2 3 moeten worden gehouden. In Uw raadsbrief zinspeelt U daar ook op, wanneer U schrijft over de mogelijk heid om subsidies te vangen, hetzij van de Provincie, hetzij van het Rijk. Maar nieuwbouw b.v. in de buurt van het Rengerspark zou zich ook moeilijk verdragen met de opvattingen van velen, dat gebouwen als deze zo mogelijk in het centrum van een stad behoren te staan of en dat komt in Leeuwarden dan op hetzelf de neer aansluitend bij die plekken, waar sinds tien tallen jaren het culturele leven of wat daarvoor door ging zich afspeelde. Een heel nieuw gebouw op de plek, waar nu de Harmonie staat plus vrij ruime om geving, lijkt dan ideaal. Alleen (en wij moeten ook met beide benen op de grond staan), dat betekent uit stel voor veie jaren, omdat verwerving en sanering in dat stadsdeel zeer veel tijd en zeer veel geld kosten vóór men nog aan de nieuwbouw en de kosten daar van toe is. Wanneer we dit zo overzien en taxeren, leeft in mijn fractie o.m. de opvatting, die ik nu ver tolk: Maak van de Beurs een gebouw voor concerten en congressen, voor vergaderingen en festiviteiten. Deze Beurs heeft haar oorspronkelijke functie verloren en komt als mogelijkheid op ons toe. Passende andere bestemmingen zie ik zo direct niet. Wel zou er moe ten worden gedokterd aan de toegankelijkheid, zowel psychologisch als materieel. In die zin en op die con ditie zouden wij ermee akkoord kunnen gaan hiervoor een ton uit te trekken. Voor vele andere functies moet dan worden gedacht aan de Harmonie. Dat betekent niet, dat wij ons willen vastleggen op die functies, die stellig de commissie Uw College niet met zoveel woorden aan het papier heeft toevertrouwd. Ons staat voor ogen een breed beraad met cultuurridders, deskundigen, kunstenaars en jongeren om op basis van prognoses en nieuwe inzichten een werkplan voor de komende tijd op te stellen, opdat men, na ook de gevoe lens van meelevende burgers gepeild te hebben, aan een geleidelijke uitbreiding van de Harmonie kan den ken. Op die wijze kunnen traditionele en andere uitin gen en functies aan hun trekken komen. Daarbij den ken we ook aan vormen van pop-muziek, ruimten voor informatie en relaxen, experimenteerlokalen, het be nutten van het medium film op een bepaalde manier enz. enz. Er kan hier dan in de loop der jaren een complex ontstaan met flexibiliteit en variatiemogelijk heden wat een deel der ruimten betreft. Dat moet bouwkundig te realiseren zijn en een dergelijk complex zou m.n. dit oude stadsdeel een nieuw aanzien geven. Het punt van de toegankelijkheid zal dan ook in de plannen moeten worden betrokken, gecombineerd met parkeermogelijkheden e.d. In dat beraad zal ook aan de Zalen Schaaf moeten worden gedacht om de vele culturele functies in deze Gemeente in alle opzichten optimaal tot hun recht te laten komen. Immers, alle accommodatie, waar en hoe dan ook, is een middel, m.n. om zoveel mogelijk men sen bij het culturele gebeuren te betrekken. Als wij een nieuw hoofdstuk gaan schrijven in de culturele ge schiedenis van Leeuwarden, zal, waar mogelijk, cul tuurbeleving niet meer een zaak moeten zijn van een bepaalde laag, maar volkszaak moeten zijn. Dan zul len psychologische en materiële drempels moeten ver dwijnen. Dan zullen ook de mensen, die bij de leiding, het beheer en de eerste verantwoordelijkheid betrok ken zijn, alle groeperingen moeten vertegenwoordigen. Dat zullen o.i. nieuwe mensen moeten zijn, die niet door hun leeftijd of door te sterke bindingen met wat is geweest op dit punt worden gehinderd om met een nieuw begin te beginnen. Ik eindig met de hoop uit te spreken, dat het College positief gaat reageren op de zienswijze, dat naast de Beurs met de door mij genoemde functies m.n. het complex in en rond de Harmonie zo wordt opgezet (incl. beraad, prognose, variatiemogelijkheden) als ik zojuist onder woorden heb gebracht. Op die voorwaar den (in principe dus en voorlopig min of meer vrij blijvend) zouden wij met de ton, die hiervoor staat, akkoord kunnen gaan. Een dergelijk centrum stond ook mijn partij voor de geest, toen we in 1966 ons gemeen teprogram het licht lieten zien. De heer De Leeuw: Wij staan vandaag voor de be slissing, afdoende, althans zo goed mogelijke maatre gelen te nemen m.b.t. de culturele