7
6
nieuwe flatgebouw aan de achterzijde van het bestaande is
geprojecteerd, komt deze afstand me toch bijzonder klein
voor, waardoor weer een stukje privacy verloren gaat. Ik zal
dan ook graag de juiste afstand tussen de nieuwe en de be
staande flat vernemen. Indien deze inderdaad plm. 20 m is,
bestaat er dan geen enkele mogelijkheid om de situering der
mate te wijzigen, dat er geen inbreuk wordt gemaakt op de
privacy van de bewoners van de flat aan de Beatrixstraat?
De heer De Vries: Toen we hier enkele maanden geleden
van gedachten wisselden over de problemen rond de bejaar
denzorg, was een van de opmerkingen, dat de bouw van be
jaardenwoningen op zichzelf een goede remedie zou zijn.
Daarom heeft dit voorstel in principe onze volledige instem
ming.
In de op blz. 2 opgenomen calculatie wordt een huurprijs
van 187,per maand genoemd. Deze prijs zal wel niet la
ger kunnen worden gesteld, gezien de situatie, waarin deze
woningen worden gerealiseerd. We zitten hier in gemeente
lijk verband echter met de omstandigheid, dat we in het ka
der van de Algemene Bijstandswet een norm voor de huur
aanhouden van 130,per maand plus eventueel 26,
per maand voor brandstof, dat maakt een totaal van 156,
Er zal dan in ieder geval nog een bedrag van 31,per
maand moeten worden overbrugd. Dat betekent in concreto,
dat we bij verlening van deze garantie een categorie van
onze bevolking, n.l. die welke aangewezen is op een uitkering
krachtens de Algemene Bijstandswet, buiten dreigen te slui
ten. In dit verband zou ik gaarne van het College vernemen
of het bereid is intern na te gaan of bij de toewijzing van deze
woningen aan bejaarden, die een uitkering ontvangen krach
tens de Algemene Bijstandswet, de „kale" huurvergoeding
kan worden aangepast bij het huurniveau van deze wonin
gen.
Mevr. Visser-van den Bos: Vanzelfsprekend ben ook ik er
bijzonder blij mee, dat er op zo korte termijn toch nog een
mogelijkheid komt een aantal bejaardenwoningen te bou
wen. Met veel genoegen heb ik de suggestie van de heer De
Vries beluisterd. Zelfs indien deze suggestie niet zou kunnen
worden verwezenlijkt, bieden deze woningen echter toch
weer een doorstromingsmogelijkheid in de stad. Er zijn na
tuurlijk heel wat bejaarden, die in vrij grote huizen wonen
en die naar deze flat kunnen verhuizen. Met de door hen
verlaten ruime woningen kunnen dan weer gezinnen wor
den geholpen. Van een van de bestuursleden van „Leeuwar-
den-Leeuwarderadeel" heb ik vernomen, dat men bij de
bouw van deze flat streeft naar enige recreatieve voorzienin
gen in de flat zelf. Dat lijkt mij bijzonder belangrijk, om
dat het toch maar weer een pijnlijke zaak is, wanneer men
bejaarden in een fiatgebouw onderbrengt zonder recrea
tieve voorzieningen te treffen. Ik zal natuurlijk heel graag
zo nu en dan nog eens bij „Leeuwarden-Leeuwarderadeel"
informeren, hoe het met deze voorzieningen is gesteld.
De Voorzitter schorst de vergadering om 21.00 uur voor
het houden van een koffiepauze.
De Voorzitter heropent de vergadering om 21.20 uur en
stelt opnieuw aan de orde punt 6 van de agenda.
De heer Engels heeft inmiddels zijn motie ingediend, die
mede is ondertekend door de heren Heidinga en Ir. Rijpma.
De Voorzitter: lk zou de heren Engels, Heidinga en Rijp
ma willen vragen of zij hun motie handhaven.
