6 7 die nogal diep ingrijpt in het leven in onze gemeente en die heel wat weerstanden opgeroepen heeft. Ik heb wel het idee, dat een aantal van de adressanten, die bijzonder veel hinder ondervonden, tevreden gesteld zal zijn door een route-omlegging. Maar de hinder op an dere plaatsen aan de route zal wel blijven. (De heer Venema: Hovercraftbussen moeten we nemen, op luchtkussens. (Gelach) De adressanten, die niet direct geholpen kunnen worden door een route-omlegging of wat ook maar, hebben m.i. in elk geval recht op een duidelijk antwoord en ik stel me dan ook voor na mens het College te kunnen spreken, als ik de heer Faber dat antwoord toezeg. De heer Stek vraagt: „Heeft de heer Algra gelijk, als hij stelt, dat de Gemeente bij beschadiging van woningen aan de routes van de nieuwe stadsbussen met succes zou kunnen worden aangesproken voor schade vergoeding op grond van een onrechtmatige overheids- daad?" Naar onze overtuiging is die stelling van de heer Algra zeer aanvechtbaar. Die zouden wij bepaald niet willen onderschrijven. Er wordt veel gesproken over de openheid, inspraak, democratie enz. Laten we dan van onze kant, juist omdat de Gemeente hier mo gelijk in gebreke gesteld zou kunnen worden, duidelijk aangeven, waarom de stelling van de heer Algra aan vechtbaar is. Dit komt niet in het antwoord aan de heer Faber tot uitdrukking, omdat men onmogelijk op alle aspecten van de verschillende grieven, die aange voerd zijn, kan ingaan. Om te beginnen kan gesteld worden, dat de hinder niet veroorzaakt wordt door de Gemeente, doch door het zwaardere materieel van de N.T.M., welke maatschappij in de gemeente een bus dienst mag uitoefenen. Het is dus een publiekrechte lijke zaak. De vergunning is verleend op grond van de Wet Vervoer Personen. De klacht behoort derhalve in de eerste plaats bij de N.T.M. thuis, dat is duidelijk. Een onrechtmatige daad kan echter ook worden be gaan door iets na te laten; en dat is wat de heer Algra met zijn klacht tegen de Gemeente bedoelt. De uitgebreide juris-prudentie in deze is bijzonder terug houdend t.a.v. de aansprakelijkheid van de overheid. Voorop staat, dat de burger een zekere mate van over last, welke kan voortvloeien uit handelen of nalaten van de overheid, als onvermijdelijk dient te aanvaarden. Alleen als vast staat, dat de overheid daarbij in ern stige mate onzorgvuldig is opgetreden en dientenge volge schade heeft veroorzaakt, die redelijkerwijze had kunnen worden voorkomen, kan er een zekere mate van aansprakelijkheid voor deze schade zijn. Een dergelijk geval doet zich hier zeker niet voor; het is niet redelijk van de Gemeente te verlangen, dat zij straten, waarvan het berijden de bewoners gedurende tientallen jaren geen hinder veroorzaakte, nu ineens zodanig te verbeteren in feite geheel te herstruc tureren zodat de bewoners geheel gevrijwaard zijn van de overlast voor het veel zwaardere verkeer van vandaag-de-dag. Hierbij valt nog aan te tekenen, dat er méér zwaar verkeer door de straten pleegt te rijden dan alleen de bussen van de N.T.M. en dat ook de constructie van de woningen gebreken, bijv. ouder- domsverschijnselen, kan hebben. Het leggen van een eenzijdig causaal verband tussen aan de woningen op tredende gebreken waarvan overigens alleen nog maar de ontstaansmogelijkheid wordt genoemd en het rijden van de bussen, lijkt dan ook niet mogelijk. De Gemeente treft in deze geen verwijt, zolang zij zorgt voor een redelijke staat van onderhoud van de bestaande wegen. Een andere kwestie is, dat het wel gewenst is de wegen geleidelijk aan het zwaardere ver keer aan te passen en verder al die maatregelen te ne men, welke ertoe kunnen