6
7
die nogal diep ingrijpt in het leven in onze gemeente
en die heel wat weerstanden opgeroepen heeft. Ik heb
wel het idee, dat een aantal van de adressanten, die
bijzonder veel hinder ondervonden, tevreden gesteld zal
zijn door een route-omlegging. Maar de hinder op an
dere plaatsen aan de route zal wel blijven. (De heer
Venema: Hovercraftbussen moeten we nemen, op
luchtkussens. (Gelach) De adressanten, die niet direct
geholpen kunnen worden door een route-omlegging of
wat ook maar, hebben m.i. in elk geval recht op een
duidelijk antwoord en ik stel me dan ook voor na
mens het College te kunnen spreken, als ik de heer
Faber dat antwoord toezeg.
De heer Stek vraagt: „Heeft de heer Algra gelijk,
als hij stelt, dat de Gemeente bij beschadiging van
woningen aan de routes van de nieuwe stadsbussen met
succes zou kunnen worden aangesproken voor schade
vergoeding op grond van een onrechtmatige overheids-
daad?" Naar onze overtuiging is die stelling van de
heer Algra zeer aanvechtbaar. Die zouden wij bepaald
niet willen onderschrijven. Er wordt veel gesproken
over de openheid, inspraak, democratie enz. Laten we
dan van onze kant, juist omdat de Gemeente hier mo
gelijk in gebreke gesteld zou kunnen worden, duidelijk
aangeven, waarom de stelling van de heer Algra aan
vechtbaar is. Dit komt niet in het antwoord aan de
heer Faber tot uitdrukking, omdat men onmogelijk op
alle aspecten van de verschillende grieven, die aange
voerd zijn, kan ingaan. Om te beginnen kan gesteld
worden, dat de hinder niet veroorzaakt wordt door de
Gemeente, doch door het zwaardere materieel van de
N.T.M., welke maatschappij in de gemeente een bus
dienst mag uitoefenen. Het is dus een publiekrechte
lijke zaak. De vergunning is verleend op grond van de
Wet Vervoer Personen. De klacht behoort derhalve in
de eerste plaats bij de N.T.M. thuis, dat is duidelijk.
Een onrechtmatige daad kan echter ook worden be
gaan door iets na te laten; en dat is wat de heer
Algra met zijn klacht tegen de Gemeente bedoelt. De
uitgebreide juris-prudentie in deze is bijzonder terug
houdend t.a.v. de aansprakelijkheid van de overheid.
Voorop staat, dat de burger een zekere mate van over
last, welke kan voortvloeien uit handelen of nalaten van
de overheid, als onvermijdelijk dient te aanvaarden.
Alleen als vast staat, dat de overheid daarbij in ern
stige mate onzorgvuldig is opgetreden en dientenge
volge schade heeft veroorzaakt, die redelijkerwijze
had kunnen worden voorkomen, kan er een zekere
mate van aansprakelijkheid voor deze schade zijn. Een
dergelijk geval doet zich hier zeker niet voor; het is
niet redelijk van de Gemeente te verlangen, dat zij
straten, waarvan het berijden de bewoners gedurende
tientallen jaren geen hinder veroorzaakte, nu ineens
zodanig te verbeteren in feite geheel te herstruc
tureren zodat de bewoners geheel gevrijwaard zijn
van de overlast voor het veel zwaardere verkeer van
vandaag-de-dag. Hierbij valt nog aan te tekenen, dat
er méér zwaar verkeer door de straten pleegt te rijden
dan alleen de bussen van de N.T.M. en dat ook de
constructie van de woningen gebreken, bijv. ouder-
domsverschijnselen, kan hebben. Het leggen van een
eenzijdig causaal verband tussen aan de woningen op
tredende gebreken waarvan overigens alleen nog
maar de ontstaansmogelijkheid wordt genoemd en
het rijden van de bussen, lijkt dan ook niet mogelijk.
