huis en verpleeghuis heb ik nogal eens aangedrongen
op het tijdig aantrekken van technische mensen, zodat
zij aanwezig kunnen zijn bij de installatie van de ap
paratuur, die zeer binnenkort zal worden geleverd, zo
als de Wethouder heeft gezegd. Hiermede kan worden
bereikt, dat b.v. storingen door eigen personeel snel
kunnen worden verholpen, zodat geen mensen van bui
ten daarvoor hoeven te komen.
De heer Ten Brug (weth.)Ik ben blij met de op
merking van mevr. Veder over de samenwerking met
de andere ziekenhuizen. Ik ben van oordeel, dat we
inderdaad in dit opzicht op de goede weg zijn.
Met de taakverdeling over de specialismen hangt
uiteraard samen de taakverdeling over de specialisten.
Wanneer we het eens zijn over de specialismen, weten
we ook, welke specialisten we moeten aantrekken. Wij
hebben contact met het Leeuwarder Medisch Specialis
ten Genootschap over de keuze van de specialisten voor
de ziekenhuizen. Een aantal heeft reeds een keuze ge
daan. Sommigen kiezen full-time voor een bepaald zie
kenhuis (wat natuurlijk ook afhangt van het aantal
bedden), anderen part-time. Ook in Leeuwarden zullen
specialisten zijn, die aan meer dan één ziekenhuis moe
ten worden verbonden. Op zichzelf is dat ook een gun
stige situatie voor de samenwerking, want dan kunnen
we de beschikbare mankracht in Leeuwarden poolen
en behoeven we geen beroep te doen op specialisten
elders. Wanneer het om topspecialisten gaat, zou dat
laatste misschien in een enkel geval nodig zijn. Ik heb
de indruk, dat e.e.a. nu ook in goede harmonie gaat
met het Leeuwarder Medisch Specialisten Genootschap.
De besluiten van de andere ziekenhuizen, waaruit con
sequent voortvloeide het besluit van het Gemeentebe
stuur om ook het Gemeenteziekenhuis tot een gesloten
ziekenhuis te verklaren, gaf eerst wel wat moeilijk
heden tussen de ziekenhuizen en de specialisten. Ik
heb de indruk uit de contacten, die wij onzerzijds heb
ben gehad met het bestuur van het Leeuwarder Medisch
Specialisten Genootschap, dat we met een kentering
ten goede te maken hebben.
Op voorstel van de commissie, die deze bouw be
geleidt, heeft het College besloten de hulpkrachten van
de chef technische dienst op te roepen, zodat zij ge
ruime tijd vóór de opening van het nieuwe ziekenhuis
in dienst kunnen treden. Ik hoop, dat wij spoedig tot
hun aanstelling kunnen overgaan.
De heer Heidinga: Ik zou graag willen weten, hoe
de samenstelling is van de commissie opnamebeleid be
jaarden. (De Voorzitter: Dat valt niet onder dit hoofd
stuk. Die vraag staat wel in het verslag opgenomen,
dus die komen we vanzelf tegen.)
Algemene Dienst.
Hoofdstuk IV.
Algemeen.
De Voorzitter: Ik maak U erop attent, dat op blz.
38, Hfdst. IX, vraag 6, over ditzelfde onderwerp is ge
schreven, maar dat bedoelde vraag daar niet meer aan
de orde zal komen. Degenen, die van plan waren over
dit punt bij hfdst. IX te discussiëren, verzoek ik dit
thans te willen doen.
De heer Ten Brug (weth.): De eerste vraag is ver
moedelijk gesteld n.a.v. het rapport van de provinciale
studiecommissie over de klinische psychiatrie. Ik kan
meedelen, dat wij van die nota met belangstelling heb
ben kennis genomen. Wij onderschrijven de conclusie
van dat rapport, dat een daarin bedoeld centraal in
stituut moet worden gevestigd in de onmiddellijke om
geving van andere medische instellingen met de nood
zakelijke topvoorziening. Onzerzijds zal dan ook alle
mogelijke medewerking worden verleend bij de tot
standkoming van dat instituut. Als plaats van vesti
ging van het instituut denken we aan het terrein,
gelegen tussen het in aanbouw zijnde ziekenhuis en de
Aldlansdyk. We zullen het wel op prijs stellen, dat we
bij de verdere uitwerking van de plannen zullen wor
den ingeschakeld. Daarvoor zal onzerzijds ook het no
dige contact worden gelegd met G.S. of met de com
missie, die de plannen voorbereidt. Dit i.v.m. de me
dische voorzieningen, die wij moeten treffen, en om
te komen tot een goede samenwerking. Het lijkt ons
ook noodzakelijk, dat er overleg komt, niet alleen met
de Gemeente, maar ook met de twee andere ziekenhui
zen en met de vrij gevestigde zenuwartsen ter plaatse.
