8
9
van een steeds kleiner geworden verschil tussen kost
prijs en opbrengstprijs, streven naar grote eenheden.
Dit gehele produktieproces dat reeds geruime tijd gaan
de is, kan tot gevolg hebben, dat de „luchtjes"' er niet
aangenamer op worden, zoals een aantal inwoners van
Lekkum reeds heeft geconstateerd. Deze stankversprei
ding zal zich het sterkst kunnen voordoen bij mest-
varkens, slachtkuikens en mestkalveren en in mindere
mate bij leghennen, fokvarkens en rundvee.
Na deze kleine landbouwkundige beschouwing keer
ik weer tot het geval Lekkum terug. Klachten zoals
uit Lekkum zijn reeds eerder in ons land en ook in het
buitenland naar voren gekomen. Een soortgelijk geval
had betrekking op een varkenshouderij in Limburg.
Het ligt reeds geruime tijd bij de Raad van State en
ook het hoogste College in ons land kan niet tot een
beslissing komen, zodat een besluit nog niet is gevallen,
gezien de hoeveelheid van de problemen. Ook het In
stituut van Landbouwbedrijfsgebouwen - - vermoedelijk
het instituut waar de heer Vellenga ook op doelde
is reeds geruime tijd naar aanleiding hiervan, tezamen
met de buitenlandse instituten, bezig dit probleem van
de stankbestrijding te bestuderen. Het eerste docu
mentatiemateriaal is reeds verschenen. Voorzover mijn
informaties strekken, heeft weth. Tiekstra deze stuk
ken ook ontvangen. Ik had graag gezien, dat deze be
scheiden ter oriëntering van de raadsleden bij de stuk
ken hadden gelegen. Dan hadden we misschien nog
efficiënter kunnen praten. Hieruit blijkt ook, dat alles
nog duidelijk in een proefstadium verkeert. Maar de
eerste resultaten zijn gelukkig hoopvol. Als de bij deze
eerste succesvolle proeven gevolgde methoden in het
bedrijf van de heer Van der Woude zouden worden ge
volgd, dan zou dat echter een investering van f 5.000,
voor dit bedrijf meebrengen. In het bedrijf is totaal ge
ïnvesteerd f 180.000,De kostprijs per ei zal hierdoor
aanzienlijk worden verhoogd. Ik ben ervan overtuigd,
dat naar gelang dit onderzoek vordert, de investering
per leghen zal afnemen. Nu het geheel nog in een
proefstadium is, zou ik Uw College willen verzoeken
met het hanteren van art. E 7 van de nieuwe A.P.V.
de nodige voorzichtigheid te betrachten. In aansluiting
aan wat de heer Vellenga heeft gezegd, kom ik min of
meer tot dezelfde oplossing, die hij U aan de hand heeft
gedaan. T.a.v. het onderhavige geval zou ik U willen
verzoeken alsnog contact op te nemen met het Instituut
voor Landbouwbedrijfsgebouwen, met de betrokken
functionaris van de Rijkspluimveevoorlichtingsdienst
dat is de Wethouder wel bekend, want deze is tezamen
met hem op het betrokken bedrijf geweest de be
woners van Lekkum en de heer Van der Woude zelf.
En als het spel dan goed gespeeld zou worden, ben
ik ervan overtuigd, dat hier zeer zeker een oplossing
mogelijk is.
De heer Wiersina: Ik wil graag een kleinigheid
toevoegen aan wat de vorige sprekers hebben gezegd.
Ik kan me het beste aansluiten bij datgene wat de
heer Vellenga hier vanavond heeft gezegd en niet zo
zeer bij datgene wat de heer Weide heeft betoogd. Ik
geloof, dat dat beter past in een bijeenkomst van een
aantal agrarische lieden of op een soort propaganda-
avond voor agrarische zaken. Maar hoe het ook zij,
de bouwvergunning is verleend en het bedrijf staat er.