De heer Engels: Gaarne zou ik willen verklaren, dat wij
na beraad toch van oordeel zijn, de motie te moeten handha
ven, met dien verstande, dat we in de tekst de woorden
„soortgelijke faciliteiten" zouden willen vervangen door „ves
tigingsfaciliteiten". Dat geeft misschien iets meer ruimte in
de faciliteiten, maar inhoudelijk komt het, dacht ik, neer
op hetzelfde idee. De motie luidt dan aldus:
„De Raad, gehoord de discussies over agendapunt 6, van
oordeel, dal in het voorstel sprake is van vestigingsfacilitei
ten, nodigt het College uit om ter zake van vestigingen in de
sector van het midden- en kleinbedrijf vestigingsfaciliteiten
te verlenen."
De heer Vellenga: We hebben bij de voorgaande instan
ties als fractie niet het woord gevoerd, omdat we het in
grote lijnen wel eens konden zijn met het voorstel van B.
en W. De enkele technische en financiële vragen, die waren
gerezen, waren reeds naar voren gebracht en we zijn geheel
overtuigd door het door de Wethouder gehouden betoog. Nu I
willen de indieners van de onderhavige motie, als ik het goed I
heb begrepen, hun stem wel aan het voorstel van het College
geven, mits voortaan ook aan andere bedrijven (en de heer
Engels heeft daarvan heel globaal enkele voorbeelden ge
noemd) vestigingsfaciliteiten worden verleend. Ik geloof
echter, dat het fout is deze zaken aan elkaar te koppelen.
De praktijk leert ons, ook in deze Raad, dat deze gevallen
vaak stuk voor stuk moeten worden bekeken, aangezien daar
bij niet altijd dezelfde factoren spelen. De medewerking van
de Gemeente kan heel verschillend moeten zijn. Die mede
werking stellen we natuurlijk in het algemeen op prijs. We I
hebben hier ook menig raadsvoorstel behandeld, waarbij die
medewerking, in welke vorm dan ook, werd verleend. We zijn
dus vóór het voorstel van B. en W., terwijl we ook bereid zijn I
om, wanneer zich die gelegenheid zou voordoen, over dit
vraagstuk van faciliteiten voor b.v. middenstandsbedrijven
in deze Raad te spreken, mogelijk aan de hand van een con
creet voorbeeld uit de sfeer, waaraan de heer Engels nu denkt.
Het lijkt ons echter onjuist deze laatste kwestie vanavond aan
het voorstel van B. en W. te koppelen. Derhalve zal onze frac
tie tegen de motie stemmen.
De heer B. P. van der Veen: Na hetgeen in eerste en twee
de instantie door de Voorzitter en de Wethouder is gezegd,
hebben wij geen enkele behoefte aan deze motie.
De heer Kingma: Ook wij hebben geen enkele behoefte
aan deze motie. Ik dacht, dat we er in dit geval ook aan
moesten denken, dat hier ook sprake is van een belangrijk I
werkgelegenheidsobject. Ook in het winkelbedrijf mag men
toch wel onder ogen zien, dat er weer een bepaald aan
tal arbeidsplaatsen beschikbaar komt. Bekijken we dan nog
weer eens heel eenvoudig de prijs van het terrein, zoals het er
ligt, dan komen we, dacht ik, ongeveer 10,hoger dan
de grondprijs op het industrieterrein en ongeveer 5,ho- I
ger, dacht ik, dan op het nieuwe industrieterrein.
De heer Heidinga: Op zichzelf zou men misschien kunnen
zeggen, dat deze motie niet nodig is. Ik wil echter met 1 voor
beeld aantonen, dat zij wel nodig is. De Gemeente heeft nog
niet zo lang geleden aan de Gebr. Boelen een terrein aange
boden, vlak tegen het onderhavige terrein aan gelegen, al
leen net over de straat, voor 75, per m2 bebouwd en on
bebouwd. Als dat geen discriminatie is, dan weet ik het
niet. Een grootwinkelbedrijf kan het voor 30,per m2
krijgen, terwijl een bedrijfje uit onze eigen binnenstad, dat I
naar ongeveer hetzelfde terrein wil, 75,bebouwd en on
bebouwd moeten betalen. Die motie is dus bitter nodig. We
hebben toch nog rechtsgevoel?
