7
oangiet de bygebouwen en de oanbouwsels fan de wen-
ten. Hwant by in hüs fan 5 m breed kin mar in oan-
bousel komme fan noch gjin 7 m2, mar ik leau, dat
art. 34 oan B. en W. de, mooglikheit jowt ek dér fan
of to wiken en in rommere frijstelling to forlienen.
De hear Tiekstra (weth.): De hear Miedema hat,
tocht ik, yn de stikken sjoen, dat hjir net oer in m2-
priis praet wurdt, mar oer in kavelpriis en by forskil-
lende gelegenheden haw ik al tsjin de Ried sein (Stem:
Der wurdt oer beide praet.) Né, inkeld oer de kavel-
prizen, omt hjir wolbiwust de kavelprizen „ymplisear-
re" binne yn de komplete aksploitaesje-opset. Ek is de
kavelpriis foile wichtiger en it giet krekt om de wearde
fan de kavels, sjoen nei situearring en formaet ensfh.
De m2-priis is hjir konsekwint loslitten. Dan moat de
hear Miedema my dit to'n goede halde: Wy hawwe in
skoft nei de bigreatingssitting fan 1969 dochs noch
foar bilangstellende riedsleden in gearkomste halden
oer de problematyk fan de grounkostenbirekkening.
Nou is it op himsels net sa slim, dat wy dat elts jier
dogge, mar op in bipaeld stuit moat dit dochs düdlik
wêze. Ik haw niis al tsjin de hear Miedema sein, hok-
ker elemint nèt yn de grounkostenopset bisluten is. Hy
kin derfan ütgean, dat de kosten, dy't makke wurde
moatte om ta üntsluting to kommen, it op peil bringen
fan de groun ensfh. ek de grienfoarsjenning yn
de groun-eksploitaesje opnommen binne, mei in bydrage
foar de reserve Iepenbiere Wurken of algemien bihear
of hoe't men it ek mar neame wol. Op dizze wize
dat wit de hear Miedema ek wol kinne wy foar-
sjenningen ta stan bringe, byg. as in sportterrein
ensfh. aid wurdt, as it mar genöch opsmyt. (De hear
Heidinga: Maar wij willen eens door de Raad uitge
maakt zien, welke bestanddelen in de grond-exploitatie
worden opgenomen. Dat is het punt. En dat willen wij
bij de begroting doen.) Dan bepleit ik dus nu, dat men
op grond van de voorlichting, resp. op grond van na
dere overweging van die voorlichting, resp. op grond
van de overweging van de kostenopzet van het gehele
plan, zich voorstelt met een nadere suggestie omtrent
deze aangelegenheid te komen en die wacht ik dan met
bijzonder veel belangstelling af.
We kunnen natuurlijk van mening blijven verschil
len over de vraag, of 16 bejaardenwoningen niet ge
noeg zouden zijn. Ik heb al gezegd, dat, als inderdaad
zeer duidelijk blijkt, dat dit aantal niet genoeg is, wij
ons zullen beraden over de vraag, of er langs de weg
van planwijziging meer bejaardenwoningen zouden kun
nen worden gebouwd. Dat is dan ook weer een zaak,
die over de Raad loopt, die de bekende bestemmings
planprocedure moet volgen, resp. langs de weg van
artikel 19 Wet Ruimtelijke Ordening tot stand zal moe
ten worden gebracht. Dus, ais de noodzaak zich voor
doet, dan zullen B. en W. stellig niet ongenegen zijn,
daaraan voldoende aandacht te schenken.
De Wergeasterdyk is in iepenbiere dyk; der is in
prosedure foar it öfsluten, as hy öfsluten wurdt. En
*>y dy prosedure sille B. en W. sünder twivel by steat
wêze om de bilangen fan Goutum en Wergea oan to
dragen (de Wergeasters binne natuerlik net gemeen
tenaren fan Ljouwert) en sa goed mooglik to for-
üigenjen. Op it cagenblik bliuw ik noch ütgean fan
de mooglikheit fan de B-wei. Ik haw gjin reden om
oars to dwaen.
De hear Klomp hat frege, hoe't B. en W. harren
foarstelle it folkstunekompleks to réalisearjen. Myn ant-
wurd is: Yn it ramt fan it bislüt, hwerby 't se fêst-
steld binne. Hy kin der wis fan wêze, dat wy mei de
„Vereniging van Volkstuinders" yn Huzum, mei „Het
Nut" en mei it Nederlands Verbond van de Vereni
gingen van Volkstuinders oer dit totale projekt oerliz
hawn hawwe. Dy binne bikena mei de mjitten en dy
hawwe ek modellen fan wenninkjes, dy't hjir passé.
