12 Op biz. 1 wordt gesproken van inventarisatie van bejaarden. Dat woord „inventarisatie" doet mij in dit verband echter wat onsympathiek aan. Ik dacht, dat men bejaarden niet in ventariseerde. De heer Engels: Mevr. Visser heeft wel gezegd, dat zij datgene, wat zij mocht zijn vergeten, in tweede instantie nog wel kan spuien, maar misschien is het toch goed om in aan vulling op haar betoog nog even twee dingen te zeggen, die zij naar mij heeft doorgeschoven. In de eerste plaats sluiten wij ons volledig aan bij het verzoek van de heer De Vries om een vervolgnota. Wij zien de huidige nota echt als een eerste stuk en ik geloof, dat we het tegenover de bejaarden verplicht zijn om de hele ontwikkeling van hun woon- en verzorgings gelegenheid in deze stad zeer nauwkeurig te volgen. In de tweede plaats zou ik nog een aanvullende opmerking willen maken op het door Mevr. Visser gestelde m.b.t. wat zij een Raad voor het Bejaardenwerk noemde. Mevr. Visser dacht daarbij minder aan het bijeen brengen van alle mogelijke or ganisaties dan aan het bijeen brengen van een aantal mensen uit verschillende werkgebieden (men noemt dat ook wel dis ciplines). Hierbij kan men denken aan medici en mensen van het maatschappelijk werk en de gezinszorg, maar ook aan mensen, die te maken hebben met woningbouw, met woon ruimteverdeling en met ruimtelijke ordeningsproblemen in deze Gemeente. Deze mensen zou men dan als een soort ope rationele eenheid kunnen laten werken om op alle mogelijke gebieden te komen met nieuwe gedachten en mogelijkheden, die in deze stad wellicht nog verscholen liggen. Mevr. Vis ser heeft een aantal maanden geleden een suggestie gedaan inzake de flat in de Kei en zij heeft nu een suggestie gedaan inzake het stichten van kindercrèches. Zo zijn er wel meer mogelijkheden, die we op korte termijn moeten proberen te benutten. We moeten een aantal mensen op het spoor zetten, die niet worden gehinderd door competenties of verenigingen en die bereid zijn de meest wilde ideeën te spuien. Wanneer we er van de 10 dan 5 uitvoeren, komen we tenminste iets op gang. De heer Heetla (weth.,: Het bejaardenprobleem is moei lijk en is geen zaak van het College alleen, maar eigenlijk van de gehele Gemeente. Wanneer men het bejaardenvraagstuk wil oplossen, dan is dat niet een zaak van de Gemeente al leen, maar vooral van de besturen van de rusthuizen, de ver zorgingstehuizen, de bejaardentehuizen, kortom alle instan ties, die tot de oplossing van dit probleem kunnen bijdragen, zullen zich daarvoor moeten inzetten. De op blz. 2 bedoelde registratie is tot stand gekomen via de maatschappelijke werkers, de sociale dienst, predikanten, pastoors enz. Deze mensen zijn bezocht en zijn daarna op de lijst geplaatst. Ik geloof wel te kunnen zeggen, dat we m.b.t. minstens 90% van de bejaarden weten, hoe de zaak erbij staat. Praktisch alle bejaarden geven zich nl. op. Van de op blz. 2 genoemde 398 bejaarden zijn er sedert 1 november 1969 67 opgenomen in de bestaande bejaardentehuizen. Het aantal verplegingbehoevende mannen is inmiddels van 10 teruggelo pen tot 5 en dat van de verplegingbehoevende vrouwen van 35 tot 17. Het aantal zware verzorgingbehoevende mannen is van 28 teruggelopen tot 25 en dat van de zware verzorgingbe hoevende vrouwen van 58 tot 52. Dit is in totaal 77 personen. Bij dit aantal zijn 6 zeer urgente gevallen, 67 urgente geval len en 4 minder urgente gevallen. Uit het vorenstaande blijkt wel, dat er hard wordt gewerkt niet alleen door de Opna mecommissie, maar zeer zeker ook door de tehuizen. Het College is van mening, dat bij het verstrekken van ge meentelijke leningen aan rusthuizen als