8 9 Het is allemaal even onprettig verlopen. Ik wacht dan ook met belangstelling het antwoord van het College op de vragen van de heer Janssen af. Het College probeert met een keur van redenen aan te tonen, dat de adressanten ongelijk hebben. Ik vraag mij echter af of zij nu werkelijk wel ongelijk hebben. Het fundament zat er in en het zou de Gemeente dus aanmerkelijk meer kosten om aan de bezwaren van de adressanten tegemoet te komen. Bovendien geloof ik, dat er in dit geval toch ook wel in zekere zin sprake is geweest van een prestigekwestie. Dat zou niet het ge val hebben moeten zijn, want wij en ook onze diensten hebben tot taak de burgerij te dienen en wij moeten er niet op uit zijn om ons koste wat kost tegenover de burgerij te handhaven. Tot dit laatste komen wij en ook onze diensten echter heel gemakkelijk. Toen adressan ten bezwaar maakten, hebben wij, de Gemeente, ons moeten afvragen of het beslist onmogelijk was om daaraan tegemoet te komen in plaats van ons uit te putten in het opsommen van argumenten om aan te tonen, dat wij toch wel gelijk hebben. Het spijt me, dat een dergelijke gang van zaken zich wel meer voor doet en we moesten in gemeentekringen toch proberen die mentaliteit wat te wijzigen. Iedereen zou het bijzon der vervelend vinden, wanneer de Gemeente naast zijn woning op 3 m afstand van zijn erfscheiding een open baar urinoir zou willen bouwen. De heren Andela en Van Kesteren stellen, dat het beter zou zijn, dit ge bouwtje wat meer in oostelijke richting te plaatsen. Het College merkt naar aanleiding daarvan op, dat, mede gelet op de in de onmiddellijke nabijheid gepro jecteerde bebouwing, de huidige plaats uit stedebouw kundig oogpunt als de meest geschikte moet worden aangemerkt. Wanneer men de tekening van het be stemmingsplan „Huizum" bekijkt, ziet men, dat die traforuimte op ongeveer 3 meter afstand van het ach tererf van de heer Andela staat, terwijl dit gebouwtje ongeveer 12 meter van het daar eventueel te stichten gebouw voor bijzondere doeleinden is geprojecteerd. Dit gebouwtje had dus net zo goed wat meer in oostelijke richting kunnen worden gebouwd. Bovendien hebben we nog slechts kort geleden in de Raad besloten tot de aanleg van een mooi parkeerterrein met bestrating ach ter de langs de Schrans staande panden en hebben wij aan de bewoners van die panden het recht van achter uitgang gegeven, met een garage zo nodig, tegen be taling van f 2.500,in de kosten van de voorzieningen, die daar worden getroffen. Aangezien de afstand tus sen deze trafo-ruimte en het achtererf van de heer Andela slechts 3 meter is, vraag ik mij in gemoede af, hoe de heer Andela nu enigszins redelijk met zijn auto op zijn erf kan komen. Daar komt nog bij, dat de be woners van de Schrans gerechtigd zijn hun hele ach tererf te bebouwen, wanneer dit bestemmingsplan wordt goedgekeurd. De heer Andela heeft er met het oog op zijn winkel behoefte aan zijn hele achtererf te bebou wen en dit urinoir staat dan op 3 meter afstand van zijn achtergevel. Ik kan me dan ook voorstellen, dat de heer Andela dit niet prettig vindt. Ik hoop, dat wij met elkaar kans zien om dergelijke dingen te voor komen. We moeten tenslotte ook een beetje om de image van de Gemeente denken. Ik persoonlijk stel er ten minste veel prijs op, dat de burgerij ervan over tuigd is, dat wij iets voor haar willen doen en met haar gegronde bezwaren rekening willen houden. De transformator kunnen wij niet meer verplaatsen, maar wij kunnen wèl het urinoir dicht metselen. Ik zie geen enkele reden, waarom wij geen ander plaatsje voor dit urinoir zouden kunnen vinden. Om deze mensen ter wille te zijn, zou ik dan ook willen voorstellen dit urinoir dicht te metselen. Ik dien dit voorstel nog wel schriftelijk bij het College in. De heer Schönfeld: We hebben hier te maken met een voorstel, dat m.i. toch wel bijzonder sterk gerela teerd is aan het voorstel, vermeld onder punt 10 van de agenda van 3 november j.L, toen deze kwestie zowel door de heer Vellenga als door mij al even is aange roerd. Dit voorstel vertoont in zoverre overeenkomst met het