accommodatie in onze stad. Normaal is dat geen eenvoudige zaak. In deze tijd echter, nu in de hele gemeenschap sterk ver anderende inzichten doorbreken en gezocht wordt naar wegen om tot een harmonische samenhang te komen van leven en werken, terwijl heel deze ontwikkeling zich nog slechts in een experimenteel stadium bevindt, is die beslissing dubbel moeilijk. Om nu een beetje lijn te brengen in dit enorme probleem, zullen we ons een aantal zakelijke vragen moeten stellen. Ten eerste de vraag: Wat willen wij en wat verwachten wij En ten tweede de zeer belangrijke vraag: Welke mogelijk heden hebben we? Wat wij willen is, dacht ik, dat we een zodanige voorziening treffen, dat enerzijds een zo goed moge lijke technische accommodatie tot stand wordt gebracht en anderzijds het spelelement, het verweven zijn met het dagelijks leven, de openheid en de bereikbaarheid zo groot mogelijke kansen krijgen. Dat zou in feite kunnen betekenen, dat we overgaan tot nieuwbouw en wel nieuwbouw met gescheiden ruimten voor toneel, ballet, muziek en opera, omdat deze typische vormen van expressie hun duidelijke eigen eisen stellen bij het doorgeven van de expressie en bij de beleving daarvan. Dit zou niet alleen op dit punt voordelen geven, echter ook t.a.v. gebruik en exploitatie. De tweede mogelijkheid, n.l. nieuwbouw zonder ge scheiden accommodatie, lijkt mij geldverspilling. Wan neer we moeten beslissen over ruimten, waar we het de eerstkomende 30 jaar of langer mee moeten doen, en we nu al weten, dat het in feite maar gepruts is, komt deze mogelijkheid te vervallen. De derde mogelijkheid is gebruik te maken van be staande accommodaties en proberen deze te transfor meren. Deze laatste mogelijkheid ligt nu als voorstel voor ons. Laten we even vaststellen, dat wij allemaal de best mogelijke oplossing willen. Het is U, mijnheer de Voorzitter, en de Wethouder wel bekend, dat ik met anderen in de voorbereidingscommissie vanaf het begin van mening was, dat nieuwbouw zeker in principe (even afgezien van de plaats) de beste oplossing zou zijn. Ik heb dan ook zeer nadrukkelijk in de commissie gevraagd naar de kostenbegroting als vergelijkingsmate riaal en naar de mogelijkheden tot het verkrijgen van financieringsmiddelen voor nieuwbouw met gescheiden accommodatie. Ons is toen op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt, dat we er vooreerst niet over hoeven te peinzen, dat daarvoor financiering te vinden zou zijn, en dat tevens de Rijksadviescommissie voor schouwburgen en concertzalen daar geen medewerking aan zal geven, mede gezien de bestaande mogelijkhe den. Dan dringt zich de klemmende vraag op, wat dat nu betekent. Betekent dat, dat we moeten ophouden, dat we moeten wachten, dat we noodmaatregelen moe ten treffen of dat we een definitieve opzet 5, 10 of een langer aantal jaren zullen moeten uitstellen? Wij zijn van mening, dat de huidige situatie geen enkel uit stel meer verdraagt. We zullen in deze tijd gebruik moeten maken van de mogelijkheden, die wel aanwezig zijn. Het is noch in het belang van de kunstenaar, noch in het belang van de bevolking, te gaan zitten wachten op wat straks misschien wel mogelijk is. Als dan blijkt, dat deze laatste mogelijkheid als een zeer reële over blijft, kunnen we de vraag stellen of dit soort van op lossingen, i.e. een verbouwing van de Beurs en van de Harmonie, in feite wel zo verschrikkelijk ongunstig is. Ik dacht, dat er voor deze beslissing een hele rij van pluspunten is aan te voeren, waarvan ik enkele noem. Beide gebouwen liggen in het hart van de stad en kunnen in die hartfunctie ook meedoen in het ontvan gen en het delen van al datgene, wat wij verwachten van dat deel hebben aan cultuur, van dat deel hebben aan uitingen van anderen en van onszelf. Er is par keerruimte aanwezig. Beide andere gebouwen liggen vlak bij de trein en de bussen en in beide gebouwen en dat lijkt me een belangrijk argument zijn in feite meer ruimtemogelijkheden aanwezig dan in een afzonderlijk gebouw voorlopig kunnen worden gereali seerd. Er kan in fasen worden gebouwd en er kan ook in fasen worden gefinancierd. We zijn op weg een stad te worden van 100.000 en meer inwoners. Bij alle eisen, die dat grote aantal van medeburgers zal gaan stellen aan de