Ik achtsje it dus abslüt mooglik, dat dit draeije kin,
mar ik haw net de yllüzje, dat dat hielendal sünder
finansiéle meiwurking fan de Gemeente rounkomt. Soe
it wol sa wêze, dan wie it nammensto moaijer, mar yn
it earste gefal soe yndied de Ried der oan to pas
komme.
Art. 32 haldt „opslag" yn. Dat stiet der düdlik. Bi-
driuwen, dy't nou „opslag" hawwe, falie ünder de
oergongsbipaling; dat is ek regele, mar it bitsjut, dat
op dy gronden gjin „opslag" komme mei. Oft it for-
koft, forhierd of weijown wurdt, docht net ta de saek.
(De hear Klomp: Ek net yn in leech bidriuwsgebou?)
Hjir stiet „gronden" en (De hear Klomp: Hjir stiet
noch apart, yn art. 33, itselde oer opstallen.) Dat bi
tsjut dus, dat opslach yn in gebou ek net mei. En ik
achtsje dat ek net in ünforstannige maetregel, sjoen
üntjowingen by al dit soart saken op it plattelan. Ik
kin de Ried wol sizze, dat de kwestje fan de opslach
fan aide auto's, ófbraekmateriael ensfh. wol tige it om-
tinken hat, ek yn it oerliz yn it ramt fan it struktuer-
P'an en dat wy sünder twivel mei ütstellen dêroer
komme sille as oare bistimmingsregelingen oan de oar-
der binne.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Ik dacht dat we daarmee vanavond
een bijzonder belangrijk besluit voor de verdere ont
wikkeling van het dorp Goutum hebben genomen.
Punt 10 (bijlage no. 399).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 395).
De heer Kingma: Ik vraag me af, wat de Gemeen
te van plan is. Zij heeft de begraafplaats aangekocht
en ik meen, dat die eigenlijk overvol is. Houdt het hu
ren van een woning voor een grafdelver in, dat men
van plan is deze begraafplaats te gaan uitbreiden of
komt hier iemand te wonen, die het onderhoud van de
bestaande begraafplaats tot taak heeft?
De heer Tiekstra (weth.)De Raad heeft besloten
deze begraafplaats over te nemen. Daar zijn nog een
aantal graven, die uitgegeven kunnen worden en dat
zal dus geschieden. En deze begraafplaats zal stellig
nog dertig jaar onderhoud vergen. Ook de onderhouds
verplichtingen van de kerkvoogdij heeft de Gemeente
raad bij zijn beslissing uiteraard overgenomen. Deze
begraafplaats vereist dus de aanwezigheid van een em
ployé van de Gemeente voor de verzorging en daarom
huurt de Gemeente deze woning voor hem.
De hear Boomgaardt: De hear Kingma frege, oft
it de bidoeling is, dit tsjerkhóf üt to wreidzjen en ik
tocht, dat der in riedsbislüt lei om dat wol to dwaen.
(De Voorzitter: Maar dat punt is niet aan de orde.)
Né, mar hy hat it frege en dêr is de Wethalder net op
yngean. (De Voorzitter: Op zichzelf natuurlijk te
recht, dat hij daar geen antwoord op heeft gegeven.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 12 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 418, 419, 397, 410,
402, 398, 390, 392 en 391).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstel
len van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 406).
De heer Schönfeld: Het verheugt me, dat het Col
lege thans, na een herhaald'verzoek van de Commissie
Centrum-Winkeliers, ook tot de conclusie gekomen is
dat de aanwezigheid van feestverlichting ontegenzeg
gelijk de aantrekkelijkheid van onze binnenstad ver
hoogt. Reeds in de vergadering van 29 januari 1968
heb ik gepleit voor een vastrechtbedrag van f 10,
per verbruiksperiode en een kWh-tarief van f 0,10,
waarbij ik gewezen heb op de centrumfunctie welke
onze stad te vervullen heeft en dat we zoveel mogelijk
moeten doen voor onze middenstand, gelijk wij ons
voor de industrie beijveren. Het is toch zeker mede de
middenstand, die de sfeer in de stad bepaalt. We moe
ten onze stad zo aantrekkelijk mogelijk maken, waar
mee niet alleen de middenstand, maar de gehele ge
meente gebaat is.
