10
11
1
wendt of keert, wanneer het economisch bestaan van
een betrokkene daarmee in het geding komt, dan ge
loof ik, dat dat alleen maar de noodzaak verhoogt van
de vereiste maatschappelijke zorgvuldigheid.
Aan het adres van de heer Schönfeld zou ik willen
zeggen, dat er nogal een aanmerkelijk verschil bestaat
tussen het tegenwerpen van een ontwerpverbod in een
ontwerp-A.P.V. een een positieve benadering in een
ontwerp-bestemmingsplan. In het ene geval wordt het
de burger niet onmogelijk gemaakt, in het andere geval
zou het op basis van deze ontwerpsituatie de burger
wel onmogelijk worden gemaakt. Ik dacht, dat dat
een groot verschil uitmaakt in de zorg van het Ge
meentebestuur voor het belang van de burger.
De Voorzitter: Ik zou van mijn kant nog wel graag
willen opmerken, dat art. E 7 in zijn algemeenheid
gesteld toch min of meer als klachtenartikel gaat
fungeren. Als iemand klachten heeft over een erge
stank in de stad, dan wordt dat gecontroleerd en als
die klachten terecht zijn, dan wordt er proces-verbaal
opgemaakt. En dan zal de rechter uitmaken, of er al
of niet iets aan gebeurt. Ik mag aannemen, dat Uw
Raad ermee instemt, dat wij betrokkene thans gaan
inlichten overeenkomstig hetgeen in de laatste alinea
van de raadsbrief is gesteld.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 24 (bijlage no. 413).
Mevr. Visser-van den Bos: Namens de drie chris
telijke fracties wil ik gaarne n.a.v. dit voorstel over de
verkoop van voorbehoedmiddelen enige opmerkingen
maken.
Door de wet van 28 augustus 1969 komt per 1 januari
1970 de verkoop van voorbehoedmiddelen in principe
vrij. De wet laat aan de gemeenten de mogelijkheid
om bij verordening de verkoop van deze middelen bui
ten besloten ruimten te regelen. Doordat de verkoop
in besloten ruimten vrij komt, kan na 1 januari 1970
ieder die over die middelen wil beschikken zulks on
belemmerd doen en derhalve zou de gemeente, die hier
mede wil volstaan, geen enkele bevolkingsgroep te kort
doen. Een van de leden van Uw College -zo staat
in de raadsbrief -zou dan ook alle verkoop buiten
besloten ruimten willen verbieden. In het beraad van
onze fracties heeft dat lid zijn standpunt ook nog toe
gelicht. Alhoewel wij daarvoor respect hebben, bestaat
te dien aanzien bij ons geen meerderheid. Anders ligt
het met de opvattingen van het andere lid van Uw
College, n.l. verkoop buiten besloten ruimten alleen op
daarvoor geëigende plaatsen. Hieraan willen wij graag
onze steun geven. En wel om de volgende reden. Het
is onze taak, om aan gegronde verlangens van de be
volking tegemoet te komen. Wanneer wij dit doen, dan
moeten wij rekening houden met gegronde bezwaren
van het andere deel van de bevolking. Willen wij in
deze kwestie de ene groep geven waarom gevraagd
wordt, dan blijft het evenwel nodig, dat zo te doen,
dat de andere bevolkingsgroep niet gekwetst wordt.
Wij willen dus voorkomen, dat automaten voor de ver
koop van voorbehoedmiddelen overal geplaatst kunnen
worden, waar de exploitanten menen er winst mee te
kunnen behalen.
De meerderheid van B. en W. stelt, dat indien er in
de toekomst aanleiding voor bestaat, dit vraagstuk op
nieuw bekeken kan worden. Wij menen echter, dat deze
materie beter direct geregeld kan worden. Er zullen
ongetwijfeld moeilijkheden ontstaan als automaten op
bepaalde plaatsen weggehaald moeten worden. De ge
noemde overwegingen zijn voor ons aanleiding U voor
te stellen in de A.P.V. een bepaling op te nemen, om
het plaatsen van automaten voor voorbehoedmiddelen
buiten besloten ruimten te beperken tot daarvoor ge-
eigende plaatsen. Bijv. de huidige verkooppunten van
de N.V.S.H., het bureau van de P.S.V.G. (voorzover
men deze afkorting niet kent, dat is de Protestantse
Stichting ter Bevordering van verantwoorde Gezins
vorming), apothekers en drogisten. Ik heb het voorstel
klaar, maar ik zou het bijzonder prettig vinden als U
ons voorstel zou willen overnemen, zodat indiening
achterwege kan blijven.