De heer De .long (weth.): Ik heb bezwaar gemaakt tegen
de prijs van 21,75 per m2, juist omdat tot nog toe het
College inderdaad is uitgegaan van de stelling, dat de ter
reinen voor een bepaalde prijs worden uitgegeven, zonder
dat er daarbij rekening mee wordt gehouden of dit bebouwd
of onbebouwd is. Gegadigden worden dan verplicht het
terrein tot een bepaald percentage te bebouwen en voor een
bepaald percentage parkeerruimte te zorgen. Thans echter
krijgen we te maken met de situatie (en dat is mijn bezwaar
eigenlijk geweest), dat we enerzijds voor het bebouwde ge
deelte wel een prijs handhaven, die wel ligt in de lijn van ver
gelijkbare percelen, maar dat we daarnaast juist voor het on
bebouwde gedeelte een gereduceerde prijs vragen. Dan kan
Wethouder Tiekstra zijn standpunt wel motiveren door te
zeggen, dat we er ook op moeten letten, wat het het bedrijf
uiteindelijk kost aan allerhande voorzieningen, die het
zelf moet treffen, maar daar hebben wij, dunkt me, niet me
te maken. Wij hebben alleen te maken met de vraag, voor
welke prijs we de grond zullen verkopen en of we al dan met
afwijken van de tot nog toe gevolgde gedragslijn. (De Voor
zitter: Zullen we wel bij de motie blijven, wethouder De
Jong?) Ja, maar ik mag ook een stemmotivering geven. (De
Voorzitter: Akkoord. Ik zou echter niet graag de discussies
willen heropenen. Dan zouden ook de raadsleden weer over
dit probleem mogen spreken. We hebben thans de motie aar
de orde gesteld.) In het kader van mijn redenering is het
dan duidelijk, dat de bezwaren, die ik had en die ook in
raadsbrief zijn neergelegd, grotendeels zouden zijn wegge
nomen, wanneer de motie van de heer Engels c.s. zou wor
den aanvaard. Ik had bij wijze van spreken nog liever gebau.
dat we 60,voor het hele terrein hadden gevraagd ipv
21,75. Bij aanneming van de motie is voor mij echter het
element van discriminatie verdwenen en dan ben ik, wat mij
betreft, bereid mijn bezwaren te laten vallen. Wordt de mo-
lie niet aangenomen en ik betrek het dus volledig op de
vestigingsfaciliteiten, omdat het hier verkoop van grond be
lieft dan meen ik straks tegen het voorstel van B. en W.
ie moeten stemmen.
De Voorzitter: Het lijkt mij voor het College moeilijk
deze motie over te nemen. Ik dacht, dat Weth. Tiekstra en
it duidelijk uiteen hebben gezet, wat onze benadering van de
vestiging van midden- en kleinbedrijf is en ik wil het ten aan
zien daarvan gestelde nog eens met grote nadruk onderstre
pen. De Raad zal nu zelf een uitspraak over deze motie
moeten doen.
De motie-Engels c.s. wordt verworpen met 22 tegen 13
stemmen. Voor stemden Mevr. Visser-van den Bos en de
heren Boomgaardt, Engels, Heetla, Heidinga, De Jong,
klomp, De Leeuw, Miedema, Ir. Rijpma, Stek, Visser en
Wiersma.
De heer Engels: lk zou graag mede namens de christelijke
fracties een stemverklaring geven. Er is een deel van de leden
iet fracties, dat in het verwerpen van de motie aanleiding zal
vinden om te stemmen tegen het voorstel van B. en W., aange
zien er duidelijk sprake zou zijn van discriminatie. Een ander
deel van de fractie (en daartoe behoor ikzelf) is van mening,
dat faciliteiten op zichzelf gewenst kunnen zijn en dat ze in
dit geval terecht worden gegeven. Dit deel van de fractie be
treurt het weliswaar, dat de Raad zich niet heeft uitgespro
ten voor de algemene gedragslijn ook faciliteiten te verlenen
aan anderen, maar zal desondanks vóór dit voorstel (dat op
zichzelf juist is) stemmen, daarbij enigszins gesteund door
de verklaringen, die hier m.n. door de voorzitter van de groot
ste fractie zijn afgelegd, waaruit blijkt, dat er toch een be
paalde bereidheid bestaat om in voorkomende gevallen te
handelen in de geest van de verworpen motie.
