4
5
Pag. 12. Ontwikkeling en begeleiding van de ver
bouwplannen. Onder dit punt stelt de commissie, dat
er bijna geen architecten in Nederland zijn, die in dit
soort projecten gespecialiseerd zijn. Dit komt me echt
niet onwaarschijnlijk voor. Ik vraag me dan ook af,
wie deel uitmaken van de Rijkscommissie. Zitten hier
in dan wèl mensen, die op dit gebied gespecialiseerd
zijn? Het gaat hierbij om bijzonder hoge bedragen.
Zou het geen aanbeveling verdienen om de deskundi
gen buiten onze grenzen te raadplegen? Ik ben ervan
overtuigd, dat ze er zijn. Gemaakte fouten op dit ter
rein zijn vaak onherstelbaar. Het is beter te voorkomen
dan te genezen.
Pag. 12. De financiële consequenties. Het is een
vaststaand feit, dat de functie van de overheid t.a.v.
dit soort zaken als cultuur en recreatie steeds groter
wordt. Het is een ontwikkeling, die wij zelf in onze
maatschappij hebben bevorderd. Men kan dit betreu
ren, maar een weg terug is m.i. niet mogelijk. Wel
ben ik van mening, dat, wanneer we straks deze prach
tige accommodatie hebben, de gebruikers en de bezoe
kers hun prijs ook hiervoor zullen moeten gaan be
talen. In hoeverre de cijferopstelling reëel is, kan ik
moeilijk bekijken. Ik heb de indruk, dat de commissie
zelf dit evenmin goed kan.
Pag. 15. Exploitatie en beheer. Het College heeft de
gedachte van de commissie om de stichtingsvorm te
kiezen overgenomen. O.i. is dit ook juist. De uitgangs
punten bij de samenstelling van dit bestuur zijn, dacht
ik, ook zeer juist. Alle groeperingen zullen in dit be
stuur zijn vertegenwoordigd. Voor het goed functione
ren is dit noodzakelijk. T.a.v. de directie zou ik erop
willen aandringen, dat het stichtingsbestuur niet teveel
kijkt naar de papieren, maar mensen met ervaring op
hun terrein kiest. Zowel cultureel als zakelijk moeten
het managers zijn met een goede representatie. Het
geheel staat of valt met een goede directie.
Ik wil het a.s. stichtingsbestuur (en hierbij kijk ik
even naar mijn linker buurman) bij een ongetwijfeld
moeilijke taak veel wijsheid, visie en sterkte toewensen.
De heer Kingma: Hoewel we moeten aannemen, dat
er in de commissie, die ten slotte enige jaren heeft
bestaan, veel en misschien zelfs uitputtend is gespro
ken over de mogelijkheden om te komen tot een cul
tureel centrum in Leeuwarden, kunnen we, wanneer de
in deze raadsbrief neergelegde suggesties de eenstem
mige conclusie is van deze commissie, deze bepaald
niet groots noemen. Het komt n.l. neer op het opknap
pen van twee bestaande en sterk verouderde panden.
Dit moet onze conclusie wel zijn, wanneer we deze
raadsbrief letterlijk nemen. We hadden liever gezien,
dat er i.p.v. „verbouw" gestaan had „verbouw, even
tueel nieuwbouw". We zouden de voorkeur geven aan
een complex, waarin dan de Beurs en de Harmonie mis
schien elk een functie zouden kunnen krijgen. Over de
plaats zullen we op dit moment maar niet discussiëren.