De heer Schönfeld: Het is gebleken, dat het G.P.V.
aan alle Gemeenteraden een schrijven heeft gericht,
teneinde beperkende bepalingen te trachten te stellen
aan de verkoop van voorbehoedmiddelen, waarbij men
gebruik maakt van het aangenomen amendement van
mej. Haars en de heer De Vreeze, hetwelk de gemeen
ten de mogelijkheid biedt om zélf bepaalde beperkingen
te stellen.
Het tot stand komen van de wet als zodanig acht
ik persoonlijk een grote vooruitgang, waardoor mede
ten gevolge van de maatschappelijke ontwikkeling, veel
narigheid kan worden voorkomen.
Ik ben het volledig eens met het K.V.P.-raadslid,
Drs. Ibes, van de gemeente Raalte, dat er velen zijn,
die zo'n ding nog nooit hebben gezien en er dan over
moeten gaan oordelen. Ik weet niet, hoeveel dit er on
der ons zullen zijn. Bij de ter inzage gelegde stukken
heb ik het voorwerp dan ook gemist. Een maquette
van een uitbreidingsplan wordt toch ook getoond,
waarom zo'n ding dan niet? Ik acht het niet op mijn
weg een dergelijk artikel te kopen en hier in het open
baar te tonen, omdat daar de voorlichtingscentra voor
zijn. Ik acht het echter wel van belang, dat, gelet op
de ontwikkeling in onze huidige maatschappij de voor
behoedmiddelen in de vrije verkoop komen. Het is he
den ten dage niet meer mogelijk om ons aan bestaande
normen vast te klampen. De ooievaar en de koolblade
ren vinden geen geloof meer. De opvoeding der jeugd
zal zich niet meer kunnen beperken tot het gezegde
van vele ouders: „Pas goed op mijn kind", waarmee
alles was gezegd en afgedaan. Op een dergelijke wijze
moest een kind dan maar door schade en schande wijs
worden. Velen hebben hiervan voor hun leven de na
delige gevolgen kunnen ondervinden; ze zijn de dupe
geworden van een misselijk schaamtegevoel van hun
ouders. Met het raadsvoorstel, zoals het hier thans
voor ons ligt, kan ik volledig instemmen.
De beperking tot het plaatsen van automaten buiten
besloten ruimten voor uitsluitend daarvoor geëigende
plaatsen, kan ik moeilijk onderschrijven, omdat ik niet
geloof, dat de automaten straks zo maar ergens aan
een gevel geplaatst zullen worden. Het publiek zal er
de voorkeur aan blijven geven om anti-conceptiemid
delen te betrekken op een plaats, die niet te veel in
het oog loopt. Anders was er op de Nieuwstad of de
Wirdumerdijk heus wel iemand een zaak in deze
branche begonnen. Omdat deze zaken daar beslist geen
bestaansrecht hebben, hebben ze zich juist in de klei
nere straten gevestigd. De wijze en plaats van verkoop
heeft zichzelf als het ware geregeld. Dit is dan ook
een reden, waarom ik geheel met het raadsvoorstel
zal meegaan.
De heer Vellenga: Het was voor de hand liggend,
dat nadat in de Tweede Kamer over deze zaak is ge
sproken, verschillende gemeenteraden in ons land met
deze materie te maken kregen. Dat lag helemaal in
de ontwikkeling der dingen. Het tijdstip waarop wij er
nu over praten is dus in de hand gewerkt door de
bekende brief van het Geref. Politiek Verbond. Een
groep met zeer stringente en strenge opvattingen op
dit gebied. Daarmee had U als College te maken en
U moest t.a.v. die zaak proberen een standpunt te
formuleren. Dat is niet een unaniem standpunt gewor
den; er is een meerderheidsstandpunt; er zijn twee
minderheidsstandpunten en ik heb van mevr. Visser
begrepen, dat de drie christelijke fracties gekozen heb
ben voor het middenstandpunt, n.l. de verkoop van
deze voorbehoedmiddelen op geëigende plaatsen moge
lijk te maken. Men is zo correct geweest, ook mijn
fractie dit voorstel voor te leggen met de vraag: „Wilt
U dit eens bekijken?" Wij kunnen er begrip voor heb
ben, dat men probeert opvattingen, die op dit punt le
ven, te verenigen. Ik geloof niet, dat het middel wat
men heeft gekozen, juist is. Het voorstel sluit de ver
koop van voorbehoedmiddelen buiten de daarvoor ge-
eigende plaatsen uit. We zullen dan van tijd tot tijd
die verordening moeten herzien. Deze weg moeten we
niet opgaan. De opvatting van mijn fractie is: „doe
dat niet". Er is een bepaalde ontwikkeling gaande op
dit terrein. Men kan er misschien als persoon soms be
denkingen tegen hebben, maar ik geloof, dat wij als
Raad, als lokale overheid tegen dit vraagstuk aanzien
de, moeten weten hoe deze maatschappelijke ontwik
keling is. Ik dacht, dat je moet kiezen voor zoveel
mogelijk ruimte. Die ruimte zal door de praktijk mo
gelijk ingedamd worden. Wij kunnen met het volste
vertrouwen de ontwikkeling afwachten, omdat de prak
tijk leert, dat wanneer je probeert om hier en daar in
deze stroom dammen te leggen, je telkens opnieuw tot
de conclusie komt, dat deze verlegd moeten worden.
