2
3
moeten worden gehouden. In Uw raadsbrief zinspeelt
U daar ook op, wanneer U schrijft over de mogelijk
heid om subsidies te vangen, hetzij van de Provincie,
hetzij van het Rijk. Maar nieuwbouw b.v. in de buurt
van het Rengerspark zou zich ook moeilijk verdragen
met de opvattingen van velen, dat gebouwen als deze
zo mogelijk in het centrum van een stad behoren te
staan of en dat komt in Leeuwarden dan op hetzelf
de neer aansluitend bij die plekken, waar sinds tien
tallen jaren het culturele leven of wat daarvoor door
ging zich afspeelde. Een heel nieuw gebouw op de
plek, waar nu de Harmonie staat plus vrij ruime om
geving, lijkt dan ideaal. Alleen (en wij moeten ook
met beide benen op de grond staan), dat betekent uit
stel voor veie jaren, omdat verwerving en sanering in
dat stadsdeel zeer veel tijd en zeer veel geld kosten
vóór men nog aan de nieuwbouw en de kosten daar
van toe is. Wanneer we dit zo overzien en taxeren,
leeft in mijn fractie o.m. de opvatting, die ik nu ver
tolk: Maak van de Beurs een gebouw voor concerten
en congressen, voor vergaderingen en festiviteiten.
Deze Beurs heeft haar oorspronkelijke functie verloren
en komt als mogelijkheid op ons toe. Passende andere
bestemmingen zie ik zo direct niet. Wel zou er moe
ten worden gedokterd aan de toegankelijkheid, zowel
psychologisch als materieel. In die zin en op die con
ditie zouden wij ermee akkoord kunnen gaan hiervoor
een ton uit te trekken. Voor vele andere functies moet
dan worden gedacht aan de Harmonie. Dat betekent
niet, dat wij ons willen vastleggen op die functies, die
stellig de commissie Uw College niet met zoveel
woorden aan het papier heeft toevertrouwd. Ons
staat voor ogen een breed beraad met cultuurridders,
deskundigen, kunstenaars en jongeren om op basis van
prognoses en nieuwe inzichten een werkplan voor de
komende tijd op te stellen, opdat men, na ook de gevoe
lens van meelevende burgers gepeild te hebben, aan
een geleidelijke uitbreiding van de Harmonie kan den
ken. Op die wijze kunnen traditionele en andere uitin
gen en functies aan hun trekken komen. Daarbij den
ken we ook aan vormen van pop-muziek, ruimten voor
informatie en relaxen, experimenteerlokalen, het be
nutten van het medium film op een bepaalde manier
enz. enz. Er kan hier dan in de loop der jaren een
complex ontstaan met flexibiliteit en variatiemogelijk
heden wat een deel der ruimten betreft. Dat moet
bouwkundig te realiseren zijn en een dergelijk complex
zou m.n. dit oude stadsdeel een nieuw aanzien geven.
Het punt van de toegankelijkheid zal dan ook in de
plannen moeten worden betrokken, gecombineerd met
parkeermogelijkheden e.d.
In dat beraad zal ook aan de Zalen Schaaf moeten
worden gedacht om de vele culturele functies in deze
Gemeente in alle opzichten optimaal tot hun recht te
laten komen. Immers, alle accommodatie, waar en hoe
dan ook, is een middel, m.n. om zoveel mogelijk men
sen bij het culturele gebeuren te betrekken. Als wij
een nieuw hoofdstuk gaan schrijven in de culturele ge
schiedenis van Leeuwarden, zal, waar mogelijk, cul
tuurbeleving niet meer een zaak moeten zijn van een
bepaalde laag, maar volkszaak moeten zijn. Dan zul
len psychologische en materiële drempels moeten ver
dwijnen. Dan zullen ook de mensen, die bij de leiding,
het beheer en de eerste verantwoordelijkheid betrok
ken zijn, alle groeperingen moeten vertegenwoordigen.