De binnenstad heeft natuurlijk de voorkeur, maar we
hebben meer mogelijkheden. Ik denk b.v. ook aan Zalen
Schaaf en misschien zijn er nog wel meer mogelijk
heden. Het lijkt mij zeer belangrijk om in Leeuwarden
te komen tot een goede oplossing en dan lijken mij in
nieuwbouw meer mogelijkheden te zitten dan in ver
bouw. Ik had op zijn minst een alternatief plan ver
wacht. Wanneer het inderdaad zo is als de heer Stig-
ter in de krant geschreven heeft, dat deze verbouw
16% miljoen zou moeten kosten (alle kosten, ook in
ventaris inbegrepen), dan zijn er, dacht ik, toch zeker
wel mogelijkheden te vinden t.a.v. nieuwbouw. Wan
neer er sprake is van wat van belang is voor de kun
stenaar, dan zou ik de vraag willen stellen: Wie weet
beter, wat het belang van de kunstenaar is, dan de
kunstenaar zelf? Juist het advies nu van de kunste
naar mis ik in dit hele raadsstuk. Het gaat daarin al
leen om het advies van de commissie.
M.b.t. het oprichten van een Stichting Culturele Cen
tra zijn er bij ons wel enkele grote vragen gerezen. Is
het de bedoeling om ook Zalen Schaaf bij genoemde
stichting onder te brengen? O.i. zou dit complex er
zeker bij horen. Verder dachten we, dat er, alvorens
tot verkiezing van een stichtingsbestuur wordt over
gegaan, eerst een Culturele Raad moet worden geko
zen. Eigenlijk blijkt dat uit de brief aan de commissies
waarin als noodmaatregel in dat stuk voor het Cul
turele Centrum is aangegeven, dat bij het niet bestaan
van een Culturele Raad de leden van bedoeld stichtings
bestuur kunnen worden benoemd door de Raad op
voordracht van B. en W., maar dat het anders zal
geschieden door de Culturele Raad. Ik dacht eigenlijk,
dat men hier de zaak had omgedraaid. Men is nu ge
komen met een aantal namen voor het bestuur van
dit Culturele Centrum. (De Voorzitter: Wilt U de
kwestie van de benoeming van het bestuur buiten
beschouwing laten Daar mag U beslist niet op in
gaan, want dat is een afzonderlijk punt. Over de stich
tingsakte kunt U spreken, maar per se niet over per
sonen, want dat is een afzonderlijk punt.) Nee, ik praat
niet over personen! (De Voorzitter: Nee, gaat Uw
gang. Ik waarschuw U alleen maar. U zou erover be
ginnen.) Nee, dat is helemaal niet de bedoeling. (De
Voorzitter: Goed, dan zijn we het eens.) Ik wil toch
wel duidelijk stellen, dat ik geenszins de bedoeling heb
gehad om over personen te praten. Ik spreek hier al
leen over de wijze van de totstandkoming. Ik dacht,
dat de omgekeerde volgorde van benoeming i.p.v. de
thans voorgestelde juister was geweest. Per slot is het
nu zo, dat er straks een Culturele Raad gaat werken
met een bestuur, op de samenstelling waarvan die
Raad geen enkele invloed meer heeft, voordat er
iemand van dat bestuur aftreedt. Dat lijkt ons een
minder juiste gang van zaken. Bovendien zou ik hier
bij willen opmerken, dat we in dit voorgestelde stich
tingsbestuur de mensen hebben gemist, die de jeugd kun
nen vertegenwoordigen (en dan graag heel jonge men
sen) en de mensen, die de kunst kunnen vertegenwoor
digen. Dat vind ik zeer belangrijk. Ik zie de hier ge
noemde namen op een bepaald maatschappelijk niveau.
(De Voorzitter: Niet over die namen spreken, mijn
heer Kingma. Dat punt is niét aan de orde!) Ik spreek
niet over namen! (De Voorzitter: Ook niet spreken
over de soort mensen. Neemt U van mij aan, dat U
daar werkelijk alle gelegenheid voor krijgt. Laten we
de discussie niet vertroebelen. Bij het volgende punt
krijgt U alle kansen er alles van te zeggen, wat U
wilt. We spreken dus nu over deze nota.) Ik zou dan
alleen nog willen opmerken, dat wij dit Culturele Cen
trum graag veel breder gezien hadden dan althans uit
de raadsbrief blijkt. In de raadsbrief wordt alleen ge
sproken over toneel en concerten.