Wij hebben het drie weken geleden gehad over het
wel of niet Hinderwet. Toen was het niet en nu is het
wel Hinderwet. Ik til ook niet zo zwaar aan die Hin
derwet; die paar tiende p.k.'s van de ventilatoren die
daar gemonteerd zijn, zullen heus de narigheid die op
het ogenblik toch wel wordt veroorzaakt, niet extra
erg maken. Ik heb me in verbinding gesteld met om
wonenden, die op het ogenblik af en toe vergaan van
de stank, zoals ze dat zelf stellen. En dat geloof ik
ook wel, want dat is natuurlijk heel goed mogelijk.
Er is gezocht naar de oorzaak van de stank. De mest
van de kippen valt heel netjes in het water. Ik ben van
middag op het bedrijf van de heer Van der Woude
geweest en ik moet U zeggen, dat ik het een zeer
modern geoutilleerd bedrijf vind, hoewel dat natuurlijk
niet wegneemt, dat er stank wordt veroorzaakt, ik
geloof echter niet zozeer door de mest als door de
kippen zelf. Daarop wijst ook de aangebrachte tempe
ratuurregeling van de ventilatoren. Wanneer n.l. een
bepaalde temperatuur in het gebouw is bereikt, begin
nen deze automatisch of eventueel langzamer te draaien.
Ik ben het wel met de heer Weide eens, dat deze instal
latie een enorme investering heeft gevraagd en ik ben
er ook van overtuigd, dat als het College of degene
die is belast met het uitgeven van de bouwvergunnin
gen voor degelijke objecten, de heer Van der Woude
een klein tikkeltje meer voorlichting had gegeven m.b.t.
de Hinderwet en als ook de installateurs die de inrich
ting bij hem hebben verzorgd hem beter hadden voor
gelicht, deze zaak waarschijnlijk niet in zo'n snel sta
dium gereed was gekomen, want dan had de heer Van
der Woude inderdaad eerst een hinderwetsvergun
ning moeten aanvragen en waren de omwonen
den allen in de gelegenheid geweest zich al dan
wel of niet hiertegen uit te spreken. Maar die
stank is een feit en die stank blijft. En nu zijn
er, dacht ik, mogelijkheden deze te verminderen
of zelfs zo goed als te doen verdwijnen. Er zijn
tegenwoordig, zoals de heer Weide ook al heeft op
gemerkt, chemische middelen waarmee dan éénmaal
per dag of misschien éénmaal of tweemaal per week
dat kan ik niet bekijken, dat zou iemand van de
voorlichtingsdienst van deze sector beter kunnen doen
in het betreffende hok zou moeten worden gesproeid.
Ik heb met de heer Van der Woude hierover gesproken.
Deze heeft mij ook verteld, dat hij bezoek heeft gehad
van de Wethouder met iemand van de voorlichtings
dienst. De heer Van der Woude heeft vanmiddag tegen
over mij gezegd, dat hij wel bereid is aan de oplossing
van het onderhavige probleem mee te werken en daar
toe alles te doen wat hij kan.
Een tweede punt, waaraan misschien nog eens ge
dacht zou kunnen worden, is de uitlaatpijpen van de
ventilatoren te verhogen. Wij maken dit vandaag-de-
dag vooral ook in de industrie zeer veel mee. Aan het
uitlaten van bepaalde industriegassen in de buitenlucht
zijn bepaalde voorschriften verbonden, hoewel in het
buitenland meer dan in ons land, maar in ieder geval
zeggen de bedrijfsvoorschriften vaak al genoeg. Men
moet de gassen met hoge pijpen ver boven de lucht
lagen, die zich rondom het aardrijk bevinden, uitlaten.
Er zijn nog andere, technische methoden, om deze zaak
te verbeteren.