Dat zullen o.i. nieuwe mensen moeten zijn, die niet
door hun leeftijd of door te sterke bindingen met wat
is geweest op dit punt worden gehinderd om met een
nieuw begin te beginnen.
Ik eindig met de hoop uit te spreken, dat het College
positief gaat reageren op de zienswijze, dat naast de
Beurs met de door mij genoemde functies m.n. het
complex in en rond de Harmonie zo wordt opgezet
(incl. beraad, prognose, variatiemogelijkheden) als ik
zojuist onder woorden heb gebracht. Op die voorwaar
den (in principe dus en voorlopig min of meer vrij
blijvend) zouden wij met de ton, die hiervoor staat,
akkoord kunnen gaan. Een dergelijk centrum stond ook
mijn partij voor de geest, toen we in 1966 ons gemeen
teprogram het licht lieten zien.
De heer De Leeuw: Wij staan vandaag voor de be
slissing, afdoende, althans zo goed mogelijke maatre
gelen te nemen m.b.t. de culturele accommodatie in
onze stad. Normaal is dat geen eenvoudige zaak. In
deze tijd echter, nu in de hele gemeenschap sterk ver
anderende inzichten doorbreken en gezocht wordt naar
wegen om tot een harmonische samenhang te komen
van leven en werken, terwijl heel deze ontwikkeling
zich nog slechts in een experimenteel stadium bevindt,
is die beslissing dubbel moeilijk. Om nu een beetje lijn
te brengen in dit enorme probleem, zullen we ons een
aantal zakelijke vragen moeten stellen. Ten eerste de
vraag: Wat willen wij en wat verwachten wij En
ten tweede de zeer belangrijke vraag: Welke mogelijk
heden hebben we?
Wat wij willen is, dacht ik, dat we een zodanige
voorziening treffen, dat enerzijds een zo goed moge
lijke technische accommodatie tot stand wordt gebracht
en anderzijds het spelelement, het verweven zijn met
het dagelijks leven, de openheid en de bereikbaarheid
zo groot mogelijke kansen krijgen. Dat zou in feite
kunnen betekenen, dat we overgaan tot nieuwbouw
en wel nieuwbouw met gescheiden ruimten voor toneel,
ballet, muziek en opera, omdat deze typische vormen
van expressie hun duidelijke eigen eisen stellen bij het
doorgeven van de expressie en bij de beleving daarvan.
Dit zou niet alleen op dit punt voordelen geven, echter
ook t.a.v. gebruik en exploitatie.
De tweede mogelijkheid, n.l. nieuwbouw zonder ge
scheiden accommodatie, lijkt mij geldverspilling. Wan
neer we moeten beslissen over ruimten, waar we het
de eerstkomende 30 jaar of langer mee moeten doen,
en we nu al weten, dat het in feite maar gepruts is,
komt deze mogelijkheid te vervallen.
De derde mogelijkheid is gebruik te maken van be
staande accommodaties en proberen deze te transfor
meren. Deze laatste mogelijkheid ligt nu als voorstel
voor ons. Laten we even vaststellen, dat wij allemaal
de best mogelijke oplossing willen. Het is U, mijnheer
de Voorzitter, en de Wethouder wel bekend, dat ik met
anderen in de voorbereidingscommissie vanaf het begin
van mening was, dat nieuwbouw zeker in principe
(even afgezien van de plaats) de beste oplossing zou
zijn. Ik heb dan ook zeer nadrukkelijk in de commissie
gevraagd naar de kostenbegroting als vergelijkingsmate
riaal en naar de mogelijkheden tot het verkrijgen van
financieringsmiddelen voor nieuwbouw met gescheiden
accommodatie. Ons is toen op niet mis te verstane wijze
duidelijk gemaakt, dat we er vooreerst niet over hoeven
te peinzen, dat daarvoor financiering te vinden zou
zijn, en dat tevens de Rijksadviescommissie voor
schouwburgen en concertzalen daar geen medewerking
aan zal geven, mede gezien de bestaande mogelijkhe
den. Dan dringt zich de klemmende vraag op, wat dat
nu betekent. Betekent dat, dat we moeten ophouden,
dat we moeten wachten, dat we noodmaatregelen moe
ten treffen of dat we een definitieve opzet 5, 10 of
een langer aantal jaren zullen moeten uitstellen? Wij
zijn van mening, dat de huidige situatie geen enkel uit
stel meer verdraagt. We zullen in deze tijd gebruik
moeten maken van de mogelijkheden, die wel aanwezig
zijn. Het is noch in het belang van de kunstenaar, noch
in het belang van de bevolking, te gaan zitten wachten
op wat straks misschien wel mogelijk is. Als dan blijkt,
dat deze laatste mogelijkheid als een zeer reële over
blijft, kunnen we de vraag stellen of dit soort van op
lossingen, i.e. een verbouwing van de Beurs en van de
Harmonie, in feite wel zo verschrikkelijk ongunstig is.
