13 12 van de beschikbaarheid van het terrein. Pas als hij het terrein kent, kan de architect iets doen en het duurt ook wel even voor deze iets op papier heeft staan. Dus ik zou er bijzonder op willen aandringen, dat laten we zeggen uiterlijk bij de begrotings behandeling de keuze van het terrein vast staat. Dat zou ik van het College willen vragen. Als wij die ter mijn maar in acht kunnen nemen, dan hebben we ook nog een maand of vier om het terrein Soenda- straat-hoek Noordvliet schoon te vegen van opstallen. Op dat moment kunnen we definitief aan de stichting doorgeven, welk terrein beschikbaar is voor de bouw. En dan zou ik nog een opmerking willen maken n.a.v. wat de heer Heetla geantwoord heeft op de vragen van mevr. Veder-Smit en de heer De Vries, of hier mogelijk enkele andere voorzieningen in het dien stencentrum in-gepiand kunnen worden. Ik denk aan het andere wijkwerk, zodat het dienstencentrum dus meer een centrum is, dat voor de gehele wijk func tioneert; dat kan er, zegt de heer Heetla, misschien ingebouwd of erbij gebouwd worden. Het is misschien zinnig om bij het bepalen van het terrein even rekening te houden met de grootte i.v.m. het feit, dat dit cen trum in de toekomst mogelijk door uitbreiding tot wijk centrum kan uitdijen. De heer De Vries: De Wethouder heeft in zijn be antwoording nog mijn vraag laten liggen: of men toch niet, ondanks het feit, dat het gebouw er nog niet staat, alvast als stichting kan beginnen om in de buurt van het te stichten centrum te onderzoeken, welke voorzieningen in het geheel van het pakket opgeno men zouden moeten worden. Een zaak, die hieraan vastzit, is natuurlijk ook de „centeratie". Naast de voldoening die we hebben over het feit, dat de bejaar de mede-burger zich zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving kan handhaven, menen we, dat het dien stencentrum een goedkopere oplossing is. Maar ten aanzien daarvan weten we eigenlijk niets concreets. Wij benaderen dit enkel gevoelsmatig. We geloven, dat het goedkoper is. Zou er vanuit de Raad voor Bejaar denzorg niet een effectief onderzoek ingesteld kunnen worden bijv. in de buurt van de Willem Sprengerstraat, om eens na te gaan, of deze veronderstelling inderdaad juist is? We denken, dat we kostenbesparend bezig zijn en het gevolg is, dat de Gemeente voor behoorlijk zware subsidielasten komt te staan, die uit de alge mene middelen bestreden moeten worden, want deze kosten mogen niet gebracht worden onder de sociale factor van de Financiële verhoudingswet. Heel won derlijk, maar de zaak ligt nu eenmaal niet anders. Daarbij zou men zich ook kunnen afvragen: Moeten we met deze rijksbijdrageregeling verder in zee gaan of zouden we bijv. moeten zoeken naar een situatie, waarin we het geheel van het dienstencentrum als dienst aanbieden aan de mede-burgers en hun de kost prijs daarvan in rekening brengen en, voorzover men die niet kan betalen, hun een beroep laten doen op de Alg. Bijstandswet? Die kosten vallen dan in ieder ge val wèl onder de sociale factor. Ik weet niet, of het College deze situatie onder ogen heeft gezien, maar misschien is ze de moeite van het overdenken waard. Dit dienstencentrum staat er inderdaad nog niet, maar ik weet niet, of wij nu als Gemeenteraad moeten be ginnen om op dit moment de stichting allerlei sugges ties te doen om dit initiatief te combineren met andere mogelijkheden, want de opzet van de initiatiefnemers is niet geweest een wijkcentrum te bouwen, maar een dienstencentrum. En ik dacht, dat hun daartoe in de eerste plaats de gelegenheid geboden moest worden. De heer Heetla (weth.)De heer De Vries is nog even doorgegaan op de sociale sector en heeft ge vraagd, of, indien de betrokkenen zelf de kostprijs be talen, degenen, die dit niet kunnen, in het kader van de Alg. Bijstandswet daarvoor hulp zouden kunnen krijgen. Ik moet U eerlijk zeggen, dat ik dit niet weet. Wat niet is, kan ook komen natuurlijk. En men kan ervan verzekerd zijn, dat wat wij als Gemeente zullen kunnen doen, om de 45 pet. op te vangen, absoluut niet zullen laten. Wat de verdraagzaamheid der bejaarden t.a.v. even tueel ander gebruik van het dienstencentrum betreft, kan ik ook geen voorspellingen doen. Maar wel vraag ik mij af, of