Ik zie niet direct het verband tussen de beide hier
gestelde vragen. Uiteraard is de bejaardenzorg en
vooral de zorg voor de psychisch gestoorde bejaarden
ook voor Leeuwarden een levensgroot probleem. Het
is iedereen wel bekend, dat er dringend behoefte is
aan uitbreiding van het aantal in de Provincie beschik
bare bedden voor psychisch gestoorde bejaarden. De
capaciteit van Nieuw Toutenburg onlangs met ruim
100 bedden uitgebreid en van het Talmahuis is veel
te gering. Men schat, dat Friesland nog wel behoefte
zal hebben aan uitbreiding met 400 a 500 bedden. Na
tuurlijk kan men zich afvragen, hoe men nu pas tot
deze getallen komt en waarom men niet reeds meer
heeft gebouwd. Ik wil U er echter op wijzen, dat Nieuw
Toutenburg oorspronkelijk werd gepland op 450 bedden,
maar dat dit aantal door de regering sterk werd ver
minderd, n.l. tot 174 voor heel Friesland! In dit op
zicht is de situatie belangrijk gewijzigd. In augustus
1969 waren in Leeuwarden ca. 95 bejaarden zodanig
psychisch gestoord, dat opname in een inrichting wen
selijk was. Ik dacht, dat het zonder meer duidelijk en
wenselijk was, dat in Leeuwarden een inrichting voor
psychisch gestoorde bejaarden wordt gevestigd met een
capaciteit van ca. 200 bedden. Het is mogelijk om in
de buurt van ons ziekenhuiscomplex een inrichting van
die allure te bouwen. We moeten ons wel voorstellen,
dat met de totstandkoming van zo'n inrichting veel
tijd gemoeid zal zijn. Om de grootste nood te lenigen
hebben we een aantal bedden beschikbaar gesteld in
het Stadsverzorgingshuis en het Infectiepaviljoen, van
waaruit kan worden gezorgd voor een verdere door
stroming. Dit is echter een druppel op een gloeiende
plaat. We verheugen ons erover, dat e.e.a. kan ge
schieden in nauwe samenwerking met de Sociaal Psy
chiatrische Dienst in de Provincie. Wij denken verder
aan de mogelijkheid om t.z.t in het huidige gebouw
van het Stadsziekenhuis 80 a 100 bedden beschikbaar
te stellen. Dit is en blijft een noodoplossing, doch met
een goed jaar moet o.i. hierin kunnen worden voor
zien. Wel zullen er dan waarschijnlijk wat bouwkun
dige voorzieningen moeten worden getroffen. Wellicht
zal het bestaande Infectiepaviljoen de nood nog wat
kunnen helpen opvangen, maar deze noodoplossingen
zijn alleen bedoeld voor psychisch gestoorde bejaar
den en zeer verpleging behoevende bejaarden. De nor
male bejaardenzorg, die eigenlijk behoort tot de porte
feuille van de heer Heetla, staat hiermee slechts in
zoverre in verband, dat vanuit de bejaardentehuizen
een doorstroming zou kunnen plaats vinden naar be
doelde speciale inrichtingen, zodat in eerstgenoemde
tehuizen weer bedden vrij komen.
De heer Van Esveld: Ik ben blij van de Wethouder te
hebben gehoord, dat hij positief staat tegenover de
stichting van een tehuis voor psychisch gestoorden. Zo'n
tehuis moet niet teveel achteraf worden gebouwd, maar
meer aan drukke verkeerswegen, zodat de psychisch ge
stoorden ook prikkels van buitenaf krijgen. Verder zou
ik ervoor willen pleiten om de ruimte bij het nieuwe
Stadsziekenhuis niet al te zeer vol te bouwen, aange
zien daar in de toekomst nog meer parkeergelegenheid
nodig zal zijn.
De heer Ten Brug (weth.)Ik heb begrepen, dat de
heer Van Esveld hier dan niet doelt op het centraal
instituut voor klinische psychiatrie. Ik weet niet of
het nu wel helemaal opgaat, dat een tehuis voor psy
chisch gestoorden aan drukke verkeerswegen moet 'wor
den gebouwd. De ervaringen in Toutenburg en het
Talmahuis zijn niet van dien aard. M.n. Toutenburg ligt
nog al excentrisch. Ik geloof echter, dat dit terrein
toch wel wordt omsloten door vrij drukke verkeers
wegen en dat men toch moeilijk kan zeggen, dat dit
een achteraf gelegen terrein is. Overigens kan ik op
dit moment over de situering van een terrein voor
een tehuis voor psychisch gestoorden niets zeggen.
