd, of het geen aanbe
veling verdient hier nog enkele schiphuizen te bouwen.
Vorige sprekers hebben reeds gerept over de brief
van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en ik
hoop mèt hen, dat het College, in overleg, een geschik
te plaats zal kunnen vinden voor het siertuineneom-
plex.
De heer Kingma: Na al hetgeen reeds gezegd is,
heb ik niet zoveel meer op te merken. Wel dit: De
bebossing aan de westzijde van de plas ook al
even genoemd lijkt me speciaal voor de zeilsport
nu niet zo aantrekkelijk, tenzij men het houdt bij zeer
lage bosschages. Zeilers hebben in het algemeen een
hekel aan bomen. Die nemen hun de wind uit de
zeilen.
Voor de toegang door het Ouddeel vanaf het zuiden
is de spoorbrug eigenlijk veel te laag. De brug in de
Groningerstraatweg is veel hoger en dus vee! beter.
Verder zou ik willen vragen, of het - cultuur-tech
nisch mogelijk is de dammen, die men bij Oudkerk
heeft gelegd en die dus een doorvaart vanuit de Murk
in noordelijke richting, eventueel met een uitval naar
het Louwsmeer, onmogelijk maken, weer weg te ne
men.
Betreffende de ijsvlakte sluit ik me kortheidshalve
graag bij de heer Tjerkstra aan.
De siertuin vind ik een heel moeilijk punt, hoewel
ik me kan voorstellen, dat de Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen er prijs op stelt. Het is, zoals dit
gehele plan, een technische aangelegenheid en ik zou
daarom graag eens horen wat hier van de zijde van
het College of van de adviseur over wordt gezegd.
De Voorzitter: Daar niet meer sprekers het woord
verlangen, zou ik allereerst de heer Roorda van Eysin
ga willen verzoeken die opmerkingen en vragen, waar
van hij meent, dat hij daarover nog iets kan en wil
zeggen, bij deze te beantwoorden.
De heer Roorda van Eysinga: Allereerst de kwestie
van de siertuin. Ik zou een pleidooi voor de siertuin
willen houden, maar dan niet in dit stuk grond. Ik
dacht, dat het van bijzonder belang is, dat het volks
tuinwezen zich ontwikkelt, zoals dat tegenwoordig ge
beurt, d.w.z., dat het tuinieren steeds meer een zeer
aantrekkelijke en belangrijke vrijetijdsbesteding wordt,
een echte hobby, en m.i. kunnen we niet genoeg van
deze mogelijkheden hebben in ons land. Helaas zijn er
altijd allerlei problemen die opgelost moeten worden,
voordat zoiets er is, maar ik zou deze zaak zonder
meer in Uw aandacht willen aanbevelen. De vraag is
alleen, of het juist in deze Groene Ster de beste plaats
zou zijn. Daar zet ik een groot vraagteken achter of
liever, ik zou deze vraag ontkennend willen beantwoor
den. Ik dacht, dat het element alszodanig niet thuis
hoorde bij wat wordt omschreven onder „natuurlijke
aspecten" van een element van formaat als de Groene
Ster. M.i. zou men de oplossing allereerst moeten zoe
ken in de richting van de overgangszone tussen de
Groene Ster en de bebouwing, maar dan kan ik er
weinig meer van zeggen, want ik heb niet verder mo
gen denken dan de grenzen van de Groene Ster; andere
planologen moeten U daarvoor dan maar van dienst
zijn. De bodemgesteldheid zou inderdaad in dit gebied
een probleem kunnen zijn, maar geen onoplosbaar pro
bleem. Je kunt tenslotte bijna overal wel iedere bodem
maken die je nodig hebt; het kost alleen wat geld. En
ik dacht, dat sommige stukken toch wel in aanmerking
zouden kunnen komen; er is hier bepaald wel terrein,
waar het met een beetje goede wil zou kunnen door
wat aan de grond te doen. Er zijn ook stukken, waar het
beslist niet zou kunnen; daar zou je in te grote moei
lijkheden geraken. Kortom, dit is een bijzonder belang
rijke zaak, maar je kunt niet alles aan dit Groene Ster
project ophangen; daarvoor zou je elders ruimte moeten
en kunnen zoeken.
