35^
bruikbaar was. Inmiddels heeft m.n. het autoverkeer zich al
duidelijk enigermate verplaatst. Ik heb er begrip voor, dat
speciaal de voetgangers en de wielrijders met deze verbinding
vertrouwd zijn geraakt. Juist voor deze verkeersdeelnemers
speelt de afstand een vrij grote rol. Een belangrijk punt is,
dacht ik, de vraag of we, rekening houdende met de gevergde
bedragen, in de financieringssituatie, waarin we op dit
ogenblik verkeren, tegenover het publiek duidelijk kunnen
maken, dat we inderdaad in staat zouden zijn deze brug zo
lang te laten liggen, totdat we de beschikking krijgen over de
financieringsmiddelen, die nodig zijn om deze brug weer in
goede staat te brengen. Indien dat inderdaad zou moeten kos
ten, wat de Dienst voor Openbare Werken daarvoor raamt,
dan zullen we daarvoor via de centrale financiering financie
ringsmiddelen moeten vragen boven het programma, waaraan
we vanmiddag al zoveel tijd hebben besteed. We hebben,
dacht ik, niet de minste zekerheid, dat we deze middelen nog
in 1970 eventueel beschikbaar zullen krijgen.
De bovenbouw is nu ongeveer 50 jaar oud en gaat slijtage-
verschijnselen vertonen. Aangezien deze bovenbouw voort
durend wordt bewogen, zal deze slijtage zich voortzetten en
gaat deze bovenbouw voortdurend onbetrouwbaarder worden.
N.a.v. de redenering van de heer Tjerkstra m.b.t. de verbin
ding met het zuidelijk stadsdeel zou ik willen opmerken, dat
naar mijn mening die verbinding op dezelfde plaats zal moe
ten komen te liggen als waar nu de noodbrug ligt. Dan zouden
we, dunkt me, reëler doen op dit ogenblik na te gaan, op welke
wijze we m.n. voor de voetgangers en wielrijders een een
voudige voorziening zouden kunnen treffen. Zonder daarnaar
een nader onderzoek te hebben ingesteld heb ik persoonlijk
verondersteld, dat hier d.m.v. pontons voor deze verkeers
deelnemers wel een oplossing zou kunnen worden gevonden.
Een dergelijke oplossing verkies ik dan ook, omdat de Ge
meente na het gebruik voor dat doel in ieder geval nog iets
overhoudt, waar men nog iets mee kan doen. Ik heb echter
eerst deze discussie willen afwachten.
Resumerende zou ik willen stellen, dat de brug in de staat,
waarin ze thans verkeert, beslist niet is te handhaven, dat er
voorzieningen aan zullen moeten worden getroffen voor
zieningen, waarvan de kosten vrij hoog zullen zijn, nog afge
zien van de technische uitvoerbaarheid de heer Heidinga
houde mij ten goede, dat ik over de door hem gesuggereerde
technische constructie op dit ogenblik liever niet discussieer)
zonder dat we de zekerheid hebben, dat we die kosten in
derdaad op redelijke termijn gefinancierd krijgen. Uiteraard
trekt het aantastingsproces, waaraan deze brug blootgesteld
is, zich daarvan niets aan. Naar mijn mening is een voorstel
om de brug te handhaven niet verantwoord. De slechte toe
stand van de 1ste Kanaalbrug, die nog iets ouder is dan de
dokbrug, heeft m.i. met deze zaak niets van doen stellig
niet met de subsidiëring door Economische Zaken.
De heer Heidinga: De Wethouder heeft wel een goed be
toog gehouden, maar dat wil nog niet zeggen, dat ik het in
alles met hem eens ben. Het gaat alleen nog maar om de
staande jukken onder de aanbruggen, niet om dat gedeelte,
waar de brug zelf op rust, daar zit aan beide kanten beton op
de palen. Onder die aanbruggen staan ongeveer 60 pa
len, waarvan er op het ogenblik volgens de Dienst voor
Openbare Werken 24 heel slecht zijn. (Ik ben het daar niet
helemaal mee eens, maar laten we dat nu eens aannemen.)
De overige 36 zijn praktisch onaangetast. Een enkele is mis
schien 1 cm ingekankerd, maar dat is echt te verwaarlozen.