een van de voorwaar den moet worden gesteld, dat deze instellingen gebruik zullen maken van de diensten van de Centrale Opnamecommissie. Ik kan mij voorstellen, dat deze instellingen wellicht bang zijn, dat zij dan iets van hun autonomie prijsgeven. Anderzijds hebben deze instellingen, die de Centrale Opnamecommissie zelf in het leven hebben geroepen, dan echter ook weer in spraak in het beleid. De Regering overweegt thans, e.e.a. wet telijk vast te leggen. In een op 30 december 1969 tot het be stuur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gericht schrijven staat o.m. het volgende: „Het aantal ziekenverzorg- sters in het kader van de wijkverpleging zal gedurende 5 jaar met 240 personen per jaar worden uitgebreid. De Rege ring heeft besloten het rijksaandeel in de jaarlijkse exploita tiekosten van dienstencentra per 1 juli 1970 te verhogen van 45 tot 80%. De oprichting van bejaardenoorden dient afhan kelijk te zijn van de toestemming van G.S. Een dergelijke toe stemming zal niet worden verleend, indien de oprichting of uitbreiding van een bejaardenoord niet past in het provinciale plan, dan wel, indien niet wordt voldaan aan de eisen, die bij of krachtens de provinciale verordening ter uitvoer n van art. 7 van de Wet op de Bejaardenoorden of de Wet zelf zijn of worden gesteld. Ook het opnamebeleid zal moeten worden geregeld." Zo zijn er dus enkele maatregelen, waarover de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voortdurend praat en de Regering adviseert. De Vereniging van Nederlandse Ge meenten zegt, dat het opnamebeleid staat of valt met de be reidheid tot samenwerking en een daarop gebaseerd goed sa menspel tussen verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen en dat ook contacten met vormen van zelfstandige bejaardenhuis vesting en open bejaardenwerk in feite onontbeerlijk zijn. Daartoe zullen de opnemings- of plaatsingsorganen der plaat selijke, c.q. regionale overheid en het particuliere initiatief zo veel mogelijk moeten samenwerken in het belang van een optimale bejaardenzorg en een zich zo goed mogelijk welbe vinden van de bejaarden. Voor de nog op te richten Bejaar- denraad zal een belangrijke taak zijn weggelegd. Het Ge- sprekscentrum heeft een schema gemaakt van de Bejaarden- raad, zoals het zich die indenkt, en wij hebben daarop ook wel onze visie. Op 17 april zal er tussen het College en het Ge- sprekscentrum opnieuw een bespreking plaats vinden over de oprichting van een Bejaardenraad. Zoals men in de stukken heeft kunnen lezen, is het de be doeling, dat de 75 bejaarden, die wij zouden willen onder brengen in de hier bedoelde flat in de Kei, worden gehaald uit af te breken of te verbeteren krotten. Hoe dit allemaal moet worden gerealiseerd en of er nu een stichting moet wor den gevormd, weet ik nog niet precies. Ten einde tct een plan te komen, zal er een bespreking worden gehouden met de instellingen voor maatschappelijk werk, gezinsverzorging en bejaardenverzorging. Er kunnen in dit complex slechts lichte gevallen worden opgenomen, aangezien men hier nu eenmaal te doen heeft met flats en deze flats niet meer ingrij pend kunnen worden veranderd. Er zullen overigens in deze flats nog wel verschillende voorzieningen moeten worden ge troffen, al zal dat misschien niet zo eenvoudig zijn. Wanneer de instanties, die hierbij zijn betrokken, hun wensen t.a.v. de te treffen voorzieningen kenbaar maken, zullen wij proberen die wensen te verwezenlijken. De heer De Vries kan zich nu wel afvragen of er in dit flatgebouw niet meer dan 75 bejaar den kunnen worden gehuisvest, maar de Kei ligt natuurlijk wel wat ver weg. Toen we deze