Ik dacht, dat er voor deze beslissing een hele rij van
pluspunten is aan te voeren, waarvan ik enkele noem.
Beide gebouwen liggen in het hart van de stad en
kunnen in die hartfunctie ook meedoen in het ontvan
gen en het delen van al datgene, wat wij verwachten
van dat deel hebben aan cultuur, van dat deel hebben
aan uitingen van anderen en van onszelf. Er is par
keerruimte aanwezig. Beide andere gebouwen liggen
vlak bij de trein en de bussen en in beide gebouwen
en dat lijkt me een belangrijk argument zijn in
feite meer ruimtemogelijkheden aanwezig dan in een
afzonderlijk gebouw voorlopig kunnen worden gereali
seerd. Er kan in fasen worden gebouwd en er kan ook
in fasen worden gefinancierd. We zijn op weg een stad
te worden van 100.000 en meer inwoners. Bij alle eisen,
die dat grote aantal van medeburgers zal gaan stellen
aan de accommodatie in de stad, zal deze laatste opzet
dan meer mogelijkheden geven, wellicht ook voor an
dere doeleinden dan ons op dit ogenblik voor ogen
staan. We hebben het voordeel van de bewuste mede
werking van de Rijksadviescommissie. Er zijn echter
ook nadelen, bijv. m.b.t. de bouw, de toegankelijkheid,
de openheid, die wij in onze moderne opvattingen van
een gebouw voor cultuur en samenleving verwachten
en m.b.t. de financiering.
Ik zou voorts graag even willen reageren op wat in
de Leeuwarder Courant van 20 en 22 januari m.b.t. dit
onderwerp is geschreven. Ik zou in dit verband willen
zeggen, dat ik gewoon een beetje teleurgesteld en ge
schrokken ben van de voorstelling van zaken, die het
oud-lid van deze Raad voor de P.v.d.A., de heer Stig-
ter, daarin heeft gegeven. Ik wil in alle oprechtheid
zeggen, dat ik bijzonder veel waardering heb voor zijn
betrokkenheid bij al wat cultuur en vorm van samen
leving is. Toch moet het mij van het hart, dat zijn in
gezonden stuk m.i. griezelig dicht komt bij een vorm
van misleiding. Ik verwonder mij daar ook over na de
standpunten, die ik van hem heb gehoord in de com
missie. Hij wil met zijn voorbeeld van het H.O.T. de
bevolking heel duidelijk maken, hoe dwaas dit bestuur
met zijn voorstellen voor de dag komt. Zijn voorbeeld
kan echter niet worden vergeleken met de opdracht,
waarvoor we vandaag staan. Het is niet zo, dat het
H.O.T. in Den Haag wordt beschouwd als dè oplos
sing voor de hele culturele accommodatie, het is niet
het huis van het Residentie-Orkest, is niet hèt centrum
voor al wat maar met toneel en de experimentele
kunst te maken heeft. Het H.O.T. is wèl een duidelijke
noodoplossing. Een groepje moderne mensen in Den
Haag heeft zich tot het Gemeentebestuur gewend met
het verzoek om experimenteerruimte beschikbaar te
stellen. Het Gemeentebestuur van Den Haag meende
niet over een dergelijke ruimte te beschikken, maar
heeft toen op suggestie van dit groepje een oude kerk
voor dit doel beschikbaar gesteld. Ik heb er nu be
zwaar tegen, dat thans de indruk wordt gegeven, dat
deze soort van oplossing nu datgene is, wat we hier
in Leeuwarden zouden moeten zien te bereiken. Wie
zegt, dat die mogelijkheden van experimenteren, die
ruimteverlening aan vernieuwingsdrang, die pogingen
om te komen tot een zgn. aangepast cultureel bele
