10 11 De heer Hogendijk en mevr. Joustra^Bijker geven te kennen hun voorstel ongewijzigd te handhaven. Het voorstel-Hogendijk-Joustra wordt vervolgens ver worpen met 18 tegen 14 stemmen. Voor stemmen mevr. Joustra-Bijker en de heren Bouma, Faber, Hogendijk, Janssen, Kingma, Van der Laan, Mr. Lijzen, Rijpstra, P. van der Veen, Vellenga, Venema, de Vries en Van der Wal. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 347). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 339). De hear Miedeina: Yn de earste sin fan it rieds- brief wurdt steld: „Verwacht mag worden, dat de Ge meente binnen afzienbare tijdNou haw ik wolris it idé, dat de riedsleden ünder „afzienbare tijd" hwat oars forsteane as it Kolleezje. (De Voorzitter: Né, né, as Jo it goed sjogge, net.) Nou wol ik graech fan B. en W. hearre, hwat it Kolleezje yn dit gefal ünder „afzienbare tijd" forstiet. De hear Tiekstra (weth.): It soe bést wêze kinne, dat yn de tiid, dy't men öfsjoen kin, de tiid oant Sin- terklaes ta is. Yn dizze moanne forrint n.l. de termyn, hwerop „gedagvaard" wurde moat; dat is ündertusken al bard en dat bitsjut dus, dat der oanwizing fan des kundigen pleats fine kin troch de rjochtbank en dat de rjochtbank in bislissing nimme kin, dy't liedt ta foarlopige ynbisitnimming. Dat fait dus wierliken öf to sjen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 346). Mevr. Veder-Smit: Ik heb grote waardering voor dit voorstel, allereerst al om de wijze van voorberei ding. De Raad wordt in een vroeg stadium hierbij be trokken en van allerlei gegevens voorzien. En dan in hoofdzaak, omdat we een tweede dienstencentrum zul len krijgen na dat in de Willem Sprengerstraat, dat zo'n succes geworden is. Ik geloof, dat naast de be jaardenwoningen en verpleeghuisruimte, hieraan zeer veel behoefte bestaat in deze gemeente. Hiermee wordt de mogelijkheid geschapen voor onze oudere inwoners langer zelfstandig te blijven en daarbij een zekere mate van aandacht en verzorging en onderling contact te krijgen, waardoor ze niet zullen vereenzamen. En ik geloof mèt de initiatiefnemers, dat de wijk Het Vliet daarvoor in aanmerking komt. Ik heb maar enkele vragen. Eerst deze: Is het de be doeling in dit centrum uitsluitend activiteiten voor be jaarden te laten plaats vinden of misschien ook nog enkele andere? Men laat in deze gebouwen ook wel andere activiteiten plaats vinden, bijv. die van een wijkgebouw. Vervolgens zou ik willen vragen: Is bij de keus van de plaats rekening gehouden met de situering in deze wijk en andere wijken die er omheen liggen? Er zou t.a.v. het Vliet wel een zekere verandering kunnen komen in het kader van de bestemmingsplannen. En het kan dus zijn, dat daar wat nieuwbouw komt. Het zou dus mogelijk zijn, dat die wijk iets van karakter verandert, maar zullen dan toch ook de omringende wijken voldoende gebruik kunnen maken van de ser vice, die het dienstencentrum biedt? De heer Reehoorn: Ik zou me graag willen aan sluiten bij de prijzende woorden van mevr. Veder-Smit aan het adres van de initiatiefnemers van dit plan. T.a.v. het raadsvoorstel gaat het om twee dingen, in de eerste plaats het in principe toezeggen van een subsidie in de exploitatiekosten van deze inrichting, in de tweede plaats om het garanderen van een geldle ning. Onze fractie staat positief tegenover het voorstel en wil daarom het College graag volgen. Wat ons iets bevreemdt, is, dat de plaats, waar dit centrum zal ver rijzen, wat onduidelijk is aangegeven. Nu gaat het daar in feite niet om in dit voorstel; dat zou even tueel bij een voorstel tot grondtransactie aan de orde komen, maar ik meen toch, dat de situering, de aan wijzing van het terrein van enorm groot belang is voor de voortgang van dit initiatief; een architect kan niet eerder gaan tekenen, dan wanneer hij weet, op welke grond gebouwd moet worden. In de tweede plaats, dacht ik, dat we bij het nemen van dit principe besluit door de subsidiëring en de exploitatiekosten be