kwestie bespraken in de frac tievergadering, was de heer Engels helaas niet aanwezig. Vroeger heb ik wel eens van de heer Engels begrepen, dat hij niet zo voor die bejaardenpakhuizen was en dat hij geen be jaardengetto's wilde. Misschien komt de heer Engels daarop straks nog wel even terug. Ik vraag mij ook wel af of er nu nog meer bejaarden in zo'n flat moeten, want dat wordt na tuurlijk wel wat griezelig. Men heeft zich in de Raad ook al afgevraagd of het in de toekomst wel goed zal gaan met de flats aan het Europaplein en, als we nu niet oppassen, creëren we zelf misschien een soortgelijke situatie. Het is overigens ook nog de vraag of de bejaarden wel zo graag naar deze flat toe willen. Wanneer er echter meer bejaarden in deze flat moeten worden ondergebracht, zullen we daarop aandringen. Er zitten op het ogenblik meer dan 90 bejaarden uit Leeuwarden in rusthuizen elders. We kunnen thans nog 7 be jaarden, die zware verzorging behoeven, plaatsen in het Tal- ma-oord in Balk. Verder zijn we nog in bespreking met Bui tenpost, terwijl er ook in Franeker nog een paar tehuizen worden gebouwd. De heer De Vries heeft gevraagd of het Ministerie van C. R.M. geen subsidie wil geven voor het experiment met de flat in de Kei. Hiernaar zal ik graag eens informeren. Ik heb dit nog niet gedaan, omdat ik nog niet precies weet, hoe deze zaak zal worden opgelost en of er al dan niet een stichting zal komen. Wanneer de in deze flat te huisvesten bejaarden een huur van 200,moeten betalen, zullen ze een beroep moe ten doen op de Algemene Bijstandswet. Dat is ook niet zo eenvoudig. Enkelen zullen dat misschien niet willen en ande ren weer wel. Dat zal allemaal nog moeten worden bespro ken. Met het bouwen van bejaardenwoningen zijn wij in onze stad helaas wel wat achtergebleven. Laten we echter maat niet twisten over de vraag, wiens schuld dat is. Daar schieten we niets mee op. Mede in antwoord op een vraag van Mevr. Visser kan ik meedelen, dat aan de Vereniging Eigen Broo Bovenal is gevraagd of zij wil bouwen op het teriem aan de W. Sprengerstraat. Het antwoord hierop is nog niet in nen, maar wanneer deze stichting dit b.v. i.v.m. haar statu ien niet mocht kunnen doen, zijn we voornemens te bevorde ren, dat daar een paar bejaardenflats worden gebouwd. Ik hoop echter wel, dat dan spoedig tot de bouw van die flats kan worden overgegaan. Greunshiem krijgt er 30 bedden bij en ik meen, dat het be stuur van die instelling heeft toegezegd, dat die bedden zullen worden bezet via de Centrale Opnamecommissie. Geestelijk gestoorde bejaarden gaan over het algemeen naar het Talma-oord en naar Nieuw Toutenburg. Dat is dus provinciaal en we zullen proberen provinciaal nog wat meer van deze mensen onder te brengen. Dat is echter een moeilij ke zaak en deze mensen kunnen op het ogenblik niet worden ondergebracht in de bestaande tehuizen in Leeuwarden. In samenwerking met G.S. is vastgesteld, dat eerst het ge meentelijk tehuis voor maximale bejaardenverzorging ter servanging van de Haniasteeg zal worden gebouwd. Erasmus- hiem mag dit jaar een aanvraag indienen voor de bouw van een bejaardentehuis. Dat tehuis wordt dan in 1971 gebouwd. Patrimonium mag op zijn vroegst in 1972 bouwen. Daarna komt het bejaardenhuis van het N.V.V. aan de beurt. Hierop volgt dan het bejaardentehuis van Art. 31, terwijl het bejaar dentehuis van de Herv. Kerk het laatst aan de beurt komt. Deze volgorde kan nog worden doorbroken, wanneer een van deze instellingen geen garantie nodig heeft. Ook het beschik baar zijn van grond kan bij deze volgorde nog een rol spelen. Verder is het ook best mogelijk, dat er, wanneer het bejaardentehuis