Volgnos. 63, 134, 136.
De heer Ten Brug (weth.)Enige tijd geleden zijn er
van de zijde van de hoofdinspectie voor de volksge
zondheid gewijzigde richtlijnen gekomen m.b.t. de con
trole op t.b.c. Deze gewijzigde richtlijnen houden o.a.
in, dat er bij kinderen beneden de leerplichtige leeftijd
geen ongericht onderzoek meer plaats vindt. De be
smettingskans bij dergelijke kinderen is erg laag en
daarom wordt dit onderzoek bij hen slechts ingesteld,
wanneer daartoe een speciale aanleiding bestaat. Bij
kinderen van de lagere school wordt in de le en 5e
klas een onderzoek ingesteld d.m.v. de mantoux-reactie.
De leerlingen van de scholen voor vervolgonderwijs wor
den bij de gewijzigde regeling om het jaar gecontro
leerd. Deze controle vindt plaats aan het begin van
het schooljaar. Gezien de immuniteitsgraad van de
meeste personen, acht het consultatiebureau dit vol
doende. Wij realiseren ons echter, dat de besmettings
kans bij een verblijf in het buitenland groter is en daar
om is na overleg met het consultatiebureau de regeling
getroffen, dat leerlingen na een verblijf in het buiten
land worden onderzocht d.m.v. de mantoux-reactie. Ver
der heeft het consultatiebureau zich bereid verklaard
om kinderen, die naar het buitenland gaan, van te
voren te vaccineren. Ik dacht, dat wij door deze rege
ling wel tot een vrij sluitend geheel waren gekomen.
N.a.v. vraag 2 zou ik erop willen wijzen, dat de door
lichting van het personeel van de Leeuwarder scholen
niet geschiedt door de G.G.D., maar door het districts
consultatiebureau. Wij hebben de klacht over het feit,
dat deze doorlichting alleen op woensdagmiddag plaats
vindt, met het districtsconsultatiebureau besproken,
maar men vindt deze dienstverlening daar voorlopig
voldoende. Ik dacht ook, dat het toch wel vrij overdreven
was om hier van slavernij te spreken. Het districts
consultatiebureau heeft bezwaar tegen het invoeren van
een avonddienst, aangezien de personeelsbezetting van
dit bureau dat niet toelaat.
Volgno. 144.
De heer Ten Brug (weth.)Wij zullen proberen de
herziening van de subsidieregeling voor de Kruisver
enigingen, zo dat enigszins mogelijk is, nog vóór de
pienaire begrotingszitting of in ieder geval vlak daar
na gereed te krijgen. Het is nogal bezwaarlijk de sub
sidie voor het Badhuis te Huizum in deze regeling op
te nemen, aangezien deze subsidie niet past in de nor
men voor de subsidiëring van Kruisverenigingen. De
subsidie voor een badhuis is ook een heel ander iets.
Bovendien is dit badhuis een aflopende zaak, al is het
tijdstip, waarop het kan worden gesloten, dan ook nog
niet bekend. Dit geldt uiteraard ook voor het Badhuis
van de Gemeente aan de Wissesdwinger.
De heer Visser: Dit is bepaald geen belangrijk punt.
Als de doelmatigheid er echter mee zou zijn gebaat,
zou ik het persoonlijk wel op prijs stellen, wanneer de
subsidie voor het Badhuis te Huizum in de jaarlijkse
subsidie werd ingebouwd, ook al gaat het hier dan om
een aflopende zaak.
De heer Ten Brug (weth.)Ik geloof juist, dat het
niet doelmatig zou zijn deze subsidie in de subsidie
regeling voor de Kruisverenigingen op te nemen, aan
gezien er ook Kruisverenigingen zijn, die geen badhuis
hebben. Het maakt voor deze Kruisverenigingen ook
niets uit, dat de subsidie voor dit badhuis niet in de
subsidieregeling voor de Kruisverenigingen is opgeno
men. (De heer Visser: Het zou voor de Gemeente een
meer efficiënte wijze van werken betekenen, wanneer
de subsidie voor dit Badhuis in de subsidieregeling voor
de Kruisverenigingen werd opgenomen.) Het zit er dik
in, dat we de zaak dan ingewikkeld zouden maken,
doordat we dan geen goede vergelijking meer zouden
kunnen trekken tussen de verschillende Kruisvereni
gingen in deze Gemeente. Dat kon wel eens niet be
vorderlijk zijn voor de efficiency. Het gaat hier echter
om een ondergeschikt punt.