vingspatroon niet kunnen worden gerealiseerd in de
Beurs, de Harmonie of Zalen Schaaf? Ik zou ervoor
willen pleiten, dat m.n. de zakelijke en artistieke lei
ding van de toekomstige stichting al het mogelijke
doet om juist die openheid en die vrijheid en die mo
gelijkheden te creëren, welke wij vandaag aan de dag
noodzakelijk vinden om de cultuur te beleven, te proe
ven en te maken tot een stuk van ons dagelijks leven.
Zij zal dat moeten doen in een zo ruim en frequent
mogelijk overleg met al degenen, die daarbij betrok
ken zijn: de kunstenaars, de organisaties, die zich ver
dienstelijk maken op dit terrein en m.n. de Culturele
Raad, tot de instelling waarvan wij straks gaan be
sluiten. Wij zijn vóór aanpassing, vóór het creëren van
ruimte voor het experiment en vooral vóór wat een
bijdrage kan zijn tot een wat meer welbevinden van
ons mensen. De cultuur en de beleving daarvan is ook
een stuk voeding tot dat welbevinden. Ik ben het eens
met de heer Vellenga, dat we met beide benen op de
grond moeten blijven staan. Als ik dan in de krant
het commentaar van de vertegenwoordigster van D'66
lees, waarin zij ook even fijntjes laat weten, dat ze
het woord „ludiek" kent en waarin zij en passant het
College en andere betrokkenen op één hoop veegt als
waren zij een door de ratten besnuffelde troep conser-
vatievelingen, dan vraag ik mij af: „Is dit nu de vorm
van dialoog, die wij vandaag aan de dag van die kant
moeten verwachten?" Bovendien komt dan de gedach
te bij mij op, dat haar inzicht in wat nuchterweg direct
klaar gemaakt kan worden, omgekeerd evenredig is
aan haar charme en het is ongetwijfeld een char
mante vrouw. (Gelach)
Wanneer wij de definitieve plannen van wat wij van
avond gaan besluiten voorgelegd krijgen, kunnen we
met elkaar praten over de indeling van de functionele
ruimte, zoals klein theater, discussiemogelijkheden en
al datgene, wat wij in dit gebouw zouden willen ver
werkelijken. Gaarne zou ik vernemen, wanneer het
College met dat plan denkt te komen, of er al voor
overleg is gepleegd met het Rijk en de Provincie en,
zo ja, of daarover op dit ogenblik al iets kan worden
gezegd. Kunt U ook nog eens duidelijk maken, dat er
van werkelijke keuze hoegenaamd geen sprake is en
dat m.n. volledige nieuwbouw met gescheiden accom
modatie niet tot de reële verwerkelijkingsmogelijkheden
behoort
De samenwerkende fracties zijn van oordeel, dat wij,
nu blijkt, dat volledige nieuwbouw met gescheiden ac
commodatie voorlopig niet haalbaar is en dat er ter
voorkoming van verdere achterstand een beslissing
moet worden genomen, van de bestaande mogelijkhe
den een zo goed mogenjk gebruik moeten maken. Van
uit die gedachte zal het merendeel van de leden van
de samenwerkende fracties zich achter het voorstel van
B. en W. stellen.
De heer Weide: Het lijkt me goed aan de hand van
de culturele nota, die ons is toegezonden, enkele op- en
aanmerkingen te maken. Ik geloof, dat dit rapport het
begin is van een nieuwe culturele periode in Leeuwar
den en tevens een versteviging van de culturele basis
van het gehele gewest Friesland. Het betekent echter
tevens het einde van de Vereniging „De Harmonie".