bijdragen, dat bewoners van huizen langs busroutes niet méér hinder ondervinden van de bussen dan onder de gegeven omstandigheden on vermijdelijk is. En daar is in de laatste vergadering van de Stadsautobusdienstcommissie reeds een commissie ad hoe voor ingesteld. Dus ik dacht, dat de bezwaren van de heer Algra niet in die mate aanwezig zijn als hij suggereert. Het punt op zichzelf heeft onze aan dacht en het is toch wel goed, dat dit ook van deze kant is gehoord. De heer Van Balen Walter heeft nog adhesie be tuigd aan het adres van de heer Faber. Hij stelt ook, dat er veel schade en hinder ondervonden wordt. Wij nemen deze zaak heel serieus op en we hopen ook, dat op de verschillende punten, die ik heb genoemd, ver betering aangebracht kan worden. De Voorzitter: Betrokkene zal dus worden ge ïnformeerd, zoals hier is voorgesteld, aangevuld over eenkomstig het voorstel-Faber, dat door andere raads leden is ondersteund. Weth. de Jong heeft deze in formatie ook reeds namens het College toegezegd. Punt 2 (bijlage no. 69). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 3 (bijlage no. 66). De heer Kingma: Het enige wat ik graag zou wil len vragen is, of het mogelijk is ik meen, dat liet wel eens eerder door de Raad is gevraagd dat, wanneer er aankopen worden gedaan in het recreatie gebied „De Groene Ster", er dan een overzichtskaart bij de stukken ligt, zodat we kunnen zien waar het om gaat. Er staan nu weer een paar roodomlijnde stuk jes aangegeven; we weten, dat die thans zijn aange kocht, maar we kunnen natuurlijk moeilijk onthouden wat er in de voorgaande tijden al reeds is aangekocht, dus wat niet en wat wél gemeente-eigendom is. De heer Tiekstra (weth.)Ik ben bereid een vol gende keer aan het verzoek van de heer Kingma te voldoen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 64 en 68). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 6 (bijlage no. 67). De heer Heidinga: Een paar opmerkingen. 1. Ik ben blij, dat het plan nu in de Raad komt, voordat het vergeelt; het is onderdehand al drie jaar oud. (De heer Venema: Het is nu belegen.) Het is mij de laatste tijd opgevallen, dat de verharding van de Nijlansdyk te dun is, zodat de auto's er op het laatst doorheen zakken. (De Voorzitter: Ligt de Nijlansdyk ook in dit plan?) Als U mij even wilt laten uitspreken: Als dikte van de verharding van deze weg is voor gesteld 13 cm en dan vraag ik: Is er rekening mee ge houden, dat ook deze weg verkeer-aantrekkend is en dat er later mogelijk zware wagens langs zullen gaan? Ik zou de Wethouder wel graag willen aanbevelen, dat hij nog even beziet, of de dikte van deze verharding werkelijk wel voldoende is. 2. Ik wilde nog onder de aandacht van de Wethouder brengen, dat onder de kruispunten met de verkeerslichten bepaald voldoende mantelbuizen wor den gelegd, zodat men de kabels die voor de verkeers lichten nodig zijn, van alle kanten in die buizen kan steken, en we straks niet veel extra kosten hebben vooi het opbreken van bestratingen. Ik weet wel, dat t' er rekening mee houdt, maar voor de zekerheid zeg ik het dan toch nog maar even. 3. In de Commissie Openbare Werken achtte men het mogelijk, van deze weg later een dubbelbaansweg of een weg met vier rijstroken te maken. Er zitten nog een paar kleine knelpunten in: ongeveer bij het Coulon- hüs en bij de bunker. Wij zouden het wel zeer op prijs stellen, dat i.v.m. eventuele bebouwing daar er is eens sprake van geweest de Openbare Bibliotheek en Leeszaal op de hoek bij het JOK-gebouw te zetten in ieder geval de ruimte langs deze weg behouden bleef, zodat eventueel in een later stadium de weg alsnog zou kunnen worden verbreed. We zouden