van de stichting „Erasmushiem" niet zo vlug van de grond komt, aan een ander bejaardentehuis voorrang wordt gegeven. De Voorzitter schorst om 23.05 uur de vergadering voor het houden van de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent om 23.25 uur de vergadering. De heer Heetla (weth.): Graag zou ik, voordat we aan de tweede ronde beginnen, nog even willen ingaan op enkele opmerkingen, die ik in de eerste instantie over het hoofd blijk te hebben gezien. We zijn wel bereid de door enkele raadsleden gevraagde vervolgnota op te stellen, maar dat kan niet op korte termijn. Daar gaan wel een paar maanden overheen en met de woor den „een paar maanden" bedoel ik hier dan meer dan 2. II. en W. zijn van mening, dat bij het garanderen van de be taling van rente en aflossing op leningen voor de bouw van bejaardentehuizen de voorwaarde dient te worden gesteld, dat die bejaardentehuizen de Centrale Opnamecommissie zullen inschakelen. De Raad beslist echter uiteindelijk of deze voor waarde al dan niet zal worden gesteld. De Voorzitter: We zijn van mening, dat het ook juri disch volkomen verantwoord is deze voorwaarde te stellen en dat we hierdoor het beste rendement verkrijgen van de schaarse geldmiddelen in de vorm van garanties, die we kun nen toewijzen. (De heer Rcehoorn: De Wethouder had het in zijn antwoord over een wet, die in het vooruitzicht wordt gesteld en waarin deze zaak wordt geregeld. Die wet is er dus nog niet.) Nee, die wet is er nog niet. We doen het nu op de basis, die ik zojuist heb genoemd. De heer De Jong (weth.): We hebben bij de Gemeentelij ke Sociale Dienst geïnformeerd, hoeveel bejaarden er voor opname in de Kei in aanmerking zouden kunnen komen. Deze dienst heeft ons daarop geantwoord, dat dit er ongeveer "O zouden zijn. 75 van deze mensen wonen in gemeente woningen, woningen van woningbouwcorporaties en in anno tatie- of renovatiepanden. Op dergelijke woningen hebben 'e een greep. De resterende 95 bejaarden wonen in particu liere woningen. Mocht het echter mogelijk zijn om ook op die woningen een claim te leggen, zodat we die woningen ook weer kunnen gebruiken in ons amovatie- en renovatiebeleid, ■au kan het aantal van 75 in de Kei te plaatsen bejaarden wel worden opgevoerd. Ik dacht, dat we maximaal ongeveer 180 Personen in de Kei zouden kunnen plaatsen. Er zijn echter net zoveel bejaarden, die lichte verzorging behoeven. We zul len dat dus eens even moeten afwachten en we hebben in dit opzicht de inventarisatie nog wel verder nodig. Het is ook de rraag of alle mensen, die op deze lijst staan, wel direct gene- W zouden zijn naar de Kei te verhuizen, wanneer we hun daar een plaats konden aanbieden. Het zou mij niets verwon den, wanneer van die 170 bejaarden een belangrijk aantal 'iet wil verhuizen als puntje bij paaltje komt. Dat zou dan misschien tot gevolg hebben, dat de extramurale zorg over de stad moet worden verspreid. Dit zijn echter allemaal punten, die bij de verdere uitwerking nog wel aan de orde komen. De principiële toestemming van „Beter Wonen" heb ben we. Ik zal met „Beter Wonen", de stedebouwkundige en de architect bespreken of het mogelijk is in de Kei een crèche te stichten voor de kinderen van het personeel, werkzaam in die flat. Er zal in dat geval personeel beschikbaar moeten zijn, ook 's nachts en gedurende de weekends. Er zal dus een zeker surplus moeten worden gegeven boven datgene, wat er van de zijde van gezinszorg kan worden gedaan. Dit alles zal ech ter nog nader moeten worden bekeken. De heer Ten Brug (weth.): Ik ben het volkomen met Mevr. Visser eens, dat de omgeving van het Stadsziekenhuis allesbehalve ideaal