M.i. is het vrij eenvoudig deze aanbruggen te herstellen. Men
hoeft ze niet af te breken, men hoeft er alleen maar een gedeel
te van de rijweg uit te nemen, dan kan de heistelling erop rij
den en er palen bij slaan. Voor deze 24 aangetaste palen zou
men 48 nieuwe palen moeten inslaan, terwijl men deze 24
bovendien laat staan. Wanneer we dit jaar de zuidzijde doen,
die de meeste slechte palen heeft, en het volgende jaar de
noordzijde, dan ben ik ervan overtuigd, dat we met deze bei
de operaties beneden de 25.000,blijven. Dan kunnen we
dus rustig deze aanbruggen herstellen, zonder dat we met
iemand iets te maken hebben.
Voor mij is het moeilijke punt echter de bovenbouw. De
Wethouder zegt, dat die bovenbouw aan slijtage onderhevig
is en dat neem ik zonder meer aan. De vraag is echter, hoe
erg die slijtage is en hoeveel kosten eventuele reparatie met
zich meebrengt. Daarom zou ik dus graag willen zien, dat de
Raad momenteel een beslissing tot eventuele afbraak opschort
en dat we van het College een opgave krijgen van wat er pre
cies aan de bovenbouw mankeert, van de nodige herstelwerk
zaamheden en van de kosten daarvan.
De Wethouder zegt, dat het niet de minste zin heeft de
slechte toestand van de 1ste Kanaalbrug te betrekken bij de
noodbrug, aangezien beide bruggen geen enkel verband met
elkaar zouden houden. Op zichzelf heeft hij natuurlijk gelijk,
maar het wil mij niet aan, dat een Ministerie van Economi
sche Zaken niet economisch zou denken. (De heer Ten Brug
(weth.): Dat moet nog even wennen.) (gelach) Wanneer
de Wethouder echter met de Minister overleg zou plegen, zou
hij gemakkelijk kunnen aantonen, dat er heel goed verband
bestaat tussen beide bruggen. De 1ste Kanaalbrug zal toch
moeten worden vervangen, maar we hebben er tot nog toe
niets aan gedaan. Zeker meer dan 5 jaar geleden echter heb
ben we het tracé van het binnenstadsvierkant vastgesteld.
Daarvan is de 1ste Kanaalbrug een van de voornaamste pun
ten. Daar komt nog bij, dat er in het afgelopen jaar een aan
tal mensen bij Openbare Werken is weggegaan, omdat we ei
genlijk geen werk voor hen hadden. Gelet op deze feiten
vraag ik mij dan ook af, waarom we het werk aan zo'n knel
punt als de 1ste Kanaalbrug niet stimuleren door alvast een
ontwerp te laten maken. Wanneer mettertijd de geplande we
gen worden aangelegd (Groeneweg, bij het Hoeksterkerkhof
langs, langs de kazerne), dan zitten we zeker toch nog 2 jaar
met dat knelpunt van de 1ste Kanaalbrug, omdat een derge
lijk project veel meer tijd vergt. Er is dus alle reden voor daar
voor van tevoren een plan te hebben. Economisch gezien, is
dan, dacht ik, heel gemakkelijk de stelling te verdedigen,
dat we op grond van de slechte toestand van de 1ste Kanaal
brug belang hebben bij de noodbrug en dat dat ook in het gel
delijke voordeel van de Gemeente zal zijn. Wanneer het goed
wordt aangepakt, maak ik me sterk, dat we de Minister ervan
kunnen overtuigen, dat we geld nodig hebben om de noodbrug
een langere levensduur te geven, opdat we aanstonds de 1ste
Kanaalbrug kunnen aanvatten. (De hear Boomgaard!: Wy
krije aenst jild ta.) Dat dacht ik ook. Eigenlijk getuigt het
door de Wethouder gestelde van defaitisme. Indien we zoiets
willen bereiken, zullen we er vooraf in moeten geloven.
Ik zou dus echt willen aanbevelen het door mij ingediende
voorstel aan te nemen, opdat het College ons nader kan inlich
ten over de in de motie genoemde punten. Wanneer dan
blijkt, dat de bovenbouw niet te handhaven is, dan zal de
Raad toch wel zo redelijk zijn dat te accepteren.
De heer Reehoorn: Wethouder Tiekstra heeft ook de fi
nanciering van deze zaak in de discussie betrokken, maar de
Wethouder De Jong is daarover niet aan het woord geweest.