vorige punt van deze agenda, dat een burger niet alleen het deksel op zijn neus krijgt, doch tevens nog een urinoir onder zijn neus krijgt. Toen de om wonenden op 30 juni j.l. een schrijven van de Gemeente ontvingen, zaten de funderingen van het gebouw al in de grond, hetgeen weliswaar in het preadvies wordt betreurd, doch waaraan appellanten niets hebben. Het schrijven, gedateerd 30 juni, waarbij men in de gele genheid werd gesteld binnen 14 dagen na dagtekening een bezwaarschrift in te dienen, werd echter eerst op 11 juli door betrokkenen ontvangen, hetgeen alweer een betreurenswaardige zaak is. De noodzaak van doorlich ting bij de betrokken tak van dienst doet zich hier weer duidelijk gevoelen. Een dergelijk schrijven blijkt trouwens gewoon een formaliteit te zijn, waaraan blijk baar nog even snel moest worden voldaan en waarvoor de vakantieperiode wel het meest geschikt bleek. On danks een aantal bezwaarschriften, waaraan geen en kele aandacht is geschonken, kregen betrokkenen een schrijven toegezonden, gedateerd 2 september, waar in vermeld stond, dat G.S. bij beschikking d.d. 27 augus tus goedkeuring hadden verleend aan het besluit van B. en W. d.d. 22 juli, voor het oprichten van een trafo ruimte en een urinoir op een perceel grond aan de Huizumerlaan. Een dergelijke handelwijze kan ik niet waarderen, omdat alle bezwaren zonder meer van de tafel zijn geveegd. Het enige adres, waar men zijn recht nu tracht te zoeken is de Raad. Aangezien ik de aangevoerde bezwaren reëel vind en bovendien in de wijze, waarop deze mensen worden behandeld, iedere vorm van democratie ontbreekt, wil ik niet nalaten mijn scherpe afkeuring uit te spreken tegen deze gang van zaken. Dit is nu een geval, waarin toepassing van art. 20 der Wederopbouwwet het College goed van pas is ge komen. Als een burger het probeert, schijnt deze wet voor hem anders te gelden. Ik heb altijd gedacht, dat de wet er voor iedereen is, maar tot mijn spijt heb ik moeten constateren, dat dit niet zo blijkt te zijn. Als een burger hier b.v. een autobox had willen bouwen, dan zou zonder meer gesteld zijn, dat een dergelijk verzoek niet in overeenstemming is met de ter plaatse geldende herziening van het uitbreidingsplan in onder delen van de gemeente Leeuwarderadeel, alsmede dat er bovendien uit welstandsoverwegingen bezwaren zou den bestaan. Welstandsoverwegingen schijnen echter voor een urinoir niet te gelden. Het water kruipt, waar het niet gaan kan. (Gelach) Volgens de raadsbrief zou de situatie ter plaatse nog eens zijn opgenomen. Ik betreur het echter, dat daarbij geen contact met belanghebbenden is geweest. Hier over zal ik straks ook graag nader worden ingelicht. Verder lees ik in de raadsbrief, dat „mede gelet op de in de onmiddellijke nabijheid geprojecteerde bebou wing, de huidige plaats uit stedebouwkundig oogpunt als de meest geschikte zou moeten worden aange merkt." Ook hiermee ben ik het niet eens. Er had wellicht een geschiktere plaats kunnen worden gevonden. De ontwerper van dit bouwsel heeft zelfs niet eens aan de mogelijkheid gedacht om het urinoir aan de oost zijde te projecteren, waarin zich nu de trafo-ruimte bevindt. Het zou weliswaar geen fraaie oplossing zijn, doch in ieder geval beter dan hetgeen thans is ge presteerd. Bij een schrijven van 21 november, gericht aan alle fracties, hebben appellanten op hun beurt weer de aangehaalde argumentaties van het preadvies weer legd. Van dit preadvies, gedateerd 12 november, is eerst op 18 november een exemplaar door betrokkenen ontvangen. Het is inderdaad betreurenswaardig, dat na zoveel betreurenswaardigheden het verzenden van een preadvies aan de appellanten nog weer eens zes dagen in beslag moet nemen. Zoals ik nog net in de vergadering van 3 november j.l. naar voren heb kunnen brengen, vormt dit bouwsel een belemmering voor het maken van een uitgang naar de aan te leggen straat. In de raadsbrief wordt dit al thans voor de heer Andela ontkend, terwijl voor de heer Van Kesteren geen mogelijkheid aanwezig zou zijn. Ik heb de situatie ter plaatse nog eens bekeken. Er is voor de heer