De heer Schönfeld: De totstandkoming van goede
culturele voorzieningen is voor een stad als Leeuwar
den, mede i.v.m. haar centrumfunctie, van eminent be
lang. Mèt de kunstschilder Ton Hageman ben ik van
mening, dat de Harmonie een oude rotkast is. Het
ongeveer 90 jaar oude gebouw, dat in de loop van zijn
bestaan al diverse malen is verbouwd en uitgebreid,
voldoet in het geheel niet aan de eisen. Ik vraag me
trouwens af of het daar ooit aan heeft voldaan. Boven
dien valt er qua uiterlijk beslist geen enkele bouw
technische vorm van ook maar enige allure aan te
ontdekken. We hebben dus, zowel wat de praktische
als de architectonische waarde betreft, te maken met
een volkomen waardeloos gebouw, dat niet meer eigen
tijds is en in een gemeente als Leeuwarden in het ge
heel niet meer past. Hoewel de Commissie Cultureel
Centrum in haar rapport vermeld, dat het gebouw nog
in een technisch aanvaardbare staat verkeert, ben ik
persoonlijk van mening, dat we met een dergelijke con
clusie uiterst voorzichtig moeten zijn. Bij een verbou
wing moet er altijd rekening worden gehouden met
tegenvallers. We zijn hier de laatste tijd maar al te
dikwijls mee geconfronteerd. Het bedrag van 8% mil
joen berust volgens het rapport bovendien op een vrij
ruwe schatting, zodat er net zo goed 5 of 10 miljoen
had kunnen staan. Mèt de commissie ben ik van me
ning, dat de ligging in het centrum van de stad, nabij
de eindpunten van het openbaar vervoer en de aan
wezigheid van parkeerruimte, welke laatste echter niet
uitsluitend voor bezoekers van de Harmonie wordt ge
bruikt, een zeer ideale ligging is. Het zal de leefbaar
heid in de binnenstad in hoge mate negatief beïnvloe
den, als we een plaats buiten de stadsgrachten voor
een cultureel centrum zouden kiezen en daardoor de
culturele kern aan de binnenstad zouden onttrekken.
We zouden onze binnenstad tot een dood geheel ma
ken, als we alle activiteiten op dit gebied naar elders
gingen verplaatsen.
De commissie spreekt verder in haar rapport als
haar mening uit, dat het gebruik van kerkgebouwen
in de binnenstad qua sfeer in sommige gevallen aan
trekkelijk kan zijn, maar dat die gebouwen qua totale
accommodatie toch wel belangrijke nadelen hebben.
Deze gedachte vormt wel een schrille tegenstelling met
het op 1 november 1969 in gebruik genomen Ontmoe
tingscentrum voor Theaterkunsten in Den Haag, het
geen is gerealiseerd in de voormalige Oosterkerk en
waarvan de kosten slechts f 300.000,bedroegen.
Tegen het geschikt maken van het Beursgebouw als
concertzaal en congrescentrum gelden bij mij dezelfde
bezwaren, welke ik ook reeds t.a.v. de Harmonie ge
noemd heb. Hoewel de bouwstijl van de Beurs ook niet
fraai te noemen is, geloof ik wel, dat er voor dit ge
bouw een andere bestemming te vinden is. Daar kom
ik straks nog op terug. Aan een oplapperij, waarvan
niemand uiteindelijk het resultaat zal kunnen over
zien, hebben we weinig. Persoonlijk lijkt het mij de
beste en meest radicale oplossing de Harmonie af te
breken en het daarachter liggende terrein bij het com
plex aan te trekken. De oppervlakte van dat terrein
moet dan zo ruim worden gekozen, dat daar een ruime
tuin kan worden aangelegd. De straat achter de Har
monie kan, althans wat het westelijk gedeelte betreft,
komen te vervallen, terwijl we door amovering van de
daarachter liggende panden tot aan de noordzijde van
de Willemskade de ruimte krijgen. Dit is eveneens een
unieke gelegenheid om de rijbaan langs het water aan
zienlijk te verbreden. Op het vrijgekomen terrein kan
dan het gehele culturele centrum, waarin zowel de
schouwburg als een concert- en congresruimte is op
genomen, worden gerealiseerd. Dit zou een speels plan