accommodatie in de stad, zal deze laatste opzet dan meer mogelijkheden geven, wellicht ook voor an dere doeleinden dan ons op dit ogenblik voor ogen staan. We hebben het voordeel van de bewuste mede werking van de Rijksadviescommissie. Er zijn echter ook nadelen, bijv. m.b.t. de bouw, de toegankelijkheid, de openheid, die wij in onze moderne opvattingen van een gebouw voor cultuur en samenleving verwachten en m.b.t. de financiering. Ik zou voorts graag even willen reageren op wat in de Leeuwarder Courant van 20 en 22 januari m.b.t. dit onderwerp is geschreven. Ik zou in dit verband willen zeggen, dat ik gewoon een beetje teleurgesteld en ge schrokken ben van de voorstelling van zaken, die het oud-lid van deze Raad voor de P.v.d.A., de heer Stig- ter, daarin heeft gegeven. Ik wil in alle oprechtheid zeggen, dat ik bijzonder veel waardering heb voor zijn betrokkenheid bij al wat cultuur en vorm van samen leving is. Toch moet het mij van het hart, dat zijn in gezonden stuk m.i. griezelig dicht komt bij een vorm van misleiding. Ik verwonder mij daar ook over na de standpunten, die ik van hem heb gehoord in de com missie. Hij wil met zijn voorbeeld van het H.O.T. de bevolking heel duidelijk maken, hoe dwaas dit bestuur met zijn voorstellen voor de dag komt. Zijn voorbeeld kan echter niet worden vergeleken met de opdracht, waarvoor we vandaag staan. Het is niet zo, dat het H.O.T. in Den Haag wordt beschouwd als dè oplos sing voor de hele culturele accommodatie, het is niet het huis van het Residentie-Orkest, is niet hèt centrum voor al wat maar met toneel en de experimentele kunst te maken heeft. Het H.O.T. is wèl een duidelijke noodoplossing. Een groepje moderne mensen in Den Haag heeft zich tot het Gemeentebestuur gewend met het verzoek om experimenteerruimte beschikbaar te stellen. Het Gemeentebestuur van Den Haag meende niet over een dergelijke ruimte te beschikken, maar heeft toen op suggestie van dit groepje een oude kerk voor dit doel beschikbaar gesteld. Ik heb er nu be zwaar tegen, dat thans de indruk wordt gegeven, dat deze soort van oplossing nu datgene is, wat we hier in Leeuwarden zouden moeten zien te bereiken. Wie zegt, dat die mogelijkheden van experimenteren, die ruimteverlening aan vernieuwingsdrang, die pogingen om te komen tot een zgn. aangepast cultureel bele vingspatroon niet kunnen worden gerealiseerd in de Beurs, de Harmonie of Zalen Schaaf? Ik zou ervoor willen pleiten, dat m.n. de zakelijke en artistieke lei ding van de toekomstige stichting al het mogelijke doet om juist die openheid en die vrijheid en die mo gelijkheden te creëren, welke wij vandaag aan de dag noodzakelijk vinden om de cultuur te beleven, te proe ven en te maken tot een stuk van ons dagelijks leven. Zij zal dat moeten doen in een zo ruim en frequent mogelijk overleg met al degenen, die daarbij betrok ken zijn: de kunstenaars, de organisaties, die zich ver dienstelijk maken op dit terrein en m.n. de Culturele Raad, tot de instelling waarvan wij straks gaan be sluiten. Wij zijn vóór aanpassing, vóór het creëren van ruimte voor het experiment en vooral vóór wat een bijdrage kan zijn tot een wat meer welbevinden van ons mensen. De cultuur en de beleving daarvan is ook een stuk voeding tot dat welbevinden. Ik ben het eens met de heer Vellenga, dat we met beide benen op de grond moeten blijven staan. Als ik dan in de krant het commentaar van de vertegenwoordigster van D'66 lees, waarin zij ook even fijntjes laat weten, dat ze het woord „ludiek" kent en waarin zij en passant het College en andere betrokkenen op één hoop veegt als waren zij een door de ratten besnuffelde troep conser- vatievelingen, dan vraag ik mij af: „Is dit nu de vorm van dialoog, die wij vandaag aan de dag van die kant moeten verwachten?" Bovendien komt dan de gedach te bij mij op, dat haar inzicht in wat nuchterweg direct klaar gemaakt kan worden, omgekeerd evenredig is aan haar charme en het is ongetwijfeld een char mante vrouw. (Gelach) Wanneer wij de definitieve plannen van wat wij van avond gaan besluiten voorgelegd krijgen, kunnen we met elkaar praten over de indeling van de functionele ruimte, zoals klein theater, discussiemogelijkheden en al datgene, wat wij in dit gebouw zouden willen ver werkelijken. Gaarne