De Gemeente treft in deze geen verwijt, zolang zij
zorgt voor een redelijke staat van onderhoud van de
bestaande wegen. Een andere kwestie is, dat het wel
gewenst is de wegen geleidelijk aan het zwaardere ver
keer aan te passen en verder al die maatregelen te ne
men, welke ertoe kunnen bijdragen, dat bewoners van
huizen langs busroutes niet méér hinder ondervinden
van de bussen dan onder de gegeven omstandigheden on
vermijdelijk is. En daar is in de laatste vergadering van
de Stadsautobusdienstcommissie reeds een commissie
ad hoe voor ingesteld. Dus ik dacht, dat de bezwaren
van de heer Algra niet in die mate aanwezig zijn als
hij suggereert. Het punt op zichzelf heeft onze aan
dacht en het is toch wel goed, dat dit ook van deze
kant is gehoord.
De heer Van Balen Walter heeft nog adhesie be
tuigd aan het adres van de heer Faber. Hij stelt ook,
dat er veel schade en hinder ondervonden wordt. Wij
nemen deze zaak heel serieus op en we hopen ook, dat
op de verschillende punten, die ik heb genoemd, ver
betering aangebracht kan worden.
De Voorzitter: Betrokkene zal dus worden ge
ïnformeerd, zoals hier is voorgesteld, aangevuld over
eenkomstig het voorstel-Faber, dat door andere raads
leden is ondersteund. Weth. de Jong heeft deze in
formatie ook reeds namens het College toegezegd.
Punt 2 (bijlage no. 69).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 3 (bijlage no. 66).
De heer Kingma: Het enige wat ik graag zou wil
len vragen is, of het mogelijk is ik meen, dat liet
wel eens eerder door de Raad is gevraagd dat,
wanneer er aankopen worden gedaan in het recreatie
gebied „De Groene Ster", er dan een overzichtskaart
bij de stukken ligt, zodat we kunnen zien waar het
om gaat. Er staan nu weer een paar roodomlijnde stuk
jes aangegeven; we weten, dat die thans zijn aange
kocht, maar we kunnen natuurlijk moeilijk onthouden
wat er in de voorgaande tijden al reeds is aangekocht,
dus wat niet en wat wél gemeente-eigendom is.
De heer Tiekstra (weth.)Ik ben bereid een vol
gende keer aan het verzoek van de heer Kingma te
voldoen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 64 en 68).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no. 67).
De heer Heidinga: Een paar opmerkingen.
1. Ik ben blij, dat het plan nu in de Raad komt,
voordat het vergeelt; het is onderdehand al drie jaar
oud. (De heer Venema: Het is nu belegen.) Het is mij
de laatste tijd opgevallen, dat de verharding van de
Nijlansdyk te dun is, zodat de auto's er op het laatst
doorheen zakken. (De Voorzitter: Ligt de Nijlansdyk
ook in dit plan?) Als U mij even wilt laten uitspreken:
Als dikte van de verharding van deze weg is voor
gesteld 13 cm en dan vraag ik: Is er rekening mee ge
houden, dat ook deze weg verkeer-aantrekkend is en
dat er later mogelijk zware wagens langs zullen gaan?
Ik zou de Wethouder wel graag willen aanbevelen, dat
hij nog even beziet, of de dikte van deze verharding
werkelijk wel voldoende is.
2. Ik wilde nog onder de aandacht van de
Wethouder brengen, dat onder de kruispunten met de
verkeerslichten bepaald voldoende mantelbuizen wor
den gelegd, zodat men de kabels die voor de verkeers
lichten nodig zijn, van alle kanten in die buizen kan
steken, en we straks niet veel extra kosten hebben vooi
het opbreken van bestratingen. Ik weet wel, dat t'
er rekening mee houdt, maar voor de zekerheid zeg ik
het dan toch nog maar even.
3. In de Commissie Openbare Werken achtte men
het mogelijk, van deze weg later een dubbelbaansweg
of een weg met vier rijstroken te maken. Er zitten nog
een paar kleine knelpunten in: ongeveer bij het Coulon-
hüs en bij de bunker. Wij zouden het wel zeer op prijs
stellen, dat i.v.m. eventuele bebouwing daar er is
eens sprake van geweest de Openbare Bibliotheek en
Leeszaal op de hoek bij het JOK-gebouw te zetten
in ieder geval de ruimte langs deze weg behouden
bleef, zodat eventueel in een later stadium de weg
alsnog zou kunnen worden verbreed. We zouden ons
niet bij voorbaat moeten vastleggen. Ik zeg het nu
maar even, omdat we misschien straks een bestem
mingsplan voor die buurt krijgen en dan pas worden
de rooilijnen vastgesteld.