kunnen worden met enorm veel mogelijkheden. Ik ben
me er heel goed van bewust, dat we een kostenverschil
van enige miljoenen zullen krijgen, maar een half ei is
beter dan een lege dop. We moeten onze blik niet te
veel op het heden richten, maar trachten zoveel mp-
gelijk vooruit te zien. In het verleden zijn er stedebouw
kundigen en architecten geweest, die deze kunst heel
goed verstonden. Ze zijn er ook nu nog. Als een simpel
voorbeeld zou ik het cultureel centrum „de Tamboer"
in Hoogeveen willen noemen, dat is ontworpen door
een der specialisten op dit gebied, n.l. de architect
Onno Greinen. Wij kunnen in onze stad iets unieks
realiseren. Het programma van eisen, zowel voor de
schouwburg als voor de concert- en congresruimten,
staat reeds in het rapport vermeld en kan een gemak
kelijke leidraad bij de opzet van de totale nieuwbouw
vormen. Voor het Beursgebouw kan eenvoudig een an
dere bestemming worden gevonden. In het gebouw
zouden diverse sportruimten kunnen worden gecreëerd,
waardoor enerzijds de sport in de Beurs en anderzijds
de cultuur en recreatie in het nieuwe Culturele Cen
trum, op korte afstand van elkaar in de binnenstad,
een zeer belangrijke bijdrage zullen vormen tot het
welzijn van Leeuwarden. Daarmee zou niet alleen voor
de Provincie, maar voor het gehele Noorden de cen
trumfunctie van onze stad worden versterkt.
Tot slot zou ik nog willen opmerken, dat de exploi
tatiekosten van de opzet, zoals die door mij naar voren
is gebracht, vooral belangrijk lager zullen liggen op
het gebied van de personeelslasten. Met de opzet, zoals
die in het advies van de commissie staat vermeld, kan
ik me beslist niet verenigen.
De heer Heidinga: Als ik dit rapport zo lees, staat
er een aantal heel aardige dingen in, maar er zijn ook
dingen, die gewoon worden gesteld, zonder dat de com
missie mij duidelijk maakt, dat dat gestelde ook juist
is. Hoe komt men er b.v. aan, dat de akoestiek van de
Harmonie zo vreselijk slecht is? Ik zou graag verne
men of men t.a.v. die akoestiek deskundigen heeft ge
raadpleegd, dan wel of men is afgegaan op mededelin
gen van een paar musici. Er staan heel wat van dit
soort opmerkingen in dit rapport en ik vraag me dan
ook af of dit rapport wel is gebaseerd op werkelijk
wetenschappelijke gegevens, die over deze materie heel
goed verkrijgbaar zijn. Bij de bouw van de huidige
Harmoniezaal is destijds voor de akoestiek een van de
beste specialisten van Europa geraadpleegd. Deze zaal
is juist zó gebouwd om een optimale akoestische wer
king te krijgen en die zit er dan ook in. Als er iets
mankeert aan de Harmonie, dan is het zeker het to
neel met de kleedkamers en zo. Daar is in al die jaren
nog nooit iets aan gebeurd. Het spreekt wel vanzelf,
dat die voorzieningen hun tijd ver ten achter zijn.
Ik vond het een bijzonder mooie opmerking van de
heer Schönfeld (als ik dat even mag zeggen), dat de
Harmonie zo'n waardeloos prulding is. (Stem: Een rot
kast!) Ik heb hier een stukje van de heer Vellenga,
waarin hij zegt: „Dat had in Bilgaard zo nooit mogen
worden gebouwd", terwijl Wethouder Ten Brug spreekt
van „die rot-compactbouw". Het bouwen nu is ook
een cultuuruiting en misschien wel een van de voor
naamste cultuuruitingen, die wij hebben. Juist gezien
de cultuuruiting, die zich op het ogenblik manifesteert
in ons bouwen, houd ik mijn hart vast over wat wij
hier plegen of zullen plegen op dit gebied. Ik twijfel
er ten zeerste aan of deze generatie het aangewezen
geslacht is om voor een mensenleven hier deze cul
tuuruiting gestalte te geven. De Raad staat echter aan
het hoofd van de Gemeente en de Raad zal straks
over dit voorstel moeten beslissen.