Wat de verkeersontsluiting betreft, dacht ik, dat wij
goed doen voor de top-dagen, waarop we zeer grote
aantallen mensen mogen verwachten, toch maar in
tensief gebruik te maken van de rijksstraatweg. Dat
heeft natuurlijk zijn bezwaren, maar waar moet die
weg anders voor gebruikt worden, als er straks een
nieuwe komt? Dan is het doorgaande verkeer opge
schoven; laten we dan asjeblieft van de weg die er
ligt toch een weg met een vrij grote capaciteit
een nuttig gebruik maken. Maar daarmee is er natuur
lijk nog niet het laatste woord over gesproken. Als U
nieuwe relaties, via de woongebieden, noemt, dan denkt
U niet zozeer aan de top-dagen, want als een stroom
van automobilisten zich door de woonwijken gaat wrin
gen, zal dit vele problemen opleveren. Wat U wel echt
nodig heeft, is een goed contact van de mensen, die
in die woonwijken wonen, met dit Groene Ster-gebied.
Ik zie deze contacten dan ook niet zozeer het aspect
aannemen van autowegen; meer van fietspaden, zou
ik haast willen zeggen. De vraag is natuurlijk, waar
nu precies de grens ligt tussen een fietspad en een
autoweg en of een brommer al of niet op een fietspad
mag. Ik dacht, dat dit een zaak is van nadere over
weging. Vandaag-de-dag zou ik zeggen: contact door
het fiets- en bromfietspad. Afhankelijk van de manier,
waarop wij ons straks gaan bewegen, is ook de vraag,
of daarbij een bescheiden autootje zal kunnen worden
ingecalculeerd. Ik dacht, dat we er naar moesten stre
ven bij de ontwikkeling van dit plan deze contacten
tot stand te brengen; hiernaar is uiteraard ook wel
gezocht en er is rekening mee gehouden. Die paden
zijn op deze tekening niet te voorschijn gekomen, om
dat ze natuurlijk een ontwikkeling vragen naar twee
kanten: allereerst in het woongebied en secundair in
het Groene Ster-gebied, want in dit gebied zijn be
paald verschillende plaatsen, waarop vrij gemakkelijk
paden zouden kunnen worden aangelegd. Er zijn be
slist mogelijkheden om dat contact tot stand te bren
gen. Het contact zal natuurlijk ook nog bekeken moe
ten worden in het kader van de vaarverbindingen; dat
is zonder meer een feit, maar iets heel anders is, dat
een eenvoudig brugje voor klein verkeer, dat ook hoger
kan worden uitgevoerd, desnoods beweegbaar kan wor
den gemaakt, natuurlijk veel goedkoper kan zijn dan
een grote nieuwe verkeersbrug.
De gedachte om het stuk weg over de Wielshals niet
aan te leggen, maar om aan de andere kant binnen
te komen, is nog niet bij mij opgekomen. Er zit wel
iets in, dacht ik, maar het betekent natuurlijk wel,
dat er dan in ieder geval een brug over de Murk moet
komen; het is wel een verschuiving, maar het geeft
minder weerstand in de verbinding. We hebben met
grote zorg geprobeerd de brug op een „verstandige"
plaats te leggen. Ze is zover mogelijk naar het westen
gedrukt, omdat het tracé van de weg in dat geval niet
zo rechtstreeks naar de brug over de Wielshals zou
leiden en dat zou ook iets minder vreemd verkeer kun
nen aantrekken. Het is dus niet zo aantrekkelijk ge
maakt voor mensen, die in het recreatiegebied niets te
zoeken hebben, alleen er snel doorheen willen. Dit is
evenwel een punt van nadere overweging. Het grote
voordeel om deze brug maar in het plan te laten zitten,
is, dat ze t.z.t. kan worden uitgevoerd als onderdeel
van deze werken en dat men niet behoeft af te wach
ten tot aan de andere zijde van het water ook alle
problemen zijn opgelost.