slag leggen op een deel van de ruimte, die in 1970 be schikbaar zal zijn om subsidies te verstrekken. Dat betekent dus, dat, als wij dit besluit nemen, we van dat beslag op die ruimte dan ook graag gebruik maken, m.a.w. ook een zaak voor ons om ons te verzekeren! dat dit initiatief inderdaad een goede voortgang kan hebben. Wat de vestigingsplaats betreft, zegt de raadsbrief: „bij het Vliet". Dat kan nogal wat zijn: bij het Vliet. In de brief van de stichting i.o., die bij de stukken lag, worden twee terreinen genoemd: het terrein Noord- vliet-hoek Soendastraat en het terrein Straat van Wel gelegen. Onze vraag in eerste instantie is: Welk ter rein heeft de voorkeur van het College? Om welke reden? En: wanneer denkt het College hier een be slissing in te nemen, welk terrein het wordt en waar hangt het van af? De heer G. de Vries: Namens mijn fractie zou ik me ook graag willen aansluiten bij de waarderende woorden van mevr. Veder en de heer Reehoorn. We zijn het met de vorige sprekers eens, dat dit een goed initiatief is en dat het een zaak is, die een enorm stuk verruiming kan brengen in het open bejaardenwerk in die omgeving. Wat ons nog wel interesseert en bezig houdt, is de vraag: Wat is hier aan dit geheel vooraf gegaan? Is er een onderzoek geweest of heeft men de keuze bepaald aan de hand van het rapport dat het vorig jaar is verschenen? We menen ons te herinne ren, dat in dat rapport gedacht is aan de spreiding van een stuk of vier centra over de gehele stad en we vragen ons af: Is het beleid van het College hele maal aangepast aan de situaties, zoals die in dat rap port zijn vastgelegd? We weten niets anders op dit moment dan dat er een zeker conglomeraat is van be jaarde Leeuwarders en dat men denkt, dat bij het Vliet wel de juiste plaats zal zijn. De vraag is even wel: heeft men ook verdere peilingen gedaan om na te gaan, of de mensen, die daar wonen, ook inderdaad behoefte aan deze hulpverlening hebben? Wat ons in dit geheel nog bijzonder opvalt, is, dat dit initiatief, dat in eerste instantie genomen werd door de Gere formeerde diaconie, nu een algemeen karakter draagt, en er is ons van de kant van een bestuurslid verze kerd, dat de samenwerking in deze groep bijzonder produktief en goed is geweest en dat men op een pret tige en goede wijze deze zaak aanpakt. We zouden zeggen: Initiatieven van deze soort graag van harte meer, want in ons zwaar verzuilde landje is het eigen lijk haast een witte raaf, dat men in een zo korte spanne tijds spijkers met koppen weet te slaan. De raadsbrief volgende, hebben we nog een paar vragen. In de eerste plaats deze: Er wordt inderdaad wat ook de heer Reehoorn al heeft gezegd gesuggereerd, dat al in 1970 beslag wordt gelegd op een deel van het subsidie voor dit dienstencentrum. Dit zou kunnen inhouden, dat B. en W. er inderdaad aan denken, dat men ook in 1970 dit subsidie nodig zal hebben. In theorie is dit ook best mogelijk. De stichting behoeft op dit moment het hoofd niet in de schoot te leggen en te wachten tot de bouwplannen gerealiseerd zijn. Men kan op dit moment, dachten we, rustig verder gaan met de voorbereidingen van het oprichten van dit dienstencentrum. Men is niet alleen gebonden aan dit gebouw; het bevorderen van contact tussen de be jaarden onderling is een zaak, die ook kan gebeuren, zonder dat men de beschikking heeft over een dien stencentrum sec. Het organiseren en uitvoeren van ontspannende activiteiten kan ook in een ander be staand gebouw plaats vinden. Het geven van voor lichting en adviezen op maatschappelijk terrein kan ook gebeuren vanuit een ander centrum dat daar toe vallig op het Vliet voorhanden is. Kortom, we zouden ons kunnen voorstellen, dat de stichting inderdaad je akte is inmiddels gepasseerd, heb ik begrepen - haar gang zou kunnen gaan en een deskundige zou kunnen aanstellen, die de verdere voorbereidingen van de stichting van dit dienstencentrum ter hand zou kunnen nemen en die bovendien de wijk als zodanig