Het is een verschrikkelijk interessant onderwerp,
waarover nog veel te zeggen zou zijn, maar ik zou
alleen nog willen opmerken, dat ik er nog niet van
overtuigd ben, dat deze kostenramingen ons enig beeld
geven van de werkelijke kosten, die met dit plan ge
moeid zijn. Eigenlijk vind ik de hele opzet nog veel
te vrijblijvend. Als we het plan van de heer Schönfeld
zouden volgen, dan zouden de kosten, ruw geschat, wel
eens in de buurt van de 100 miljoen kunnen komen.
Wanneer U zegt, dat schattingen niet exact zijn te ge
ven en dat we maar moeten rekenen op 16 miljoen,
dan vraag ik me toch wel af, hoe U aan dat bedrag
komt. Dit is voor mij wel een heel moeilijk punt, want
dit brengt een grote last voor de gemeentefinanciën
met zich mee. Ik zou dan ook heel graag van de Wet
houder van Financiën wilien horen, hoe het College
zich de realisering van e.e.a. voorstelt.
De heer Van Esveld: Mijn vader speelde 40 a 50
jaar terug in de arbeiderstoneelvereniging „Ontwik
keling". Ik herinner me nog heel goed, hoe wij toen in
de oude Harmonie vanuit de loges zagen, hoe de mo
derne arbeidersbeweging trachtte met toneelspel de
culturele ontwikkeling van de arbeiders te verheffen,
zoals dat toen heette. Zelfs heeft die arbeidersamateur-
vereniging het eens aangedurfd in de Harmonie een
zangspel „Rosemarie" op te voeren. Graag zwierf ik
als jongen tussen de coulissen. Toen ik wat ouder werd,
speelde ik zelf verschillende keren de een of andere
rol op het Harmonietoneel. Intussen had men de zaal
verbouwd en waren de oude loges verdwenen. Later
heb ik verschillende keren vanaf het toneel een volle
zaal mogen toespreken bij 1 mei-vieringen of bij wer
kersbijeenkomsten van N.V.V.-bestuurders. Ik weet
dus iets af van de akoestiek van de zaal en de accom
modaties achter het toneel. Als bestuurslid van „Kunst
aan Allen" en als lid van de toneelcommissie heb ik
jarenlang nauw contact gehad met de zakelijke lei
ders van beroepstoneelgezelschappen. In die functies
en voor kort nog als lid van de Culturele Evenementen
commissie heb ik vóór, tussen en na de voorstellingen
met hen kunnen praten niet alleen met de zakelijke
leiders, ook met de toneelspelers en -speelsters, en
met de cabaretiers. Naar hun mening was de accom
modatie van de Harmonie meer dan slecht. Zelfs heeft
men daarover wel eens schriftelijk bij het bestuur ge
klaagd. De kleedkamers werden door een van de be
kendste cabaretiers „hondehokken" genoemd, de piano
voor de begeleiding „een rammelkast". Er waren geen
douches of geisers in de kleedkamers. Een acrobaat,
die zich bezweet van zijn nummer wilde opknap
pen, kon dit alleen doen aan een gewone wastafel met
koud water. Zelfs een beetje warm water voor het
scheren moest geheel van de andere kant van het ge
bouw worden gehaald. De toiletten achter het toneel
waren onvoldoende. Het toneel, dat een flinke helling
vertoonde, was bijzonder gevaarlijk voor de balletmeis
jes, die met angst en beven naar de diepe „sloot" ke
ken, waar de muziek zetelde: iets te veel enthousiasme
en men dook in de diepte. De witte wanden van de
zaal gaven het idee van een ijskelder en als de artiest
daarnaar keek en ook nog de vele lege stoelen voor