Dat komt het aanzien van de overheid niet ten goede
en vandaar dus, dat wij van onze kant, hoe begrijpelijk
wij dit voorstel ook vinden en hoe prettig het ook is
voor de ene wethouder dat zijn zienswijze is overge
nomen, op dit moment aan dit voorstel geen behoefte
hebben, maar ons kunnen conformeren aan de inzichten
van de meerderheid van het College van B. en W.
De heer Kingma: Wij hebben het voorstel van B.
en W. zonder meer geaccepteerd zoals het is. We had
den graag een verdergaand voorstel gezien, bijv. het
vrij verstrekbaar stellen van de pil. We vinden het
voorstel van B. en W. een kleine stap in de richting
van geboorteregeling, waaraan ons overvolle land wel
behoefte heeft. We hebben bij diverse mensen om ons
heen eens gezien wat de reactie op dit voorstel is. Dan
merk je, dat de oudere mensen in het algemeen conser
vatiever zijn op dit punt, zodat het gewoon een kwestie
van generatie is. Jongere mensen vinden dit helemaal
geen probleem, die zeggen :„Ja, natuurlijk doe je dat."
Zijn wij dan beter. Ik kreeg zelfs van iemand de sug
gestie om een voorstel te doen ik zal dat voorstel
hier niet doen maar dit voorstel luidde aldus:
„Stem voor de brief van het G.P.V. op één voorwaar
de: géén automaten in gemeentelijke of door de ge
meente gesubsidieerde gebouwen, maar het G.P.V. zorgt
dat in de hal goed zichtbaar van een gerefor
meerd- of een vrijgemaakt kerkgebouw een condoom
automaat, door de N.V.S.H., wordt geplaatst.Ik vond
dit een zeer goed voorstel. Zo komen ook deze mensen
eens in aanraking met de noodzaak tot geboorterege
ling, waar ze blijkbaar nog niet van overtuigd zijn.
De Voorzitter: Namens de meerderheid van het
College wil ik een enkel woord zeggen.
Inderdaad bevat de Wet van 28 augustus 1969, die
kort geleden is verschenen, een artikel dat de moge
lijkheid biedt om bij een gemeentelijke, verordening
m.b.t. de verkoop van voorbehoedmiddelen beperkende
bepalingen te stellen. Wij zijn van mening, dat deze
mogelijkheid in de eerste plaats in deze wet is op
genomen voor die gemeenten in ons land, waar een
Bijzonder groot gedeelte van de bevolking aanstoot zou
nemen aan de vrije verkoop van voorbehoedmiddelen.
De meerderheid van het College is van mening, dat
Leeuwarden niet behoort tot die gemeenten, waar be
perkende bepalingen betreffende het plaatsen van auto
maten zullen moeten gelden.
De meerderheid van het College heeft er net als
de heer Vellenga voldoende vertrouwen in, dat dit
niet aanleiding tot excessen zal geven.
Wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding ge
ven, zullen wij ons hierover opnieuw beraden.
Dit is het standpunt van de meerderheid van het
College. De meerderheid van het College heeft dus
ook geen enkele behoefte aan het voorstel, dat mevr.
Visser namens bepaalde fracties van deze Raad zo
juist heeft aangekondigd en ik zou U willen adviseren
om een dergelijk voorstel niet aan te nemen.
De heer De Jong (weth.): Ik ben de wethouder, die
het meest afwijkende standpunt inneemt. Wethouder
Heetla neemt een tussen-standpunt in. Ik kan niet
meegaan met het standpunt, dat is ingenomen door de
drie christelijke fracties, dat is neergelegd in de aan
gekondigde motie van mevr. Visser. Bij de motivering
van mijn standpunt wil ik graag als uitgangspunt de
parlementaire behandeling van dit vraagstuk nemen.
