7 6 nieuwe flatgebouw aan de achterzijde van het bestaande is geprojecteerd, komt deze afstand me toch bijzonder klein voor, waardoor weer een stukje privacy verloren gaat. Ik zal dan ook graag de juiste afstand tussen de nieuwe en de be staande flat vernemen. Indien deze inderdaad plm. 20 m is, bestaat er dan geen enkele mogelijkheid om de situering der mate te wijzigen, dat er geen inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de bewoners van de flat aan de Beatrixstraat? De heer De Vries: Toen we hier enkele maanden geleden van gedachten wisselden over de problemen rond de bejaar denzorg, was een van de opmerkingen, dat de bouw van be jaardenwoningen op zichzelf een goede remedie zou zijn. Daarom heeft dit voorstel in principe onze volledige instem ming. In de op blz. 2 opgenomen calculatie wordt een huurprijs van 187,per maand genoemd. Deze prijs zal wel niet la ger kunnen worden gesteld, gezien de situatie, waarin deze woningen worden gerealiseerd. We zitten hier in gemeente lijk verband echter met de omstandigheid, dat we in het ka der van de Algemene Bijstandswet een norm voor de huur aanhouden van 130,per maand plus eventueel 26, per maand voor brandstof, dat maakt een totaal van 156, Er zal dan in ieder geval nog een bedrag van 31,per maand moeten worden overbrugd. Dat betekent in concreto, dat we bij verlening van deze garantie een categorie van onze bevolking, n.l. die welke aangewezen is op een uitkering krachtens de Algemene Bijstandswet, buiten dreigen te slui ten. In dit verband zou ik gaarne van het College vernemen of het bereid is intern na te gaan of bij de toewijzing van deze woningen aan bejaarden, die een uitkering ontvangen krach tens de Algemene Bijstandswet, de „kale" huurvergoeding kan worden aangepast bij het huurniveau van deze wonin gen. Mevr. Visser-van den Bos: Vanzelfsprekend ben ook ik er bijzonder blij mee, dat er op zo korte termijn toch nog een mogelijkheid komt een aantal bejaardenwoningen te bou wen. Met veel genoegen heb ik de suggestie van de heer De Vries beluisterd. Zelfs indien deze suggestie niet zou kunnen worden verwezenlijkt, bieden deze woningen echter toch weer een doorstromingsmogelijkheid in de stad. Er zijn na tuurlijk heel wat bejaarden, die in vrij grote huizen wonen en die naar deze flat kunnen verhuizen. Met de door hen verlaten ruime woningen kunnen dan weer gezinnen wor den geholpen. Van een van de bestuursleden van „Leeuwar- den-Leeuwarderadeel" heb ik vernomen, dat men bij de bouw van deze flat streeft naar enige recreatieve voorzienin gen in de flat zelf. Dat lijkt mij bijzonder belangrijk, om dat het toch maar weer een pijnlijke zaak is, wanneer men bejaarden in een fiatgebouw onderbrengt zonder recrea tieve voorzieningen te treffen. Ik zal natuurlijk heel graag zo nu en dan nog eens bij „Leeuwarden-Leeuwarderadeel" informeren, hoe het met deze voorzieningen is gesteld. De Voorzitter schorst de vergadering om 21.00 uur voor het houden van een koffiepauze. De Voorzitter heropent de vergadering om 21.20 uur en stelt opnieuw aan de orde punt 6 van de agenda. De heer Engels heeft inmiddels zijn motie ingediend, die mede is ondertekend door de heren Heidinga en Ir. Rijpma. De Voorzitter: lk zou de heren Engels, Heidinga en Rijp ma willen vragen of zij hun motie handhaven. De heer Engels: Gaarne zou ik willen verklaren, dat wij na beraad toch van oordeel zijn, de motie te moeten handha ven, met dien verstande, dat we in de tekst de woorden „soortgelijke faciliteiten" zouden willen vervangen door „ves tigingsfaciliteiten". Dat geeft misschien iets meer ruimte in de faciliteiten, maar inhoudelijk komt het, dacht ik, neer op hetzelfde idee. De motie luidt dan aldus: „De Raad, gehoord de discussies over agendapunt 6, van oordeel, dal in het voorstel sprake is van vestigingsfacilitei ten, nodigt het College uit om ter zake van vestigingen in de sector van het midden- en kleinbedrijf vestigingsfaciliteiten te verlenen." De heer Vellenga: We hebben bij de voorgaande instan ties als fractie niet het woord gevoerd, omdat we het in grote lijnen wel eens konden zijn met het voorstel van B. en W. De enkele technische en financiële vragen, die waren gerezen, waren reeds naar voren gebracht en we zijn geheel overtuigd door het door de Wethouder gehouden