Volgens het antwoord van de Wethouder lag mijn
vorige betoog, waarvan ik enkele punten heb opge
somd, voor hem in grote mate in de gevoelssfeer, ter
wijl benadering in de bedrijfseconomische sfeer, waar
in naar zijn mening deze zaak uiteindelijk ook geplaatst
zou moeten worden, van mijn opmerkingen niet zoveel
over zou laten. Mijn indruk is echter anders. Het ver
schil in commercieel inzicht doet zich naar mijn mening
thans toch gevoelen, nu het College komt met een
voorstel om de mogelijkheid te openen om in de winter
periode ook het kWh-tarief van f 0,139 te gaan hante
ren, waarbij men thans zélf de zaak in de gevoelssfeer
gaat betrekken, door in dezelfde trant als mijn betoog
van 29 januari 1968 te stellen dat de aanwezigheid
van feestverlichting ontegenzeggelijk de aantrekkelijk
heid van de binnenstad verhoogt.
Het spijt me, dat het College niet eerder tot een der
gelijke conclusie gekomen is. Een half jaar vóór de
verkiezingen is het ineens mogelijk om de verlaging
met f 0,05 per kWh aan te merken als kosten van
openbare verlichting. De reserves van de Energiebe
drijven in aanmerking nemend, zal ik blijven streven
naar het destijds door mij voorgestelde tarief van
f 0,10 per kWh en f 10,per verbruiksperiode.
Voorlopig ga ik echter van harte met dit voorstel
akkoord, doch met de gedachte van „Beter een half ei
dan een lege dop".
De heer De Jong (weth.)Ik wil de heer Schönfeld
nog even van harte bedanken voor de steun voor dit
voorstel. Ik zou haast zeggen: We hebben misschien
een stuntje voor de verkiezingen voor hem weggeno
men. Ik kan me voorstellen, dat hem dat een beetje
spijt.
We hebben het tarief niet veranderd. In dat opzicht
houdt de bedrijfseconomische grondslag, waar we de
vorige keer over gesproken hebben, zijn kracht wel.
Alleen we hebben gezegd: Het tarief, dat de vorige
keer aan de orde was en dat ik toen namens het College
nogal bestreden heb door te zeggen: Wanneer wij in
eenzelfde raadsvergadering komen met een verhou
dingsgewijs vrij drastische verhoging van de tarieven
voor de laagstbezoldigden in onze gemeente, ook omdat
het bedrijfseconomisch noodzakelijk was, was het bij
zonder moeilijk een tarief, dat ook op bedrijfseconomi
sche gronden juist was en op die gronden niet ook
door de heer Schönfeld toen niet bestreden is en
dat nu nog niet door hem is bestreden, maar waar wel
gevoelsargumenten voor aangevoerd zijn, te verlagen.
Het is, dacht ik, juist deze bedrijfseconomische grond
slagen aan te houden en dat hebben we bij dit voor
stel dus ook gedaan maar ook psychologisch juist
voor zover er sprake kan zijn van het belang van de
Gemeente de openbare verlichting hierin mee te laten
spelen en de zakenmensen hierdoor een vermindering
van 5 ct. per kWh te geven. Zo kunnen we toch een
deel van de burgerij, dat hier ongetwijfeld zeer bij ge
baat is, in deze tegemoet komen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22 (bijlage no. 405).
Z h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 23 (bijlage no. 420).
De heer Vellenga: We hebben drie weken geleden in
deze vergadering ook over dit punt een discussie gehad,
waarna het College zich nader op deze zaak zou be
raden en er over drie weken hier weer op terug zou
komen. Het heeft nu zijn standpunt neergelegd in de
raadsbrief en U raakt daarin een paar duidelijke feiten
aan, Toen betrokkene met de vraag kwam of hij een
bedrijf mocht vestigen in dat pand hebben wij dat niet
kunnen weigeren; wij moesten wel een bouwvergunning
afgeven, omdat de bepalingen voor het vigerende be
stemmingsplan dit niet verboden. B. en W. gaan zelfs
nog een stap verder en zeggen: Ook nu wij bezig zijn
met het ontwerpen van een bestemmingsplan voor Lek-
kurn en omstreken achten wij het alsnog wel mogeiijk
en verantwoord, dat dit bedrijf daarin een plaats zal
vinden. M.i. is het twijfelachtig. Ik zou U dat willen
ontraden, want dat punt is hier nu niet aan de orde,
dacht ik. U spitst de zaak dan toe op de Hinderwet en
geeft daarover een bepaalde beschouwing. Als ik het
goed aanvoel, dan acht U de mogelijkheid aanwezig
zekere bepalingen van de Hinderwet hier zó toe te pas
sen, dat een eind gemaakt kan worden aan het ongerief,
dat dit bedï'ijf meebrengt voor een aantal omwonenden.