Volgens de berekening van de heer Heidinga behoeven de
herstelwerkzaamheden aan de beide aanbruggen de 25.000,
per aanbrug niet te overschrijden. Mocht dat echter wel het
geval zijn, dan zou ik U willen wijzen op een post in de begro
ting, die zich, dacht ik, uitnemend leent voor de financiering
van e.e.a. Ik denk hierbij aan de post, waarop wij ongeveer
halverwege het jaar de helft van de rentelasten voor nieuw
aan te vangen werken overschrijven voor een eenmalige be
kostiging van b.v. een noodvoorziening.
De heer Tjerkstra: lk heb de indruk, dat de meesten van
ons over wat te weinig gedetailleerde kennis beschikken om
deze zaak te kunnen beoordelen. We moeten dus wel afgaan
op het resultaat van het onderzoek van Openbare Werken. Ik
heb nog geen antwoord ontvangen op mijn vraag, hoeveel ge
bruik er op het ogenblik van deze brug wordt gemaakt en hoe
veel gebruik er mogelijk in de toekomst, bij een andere situa
tie, van zou kunnen worden gemaakt. Van mijn kant houdt
dat dus ook al in, dat we op dit moment niet zonder meer
moeten overgaan tot het slopen van deze brug, maar dat we
in dat kader bezien enig uitstel vragen. Dat zou ik dan bij deze
willen doen. Ik kan niet beoordelen, hoe het behoud van deze
brug te betrekken zou zijn bij de situatie, die t.z.t. zou ont
staan rond de 1ste Kanaalbrug. Dat is natuurlijk ook een
kwestie van fasering.
Gelet op het zojuist door mij gestelde, kan ik mij heel goed
verenigen met wat de heer Heidinga onder punt 1 van zijn
motie voorstelt, nl. om de zgn. hulpbrug voorlopig niet af te
breken. Mocht het voorstel van het College enig uitstel kun
nen lijden en mocht het onder de punten 2 t/m 4 gevraagde
van de motie binnen redelijke tijd kunnen worden bezien,
dan heb ik geen bezwaar tegen dit voorstel van de heer Hei
dinga.
De heer Kingma: Ook wij kunnen ons wel achter de mo
tie van de heer Heidinga scharen.
De heer Tiekstra (weth.): De Raad zal in eerste instantie
van mij wel hebben begrepen, dat enig uitstel op zichzelf reeds
voorzien was, al was het alleen maar om de Raad de gelegen
heid te geven in alle vrijheid tot een standpuntbepaling te ko
men. Voorts zou ik willen opmerken, dat ik het eventueel
moeten terugbetalen van subsidies niet het zwaarste argument
heb gevonden. Een dergelijke uitgave zou eventueel bij de ge
raamde kosten op komen. Mijn zwaarste argument is in feite
de vraag, welke zekerheid wij kunnen hebben, dat het geld
voor de te maken kosten voor het bedrijfsklaar houden van
deze brug op redelijke termijn tot onze beschikking staat. In
dat opzicht ben ik bepaald niet optimistisch. Die kwestie wil
ik echter graag overlaten aan de heer De Jong, Wethouder
van Financiën. Het zou evenwel best mogelijk kunnen zijn,
dat we een jaar op de financieringsmiddelen zouden moeten
wachten. Ik dacht, dat het reëel was om de Raad ook deze in
formatie te geven. (De heer Engels: Maar U geeft die infor
matie niet. Wij moeten hier straks een beslissing nemen, ter
wijl we niet beschikken over de informatie, die U beweert te
hebben.)
Dez - informatie heb ik in eerste instantie al gegeven en ik
dacht ook, dat de financieringssituatie voor ingespeelde raads
leden niet nieuw was. In de morgenavond te houden vergade
ring van de Commissie voor Openbare Werken kunnen we
echter gedetailleerd over dit probleem praten. Het geloof van
de heer Heidinga in de hoge kosten mag dan niet groot zijn,
mijn geloof in de door hem genoemde lage kosten is bijzonder
klein. De hoge kosten zitten niet in het feit, dat een aantal
palen zal moeten worden vervangen, maar in de keuze van
het gebruikte materiaal en dat materiaal is: 14 m lange
palen, die duurzaam van aard moeten zijn. Dus geen denne-
palen meer. Het is een eenvoudig rekensommetje om na te
gaan, wat e.e.a. dan zal gaan kosten. Mijnerzijds is er niet het
minste bezwaar tegen dit morgenavond in de Commissie voor
Openbare Werken uit de doeken te doen en dan heb ik de
overtuiging, dat het door Openbare Werken genoemde bedrag
dichter bij de werkelijkheid ligt dan de bedragen, die de heer
Heidinga noemt. Maar laten we dat rustig onderzoeken.