De heer Vellenga: Ik heb zojuist al met zoveel woorden
gezegd, dat mijn fractie bereid is het voorstel van het Col
lege te steunen. Wij achten deze vestiging belangrijk, juichen
het toe, dat zij komt op deze plaats, die wijzelf bij voorgaande
telegenheden hebben gesuggereerd en we vinden het juist,
dat men bepaalde faciliteiten verleent. Zonder de motie was,
is en zal mijn fractie altijd bereid zijn om in soortgelijke ge
vallen zo te handelen als moet worden gehandeld.
De heer Kingma: Ik kan me bij het zojuist door de heer
Vellenga gestelde heel goed aansluiten. We menen, dat we
na de keuze van deze plaats door Albert Heyn zeer blij
hunnen zijn met deze vestiging hier ter stede.
Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens aangenomen
met 28 tegen 7 stemmen. Tegen stemden Mevr. Visser-van
den Bos en de heren Heidinga, De Jong, Miedema, Stek, Vis
ser en Wiersma.
De Voorzitter: Thans stel ik opnieuw aan de orde punt
Ba van de agenda en ik geef het woord aan Weth. De Jong.
De heer De Jong (weth.): De heer Schönfeld zou ik wil
len antwoorden, dat dit plan geheel conform het uitbreidings
plan is, dus ook de afstand tussen de beide door hem be
doelde fiatgebouwen. De afstand is inderdaad niet groot,
maar nu er niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan,
hunnen we er moeilijk iets van zeggen.
N.a.v. de vraag van de heer De Vries zou ik willen opmer-
hen, dat hij er waarschijnlijk ook wel van op de hoogte is, dat
£r misschien in de toekomst individuele huursubsidies kun-
®n worden gegeven. We weten nog niet, wanneer een derge-
]he regeling af zal komen, maar we hebben wel goede hoop,
dat op dit punt in de zeer nabije toekomst nog iets te ver
wachten valt. In dat geval zouden we aan de door de heer
He Vries bedoelde bezwaren tegemoet kunnen komen. Inmid
dels ben ik wel bereid de door de heer De Vries gestelde
'taag nog eens in het College naar voren te brengen juist ook
vanwege het element van discriminatie. Overigens zijn er na
tuurlijk ook nog wel andere bejaarden dan die, die alleen van
du A.O.W. moeten leven. Ik ben dus bereid eens te zien, in
hoeverre we hieraan iets kunnen doen, zonder dat dit echter
«n toezegging inhoudt.
Het aanbrengen van recreatieve voorzieningen in bejaar
denflats, waarover Mevr. Visser iets mededeelde, is, dacht
ik, in de eerste plaats een kwestie, die de betreffende woning
bouwcorporatie aangaat. We zijn het met haar eens, dat der
gelijke voorzieningen zeer belangrijk zijn voor de leefbaar
heid.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B.
en W.
Punt 14 (bijlage no. 146).
De heer Heidinga: Het College heeft met voortvarendheid
gewerkt aan de opdracht, die de Raad in de vergadering van
31 maart jl. d.m.v. een motie verstrekte. Aan de uitvoering van
deze opdracht zitten, dacht ik, enkele markante punten en
wel de volgende. In eerste instantie deelde het College de
Raad mee, dat de noodbrug moest verdwijnen, omdat de heipa
len van de zgn. aanbruggen voor het merendeel verrot zouden
zijn. Een door de Dienst bijgevoegde raming van de kosten
van herstel beliep ongeveer 185.000,In die raadsvergade
ring heb ik toen gesteld, dat herstel van deze aanbruggen mo
gelijk zou zijn voor zeker niet meer dan 25.000,per stuk,
wat een totaal van 50.000,maakt. Toen keek het College
mij nogal ongelovig aan. Na overleg in de Commissie voor
Openbare Werken echter, waar ik mijn idee heb uiteenge
zet, blijkt dit mogelijk te zijn voor 31.000,— plus 9.000
onvoorzien, dus totaal 40.000,Dat maakt dus wel een
groot verschil met het eerder genoemde bedrag van
185.000,In diezelfde vergadering van 31 maart jl. stelt
de Wethouder, dat er aan de bovenbouw ook nog wel het een
en ander zou mankeren. Op mijn vraag, wat er dan wel aan
mankeert, bleef hij echter het antwoord schuldig. Het ant
woord van de heren van de Dienst op deze zelfde vraag in de
vergadering van de Commissie voor Openbare Werken op
1 april jl. luidde: „Er mankeert niets aan de bovenbouw. Het
is een oersterk geval, waar vroeger zelfs de tram over liep."