ons niet bij voorbaat moeten vastleggen. Ik zeg het nu maar even, omdat we misschien straks een bestem mingsplan voor die buurt krijgen en dan pas worden de rooilijnen vastgesteld. De heer Schönfeld: We hebben hier te maken met een voorstel tot realisering van een gedeelte van de noordelijke tangent van het wegenvierkant. Met het voorstel als zodanig ga ik akkoord. Ik zou hier echter de vraag aan willen verbinden, of er al enig idee be staat, wanneer het aansluitend gedeelte, gerekend in westelijke richting, zal kunnen worden gerealiseerd, omdat we aan dit te verbeteren, te verbreden en door te trekken stuk, dat in westelijke richting uiteindelijk nog min of meer doodloopt in het bestaande, in eerste instantie weinig zullen hebben. De heer Tiekstra (weth.)Ik zou t.a.v. de dikte van de verharding aan de heer Heidinga willen zeggen: a. dat dikte niet altijd deugd betekent, maar dat zulks hier wel het geval zou kunnen zijn. Ik zou ook willen voorstellen, dat wij de kwestie van de mantelbuizen nog eens in de Commissie Openbare Werken doorspre ken, om na te gaan, welke de oorzaken zijn van de door hem gesignaleerde euvels bij de Nijlansdyk. Het lijkt mij een bijzonder technisch gesprek te worden. We moeten natuurlijk wel zeker weten, waar de leidin gen komen voordat "we mantelbuizen in de grond aan brengen, maar en daarover ben ik het volledig met de heer Heidinga eens het moet, als het kan, ver meden worden, dat men hier weer gaat breken of de leidingen onder deze weg door zal moeten persen. Nu het punt van de ruimte, het profiel van de weg. Ik geloof, dat het op zichzelf juist is, dat we pogen de na ons komende bestuurdersgeneratie op dit punt niet vast te leggen, maar ik wil wel opmerken, dat uiteraard het profiel van een weg met deze functie op ieze plaats zeer duidelijk aan beperkingen onderhevig is. Bij een verdubbeling van dit profiel ontstaat in de binnenstad een element, dat te groot van formaat zou kunnen zijn, maar ik ben het met de heer Heidinga eens: laten we rustig de ruimte houden voor de moge lijkheid; dan kunnen de na ons komenden eventueel die beslissing nog nemen. De heer Schönfeld vraagt: „Wanneer komt het klaar?" Het westelijke eind loopt min of meer dood. Ik begrijp hem wel; men zal nu voorlopig het hoekje om moeten om te komen waar men wil zijn. (Gelach) Men kan nog niet recht uit. Ik kan echter nog geen voorspelling doen omtrent het tijdstip waarop dit ge beuren gaat. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 71). De heer Heidinga: Ik wil in de allereerste plaats zeggen, dat het me bijzonder verblijdt, dat het College zo tijdig, nadat het het plan heeft vastgesteld, met een voorstel tot de eerste wegaanleg in de Raad komt. Dat geeft de burger moed. Maar mijn vraag is deze: Als straks de bebouwing ter plaatse wordt gereali seerd, dan staan de woningen tot aan de vaart en in die vaart liggen woonschepen. Ik neem aan, dat de bewoners daarvan vergunning hebben gehad van de oorspronkelijke eigenaars van de aanliggende grond. De Gemeente heeft de grond overgekocht, vrij van alle lasten, erfdienstbaarheden enz. Daarom hebben we, dacht ik, geen verplichting aan de woonschepenbewo- aers of -eigenaren en wat doen we dan met hen? Heb ben we al behoort deze kwestie misschien niet bij het plan Goutum voor hen een plaats? De heer Tiekstra (weth.)Ik zou willen beginnen net te zeggen, dat uiteraard niet alleen de eigenaars positie een rol speelt, wat de vergunning betreft, maar ook het feit, dat de Wirdumervaart nog steeds een openbaar water is en dat men deswege ook nog een vergunning van de Gemeente nodig moet hebben gehad om daar te liggen met het woonschip, los van