Andela thans nog iets meer ruimte over dan voor een fietspad, terwijl voor de heer Van Kesteren de weg nu geheel geblokkeerd is. Al met al vind ik dit een bijzonder vervelende zaak, waardoor ik er niet voor terugdeins het volgende voor stel in te dienen: „De Raad der gemeente Leeuwarden, in ver gadering lijeen op 24 november 1969, besluit: de ruimte van let urinoir aan de Huizumerlaan af te breken of een lodanige bestemming te geven, dat aan de ingediende lezwaren tegemoet wordt gekomen, e.e.a. in overleg net de omwonenden." Ik hoop, dat er iemand is, die dit voorstel wil mede- jndertekenen. Zo niet, dan is het mij ingevolge het nieuwe Reglement van Orde niet mogelijk een voorstel in te dienen. De Voorzitter schorst de ver gadering voor een pauze tan 15 minuten. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en deel II mede, dat er intussen een voorstel is ingediend, dat is ondertekend door de heren Heidinga, De Leeuw, Schönfeld en Janssen en dat luidt als volgt: De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering tijeen op 24 november 1969, gelezen een bezwaarschrift van de heren P. N. J. Andela en J. van Kesteren tegen let bouwen van een trafo-ruimte met een urinoir aan de Huizumerlaan, besluit: het urinoir dicht te metselen tf te verwijderen." De heer Tiekstra (weth.)De hier bedoelde gang van zaken m.b.t. de toepassing van art. 20 van de Wederopbouwwet wordt ook door het College ten zeer ste betreurd. Deze gang van zaken is bepaald onjuist en het is ook onjuist om, zoals uit de woorden van de leer Schönfeld valt te distilleren, te veronderstellen, iat (leze gang van zaken gebruikelijk zou zijn. Ik zou nog nadrukkelijker willen opponeren tegen de veron derstelling van de heer Schönfeld, dat art. 20 alleen wordt toegepast, wanneer het de Gemeente convenieert. Wanneer het in het belang van de burgers is art. 20 toe te passen, doen wij dat ook. Wanneer wij van me ning zijn, dat art. 20 niet kan worden toegepast, wordt dit duidelijk tegenover de betrokkenen gemotiveerd. G.S. hebben tot nog toe slechts in een heel enkel ge val een goedkeuring van een vergunning ex art. 20 geweigerd. Ik geloof, dat juist door de m.b.t. art. 20 gevolgde procedure de belangen van betrokkenen be koorlijk worden gewaarborgd. De aanvraag gaat ter goedkeuring naar G.S., vergezeld van de complete be roepschriften. Kort voordat ik met vakantie ging, con stateerde ik, dat dit gebouwtje werd opgetrokken, zon der dat daarvoor een bouwvergunning was verleend. Ik heb toen, zonder ruggespraak te hebben gehouden met de andere leden van het College, maar in het vol ste v ertrouwen, dat deze het met mij eens zouden zijn, onmiddellijk gelast het werk stil te leggen. Dat men in overleg tussen de betreffende bedrijven met het op trekken van dit gebouwtje reeds was begonnen, voor dat er een bouwvergunning was verleend, houdt ver band met de omstandigheid, dat deze trafo-ruimte i.v.m. de levering van elektriciteit aan bepaalde nieuwe pan den in de directe omgeving in hoge mate urgent was en ook met het feit, dat de betreffende aannemer het op prijs stelde nog vóór de bouwvakvakantie het een en ander aan dit projectje te doen. Ik zou de rest van de beantwoording op dit punt echter graag aan Wethouder De Jong overlaten. Wij hebben maximale waarborgen geschapen om herhaling van deze onjuiste gang van zaken te voorkomen en dit heeft ook in de dienst zelf tot duidelijke aanwijzingen geleid. N.a.v. een desbetreffende opmerking van de heer Heidinga zou ik naar voren willen brengen, dat het ons best kan overkomen, dat een zaak in de prestige- sfeer terecht komt, maar dat het College ook in geval van eventuele prestigekwesties bij de diensten een eigen beleid voert op basis van zo objectief mogelijke gege vens. De heer Heidinga kan naar mijn mening niet volhouden, dat er met betrokkenen niet is gesproken. Het is mij bekend, dat er op de secretarie verschillen de besprekingen over dit onderwerp met betrokkenen zijn gehouden. Overigens ben ik zelf deze zaak ter plaatse gaan beoordelen. Verder zou ik willen opmer ken, dat de door de heer Heidinga