Ik heb niet zo'n erg grote angst voor het doorgaand
verkeer. Het ligt er een beetje aan, wat dat voor door
gaand verkeer zal zijn. Het is op zichzelf ook niet zo
heel erg, als iemand op weg naar zijn werk door het
bos zou rijden. Als hij zich maar netjes gedraagt en
als het er maar niet al te veel worden. Ik dacht, dat
dit vooral ook afhankelijk is van de manier waarop de
zaak gedetailleerd wordt. Tenslotte zal het grote ver
keer op de rijksweg wel geneigd zijn de wegen rondom
het plan te gaan berijden; dat gaat waarschijnlijk snel
ler. De kruispunten hier zullen over het algemeen niet
veel problemen oproepen op de dagen, dat de mensen
werken. Ze zullen dat alleen doen op de dagen, dat er
niet gewerkt wordt. Ik dacht, dat uit een oogpunt
van de verschillende verkeersstromen de gevaren niet
zó groot zijn, dat er misbruik van de wegen door het
plan zal worden gemaakt, maar de ontwikkeling zal
dat natuurlijk moeten uitwijzen. Het zijn allemaal din
gen, die in de toekomst zeer zorgvuldig gevolgd zullen
moeten worden.
De gedachte om het „ijsveld" gemakkelijker bereik
baar te maken vanuit het westen is bijzonder aan
trekkelijk, maar ik vraag mij af, of dat alles betrek
kelijk snel te realiseren is; een bestaand wegje door
een toekomstig woongebied kun je natuurlijk vrij ge
makkelijk verbeteren, maar de vraag is, of dit dan
niet precies in de weg ligt, als je het woongebied daarna
moet gaan inrichten. Moet je het dan weer opschuiven?
Je kunt proberen van het bestaande wegje uit te gaan,
maar er zitten nogal wat problemen aan, die zich in
ieder geval uitstrekken buiten het gebied, waarover ik
geacht wordt gestudeerd te hebben.
Over de kwestie van de aansluiting te water en de
water-ontsluiting is in de commissie ook heel veel ge
praat en we hebben tenslotte geconcludeerd, dat het
verstandig zou zijn in deze nota daar niet te veel van
te zeggen. Als daarin zou staan, dat die zaak wel zou
worden opgelost en dat men via die en die wateren in
dit gebied kan komen, zonder dat aan die bewering een
reële basis ten grondslag ligt, dan zouden wij een
stukje demagogie vertonen en dat is bepaald niet de
bedoeling. Uitbreiding van de taak van de commissie
tot een volledige bevoegdheid om het gehele vaar
wegenprobleem in deze omgeving op te lossen, heeft
tot dusverre ook niet plaats gehad. Wij hebben over
wogen, wat allemaal zou kunnen. Het werd bepaald
aantrekkelijk geacht, dat hier veel zou gebeuren, maar
aan de andere kant hebben we dit rapport niet willen
ophangen aan een oplossing van deze zaken, te meer,
omdat juist de vaarwegenvraagstukken dat blijkt
overal in de praktijk zeer langzaam en bijzonder
moeilijk tot een oplossing komen. Daarvoor moeten
vertegenwoordigers van zeer vele instanties om de ta
fel zitten. Wij zouden zonder meer graag toejuichen,
dat er goede vaarverbindingen met het noorden komen,
terwijl de vaarverbindingen met het zuiden ook zo
goed mogelijk moeten worden „opgepoetst". We heb
ben zelfs speculaties gehad over vaarverbindingen de
polder in, waar ook bijzonder charmante mogelijkheden
zijn. Er is natuurlijk geleidelijk aan hier een dammetje
en daar een brugje in gelegd, maar met veel geld en
wat goede woorden zou daar misschien nóg wel iets
anders kunnen gebeuren. Ik dacht, dat U, zodra U
geld over heeft en deze zaak flink heeft geconsolideerd,
bepaald aandacht hieraan moet gaan besteden. Ik houd