Ik zou me tenslotte willen aansluiten bij datgene wat
de heer Vellenga heeft gezegd. Ik dacht ook, dat het
goed zou zijn, als het College in dezen een bemiddelen
de stap zou doen en met de mensen, die van de stank
last hebben, en met de heer Van der Woude, die toch
ook wel zeer welwillend is en wil doen wat hij kan,
eens te bekijken, of deze kwestie niet tot een oplossing
kan worden gebracht.
De heer Schönfeld: De inhoud van dit preadvies is
dermate, dat ik nog eens opnieuw wil inhaken op mijn
betoog van de vorige raadsvergadering. Het is een bij
zonder vervelende kwestie, zowel voor de omwonenden
als voor het College, dat we hier te maken hebben met
een geval, dat m.i. voorkomen had kunnen worden, als
de heer Van der Woude, althans voor wat betreft de
elektromotoren, een vergunning ingevolge de Hinderwet
had aangevraagd en het de Gemeente bekend was ge
weest, dat hier geen sprake zou zijn van het houden
van een paar honderd kippen, doch van meer dan acht
duizend! Voordat de heer Van der Woude zijn bedrijf
is gaan opzetten, heeft hij zich eerst bij reeds geves
tigde bedrijven elders georiënteerd, hetgeen niet alleen
logisch maar ook verstandig is. Het zal hem bij deze
oriëntatie ook zeer wel duidelijk geweest moeten zijn,
dat de omgeving terdege last zou ondervinden van de
onwelriekende geur der geproduceerde mest, hetgeen
vooral tijdens de aanvangsperiode van het bedrijf het
geval is. Ik vind zijn bewering dan ook onjuist, dat er
van een kwalijke geur geen sprake zou zijn, terwijl
nu wordt beweerd, dat alles wel meevalt.
Het valt wél, maar niet mee, en het ruikt ook nog,
zou een slogan voor de omwonenden kunnen zijn. Ik
heb me er trouwens over verbaasd, dat bij het afgeven
van de bouwvergunning door de plaatsvervanger van
de wethouder tot wiens portefeuille dit behoort, nooit
is geïnformeerd welke maatregelen men dacht te tref
fen, te meer omdat de aard van de inrichting, welke
bij de bouwaanvrage bekend was, hinderlijk zou kun
nen zijn voor de omgeving. Het had zowel de omwo
nenden als de Gemeente veel ellende kunnen besparen.
Ik vraag me zelfs af, of deze zaak geen juridische con
sequenties zal hebben. Over de oude, thans nog gel
dende A.P.V. wordt n.l. in de raadsbrief niet gerept,
terwijl het College, na indiening van de bouwaanvraag
op 11 febr. j.l. op 1 april een vergunning heeft ver
leend, waarbij we toch mogen aannemen, dat de in
houd van het ontwerp van de nieuwe A.P.V. op dat
moment aan het College bekend was. Ik vind dit een
zeer bedenkelijke zaak.
Het lijkt me zelfs niet ondenkbaar, dat de omwo
nenden gezamenlijk een civiele procedure tegen de
heer Van der Woude aanhangig maken, waarbij de Ge
meente in dit geval dan toch automatisch getrokken
zou worden.
Ik vind het bijzonder zwak, als eerst in de raads
brief wordt gesteld dat na kennisneming van even
tuele bezwaren van omwonenden en van ingewonnen
technische adviezen overwogen moet worden of het ver
antwoord is de gevraagde hinderwetvergunning te ver
lenen, en zo ja, welke voorwaarden daaraan moeten
worden verbonden om de ondervonden hinder te voor
komen. Verder lees ik, dat alhoewel in dit stadium
geen definitief standpunt kan worden ingenomen, het
voorshands niet uitgesloten wordt geacht afdoende voor
waarden te stellen.
Ik zal graag van het College vernemen wélke maat
regelen er getroffen zullen worden, teneinde aan de
kwalijke reuk, verbonden aan de leggerij van kromme
eieren te Lekkum binnen de kortst mogelijke termijn
definitief een einde te maken.