Dat viel mij dus geweldig mee. Een ander argument, dat door
het College in eerder bedoelde vergadering naar voren werd
gebracht, was de financiële afwikkeling van de subsidiever
strekking voor de bouw van de nieuwe 2de Kanaalbrug. Im
mers, in die subsidie is een bedrag voor de afbraak en het ma
ken van de noodbrug begrepen. Het College stelde hierbij
zonder blikken of blozen, dat het vrijwel zeker was, dat de
Gemeente de voor de noodbrug verstrekte subsidie zou
moeten terugbetalen, indien die noodbrug nog langer werd
gehandhaafd. De Wethouder van Financiën becijferde het
hieruit eventueel voor de Gemeente voortvloeiende nadeel
op ongeveer 4 ton. Het leek er wel op of het College de Minis
ter een hint wilde geven dit bedrag terug te vorderen. Wat
blijkt nu echter? Nu de Raad het College de opdracht heeft
gegeven hiernaar te informeren, blijkt, dat het Rijk die
eenmaal gegeven subsidie niet terug zal vorderen. (Een van
onze fractieleden, tevens Kamerlid, had zich hiervan op het
Departement ook al vergewist.) Eigenlijk was dit dus louter
bangmakerij. De Raad is er echter gelukkig niet van ge
schrokken. Nu blijven alleen maar de kosten van de afbraak
van de brug over ten bedrage van 17.000,Dan is er nog
het feit, dat er volgens de Dienst steeds meer ruimte ontstaat
in de slappe onderbouwconstructie. Ik ben nog eens bij de
brug gaan kijken en ben ook bij de brugwachter in de bedie
ningscabine gaan zitten om zo'n ritje mee te maken. Inder
daad zit er enige beweging in. Als de brug bijna dicht is, be
gint hij iets te beven. (De heer Venema: De zenuwen; hij
wordt ouder.) Men kan het net iets voelen, maar verontrus
tend is het m.i. helemaal niet. Het is niet te bewijzen, maar
ik denk, dat deze brug dat altijd heeft gehad. Het kan zijn, dat
het met het klimmen der jaren iets erger wordt, maar dat
komt meer voor. (Gelach) Het lijkt mij toe, dat het zeer wel
mogelijk is dit tegen te gaan d.m.v. een schoorconstructie,
zoals in de raadsbrief wordt genoemd. Een dergelijke con
structie zou, dacht ik, ongeveer 10.000,gaan kosten.
Eventueel wil ik de Wethouder mijn idee daarover wel uit
eenzetten. Persoonlijk acht ik een dergelijke constructie
echter niet nodig. Dan zou het misschien beter zijn te beslui
ten, dat de brug bij windkracht 8 niet open mag, aangezien
de klap van de brug b.v. bij noordwester of zuidwester
storm extra wind vangt en iets meer beweegt dan normaal.
Al met al zie ik helemaal nog geen reden om deze brug af te
breken. Nu was ik helaas niet in de gelegenheid op 21 april
jl. de vergadering van de Commissie voor Openbare Werken
bij te wonen, waar het slopen van de noodbrug opnieuw aan
de orde kwam. Later bleek mij, dat er een heel team specia
listen was bijgehaald om alsnog aan te tonen, dat deze brug