Alvorens ik op enkele punten van de nota inga, zou ik
er prijs op stellen nu reeds de Vereniging „De Harmo
nie" onze hartelijke dank te betuigen voor het vele
werk, dat vaak ook onder bijzonder moeilijke omstan
digheden is verricht en een bijdrage tot het culturele
leven in Leeuwarden heeft gevormd. De Gemeente is
alle betrokkenen bijzonder veel dank verschuldigd.
De commissie, die zeer ruim en m.i. goed was sa
mengesteld, heeft in een vrij korte periode zeer veel
werk verzet. Het is een bijzonder goede nota gewor
den, waarbij m.i. alle facetten goed tegen elkaar zijn
afgewogen. Dit kan de discussie voor vanavond aan
zienlijk beperken.
Pag. 6. N.a.v. de opsomming van de behoefte en
wenselijkheden op deze pagina zou ik graag nog en
kele opmerkingen maken. In grote lijnen gaan wij wel
akkoord met Uw schouwburgplannen. Slechts m.b.t.
het „vestzak-theater" vraag ik mij af of dit wel dient
te worden opgenomen in de behoefte van de culturele
accommodaties. Het doen slagen van een „vestzak
theater" wordt mede bepaald door de sfeer, de intimi
teit van het geheel. Enkele bedrijven hier ter stede
hebben in het verleden reeds bewezen, dat hun bedrij
ven zich bij uitstek hiervoor leenden. Deze sfeer kan
m.i. een nieuwe schouwburg niet bieden. Ik zou U in
overweging willen geven om dit onderdeel van de
schouwburgplannen te laten vervallen.
Pag. 7. Indeling van het straks voormalige Beurs
gebouw. Hier worden een aantal vergaderruimten ge
noemd voor 50 tot enkele honderden personen. In de
bijlage geeft de commissie een overzicht van de ac
commodaties, die er voor dat doel al in Leeuwarden
zijn. Het zal U bekend zijn, dat juist een aantal horeca
bedrijven hier ter stede in een vrij moeilijke financiële
positie verkeren. Juist deze bedrijven beschikken over
de nodige zaal-accommodatie. Wij mogen deze horeca
bedrijven niet in de wielen rijden. Ook het culturele
leven in Leeuwarden is gebaat bij goed florerende ho
recabedrijven. M.b.t. dit punt zou ik een ernstig waar
schuwende vinger op willen steken.
Pag. 7. Beleid en organisatievorm. De op deze blz.
genoemde Culturele Evenementencommissie heeft in de
overgangsfase het culturele leven in Leeuwarden min
of meer uit de moeilijkheden gehaald. Het is mij uit de
nota niet erg duidelijk geworden, welke taak deze
commissie straks zal krijgen. Het zou mij juist lijken,
dat deze commissie zal worden opgeheven op het mo
ment, dat de door ons te benoemen stichting en haar
directie in functie treden. Is dit misschien ook de be
doeling van het College?
Pag. 8. Keuze uit de verschillende mogelijkheden.
Evenals het College delen wij de conclusies, die uitvoe
rig in de nota zijn weergegeven. De splitsing van toneel
en muziek is juist. Om voor deze twee onderdelen van
de cultuur in één zaal accommodaties te treffen is
haast een onmogelijkheid. Nu we twee grote gebouwen
hebben, waarvan het ene z'n functie steeds meer ver
liest, moeten we deze benutten. Daarom gaan wij ook
gaarne akkoord met het voorgestelde.