helemaal kan laten ingroeien in de situatie, die daar hopelijk over niet te lange tijd zal ontstaan, een si tuatie, die in ieder geval inhoudt, dat er ook behoefte zal zijn aan een grote mate van hulp en activiteiten van vrijwilligers. En dit vraagt een stuk voorbereiding en een stuk mentaliteitsgroei naar die situatie toe, zo dat, als we de raadsbrief goed gelezen hebben t.a.v. het subsidie 1970, het College best eens met de ge dachte zou kunnen spelen: „Laat de stichting haar gang maar gaan en laat ze verder proberen deze zaak van de grond te brengen." Nogmaals, een initiatief, dat vanuit onze fractie van harte wordt ondersteund. En we wensen degenen, die hij deze realisatie zijn betrokken, gaarne succes toe. De heer Heetla (weth.)Er is door mevr. Veder en de heren Reehoorn en De Vries waardering uitgespro ken voor dit initiatief en B. en W. zijn verheugd, dat dezen er precies zo over denken als zij. Wij hebben de stukken met grote belangstelling gelezen en onze me dewerking direct aan dit initiatief gegeven. Dit was al een tijdlang in de molen. Het is reeds door enkele sprekers gezegd, dat dit initiatief indertijd is genomen door de Gereformeerde diaconie. In 1966 is men al met een onderzoek in deze buurt begonnen. Er is geën quêteerd; er zijn verschillende mensen bezocht en la ter is men met bemiddeling en steun van het Gespreks- centrum gekomen tot de idee een algemene stichting in het leven te roepen; dit heeft 28 oktober j.l. zijn beslag gekregen. In deze stichting zijn dus alle groe peringen op het maatschappelijk terrein vertegenwoor digd. De heer De Vries heeft met aandrang gevraagd Hoe zijn de peilingen daar gegaan en waar gaat het nu om? Men weet, dat in de Willem Sprengerstraat een dienstencentrum is. Zo'n centrum werkt meestal in een omgeving met een straal van 800 m. In de wijk rond de Willem Sprengerstraat woonden ongeveer 2200 mensen. Hoeveel het er vandaag-de-dag precies zijn, weet ik niet, omdat er nogal wat huisjes worden af gebroken en dus verschillende mensen vertrokken zijn. Laten we het aanhouden op 2000. Dit eerste diensten centrum heeft het goed gedaan; is ook uitgebreid. Nu komt daarbij het Vliet, waar ongeveer 2300 mensen wonen. Ik moet er direct bij zeggen, dat deze beide wijken elkaar wel iets overlappen. Dit betreft ongeveer 700 mensen. Het is natuurlijk thans niet uit te maken, of die naar het dienstencentrum aan het Vliet gaan of dat ze op het dienstencentrum aan de Willem Spren gerstraat georiënteerd zullen blijven. In het eerste ge val moet men die 700 dus van het genoemde aantal in de wijk van het Vliet aftrekken. Ik kan U wel zeggen, dat er contact geweest is met het diensten centrum Willem Sprengerstraat; dit heeft genoeg „cliënten" en vindt het helemaal niet erg, als er een aantal naar het dienstencentrum aan het vliet zal gaan. Maar men moet het natuurlijk afwachten. Men weet, hoe het met dergelijke dingen gaat: de bejaar densociëteit bijv. is er al jaren en loopt ook goed, maar mensen, die per brommer naar de Bejaardensociëteit komen om daar te biljarten, „brommen" na afloop nog even naar de Willem Sprengerstraat. Men heeft het nooit helemaal in de hand. Behoefte is er m.i. wèl aan het nieuwe dienstencen trum. Ook natuurlijk volgens de initiatiefnemers. Als de heer De Vries vraagt: Waar is nu precies behoefte aan, dan moet ik antwoorden: Dat weet men nog niet. Ik kan hem wel dit zeggen: Indertijd heb ik zelf mee gewerkt aan de oprichting van het dienstencentrum Willem Sprengerstraat en toen is de behoefte uitge breid gepeild, maar daar hebben we heel weinig aan gehad. De bejaarden plegen te zeggen: „Het moet er eerst maar eens staan: dan zullen we wel eens zien." En zo gaat het ook echt. Het werk heeft een bepaalde aanpak nodig. En het is ook zeer belangrijk, welk per soneel men heeft. Er wordt dus gedacht aan vier dienstencentra. In het westen is men in „Het Roekennest" aan de gang; dat gaat uit van de Gereformeerde Kerk, maar daar is ook een