De heer Schönfeld: We hebben hier te maken met
een voorstel tot realisering van een gedeelte van de
noordelijke tangent van het wegenvierkant. Met het
voorstel als zodanig ga ik akkoord. Ik zou hier echter
de vraag aan willen verbinden, of er al enig idee be
staat, wanneer het aansluitend gedeelte, gerekend in
westelijke richting, zal kunnen worden gerealiseerd,
omdat we aan dit te verbeteren, te verbreden en door
te trekken stuk, dat in westelijke richting uiteindelijk
nog min of meer doodloopt in het bestaande, in eerste
instantie weinig zullen hebben.
De heer Tiekstra (weth.)Ik zou t.a.v. de dikte van
de verharding aan de heer Heidinga willen zeggen:
a. dat dikte niet altijd deugd betekent, maar dat zulks
hier wel het geval zou kunnen zijn. Ik zou ook willen
voorstellen, dat wij de kwestie van de mantelbuizen
nog eens in de Commissie Openbare Werken doorspre
ken, om na te gaan, welke de oorzaken zijn van de
door hem gesignaleerde euvels bij de Nijlansdyk. Het
lijkt mij een bijzonder technisch gesprek te worden.
We moeten natuurlijk wel zeker weten, waar de leidin
gen komen voordat "we mantelbuizen in de grond aan
brengen, maar en daarover ben ik het volledig met
de heer Heidinga eens het moet, als het kan, ver
meden worden, dat men hier weer gaat breken of de
leidingen onder deze weg door zal moeten persen.
Nu het punt van de ruimte, het profiel van de weg.
Ik geloof, dat het op zichzelf juist is, dat we pogen
de na ons komende bestuurdersgeneratie op dit punt
niet vast te leggen, maar ik wil wel opmerken, dat
uiteraard het profiel van een weg met deze functie op
ieze plaats zeer duidelijk aan beperkingen onderhevig
is. Bij een verdubbeling van dit profiel ontstaat in de
binnenstad een element, dat te groot van formaat zou
kunnen zijn, maar ik ben het met de heer Heidinga
eens: laten we rustig de ruimte houden voor de moge
lijkheid; dan kunnen de na ons komenden eventueel die
beslissing nog nemen.
De heer Schönfeld vraagt: „Wanneer komt het
klaar?" Het westelijke eind loopt min of meer dood.
Ik begrijp hem wel; men zal nu voorlopig het hoekje
om moeten om te komen waar men wil zijn. (Gelach)
Men kan nog niet recht uit. Ik kan echter nog geen
voorspelling doen omtrent het tijdstip waarop dit ge
beuren gaat.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 71).
De heer Heidinga: Ik wil in de allereerste plaats
zeggen, dat het me bijzonder verblijdt, dat het College
zo tijdig, nadat het het plan heeft vastgesteld, met een
voorstel tot de eerste wegaanleg in de Raad komt.
Dat geeft de burger moed. Maar mijn vraag is deze:
Als straks de bebouwing ter plaatse wordt gereali
seerd, dan staan de woningen tot aan de vaart en in
die vaart liggen woonschepen. Ik neem aan, dat de
bewoners daarvan vergunning hebben gehad van de
oorspronkelijke eigenaars van de aanliggende grond.
De Gemeente heeft de grond overgekocht, vrij van alle
lasten, erfdienstbaarheden enz. Daarom hebben we,
dacht ik, geen verplichting aan de woonschepenbewo-
aers of -eigenaren en wat doen we dan met hen? Heb
ben we al behoort deze kwestie misschien niet bij
het plan Goutum voor hen een plaats?