Deze slaan echter die mogelijkheden niet zo hoog aan,
maar het kan meevallen natuurlijk. Hoe moeten wij als
Raad nu deze zaak zien? Aan de ene kant is er een
groep mensen, die duidelijk overlast ondervindt van
dit bedrijf. Aan de andere kant hebben wij te maken
met een inwoner van deze gemeente ik stel mij voor
een nijver en ijverig man die, nadat hij zijn vroegere
zaak niet meer volkomen efficiënt en bedrijfseconomisch
renderend kon uitoefenen, overgeswitched is. Ik vind
dat een moeilijke situatie voor de Raad. Als ik er nu
van uitga, dat die hinderwetstoepassing kan uitvallen
in het „voordeel" van het bedrijf óf in dat van de om
wonenden, dan weet ik niet, of wij uit de perikelen zijn.
Met Uw beroep op de mogelijkheden, die de A.P.V. voor
de toekomst geeft, doen wij natuurlijk op dit moment
ook niet zo vreselijk veel. De man moet, als hem dit
althans nog niet is bericht, nu wel weten, dat dit
zwaard hem mogelijk boven het hoofd hangt; daar
heeft hij recht op. U mag om mij best de hinderwets
procedure toepassen daar heeft de Raad ook om
gevraagd maar ik dacht, dat wij misschien, om er
uit te komen, wel eens buiten bepaalde wetten en re
gelingen om zouden moeten handelen, niet in die zin,
dat wij de wet schenden, maar dat we gewoon eens
moeten proberen ons gezond verstand te laten werken.
Ik zie de heer Heidinga het voorhoofd fronsen. Ja, we
laten het gezonde verstand natuurlijk altijd werken;
het is dus een overbodige opmerking. Ik dacht, dat wij,
logisch redenerend, simpelweg naar een bepaalde op
lossing zouden moeten zoeken. En zou die niet kunnen
worden gevonden, als het College in overleg met be
trokkene met de daarvoor aangewezen ambtenaren
eens contacten zou leggen met de Inspectie Volksge
zondheid en met het betrokken instituut in Wageningen
Misschien is het mogelijk, dat de man zijn bedrijf kan
blijven uitoefenen en dat wij de stank overlast en
alles wat daarmee annex is zouden kunnen voor
komen. Als we dan deze zaak gewoon eens laten be
kijken door vakmensen, dan moet het toch waarachtig
in den jare 1969 of 1970 mogelijk zijn voor alle par
tijen een bevredigende oplossing te vinden.
De heer Weide: Met de procedure, die Uw College
heeft gevolgd t.a.v. het verlenen van een bouwvergun
ning aan de heer Van der Woude, ga ik volledig ak
koord. Deze handelwijze is ook helemaal niet in strijd
met het bestaande uitbreidingsplan, zoals ook in de
raadsbrief staat. Nadat U aanvankelijk had gesteld,
dat de Hinderwet op het onderhavige niet van toepas
sing is, komt U nu tot de conclusie, dat het aantal
p.k.'s van de aanwezige elektromotoren iets te hoog is,
waardoor het geheel wèl hinderwetplichtig is. De heer
Van der Woude is bereid het aantal p.k's zo aan te
passen, dat het geheel niet meer hinderwetplichtig is.
Het aanvragen en het verlenen van een hinderwetsver
gunning is dan nog slechts een formaliteit. Er wordt
dus volledig in overeenstemming met de wet gehan
deld. De bezwaren van de bewoners van Lekkum vind
ik trouwens niet helemaal reëel. Lang niet alle inge
zetenen hebben het betrokken bezwaarschrift onder
tekend. Bovendien zijn de ondertekenaars over het ge
hele dorp verdeeld. Over de sterkte van de stank wordt
zeer verschillend geoordeeld. Maar onze reukorganen
verschillen ook nog wel eens.
Over het betrokken art. E 7 van de nieuwe A.P.V.
zou ik toch wel enige opmerkingen willen maken. Als
dit artikel, waarvan ontheffing niet mogelijk is, strak
of zeer strak zal worden gehanteerd in onze gemeente,
zult U stellig vele moeilijkheden en teleurstellingen ont
moeten. We hebben in onze dorpen met de vele agra
rische bedrijven ernstig rekening te houden. De functie
van een groot aantal van deze bedrijven is en zal zeer
zeker als gevolg van de nodige structuurveranderingen
in de landbouw gaan veranderen. Men zoekt naar een
risicospreiding met een gelijk of liefst met een hoger in
komen. Wij, als gebruikers van de veredelingsprodukten
melk, vlees, boter, kaas en eieren, willen eerste kwali
teit tegen de laagst mogelijke prijs. Voor de producent
heeft dit tot gevolg, dat hij zijn bedrijf zal moeten aan
passen aan de nieuwste produktiemethoden, zoals nieu
we huisvestingssystemen, moderne arbeidsmethoden en
een rationele voeding. Daarnaast zal men als gevolg