in zo'n gebouw als in de Willem Sprenger straat, dat 's avonds leeg staat niet helemaal trou wens; er wordt dan achterin nog wel gebiljart 's avonds niet iets voor de wijk kan gebeuren. Er wor-1 den in ons land op het ogenblik dienstencentra mèt een wijkcentrum gebouwd. Een dienstencentrum be hoeft niet altijd voor bejaarden te zijn; het kan óók voor anderen zijn. Men spreekt van dienstverlening, in het algemeen. Uiteindelijk is het wijkwerk ook een soort dienstverlening. Het is echter maar de vraag: Hoe bouw je de zaak op en hoe vind je elkaar? Ik zal met de opmerkingen van de heer De Vries rekening houden en ze graag eens met de initiatief nemers bespreken. De heer De Jong (weth.)De gedachtengang van de heer De Vries, dat dit werk niet onder de sociale sector gebracht kan worden, is wel juist. Het is alleen de vraag, of de suggestie die hij doet, wel zo gemak kelijk te hanteren zou zijn. Stel U voor en nu moet ik even chargeren dat we tegen de bejaarden zouden zeggen: Als U de maaltijd die U uit het dienstencentrum gebruikt, zelf kunt betalen, kost U dat een tientje, maar dan zullen we eens zien, wat we daarvan via de sociale zorg terug kunnen krijgen. Zo kan men toch haast niet beginnen. Wel is het subsidie, dat wij van het Rijk terzake krijgen, aflopend, m.a.w. het komt er wel op neer, dat wij straks meer moeten betalen. We zullen dus goed moeten weten, dat dit een herha ling is van de lasten, die het dienstencentrum aan de Willem Sprengerstraat meebrengt; het zal ons veel geld kosten. We hebben toch wel de indruk het is inderdaad wat gevoelsmatig ook aan de hand van de rapporten van de Raad voor de Bejaardenzorg en van wat daaraan voorafgegaan is, dat wij juist met deze extra-murale zorg toch wel in bijzondere mate tege moet komen aan degenen, die op deze wijze langer in hun woning kunnen blijven en dus niet in bejaarden centra behoeven te worden opgenomen, wat uiteinde lijk nog weer veel duurder is. Onze indruk nu is toch wel sterk, dat, als dit nog eens bekeken kan worden, deze dienstencentra juist in financieel opzicht, al krij gen we geleidelijk aan er meer aan te betalen, toch ver kieslijker zijn dan dit werk onder te brengen bij de so ciale zorg, met alle moeilijkheden die daaraan verbonden zijn, juist bij de exploitatie zelf. We kunnen de sug gesties van de heer De Vries wel eens onderzoeken, maar dan moeten de initiatiefnemers het nu weten, want als wij die straks met een andere situatie gaan opzadelen dan die, welke zij nastreven, dan vind ik dat een moeilijke zaak. Zoals we het ons nu voorstellen, gaat het gelijk als bij het dienstencentrum aan de Wil lem Sprengerstraat en dan zal het ons veel geld kosten. De heer Tiekstra (weth.)De kwestie van het ont werp ligt, dacht ik, eenvoudiger dan de heren Ree hoorn en De Vries verondersteld hebben. Als de Raad n.l. het besluit heeft genomen volgens de aanwijzingen van het ter inzage gelegen hebbende rapport, kan men bij wijze van spreken morgen overleg plegen met de stedebouwkundige afdeling over de bebouwingsmoge lijkheden, die het terrein aan de Soendastraat-hoek Noordvliet biedt. En dan kan de architect beginnen met zijn plan-ontwerp. Daarbij merk ik nog op, dat het bebouwingsoppervlak van het terrein Soendastraat- hoek Noordvliet gunstiger mogelijkheden biedt dan het terrein aan de Straat van Welgelegen; bij dit laatste hebben we te maken met twee smalle naast elkaar lig gende kavels, die in de breedte minder ruimte bieden dan het terrein Soendastraat. Vergelijkenderwijs komt dit ongeveer hierop neer, dat de breedte van het ter rein aan de Soendastraat ongeveer gelijk is aan de diepte van het terrein aan de Straat van Welgelegen, maar dat die diepte van het terrein aan de Soenda straat meer is dan aan de Straat van Welgelegen. Daar zou men meer kavels moeten hebben. En het lijkt mij toe, dat, wat dat betreft en daarover is ook steeds het overleg gevoerd het terrein aan de Soendastraat meer mogelijkheden biedt, maar ook kan, als het dit terrein zou worden, sneller met de plan-voorbereiding worden begonnen. Ik moet natuurlijk wel een voorbe houd maken -maar dat geldt voor beide terreinen t.a.v. de grondprijs aanstonds. Maar ik geloof, dat het bestuur dus toch wel tijdig, zeker volgend voorjaar, als de architect de plannen klaar heeft, kan beginnen te bouwen. Dat is het uitgangspunt voor de terbeschik kingstelling van een terrein. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 345). De heer Weide: Eigen initiatieven, uit de burgerij voortkomende, dienen we, waar dat mogelijk is, te on dersteunen. Zo is het in wezen ook gesteld met de zaak, waarover we nu hier gaan praten. Het gaat n.l. om een stuk opbouwwerk in een van onze mooiste wij ken van de stad. Opbouwwerk is vandaag-de-dag m.i. een zeer omvangrijk begrip. Dat is bij de discussie over het voorgaande agendapunt ook wel weer duide lijk naar voren gekomen. Een duidelijke afbakening van iit werk in zijn totaliteit is er eigenlijk bijna helemaal niet. Vele deskundigen hebben evenvele rapporten hier over geschreven en de meningen lopen heel sterk uit- een. Het College is dat kennelijk ook van mening, ge zien de instelling van een adviescommissie, waarvan ik deel uit maak. Mijn persoonlijke mening is, dat, naar mate de maatschappijstructuur door welvaartsstijging verandert, het samenlevingselement gaat verdwijnen. Hen is steeds meer op privacy gesteld. Daarom geloof ik, dat we de gehele ontwikkeling rond het nieuw te creëren wijkgebouw zeer kritisch moeten gaan volgen. Als een duidelijke behoefte is aangetoond, dan dienen we ons hiertegen zeer positief op te stellen, alhoewel de hoge kosten, hieraan verbonden, in eerste instantie door de bewoners zelf bijelkaar gebracht moeten wor den. Hoe is nu de situatie in de wijk 't Nijlan? Het initiatiefcomité is hierover zelf nogal twijfelachtig. Dat blijkt uit de vele brieven, die het aan het College en ook aan C.R.M. heeft geschreven. De plannen zijn nog in een zeer experimenteel stadium. En terecht, gezien de uitslag van de door het comité ingestelde enquête. Ik had trouwens zeer graag gezien, dat de uitslag daar van bij de stukken had gelegen. Dan had de Raad zich misschien beter kunnen oriënteren. Ik vraag me af, waarom dit niet is gebeurd. Volgens deze enquête ik haal een aantal cijfers mede uit het rapport van de Gem. Sociale Dienst, die in deze wijk een onderzoek heeft ingesteld zou 60 pet. in eerste instantie posi tief staan t.o.v. de wijkactiviteit. Maar als men in de tails komt, ziet men deze uitslagen: 6300 inwoners ik neem gemakshalve maar ronde getallen en 2000 woningen; 3 pet. van de gezinnen is voor een diensten centrum, 6 pet. voor bejaardenzorg, 6 pet. voor be jaardenontspanning, pet. voor bejaardengymnastiek, 3 pet. voor ontspanning voor volwassenen, 11 pet. dat is dan het hoogste is voor jeugdontspanning, 5 pet. voor creatief hobby-werk, 1 pet. wil graag een dépendance van de muziekschool, 1 pet. huisvrouwen- gymnastiek, 1 pet. een kinderbibliotheek, 1 pet. zang, dans, ballet, exposities enz., 2 pet. maatschappelijk contact, 4 pet. activiteit op het gebied van de huis vrouwen, 2y2 pet. indoor-sport en 2 pet. kindercrèches. Dit zijn cijfers, die misschien een klein beetje twijfel achtig zijn, omdat de jeugd niet is geënquêteerd, en kele straten niet zijn geënquêteerd en Nijlanstate hier ook buiten valt. Hieruit blijkt wel, dat de behoefte in wezen in de wijk niet zo bijzonder groot is. Om aan deze geringe behoefte toch tegemoet te komen, wil het comité verder werken. Dat is uiteraard zijn goed recht. Dat gebeurt ook; een gedeelte van het mooie winkelcentrum aan de Marowijnestraat heeft het reeds afgehuurd. Juist tegen deze accommodatie heb ik nogal wat bezwaren. In de wijk 't Nijlan be staat n.l. een heel groot aantal nieuwe gebouwen. Dit is werkelijk uniek voor de gemeente Leeuwarden. Het zijn n.l. de Bakkersvakschool, de Rijks Pedagogische Academie, de Hogere Landbouwschool, de Mavo, de L.T.S., de Opleidingsschool voor de Kleuterleidsters en de Centrale Bibliotheekdienst. Andere wijken mogen m.i. hierop zeer jaloers zijn. En in de nabije toekomst zal hier nog een zeer groot aantal nieuwe gebouwen bij komen. Al deze gebouwen hebben een zaal-accom modatie tot een maximum van 250 personen. Boven dien zijn er voldoende toneel-, keuken-, recreatie- en hobby-ruimten in. In de wijk zijn naast talloze sport accommodaties in het sportpark Nijlan niet minder dan vijf gymnastieklokalen. (Het moet mij echter