Ik dacht, dat ik de heer Tjerkstra wel een antwoord gaf,
toen ik een beschouwing hield over de Zuidergrachtswal, de
2de Kanaalbrug etc. Ik heb bedoeld te zeggen, dat die ver
keersbewegingen in de afgelopen 4 a 5 jaren nogal eens van
aard en tracering veranderd zijn. Het zwaartepunt van de be
tekenis van deze verbinding ligt naar mijn overtuiging be
paald bij de voetgangers en de wielrijders; wat dat betreft,
heb ik met automobilisten bepaald minder moderatie. Ik wil
besluiten met de opmerking, dat ik dan nog wel onder ogen
wil zien, in hoeverre we nu reeds deze brug voor het autover
keer kunnen sluiten. Wat de bovenbouw betreft, kan ik alleen
maar doorgeven, wat Openbare Werken mij heeft gezegd, nl.
dat het een ijzeren constructie van de 20-er jaren is, dat het
gewicht van deze constructie vrij hoog is, maar dat de boven
bouw nogal slap is. Al deze factoren spelen een rol bij de be
trouwbaarheid van de brug.
Ik weet ook, dat deze brug bij herhaling bij het bewegen
blijft stokken, omdat ze niet rechtuit naar beneden valt. De
ze scheve afwijking heeft eerder de neiging groter dan klei
ner te worden.
De heer De Jong (weth.): Ik wil U niet onthouden, dat
ikzelf het ook nogal moeilijk heb gehad met dit voorstel. Wat
de financiering betreft is de zaak aldus. We hebben de aanma
ning ontvangen om de 2de Kanaalbrug en alles, wat daarmee
in verband stond, af te rekenen i.v.m. de subsidie, die hierop
uit de infra-structuurpot was verleend. Dat was 85% van
de kosten van die brug. Wanneer wij dus aan die aanma
ning gevolg geven, kunnen we ook de kosten van deze nood
brug meenemen, mits we deze afbreken, omdat er een einde
is gekomen aan de functie, waarvoor ze oorspronkelijk was
gebouwd. Laten we deze brug liggen, dan moeten we erop
tekenen, dat we 85% van die 250.000,die ze heeft ge
kost, in mindering kunnen laten op de subsidie, die we an
ders zouden kunnen krijgen. Dat kost ons dus 212.500,
0p grond van de ons door Openbare Werken gegeven bereke
ning zou de vernieuwing van de benedenconstructie van de
noodbrug 183.000,kosten. Bovendien zouden we, in
dien we tot afbraak overgaan, daarvan ook nog 85% gesubsi
dieerd kunnen krijgen. M.a.w., wanneer we deze subsidie ver
spelen, dan zijn we 212.500,plus 85% van 13.600,
kwijt, dan moeten we de kosten van herstelwerkzaamheden
ad 183.000,geheel voor onze eigen rekening nemen en
dan zitten we nog met een brug, waarvan de technische dienst
heeft gezegd, dat hij elk ogenblik gevaar loopt door haar ge
wicht in te zakken, wat de bovenbouw betreft. Daarbij komt
nog, dat we haar deze zomer nog niet eens zullen kunnen ge
bruiken, aangezien Provinciale Waterstaat heeft gezegd, dat
ze moet worden opengehouden i.v.m. de baggervrachten, die
er dagelijks door moeten. Het gaat me erg aan mijn hart,
wanneer deze brug moet verdwijnen. Wanneer ik het echter
goed heb begrepen, is reeds opdracht gegeven op deze zelfde
plaats een nieuwe brug te projecteren en worden daarvoor
reeds tekeningen gemaakt.