het feit dus, dat men al een vergunning moet hebben vanwege de Wet op de Woonschepen en Woonwagens. Maar ook met dit verhaaltje is het probleem nog niet opgelost. Er zou zich waarschijnlijk een repetitie voordoen van Moeilijkheden, die we hebben gehad met de bewo- »ers van woonschepen, toen de Aldlansdyk werd aan gelegd, zoals de heer Heidinga zich stellig zal herin ieren. Wij zullen in goed overleg ook met deze woon- 'hepenbewoners een oplossing moeten vinden, zodat ze hopelijk weer een aantal jaren ongehinderd ergens kun nen liggen met het schip. Ik deel de zorg van de heer Heidinga en ik zeg hem toe, dat we zullen trachten hier een redelijke oplossing voor te vinden. Welke dat zal zijn, kan ik op het ogenblik nog niet zeggen. De Voorzitter: Is de heer Heidinga content met dit antwoord De heer Heidinga: Ja, mijnheer de Voorzitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 8 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 74, 62, 75 en 73). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 70). De hear Klomp: Wy binne bliid, dat „Blau-Wyt" nou safier is, dat it in klubhüs krije kin en wy geane dan ek graech akkoart mei dit ütstel. „Blau-Wyt" draecht seis ek in flink part by yn 'e kosten en dêr- foar alle hulde. Wy binne fol fortrouwen, dat dizze klub de rest, f 7500,ek noch byinoar krije sil, hwant dér is se aktyf genöch foar. De heer Venema: Ik kan me indenken, dat de heer Klomp heel blij is, maar wij zijn ook blij. Per slot van rekening zitten wij hier voor de belangen van de ge hele Gemeente, voor alle gemeentenaren, dus ook voor de Voetbalvereniging „Blauw-Wit". Ik feliciteer deze club met deze financiële steun. De heer Tiekstra (weth.): Ik dank de Raad voor de verleende medewerking. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 76). De heer Stek: Het zal U, mijnheer de Voorzitter, in tegenstelling tot de schrijver van de raadsbrief, wel bekend zijn, dat ik als lid van de Commissie van advies en bijstand voor de Dienst van Sport en Recreatie be zwaar heb gemaakt tegen een verhoging van de les- kaarten van het zwembad De Kleine Wielen. Ik was n.l. van mening en deze mening werd destijds ook gedeeld door de Sportraad dat het nog niet het juiste moment was, om deze verhoging toe te passen, omdat ik geconstateerd had, dat het bezoek aan het zwembad De Kleine Wielen, ondanks de warme zomer van 1969, maar een fractie was van het bezoek aan het zwembad 't Nijlan. Ik wilde daarom deze goedkope leskaarten gebruiken om de mensen te stimuleren tot een groter bezoek aan het prachtig gelegen zwembad De Kleine Wielen. Naderhand kwam ik echter tot de conclusie, dat het College toch wel gelijk had. Immers, wanneer twee zwembaden gelijk comfort bieden, zoals bijv. verwarmd water, dan behoort ook de prijsstelling gelijk te zijn. Ik heb dan ook geen bezwaar meer te gen deze verhoging. Wel zou Ik U willen verzoeken er nogmaals alles aan te willen doen ik denk bijv. aan publikaties in de pers om te propageren, dat aan de rand van onze gemeente een grandioos, verwarmd zwembad ligt. De afstand behoeft geen bezwaar te zijn; immers, buiten het prachtige fietspad heeft ook bijna iedere busdienst een halte nabij het zwembad. Ik hoop, dat het College een en ander wil overwegen. Zoals ik reeds eerder zei, ga ik graag met Uw voor stel akkoord. De heer Tiekstra (weth.)Eind meibegin juni zul len we de camping openen en dat is een mooi ogenblik om een enorme reclame te maken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 77). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 65). De heer Kingma: Hoewel de Raad hier geen beslis-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 4