van het hart, al ben ik even buiten de orde, dat tot mijn spijt nog steeds de leerlingen van de Antillenschool, ondanks de vijf gymnastieklokalen in deze wijk, andermaal voor het tweede jaar nog geen onderwijs in de li chamelijke oefening krijgen.) Mijn vraag is: Is het nu werkelijk noodzakelijk, dat wij voor deze wijkactivi- teiten een nieuw gebouw gaan inrichten, ook al is het in een experimenteel stadium? Ik dacht, dat wij wat efficiënter moesten denken en werken. Deze wijkacti- viteiten dienen m.i. in eerste instantie in de bestaande gebouwen ondergebracht te worden en bij een goede organisatie moet dat m.i. zeer wel mogelijk zijn. Als de besturen en de directies van de diverse scholen be zwaar zouden maken van enkele weet ik, dat ze dat per se niet doen dan dacht ik, dat er van de zijde van de overheid op gewezen dient te worden, dat deze gebouwen naast het gebruik als school ook voor andere doeleinden beschikbaar moeten worden gesteld. Al deze gebouwen zijn met verschrikkelijk veel gemeen schapsgeld gesticht. Concluderend, sta ik positief te genover het experiment van deze wijkactiviteiten, on danks een aantal kritische kanttekeningen. De hear Boomgaardt: Dit is wol in moai initiatyf, mar ik leau, dat it minder ünskuldich is as it liket. Yn dy sin, it is moai, dat men bisykje wol aktiviteiten to üntwikkeljen yn dizze nije wyk fan Ljouwert; dat fait to priizgjen en to wurdearjen. Minder ünskuldich as it earst liket is dizze saek, om twa redenen: yn it earste plak omdat sa't it ütstel ek al oanjowt, it ryks- subsydzje in ófrinnend karakter hat en it sil wol de bidoeling wêze dat wol ik by dizzen dus freegje dat de Gemeente dan fierder it ófrinnend diel fan it rykssubsydzje foar har rekken nimt, mar yn it twadde plak, omdat, as wy it initiatyf as dit üt it Nijlan honorearje, wy de kans hawwe, dat it ek op oare hoeken fan 'e stêd wolris fan 'e groun komme kin en dat kin meiinoar frij fiergeande finansiéle konsekwins- jes hawwe. Ik haw it earst hwat to krijen hawn by dit opbou- wurk, dizze „samenlevingsopbouw", mei de fraech, oft hjir dochs wol it libbensbiskóglik elemint yn meispyl- je kinne soe. Al jierren lang is men it yn dizze sektor eigentlik oer en wer wol iens oer it feit, dat de libbens- biskóging, dêr't men by de saken fan dizze opbou foar komt to stean, in wurd meisprekke moat, mar dêr is, leau ik, de mooglikheit wol foar, as men dat oer en wer royael spilet, en ik leau, dat dat hjir it gefal is Ik haw der reden foar om oan to nimmen, dat soks hjir ek kin. Ik moat ek sizze, as men start mei soks, dan moat men it miskien wol goed dwaen, omdat men dan mear kans ta to slagjen as hwannear't it al to sunich bart. En foar my komt dizze fraech derby: Hjir wurdt hwat deponearre en wy hawwe to sizzen fan: Ja of né. Kin men dan sizze: Ja, wy wolle Jimme helpe, mar Jimme moasten dat diel fan it winkelsintrum mar net hiere. Taest men dan net to folie sa'n initiatyf oan? Ik haw der dus frede mei om dit forsyk wol to honorearjen, nettsjinsteande ik it dus wol in yngripende bislissing fyn om mear as ien reden, omdat ik it ek wol in bytsje mei de hear Weide iens bin, dat f27.000,oer twa jier, dus per jier f13.500,oan hier foar in saek, dy't noch hielendal starte moat, net in bytsje is. Mar nou't de oanfraech hjir deponearre is en B. en W. it ütstel dogge om dy to honorearjen, soe ik my wol by harren oanslute wolle. Yn 'e takomst lykwols, haw ik ek yn oansluting op it bitooch fan de hear Weide wol forlet fan in bipaelde klausule om minoftomear to peilen, yn hoefief de bilangstelling yn de wyk wier- liken oanwêzich is. Kinne B. en W. net in bipaeld bi- drach neame dat hoecht om my joun net om dekking to hawwen üt 'e wyk seis, sadat men net mear as safolle persint fan de eksploitaesje foar rekken fan de Gemeente nimt. Miskien kin men ek fêstlizze, dat de bigreating tofoaren oerlein en goedkard wurde moat dan haldt men dat ek yn 'e han. It is oars hast in „oever"-leas gefal; men kin ta in great tal fan saken wol in initiatyf nimme. Ik soe dus wol in bipaelde rem hawwe wolle troch in diel fan de eksploitaesjekosten foar de ynwenners bliuwe to litten, to mear omdat it rykssubsydzje ek ófrinnend is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 7