De heer Tiekstra (weth.)Ik zou willen beginnen
net te zeggen, dat uiteraard niet alleen de eigenaars
positie een rol speelt, wat de vergunning betreft, maar
ook het feit, dat de Wirdumervaart nog steeds een
openbaar water is en dat men deswege ook nog een
vergunning van de Gemeente nodig moet hebben gehad
om daar te liggen met het woonschip, los van het feit
dus, dat men al een vergunning moet hebben vanwege
de Wet op de Woonschepen en Woonwagens. Maar ook
met dit verhaaltje is het probleem nog niet opgelost.
Er zou zich waarschijnlijk een repetitie voordoen van
Moeilijkheden, die we hebben gehad met de bewo-
»ers van woonschepen, toen de Aldlansdyk werd aan
gelegd, zoals de heer Heidinga zich stellig zal herin
ieren. Wij zullen in goed overleg ook met deze woon-
'hepenbewoners een oplossing moeten vinden, zodat ze
hopelijk weer een aantal jaren ongehinderd ergens kun
nen liggen met het schip. Ik deel de zorg van de heer
Heidinga en ik zeg hem toe, dat we zullen trachten
hier een redelijke oplossing voor te vinden. Welke dat
zal zijn, kan ik op het ogenblik nog niet zeggen.
De Voorzitter: Is de heer Heidinga content met dit
antwoord
De heer Heidinga: Ja, mijnheer de Voorzitter.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 8 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 74, 62, 75 en 73).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 70).
De hear Klomp: Wy binne bliid, dat „Blau-Wyt"
nou safier is, dat it in klubhüs krije kin en wy geane
dan ek graech akkoart mei dit ütstel. „Blau-Wyt"
draecht seis ek in flink part by yn 'e kosten en dêr-
foar alle hulde. Wy binne fol fortrouwen, dat dizze
klub de rest, f 7500,ek noch byinoar krije sil, hwant
dér is se aktyf genöch foar.
De heer Venema: Ik kan me indenken, dat de heer
Klomp heel blij is, maar wij zijn ook blij. Per slot van
rekening zitten wij hier voor de belangen van de ge
hele Gemeente, voor alle gemeentenaren, dus ook voor
de Voetbalvereniging „Blauw-Wit". Ik feliciteer deze
club met deze financiële steun.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dank de Raad voor
de verleende medewerking.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 76).
De heer Stek: Het zal U, mijnheer de Voorzitter, in
tegenstelling tot de schrijver van de raadsbrief, wel
bekend zijn, dat ik als lid van de Commissie van advies
en bijstand voor de Dienst van Sport en Recreatie be
zwaar heb gemaakt tegen een verhoging van de les-
kaarten van het zwembad De Kleine Wielen. Ik was
n.l. van mening en deze mening werd destijds ook
gedeeld door de Sportraad dat het nog niet het
juiste moment was, om deze verhoging toe te passen,
omdat ik geconstateerd had, dat het bezoek aan het
zwembad De Kleine Wielen, ondanks de warme zomer
van 1969, maar een fractie was van het bezoek aan
het zwembad 't Nijlan. Ik wilde daarom deze goedkope
leskaarten gebruiken om de mensen te stimuleren tot
een groter bezoek aan het prachtig gelegen zwembad
De Kleine Wielen. Naderhand kwam ik echter tot de
conclusie, dat het College toch wel gelijk had. Immers,
wanneer twee zwembaden gelijk comfort bieden, zoals
bijv. verwarmd water, dan behoort ook de prijsstelling
gelijk te zijn. Ik heb dan ook geen bezwaar meer te
gen deze verhoging. Wel zou Ik U willen verzoeken er
nogmaals alles aan te willen doen ik denk bijv. aan
publikaties in de pers om te propageren, dat aan
de rand van onze gemeente een grandioos, verwarmd
zwembad ligt. De afstand behoeft geen bezwaar te
zijn; immers, buiten het prachtige fietspad heeft ook
bijna iedere busdienst een halte nabij het zwembad. Ik
hoop, dat het College een en ander wil overwegen.
Zoals ik reeds eerder zei, ga ik graag met Uw voor
stel akkoord.
De heer Tiekstra (weth.)Eind meibegin juni zul
len we de camping openen en dat is een mooi ogenblik
om een enorme reclame te maken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 77).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 65).
De heer Kingma: Hoewel de Raad hier geen beslis-