is voor een inrichting voor psychisch gestoorde bejaarden. Dat gebouw is ontzaglijk slecht gelegen, voor welk doel dan ook. Ik dacht echter, dat er in dit gebouw beslist wel tijdelijke voorzieningen konden worden getroffen, die minstens zo aanvaardbaar zijn als die in barakken. Er zul len in het Stadsziekenhuis ongeveer 60 psychisch gestoorde bejaarden kunnen worden ondergebracht. Het is de bedoeling, dat het Stadsziekenhuis zal fungeren als een sluis naar Nieuw Toutenburg, het Talma-oord, Bertilla en andere verpleegte huizen met een psychiatrische afdeling. We hebben dit gere geld in overleg met de psychiatrische dienst. Deze doorstro ming vindt tot op zekere hoogte nu ook al plaats t.a.v. een be perkt aantal bedden in het stadsverzorgingshuis en het Infec tiepaviljoen. Ik heb de stellige verwachting, dat we hier de eerste nood zeker kunnen lenigen. De heer De Vries: Naar mijn mening heeft het weinig zin om nog nader op de verschillende details in te gaan. We zullen het College graag houden aan de toezegging om van tijd tot tijd over deze zaak te rapporteren, zodat de Raad het beleid te dezer zake kan volgen en eventueel ook een inbreng in de ontwikkeling van dit werk kan leveren. Inderdaad ligt de Kei nogal veraf. Ik dacht echter, dat dat op zichzelf niet zo'n probleem was, omdat daar vlak bij een nieuw winkelcentrum wordt gesticht en het ook niet zo moei lijk is om een extra lusje in de route van de stadsbus te leg gen. Patrimonium had destijds op de andere hoek van Bil- gaard ook een verzorgingshuis gepland en daarbij speelden de afstanden ook geen overwegende rol. Ook wanneer er 75 be jaarden in de Kei worden gehuisvest is dat op zichzelf al een respectabel aantal. De potentiële mogelijkheden om verder te gaan zijn er echter en, wanneer het mogelijk is ook het parti culier woningbestand bij deze doorstromingsmethodiek in te schakelen, zullen we dat van harte toejuichen. We zien met belangstelling de verdere ontwikkeling van het overleg tege moet. Mevr. Visser-van den Bos: Het is mij nog niet helemaal duidelijk, hoe het nu bij de Willem Sprengerstraat zit. Mis schien kan de heer Tiekstra, die nog niet aan het woord is ge weest, daar nog wat meer over vertellen. Ik ben erg blij met de toezegging, dat we over een paar maanden (en daarbij denken we dan aan tweemaal 2) een vervolgnota zullen krijgen, waarin we kunnen lezen, wat er nu eigenlijk verder gaat gebeuren. Met de gang van zaken t.a.v. de Kei heb ik wat moeite. De Gemeente legt hier nl. voor zichzelf een wat andere opname norm aan dan die, welke we zo graag door de tehuizen zien toegepast. De tehuizen moeten bejaarden naar urgentie opne men, maar de Gemeente gaat hier slechts bejaarden plaatsen, van wie men een huis krijgt. Ik begrijp best, dat deze werkwijze wordt toegepast, omdat men weer andere noden moet lenigen, maar het College zal zich kunnen indenken, dat ik dit toch wat moeilijk kan verwerken. Bijzonder ingenomen ben ik met de toezegging van de heer De Jong, dat hij zal informeren naar de mogelijkheid van het stichten van de door mij bedoelde crèche. Ik geloof nl. beslist, dat de aanwezigheid van zo'n crèche het werven van personeel aanzienlijk zal vergemakkelijken. De heer Weide: Uit het betoog van de Wethouder is wel duidelijk gebleken, hoe hoog de nood in onze stad in bepaalde gevallen wel is. De door de Wethouder genoemde noodvoor zieningen duren natuurlijk allemaal vrij lang en op korte termijn hebben we dus niets. Ook ik zou graag wat duidelijker van B. en W. horen, hoe zij denken te handelen m.b.t. de situatie van de Willem Sprengerstraat.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 7