Het kabinet Cals heeft indertijd het standpunt inge
nomen, dat men diende te komen tot een wet, die uit
ging van een zeker vergunningenstelsel; een vergun
ningenstelsel, waarbij de verkoop gebonden zou zijn
aan bepaalde vergunningen. Deze vergunningen die de
verkoop beperkte tot besloten ruimten, zouden worden
verleend aan o.a. drogisterijen, apotheken, consultatie
bureaus. De verkoop via automaten zou dan automa-
- tisch verboden zijn. Van dit conservatieve standpunt
I in goede zin van het woord van het kabinet Cals is
het kabinet De Jong afgeweken. Het kabinet De Jong
heeft twee jaar later het volgende standpunt ingeno
men: „Wij willen niet een vergunningenstelsel, maar
we willen meer in de richting van een volledige vrij
heid van verkoop." Toen deze zaak aan de orde kwam
in de Tweede Kamer is door de Anti Revolutionaire
fractie, bij monde van de heer Dr. Boertien, het vol
gende gesteld: „Regering waarom bent U eigenlijk van
dit vergunningenstelsel afgeweken. Het vergunningen
stelsel gaf meer dan voldoende ruimte ook voor de
ontwikkeling, die op handen is." De heer Dr. Boertien
heeft gezegd, dat naar het oordeel van de Anti Revo
lutionaire fractie, het vergunningenstelsel er moet ko
men. Wij behoeven dan ook niet de consequentie te
nemen van de verkoop via automaten. Wij behoeven
dat niet; wij willen dat ook niet! Wij huiveren er voor
deze sluikhandel over te laten gaan in een situatie
van volkomen vrijheid. De verkrijgbaarheid op dezelfde
wijze als een pakje sigaretten zal voor het publiek een
wervende betekenis krijgen. Dit gevoel werd neerge
legd in een motie, die de heer Boertien vervolgens in
diende en waarin werd gevraagd de invoer, vervaardi
ging en aflevering van anti-conseptionele middelen aan
een vergunningenstelsel te binden en de mogelijkheid
van verkoop door middel van automaten uit te sluiten.
Deze motie is verworpen. Voor stemenden o.a. de A.R.
fractie en het G.P.V. Er waren nog enkelen, die vóór
stemden; ook een 9-tal K.V.P.'ers. Ik heb gemeend, bij
de behandeling van dit voorstel in het College van B.
en W., mij te moeten conformeren aan het standpunt
van de A.R. fractie in de Tweede Kamer en ik meen,
dat daarin duidelijk opgesloten ligt, dat ik bepaald
geen behoefte heb aan het voorstel, dat nu door de
drie confessionele fracties is aangekondigd. Ik heb wel
begrepen, dat de meerderheid van de Raad er anders
over denkt, maar ik had toch behoefte aan deze moti
vering van mijn standpunt.
De heer Heetla (weth.): Ik sluit mij aan bij het
geen mevr. Visser heeft gezegd. Mijn eerste reactie
was in het College: als ik sigaren wil hebben en de
sigarenwinkel is dicht, dan gebruik ik de automaat.
Ik kan me voorstellen, dat er mensen zijn die van een
automaat gebruik wensen te maken om voorbehoed
middelen te kopen, maar ik heb er helemaal geen be
hoefte aan, dat er automaten komen in bijv. een auto
matiek waar je ook gehaktballen en croquetjes kunt
kopen. De meerderheid van het College van B. en W.
is van mening, dat achteraf altijd nog kan worden
bezien of er beperkende bepalingen genomen moeten
worden. Op mijn beurt ben ik van mening, dat nu be
perkende bepalingen moeten worden genomen. Deze
beperkende bepalingen kunnen dan achteraf alsnog
worden herzien.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben natuurlijk bijzon
der teleurgesteld, dat de Raad niet zoveel egards heeft
om rekening te houden met de wensen van een grote
groep van de bevolking van deze stad. Ik heb me na
tuurlijk ook bijzonder gestoten aan de weinig fijnzinnige
opmerking van de heer Kingma, die voor zijn eigen
rekening blijft. Ik zou nog willen opmerken, dat het
eenvoudig is om te zeggen: We bekijken het later wel
eens, wanneer die automaten op plaatsen aangebracht
zijn waar B. en W. ze niet gewenst achten. Het zal
toch heel wat moeilijkheden geven wanneer een auto
maat verwijderd moet worden. De mensen, die een
automaat hebben laten aanbrengen waren volkomen
in hun recht en ik kan me zelfs voorstellen, dat men
schadevergoeding of iets van dien aard zal eisen. Ik
wil nog een laatste beroep doen op de Raad. Waarom
kan niet worden tegemoet gekomen aan de wensen van
een grote groep van de bevolking door automaten te
plaatsen op de daarvoor geëigende plaatsen? Ik heb
hier het voorstel behorende bij het raadsvoorstel no.
413, regelende Verkoop Voorbehoedmiddelen: „De Raad
der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15
december 1969; gehoord de discussies over stuk 413,
verkoop van voorbehoedmiddelen, besluit:
a. In de Algemene Politieverordening een bepaling
op te nemen om het plaatsen van automaten voor de
verkoop van voorbehoedmiddelen buiten besloten ruim
ten te beperken tot daarvoor geëigende plaatsen, te
weten: bij de huidige verkooppunten van de N.V.S.H.;
V I f'li II
A JO