Ik zal tevens graag vernemen of het College niet
met mij van mening is, dat toepassing van artikel E 7
van de A.P.V. weliswaar een afdoende oplossing zou
kunnen bieden, maar dat de mogelijkheid niet is uit
gesloten dat dit juridische consequenties tot gevolg
heeft, omdat de vergunning is verleend op een tijdstip,
waarop aangenomen kan worden dat het College met
de inhoud van het ontwerp van de nieuwe A.P.V. op
de hoogte was. Op welke wijze denkt het College deze
consequenties op te vangen?
De kern van de zaak is m.i., dat we op de kortst
mogelijke termijn tot een afdoende en bevredigende
oplossing trachten te komen. Persoonlijk zie ik dat
niet zo eenvoudig als in de raadsbrief staat vermeld,
zodat ik met belangstelling het antwoord van de wet
houder op de door mij gestelde vragen afwacht.
De Voorzitter: Na de pauze zal de wethouder ant
woorden. ïk zou de Raad er thans opmerkzaam op
willen maken, dat wij vandaag nog een besloten ver
gadering hebben inzake een punt, dat vrij veel tijd zal
moeten vragen. Misschien zou de Raad er enige reke
ning mee kunnen houden bij de volgende discussies.
Dan schorts ik de vergadering voor de eerste koffie
pauze.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Tiekstra (weth.)Terecht heeft, geloof ik,
de heer Vellenga de vinger gelegd bij het feit, dat in
het kader van de geldende bestemmingsregelingen een
bouwvergunning, zoals toenmaals gevraagd is, niet ge
weigerd kon worden. Ook terecht heeft hij er aan toe
gevoegd, dat een discussie over de vraag, of er in het
ontwerp-bestemmingsplan Lekkum straks een element
als het onderhavige terecht zal komen, een zaak is voor
open discussie in de Raad. Ik zou de discussie willen
bepalen tot de vraag, in hoeverre de Hinderwet van
toepassing is. Welbewust zijn in de raadsbrief in dit
preadvies deze beantwoordingen gekozen: „Strikt for
meel is de Hinderwet van toepassing." En dit impli
ceert, dat er dus een hinderwetsprocedure zal volgen.
Deze houdt in, dat aanwonenden binnen een straal van
uit het hoofd gezegd ongeveer IV2 km in de
gelegenheid moeten worden gesteld bezwaarschriften
in te dienen. Ik dacht dus, dat juist die procedure
waarborgt, dat de verontruste burgers van Lekkum in
de gelegenheid zijn hun bezwaren te deponeren waar
ze thuis horen, nog afgezien van het feit, dat er dus
ook een gehoor zal plaats vinden. Daarbij wordt ook
de pharmaceutisch inspecteur van de Volksgezondheid
betrokken. Verder hebben enige raadsleden de vinger
gelegd bij het feit, dat er inmiddels al een zeker con
tact bestaat omtrent aard en inhoud van deze inrich
ting en de daar tegen aangevoerde bezwaren, rekening
houdende mede met het feit, dat de Rijksvoorlichtings
dienst op dit terrein bij dit project betrokken is ge
worden. En het lijkt me stellig mogelijk, dat in het
kader van de hinderwetprocedure de genoemde in
stanties bij dze aangelegenheid betrokken zullen zijn.
Daar hebben de burgers ook recht op. Daardoor zullen
wij in de gelegenheid zijn zonodig voorwaarden te stel
len, waarbij o.m. aan de orde zal kunnen komen de
vraag van de heer Wiersma, of langs de weg van
hogere ontluchtingspijpen niet in aanmerkelijke mate
aan de bezwaren tegemoet zou kunnen worden geko
men.