betoog. Nu I willen de indieners van de onderhavige motie, als ik het goed I heb begrepen, hun stem wel aan het voorstel van het College geven, mits voortaan ook aan andere bedrijven (en de heer Engels heeft daarvan heel globaal enkele voorbeelden ge noemd) vestigingsfaciliteiten worden verleend. Ik geloof echter, dat het fout is deze zaken aan elkaar te koppelen. De praktijk leert ons, ook in deze Raad, dat deze gevallen vaak stuk voor stuk moeten worden bekeken, aangezien daar bij niet altijd dezelfde factoren spelen. De medewerking van de Gemeente kan heel verschillend moeten zijn. Die mede werking stellen we natuurlijk in het algemeen op prijs. We I hebben hier ook menig raadsvoorstel behandeld, waarbij die medewerking, in welke vorm dan ook, werd verleend. We zijn dus vóór het voorstel van B. en W., terwijl we ook bereid zijn I om, wanneer zich die gelegenheid zou voordoen, over dit vraagstuk van faciliteiten voor b.v. middenstandsbedrijven in deze Raad te spreken, mogelijk aan de hand van een con creet voorbeeld uit de sfeer, waaraan de heer Engels nu denkt. Het lijkt ons echter onjuist deze laatste kwestie vanavond aan het voorstel van B. en W. te koppelen. Derhalve zal onze frac tie tegen de motie stemmen. De heer B. P. van der Veen: Na hetgeen in eerste en twee de instantie door de Voorzitter en de Wethouder is gezegd, hebben wij geen enkele behoefte aan deze motie. De heer Kingma: Ook wij hebben geen enkele behoefte aan deze motie. Ik dacht, dat we er in dit geval ook aan moesten denken, dat hier ook sprake is van een belangrijk I werkgelegenheidsobject. Ook in het winkelbedrijf mag men toch wel onder ogen zien, dat er weer een bepaald aan tal arbeidsplaatsen beschikbaar komt. Bekijken we dan nog weer eens heel eenvoudig de prijs van het terrein, zoals het er ligt, dan komen we, dacht ik, ongeveer 10,hoger dan de grondprijs op het industrieterrein en ongeveer 5,ho- I ger, dacht ik, dan op het nieuwe industrieterrein. De heer Heidinga: Op zichzelf zou men misschien kunnen zeggen, dat deze motie niet nodig is. Ik wil echter met 1 voor beeld aantonen, dat zij wel nodig is. De Gemeente heeft nog niet zo lang geleden aan de Gebr. Boelen een terrein aange boden, vlak tegen het onderhavige terrein aan gelegen, al leen net over de straat, voor 75, per m2 bebouwd en on bebouwd. Als dat geen discriminatie is, dan weet ik het niet. Een grootwinkelbedrijf kan het voor 30,per m2 krijgen, terwijl een bedrijfje uit onze eigen binnenstad, dat I naar ongeveer hetzelfde terrein wil, 75,bebouwd en on bebouwd moeten betalen. Die motie is dus bitter nodig. We hebben toch nog rechtsgevoel? De heer De .long (weth.): Ik heb bezwaar gemaakt tegen de prijs van 21,75 per m2, juist omdat tot nog toe het College inderdaad is uitgegaan van de stelling, dat de ter reinen voor een bepaalde prijs worden uitgegeven, zonder dat er daarbij rekening mee wordt gehouden of dit bebouwd of onbebouwd is. Gegadigden worden dan verplicht het terrein tot een bepaald percentage te bebouwen en voor een bepaald percentage parkeerruimte te zorgen. Thans echter krijgen we te maken met de situatie (en dat is mijn bezwaar eigenlijk geweest), dat we enerzijds voor het bebouwde ge deelte wel een prijs handhaven, die wel ligt in de lijn van ver gelijkbare percelen, maar dat we daarnaast juist voor het on bebouwde gedeelte een gereduceerde prijs vragen. Dan kan Wethouder Tiekstra zijn standpunt wel motiveren door te zeggen, dat we er ook op moeten letten, wat het het bedrijf uiteindelijk kost aan allerhande voorzieningen, die het zelf moet treffen, maar daar hebben wij, dunkt me, niet me te maken. Wij hebben alleen te maken met de vraag, voor welke prijs we de grond zullen verkopen en of we al dan met afwijken van de tot nog toe gevolgde gedragslijn. (De Voor zitter: Zullen we wel bij de motie blijven, wethouder De Jong?) Ja, maar ik mag ook een stemmotivering geven. (De Voorzitter: Akkoord. Ik zou echter niet graag de discussies willen heropenen. Dan zouden ook de raadsleden weer over dit probleem mogen spreken. We hebben thans de motie aar de orde gesteld.) In het kader van mijn redenering is het dan duidelijk, dat de bezwaren, die ik had en die ook in raadsbrief zijn neergelegd, grotendeels zouden zijn wegge nomen, wanneer de motie van de