gesprek gaande met het Gesprekscentrum om tot samenwerking te komen, en verder wordt er nog gedacht aan een dienstencentrum in Huizum, in de buurt van de Ferdinand Bolstraat. Daar wonen zelfs 2500 bejaarden. Vooral in de Schrans schijnen bijzonder veel bejaarden te wonen. Er is daar ook ge ënquêteerd en de verdeling van de aantallen over deze wijk is vrij nauwkeurig nagegaan. Mevr. Veder heeft nog gevraagd, of zo'n diensten centrum ook niet gebruikt kan worden voor andere doeleinden. Die mogelijkheid zit er natuurlijk in. Men zou er 's avonds en op bepaalde middagen ook nog wel iets anders kunnen doen en het zou helemaal niet gek zijn, een wijkcentrum bij het dienstencentrum in te bouwen. Natuurlijk zal ook van te voren onderzocht moeten worden, of zo'n wijkcentrum levensvatbaar heid heeft. Daar komt bij de vraag: Verdraagt oud en jong zich wel met elkaar? Ik kan U wel zeggen, dat de bejaarden in de wijk Willem Sprengerstraat er niets voor voelen, dat er 's avonds nog wat anders gebeurt, maar dat is nog een zaak van opbouwwerk van de instanties, die gaan samenwerken. Het is, zoals de heer De Vries ook al zegt, een kwestie van elkaar vinden op algemene basis en de medewerkers, waar hij het over heeft, zullen er m.i. stellig wel komen. Het is prachtig werk. Voor dames-vrijwilligsters is het zeer aantrekkelijk. Ik geloof, dat ik hier nu voldoende van gezegd heb. De plaats, waarnaar gevraagd is, kan door de heer Tiekstra worden besproken. De heer Tiekstra (weth.)Uit de stukken is wel gebleken, dat het bestuur van de stichting i.o. toen maals al zeer vroegtijdig overleg heeft gepleegd, in het bijzonder met mij, over de situering van dit dienstencentrum aan het Vliet, waarbij het m.n. na tuurlijk ging om de vragen: a. welke situering is de meest gunstige voor ons werk? en ik dacht, dat daar over de toelichting van de heer Heetla duidelijk was; b. welk terrein is het spoedigst beschikbaar? In het kader van het overleg is dus de eerste keuze gevallen op het terrein aan de Soendastraat-hoek Noordvliet. Van dat terrein kan men op dit moment wel zeggen, dat het stellig voor een groot deel al ge schoond is en, voorzover dat nog niet het geval is, de daarop staande panden reeds eigendom zijn van de Gemeente en na ontruiming, voor zover dat nog niet het geval is, afgebroken kunnen worden. Over de overige panden wordt op het ogenblik onderhandeld. Het vooruitzicht is daar dus, dacht ik, bepaald gunstig voor een snelle beschikbaarstelling. Van het terrein aan de Straat van Welgelegen ligt de verkaveling mogelijk iets ongunstiger; ik dacht, dat juist i.v.m. de exploitatie-opzet van deze inrich ting het terrein aan de Soendastraat-hoek Noordvliet betere perspectieven opent. Doch ingeval dit terrein niet tijdig beschikbaar zou kunnen zijn, zullen we snel, wat ik ook het bestuur heb toegezegd, terug moeten vallen op het terrein aan de Straat van Welgelegen. We kunnen in beide gevallen dus wel snel voldoen aan het verzoek van het stichtingsbestuur ik heb in de afgelopen dagen nog telefonisch overleg gepleegd met een bestuurslid om met de plannen na het raads besluit uiteraard snel uit de voeten te kunnen, wat de voorbereiding betreft De heer Vellenga verlaat de vergadering. De heer Keehoorn: Ik heb begrepen, dat bij de keuze van het terrein de snelle beschikbaarheid het argument was en dat verwacht wordt, dat het terrein Soendastraat-Noordvliet sneller beschikbaar zou zijn dan het andere. Ik zou een combinatie willen maken met een paar andere punten. De heer De Vries heeft gezegd, dat inderdaad de stichting nu al haar werkzaamheden kan beginnen om de bevolking wat „in te spelen" op het komende dien stencentrum. Dat ben ik volkomen met hem eens. Daar kan dus het nodige werk aan gedaan worden, maar dat werk krijgt pas het nodige reliëf, als men ook zo snel mogelijk met de bouw kan beginnen. En het wil mij voorkomen, dat de snelheid van de bouw afhangt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 6