De hinderwetsprocedure is dus bepaald veel meer
dan een formele zaak; ze is ook in die zin materieel,
dat de betreffende burgers zo goed mogelijk recht zal
worden gedaan. Zou dat inhouden, dat een waarde zou
moeten worden gesteld waarbij onder bepaalde klima
tologische omstandigheden ik aarzel even, want ik
weet niet of het woord van toepassing is een deodo
rant zou moeten worden gebruikt, welnu, dan zal dat
onderdeel van de voorwaarden kunnen uitmaken. Ik
zeg dit even voorzichtig, omdat ik uiteraard ook niet
precies weet, welke eisen, m.n. van inspectiezijde, daar
omtrent zullen worden gesteld. Ik dacht, dat dit de
kern was van de zaak. Ik ben het met de heer Vellenga
eens, dat een goed overleg tussen de betreffende ge
meentelijke diensten, het gemeentebestuur, belangheb
bende, en bewoners, deze zaak tot een goed einde moet
brengen en van mijn kant wil ik hem wel toezeggen,
dat wij daaraan alle medewerking zullen verlenen.
Een enkele opmerking over het betreffende artikel
in de nieuwe A.P.V. De heer Schönfeld gaat er ten
onrechte, geloof ik, van uit, dat bepalingen uit een
A.P.V. die in ontwerp is, al t.a.v. betrokkenen zouden
kunnen gelden. Dat is, dacht ik, een rechtsgang, die
bijzonder onbevredigend zou zijn en ik geloof, dat dat
dus een onjuist uitgangspunt is. (De Voorzitter: Dat
kan ook niet.) De overige beschouwingen van de heer
Schönfeld laat ik voor wat ze zijn, want indien de
heer Van der Woude tevoren was geïnformeerd om
trent de vereisten, dan zou er best in plaats van een
0.3 horse power per elektromotor die nu in gebruik is,
0.3 p.k. kunnen hebben gestaan en in dat geval zou
de Hinderwet niet van toepassing zijn geweest.
De heer Weide: In mijn vrij uitvoerige inleiding
omtrent de hantering van art. E 7 heb ik het College
verzocht dit artikel niet te strak te hanteren, niet
alleen in dit geval, maar ook in andere voorkomende
gevallen, omdat we in de toekomst met dit soort za
ken ernstig rekening zullen moeten gaan houden. Ik
had graag even willen vernemen wat de visie van de
Wethouder hierop is.
De heer Schönfeld: De wethouder heeft zojuist in
zijn beantwoording gesteld, dat de toepassing van art.
E 7 van de nieuwe A.P.V. hier nog niet van kracht zal
zijn en dat het ook onjuist was, betrokkene hier al
over in te lichten, maar nu wil ik even een zin citeren,
die in de raadsbrief staat:
„In verband met de omstandigheid, dat het hier
gaat om een uitbreidingsplan van zeer oude datum,
hebben wij tevens nagegaan, hoe terzake de huidige
inzichten zijn. Daarbij bleek, dat inpassing van het
bouwplan in het in voorbereiding zijnde bestemmings
plan Lekkum mogelijk en verantwoord was." Daarbij
is dus ook al rekening gehouden met een bestemmings
plan in voorbereiding, dat nog niet in de Raad geweest
is. En ik vraag me af, waarom dat toen niet destijds
met de A.P.V. is gedaan.
De heer Tiekstra (weth.)Ik dacht, dat inrichtin
gen, die nu bestaan voorzover ze straks getroffen zou
den worden door art. E 7 van de A.P.V., met de nodige
zorg zullen worden beoordeeld. Immers, als deze men
sen terecht beschikken over de vereiste vergunningen,
dan is het voor het Gemeentebestuur nogal een onereu-
ze handeling om daar zonder meer laat ik zeggen
een verbod op te gaan leggen. Ik dacht, dat in die
situatie dit bepaald ook tot gevolgen zou kunnen lei
den. Dat betekent, dat we zonder meer dit verbod in
art. E 7 van de A.P.V. met de nodige zorgvuldigheid
tegenover de burgers hebben te hanteren. Deze zorg
vuldigheid kan tweezijdig zijn, maar hoe je het ook