De heer Heidinga moet zich ook goed voor ogen houden,
dat de 1ste Kanaalbrug en het wegenvierkant niet onder de
infrastructuur vallen. Wanneer we daarvoor subsidie zouden
kunnen krijgen, moet die van Verkeer en Waterstaat komen,
maar kan hiermee niet worden vermengd. Dat is juist de moei
lijkheid. De heer Heidinga zou misschien de indruk krijgen,
dat wij wat willen tegenwerken, maar ik wil met nadruk naar
voren brengen, dat in het College wel terdege de gedachte
leeft, dat het prachtig zou zijn, wanneer deze brug hier zou
kunnen worden gehandhaafd ten gerieve van de omwonen
den. We zijn echter van de zojuist door mij genoemde finan
ciële consequenties teruggeschrokken. Bovendien hebben we
dan nog slechts een brug, die ieder moment gevaar op kan le
veren voor het verkeer, ook voor voetgangers en wielrijders,
en waarvoor wij de verantwoordelijkheid niet durven dragen.
De Voorzitter: Handhaven de heren Heidinga, De
Leeuw en Rijpma hun motie? (De heer Heidinga: Ja.)
De heer Tjerkstra: Door de toelichting, gegeven door
Wethouder De Jong, is deze zaak in een heel ander licht ko
men te staan. Naar ik heb begrepen, is hij er zeker van, dat
we die ruim 2 ton erbij in zullen schieten. Die indruk had ik
zopas niet. Bovendien blijkt nu, dat de kosten van herstel zon
der meer vaststaan.
De heer Engels: De heer De Jong draagt hier een geheel
nieuwe stof aan, die bovendien voor een belangrijk deel door
ons wordt misverstaan of in strijd is met datgene, wat door
de andere Wethouder is gezegd of met wat in de stukken staat.
Ik stel het dan ook op prijs hierover in derde instantie ook
nog wat te zeggen. (De Voorzitter: Kan de Raad instem
men met een derde instantie? Akkoord. Mijnheer Tjerkstra,
ga Uw gang.)
De heer Tjerkstra: De eventuele bouw van een nieuwe
brug sluit geheel aan bij mijn vraag of U e.e.a. vooral in het
kader van de gehele komende verkeersstructuur nog eens wilt
bekijken. Dat doet U. U heeft zelf al een principebeslissing
genomen. Ik laat in het midden of dat een vaste of een be
weegbare brug moet zijn, dat zien we later wel. In tegenstel
ling met zopas ben ik er nu zeker van, dat handhaving van de
noodbrug ons eigenlijk 4 ton zou kosten. Omdat ik nu veel
meer weet, zeg ik op dit ogenblik niet meer, dat ik zonder
meer achter de motie van de heer Heidinga sta. De inlich
ting, met het oog waarop we om uitstel vragen, is ons op dit
moment praktisch al bekend. (De heer Tiekstra (weth.):
Dit wordt betwist.)
De heer Heidinga: Ik vind ook, dat hetgeen de heer De
Jong naar voren heeft gebracht de discussie een nieuwe rich
ting geeft.
Ik zou echter willen opmerken, dat de heer Tjerkstra zelf
kan weten, dat daar een nieuwe brug komt, nl. in de weg, die
van het Aldlan komt, over de Potmarge gaat (ongeveer bij
de oude boerderij van Jan de Jong), de Verstolkstraat
volgt om dan recht op de Bleeklaan aan te sluiten. Dat is dus
helemaal geen nieuws. Het nieuwe van het geval is echter, dat
de Wethouder van Openbare Werken een week of 3 gele
den zijn dienst opdracht heeft gegeven om die brug uit te te
kenen. (De heer Tiekstra (weth.): B. en W.) Pardon, maar dat
is toch Uw dienst. Dat alles is in beginsel door de Raad vastge
steld, want het tracé van die weg zit in het structuurplan,
evenals die brug. De heer De Jong zegt wel, dat daarmee
een heel ander licht valt op de noodbrug, maar dat is niet zo.
Hij berekent weliswaar, dat wij aan subsidie 2 ton verliezen,
maar hij heeft helemaal nog geen overleg gepleegd met het
Ministerie van Economische Zaken en dat is juist, wat we
graag willen. O.i. moeten we deze hele complexe structuur
met het Ministerie doorpraten om te zien, wat er aan te doen
is. Beide Wethouders zeggen precies hetzelfde, nl. dat we die
subsidie verspelen, maar laten we proberen ze niet te verspe
len. Dat is nu juist de kwestie. M.b.t. de kosten van de voor-