Volgno. 148.
De heer Ten Brug (weth.): Er bestaan geen plan
nen tot plaatsing van prefabricated openbare toiletge
legenheden. Zoals bekend, bouwen wij, wanneer er
transformatorhuisjes moeten worden geplaatst, de open
bare toiletten daarbij in. Wij proberen het totale aan
tal openbare toiletgelegenheden wel in redelijkheid zo
groot mogelijk te houden.
Hoofdstuk VIII.
Algemeen.
De heer Ten Brug (weth.)Het is niet goed moge
lijk de in vraag 1 bedoelde schriftelijke uiteenzetting
te geven. Inderdaad moeten de mogelijkheden van ieder
kind in een zo vroeg mogelijk stadium tot ontwikkeling
worden gebracht. Ik kan me het verzoek om deze
schriftelijke uiteenzetting wel voorstellen, omdat er
over dit vraagstuk ontzaglijk veel wordt gepubliceerd.
Daarbij worden het wenselijke, het experiment en het
wettelijk mogelijke vaak door elkaar gehaald. Het gaat
er inderdaad om (en dat is een kwestie van onderzoek),
dat elk kind profiteert van de methodieken en de voor
zieningen, die voor hem de meest geschikte zijn. Met
het oog daarop worden thans alle leerlingen van de
lste klas van de kleuterscholen en van de lagere scho
len psychologisch onderzocht door de schooladviesdienst.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal wor
den getracht elk kind zo goed mogelijk op te vangen
en te begeleiden. Daarvoor zal een veel uitgebreidere
bezetting van de schooladviesdienst nodig zijn. Wij zijn
thans op dit punt experimenteel bezig. In dit verband
zou ik de speelleerklassen willen noemen, die bij de
kleuterscholen en bij 3 scholen voor gewoon lager on
derwijs zijn ingesteld. Ook bij een aantal scholen voor
bijzonder onderwijs is men met dit experiment bezig.
De speelleerklas heeft ten doel het kind door een meer
gedifferentieerde benaderingswijze beter op te vangen
gedurende de overgang van kleuterschool naar lagere
school. Ik realiseer mij, dat door het scheppen van een
speelleersituatie en door een meer individuele benade
ringswijze een betere overgang naar het lager onderwijs
zal kunnen worden bereikt en dat het kind daarbij ook
als individu beter tot zijn recht zal kunnen komen. De
speelleerklassen aan de openbare scholen in Leeuwar
den zijn over het algemeen uniform opgezet. Dat is ook
wel nuttig, want dan kunnen wij de resultaten op de
verschillende scholen beter vergelijken. Dit experiment
wordt begeleid door een commissie van deskundigen,
waarin o.m. ook zitting heeft een leerkracht van de
Rijks Pedagogische Academie, van welke onderwijsin
stelling wij zeer veel medewerking ondervinden. Er
bestaat ter zake van de speelleerklassen nog geen over
leg met het bijzonder onderwijs. Dit overleg is niet be
wust achterwege gelaten. De commissie en de leer
krachten hebben hun handen vol aan dit experiment,
maar ik kan mij wel voorstellen, dat we na een jaar
onze ervaringen met de speelleerklassen eens gaan ver
gelijken met die, welke men te dezer zake bij het bij
zonder onderwijs heeft opgedaan. Het onderwijs in de
2e klas zal wel wat moeten worden aangepast aan de
speelleersituatie in de lste klas. Hoe dat precies moet
gebeuren, zal nader moeten worden bezien. Er wordt
thans bij het onderwijs overal gezocht naar een nieuwe
en betere aanpak. Er bestaan op dit punt verschillen
van inzicht en wij volgen met belangstelling de ver
schillende publicaties, die er op dit gebied verschijnen.
Wij hebben het gevoel, dat e.e.a. kan leiden tot beter
onderwijs, maar wij vinden wel, dat er zowel met het
oog op de kinderen als op de leerkrachten met nieuwe
aanpakken op het terrein van het onderwijs met verant
woorde voorzichtigheid moet worden opgetreden. Wij
hebben ons werkelijk nog geen duidelijk beeld gevormd
van hoe het in de toekomst zal moeten. Wij hebben
wel contacten met de pedagogische centra en met het
Pedagogisch Instituut van de Rijksuniversiteit in Gro
ningen.
Op vraag 3 zou ik willen antwoorden, dat de resul
taten van het hier bedoelde debat ook weer zijn be
sproken in de schoolraad en dat de inspecteur van het
lager onderwijs daarbij nadrukkelijk heeft verklaard,
dat de op dit moment door Leeuwarden aangelegde