bedoelde tekening op dit moment niet meer is dan een ontwerp voor het bestemmingsplan „Huizum", dat er bij een ontwerp plan nu eenmaal bebouwingsvoorschriften horen en dat in die bebouwingsvoorschriften ook de eventuele mo gelijkheid van het bebouwen van achtererven door be perkende bepalingen kan worden geregeld. Ik geloof, dat er ook in de toekomst van de zijde van de Gemeente geen medewerking zal worden verleend, wanneer de bewoners van de panden langs de Schrans hun ach tererf vol willen bouwen. Er heeft bij de Huizumerlaan jarenlang een openbaar urinoir gestaan. Dergelijke in richtingen behoren tot de noodzakelijke meubilering van onze straten. De moeilijkheid is altijd, dat men graag bereid is om dat te onderschrijven, maar dat men dan tegelijk zegt: „Maar niet bij mij." Ik zeg dan echter: „Bij wie dan wel?" De heer Andela behoudt bij het optrekken van dit gebouwtje voldoende uitweg over en het eigendom van de heer Van Kesteren is in geen enkel opzicht belend aan de hier bedoelde open bare grond. Hem is ook niet gevraagd om een bijdrage voor het treffen van deze parkeervoorziening. Ook het bezwaar van de heer Van Kesteren moet derhalve on gegrond worden verklaard, aangezien betrokkene ook nu al geen mogelijkheid van uitweg op deze openbare grond heeft. Het voorstel van de heren Heidinga, De Leeuw, Schönfeld en Janssen is onder deze omstandig heden voor het College toch wel moeilijk aanvaardbaar. Ik verwacht, dat er, wanneer wij mochten besluiten dit openbaar urinoir ergens anders te plaatsen, onmiddel lijk protesten van dezelfde aard zouden worden ge maakt. Aangezien er ook in andere woonwijken open bare urinoirs staan, zonder dat dat bezwaren oplevert, zie ik niet in, waarom zich m.b.t. deze inrichting in de Huizumerlaan wel bezwaren zouden voordoen. Ik moet de Raad dus ontraden het voorstel van de heer Hei dinga c.s. aan te nemen. De heer De Jong (weth.)De bouw van deze trafo ruimte was nodig i.v.m. de levering van gas en elektri citeit aan de gebouwen van het Groene Kruis en de C.C.L.B. aan de Sixmastraat. Het was van belang, dat er nog vóór de zomer met de bouw van deze trafo ruimte werd begonnen. Ik moet daar wel bij zeggen, dat deze kwestie reeds in maart of april is behandeld in de commissie voor de Energiebedrijven. De heer Heidinga: Ik kan mij heel goed voorstellen, dat deze onjuiste gang van zaken zich bij een bedrijf, zoals de Gemeente nu eenmaal is, heeft voorgedaan en ik neem U dit ook niet kwalijk. Het verheugt ons, dat het College waarborgen heeft geschapen om herhaling van een dergelijke gang van zaken te voorkomen. Ik ben het niet met de heer Schönfeld eens, dat er bij de Gemeente t.a.v. het afgeven van vergunningen via art. 20 met twee maten zou worden gemeten. Ik heb het genoegen mij ongeveer in die kringen te be wegen en mij is nooit gebleken, dat de Gemeente met twee maten zou meten. Integendeel. Ik ben het volko men met de Wethouder eens, dat het College probeert de burgerij, zo mogelijk, ook nog via art. 20 te helpen. Ik verwacht, dat de trafo-ruimte met bijgebouwtje, thans staande aan de Huizumerlaan, daar straks zal moeten verdwijnen en het lijkt mij heel best mogelijk om eigenlijk op diezelfde plaats, weer een urinoir te laten bouwen. Er blijft daar n.l. een strook gemeente grond liggen. Ik zie dan ook helemaal niet in, waarom het urinoir, waartegen de heren Andela en Van Kes teren bezwaar maken, niet zou kunnen worden opge heven. Dat urinoir staat ook een eindje van de straat af in een tuintje en dat is misschien ook niet zo ge wenst. Ik dacht dan ook, dat we deze motie rustig konden aannemen. De heer Tiekstra (weth.)U moet zich wel realise ren, dat het urinoir bij de Kingmabank, wanneer het op zijn huidige plaats wordt gehandhaafd, volkomen buiten de rooilijn staat. De motie-Heidinga c.s. wordt verworpen met 22 te gen 14 stemmen. Vóór stemmen mevr. Visser-van den Bos en de heren Boomgaardt, Heidinga, Janssen, King- ma, Klomp, De Leeuw, Reehoorn, Ir. Rijpma, Rijpstra, Schönfeld, Stek, Visser en Wiersma. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1969 | | pagina 5