zou ik vernemen, wanneer het College met dat plan denkt te komen, of er al voor overleg is gepleegd met het Rijk en de Provincie en, zo ja, of daarover op dit ogenblik al iets kan worden gezegd. Kunt U ook nog eens duidelijk maken, dat er van werkelijke keuze hoegenaamd geen sprake is en dat m.n. volledige nieuwbouw met gescheiden accom modatie niet tot de reële verwerkelijkingsmogelijkheden behoort De samenwerkende fracties zijn van oordeel, dat wij, nu blijkt, dat volledige nieuwbouw met gescheiden ac commodatie voorlopig niet haalbaar is en dat er ter voorkoming van verdere achterstand een beslissing moet worden genomen, van de bestaande mogelijkhe den een zo goed mogenjk gebruik moeten maken. Van uit die gedachte zal het merendeel van de leden van de samenwerkende fracties zich achter het voorstel van B. en W. stellen. De heer Weide: Het lijkt me goed aan de hand van de culturele nota, die ons is toegezonden, enkele op- en aanmerkingen te maken. Ik geloof, dat dit rapport het begin is van een nieuwe culturele periode in Leeuwar den en tevens een versteviging van de culturele basis van het gehele gewest Friesland. Het betekent echter tevens het einde van de Vereniging „De Harmonie". Alvorens ik op enkele punten van de nota inga, zou ik er prijs op stellen nu reeds de Vereniging „De Harmo nie" onze hartelijke dank te betuigen voor het vele werk, dat vaak ook onder bijzonder moeilijke omstan digheden is verricht en een bijdrage tot het culturele leven in Leeuwarden heeft gevormd. De Gemeente is alle betrokkenen bijzonder veel dank verschuldigd. De commissie, die zeer ruim en m.i. goed was sa mengesteld, heeft in een vrij korte periode zeer veel werk verzet. Het is een bijzonder goede nota gewor den, waarbij m.i. alle facetten goed tegen elkaar zijn afgewogen. Dit kan de discussie voor vanavond aan zienlijk beperken. Pag. 6. N.a.v. de opsomming van de behoefte en wenselijkheden op deze pagina zou ik graag nog en kele opmerkingen maken. In grote lijnen gaan wij wel akkoord met Uw schouwburgplannen. Slechts m.b.t. het „vestzak-theater" vraag ik mij af of dit wel dient te worden opgenomen in de behoefte van de culturele accommodaties. Het doen slagen van een „vestzak theater" wordt mede bepaald door de sfeer, de intimi teit van het geheel. Enkele bedrijven hier ter stede hebben in het verleden reeds bewezen, dat hun bedrij ven zich bij uitstek hiervoor leenden. Deze sfeer kan m.i. een nieuwe schouwburg niet bieden. Ik zou U in overweging willen geven om dit onderdeel van de schouwburgplannen te laten vervallen. Pag. 7. Indeling van het straks voormalige Beurs gebouw. Hier worden een aantal vergaderruimten ge noemd voor 50 tot enkele honderden personen. In de bijlage geeft de commissie een overzicht van de ac commodaties, die er voor dat doel al in Leeuwarden zijn. Het zal U bekend zijn, dat juist een aantal horeca bedrijven hier ter stede in een vrij moeilijke financiële positie verkeren. Juist deze bedrijven beschikken over de nodige zaal-accommodatie. Wij mogen deze horeca bedrijven niet in de wielen rijden. Ook het culturele leven in Leeuwarden is gebaat bij goed florerende ho recabedrijven. M.b.t. dit punt zou ik een ernstig waar schuwende vinger op willen steken. Pag. 7. Beleid en organisatievorm. De op deze blz. genoemde Culturele Evenementencommissie heeft in de overgangsfase het culturele leven in Leeuwarden min of meer uit de moeilijkheden gehaald. Het is mij uit de nota niet erg duidelijk geworden, welke taak deze commissie straks zal krijgen. Het zou mij juist lijken, dat deze commissie zal worden opgeheven op het mo ment, dat de door ons te benoemen stichting en haar directie in functie treden. Is dit misschien ook de be doeling van het College? Pag. 8. Keuze uit de verschillende mogelijkheden. Evenals het College delen wij de conclusies, die uitvoe rig in de nota zijn weergegeven. De splitsing van toneel en muziek is juist. Om voor deze twee onderdelen van de cultuur in één zaal accommodaties te treffen is haast een onmogelijkheid. Nu we twee grote gebouwen hebben, waarvan het ene z'n functie steeds meer ver liest, moeten we deze benutten. Daarom gaan wij ook gaarne akkoord met het voorgestelde.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 2