heer Engels c.s. zou wor den aanvaard. Ik had bij wijze van spreken nog liever gebau. dat we 60,voor het hele terrein hadden gevraagd ipv 21,75. Bij aanneming van de motie is voor mij echter het element van discriminatie verdwenen en dan ben ik, wat mij betreft, bereid mijn bezwaren te laten vallen. Wordt de mo- lie niet aangenomen en ik betrek het dus volledig op de vestigingsfaciliteiten, omdat het hier verkoop van grond be lieft dan meen ik straks tegen het voorstel van B. en W. ie moeten stemmen. De Voorzitter: Het lijkt mij voor het College moeilijk deze motie over te nemen. Ik dacht, dat Weth. Tiekstra en it duidelijk uiteen hebben gezet, wat onze benadering van de vestiging van midden- en kleinbedrijf is en ik wil het ten aan zien daarvan gestelde nog eens met grote nadruk onderstre pen. De Raad zal nu zelf een uitspraak over deze motie moeten doen. De motie-Engels c.s. wordt verworpen met 22 tegen 13 stemmen. Voor stemden Mevr. Visser-van den Bos en de heren Boomgaardt, Engels, Heetla, Heidinga, De Jong, klomp, De Leeuw, Miedema, Ir. Rijpma, Stek, Visser en Wiersma. De heer Engels: lk zou graag mede namens de christelijke fracties een stemverklaring geven. Er is een deel van de leden iet fracties, dat in het verwerpen van de motie aanleiding zal vinden om te stemmen tegen het voorstel van B. en W., aange zien er duidelijk sprake zou zijn van discriminatie. Een ander deel van de fractie (en daartoe behoor ikzelf) is van mening, dat faciliteiten op zichzelf gewenst kunnen zijn en dat ze in dit geval terecht worden gegeven. Dit deel van de fractie be treurt het weliswaar, dat de Raad zich niet heeft uitgespro ten voor de algemene gedragslijn ook faciliteiten te verlenen aan anderen, maar zal desondanks vóór dit voorstel (dat op zichzelf juist is) stemmen, daarbij enigszins gesteund door de verklaringen, die hier m.n. door de voorzitter van de groot ste fractie zijn afgelegd, waaruit blijkt, dat er toch een be paalde bereidheid bestaat om in voorkomende gevallen te handelen in de geest van de verworpen motie. De heer Vellenga: Ik heb zojuist al met zoveel woorden gezegd, dat mijn fractie bereid is het voorstel van het Col lege te steunen. Wij achten deze vestiging belangrijk, juichen het toe, dat zij komt op deze plaats, die wijzelf bij voorgaande telegenheden hebben gesuggereerd en we vinden het juist, dat men bepaalde faciliteiten verleent. Zonder de motie was, is en zal mijn fractie altijd bereid zijn om in soortgelijke ge vallen zo te handelen als moet worden gehandeld. De heer Kingma: Ik kan me bij het zojuist door de heer Vellenga gestelde heel goed aansluiten. We menen, dat we na de keuze van deze plaats door Albert Heyn zeer blij hunnen zijn met deze vestiging hier ter stede. Het voorstel van B. en W. wordt vervolgens aangenomen met 28 tegen 7 stemmen. Tegen stemden Mevr. Visser-van den Bos en de heren Heidinga, De Jong, Miedema, Stek, Vis ser en Wiersma. De Voorzitter: Thans stel ik opnieuw aan de orde punt Ba van de agenda en ik geef het woord aan Weth. De Jong. De heer De Jong (weth.): De heer Schönfeld zou ik wil len antwoorden, dat dit plan geheel conform het uitbreidings plan is, dus ook de afstand tussen de beide door hem be doelde fiatgebouwen. De afstand is inderdaad niet groot, maar nu er niet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, hunnen we er moeilijk iets van zeggen. N.a.v. de vraag van de heer De Vries zou ik willen opmer- hen, dat hij er waarschijnlijk ook wel van op de hoogte is, dat £r misschien in de toekomst individuele huursubsidies kun- ®n worden gegeven. We weten nog niet, wanneer een derge- ]he regeling af zal komen, maar we hebben wel goede hoop, dat op dit punt in de zeer nabije toekomst nog iets te ver wachten valt. In dat geval zouden we aan de door de heer He Vries bedoelde bezwaren tegemoet kunnen komen. Inmid dels ben ik wel bereid de door de heer De Vries gestelde 'taag nog eens in het College naar voren te brengen juist ook vanwege het element van discriminatie. Overigens zijn er na tuurlijk ook nog wel andere bejaarden dan die, die alleen van du A.O.W. moeten leven. Ik ben dus bereid eens te zien, in hoeverre we hieraan iets kunnen doen, zonder dat dit echter «n toezegging inhoudt. Het aanbrengen van recreatieve voorzieningen in bejaar denflats, waarover Mevr. Visser iets mededeelde, is, dacht ik, in de eerste plaats een kwestie, die de betreffende woning bouwcorporatie aangaat. We zijn het met haar eens, dat der gelijke voorzieningen zeer belangrijk zijn voor de leefbaar heid. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 146). De heer Heidinga: Het College heeft met voortvarendheid gewerkt aan de opdracht, die de Raad in de vergadering van 31 maart jl. d.m.v. een motie verstrekte. Aan de uitvoering van deze opdracht zitten, dacht ik, enkele markante punten en wel de volgende. In eerste instantie deelde het College de Raad mee, dat de noodbrug moest verdwijnen, omdat de heipa len van de zgn. aanbruggen voor het merendeel verrot zouden zijn. Een door de Dienst bijgevoegde raming van de kosten van herstel beliep ongeveer 185.000,In die raadsvergade ring heb ik toen gesteld, dat herstel van deze aanbruggen mo gelijk zou zijn voor zeker niet meer dan 25.000,per stuk, wat een totaal van 50.000,maakt. Toen keek het College mij nogal ongelovig aan. Na overleg in de Commissie voor Openbare Werken echter, waar ik mijn idee heb uiteenge zet, blijkt dit mogelijk te zijn voor 31.000,— plus 9.000 onvoorzien, dus totaal 40.000,Dat maakt dus wel een groot verschil met het eerder genoemde bedrag van 185.000,In diezelfde vergadering van 31 maart jl. stelt de Wethouder, dat er aan de bovenbouw ook nog wel het een en ander zou mankeren. Op mijn vraag, wat er dan wel aan mankeert, bleef hij echter het antwoord schuldig. Het ant woord van de heren van de Dienst op deze zelfde vraag in de vergadering van de Commissie voor Openbare Werken op 1 april jl. luidde: „Er mankeert niets aan de bovenbouw. Het is een oersterk geval, waar vroeger zelfs de tram over liep." Dat viel mij dus geweldig mee. Een ander argument, dat door het College in eerder bedoelde vergadering naar voren werd gebracht, was de financiële afwikkeling van de subsidiever strekking voor de bouw van de nieuwe 2de Kanaalbrug. Im mers, in die subsidie is een bedrag voor de afbraak en het ma ken van de noodbrug begrepen. Het College stelde hierbij zonder blikken of blozen, dat het vrijwel zeker was, dat de Gemeente de voor de noodbrug verstrekte subsidie zou moeten terugbetalen, indien die noodbrug nog langer werd gehandhaafd. De Wethouder van Financiën becijferde het hieruit eventueel voor de Gemeente voortvloeiende nadeel op ongeveer 4 ton. Het leek er wel op of het College de Minis ter een hint wilde geven dit bedrag terug te vorderen. Wat blijkt nu echter? Nu de Raad het College de opdracht heeft gegeven hiernaar te informeren, blijkt, dat het Rijk die eenmaal gegeven subsidie niet terug zal vorderen. (Een van onze fractieleden, tevens Kamerlid, had zich hiervan op het Departement ook al vergewist.) Eigenlijk was dit dus louter bangmakerij. De Raad is er echter gelukkig niet van ge schrokken. Nu blijven alleen maar de kosten van de afbraak van de brug over ten bedrage van 17.000,Dan is er nog het feit, dat er volgens de Dienst steeds meer ruimte ontstaat in de slappe onderbouwconstructie. Ik ben nog eens bij de brug gaan kijken en ben ook bij de brugwachter in de bedie ningscabine gaan zitten om zo'n ritje mee te maken. Inder daad zit er enige beweging in. Als de brug bijna dicht is, be gint hij iets te beven. (De heer Venema: De zenuwen; hij wordt ouder.) Men kan het net iets voelen, maar verontrus tend is het m.i. helemaal niet. Het is niet te bewijzen, maar ik denk, dat deze brug dat altijd heeft gehad. Het kan zijn, dat het met het klimmen der jaren iets erger wordt, maar dat komt meer voor. (Gelach) Het lijkt mij toe, dat het zeer wel mogelijk is dit tegen te gaan d.m.v. een schoorconstructie, zoals in de raadsbrief wordt genoemd. Een dergelijke con structie zou, dacht ik, ongeveer 10.000,gaan kosten. Eventueel wil ik de Wethouder mijn idee daarover wel uit eenzetten. Persoonlijk acht ik een dergelijke constructie echter niet nodig. Dan zou het misschien beter zijn te beslui ten, dat de brug bij windkracht 8 niet open mag, aangezien de klap van de brug b.v. bij noordwester of zuidwester storm extra wind vangt en iets meer beweegt dan normaal. Al met al zie ik helemaal nog geen reden om deze brug af te breken. Nu was ik helaas niet in de gelegenheid op 21 april jl. de vergadering van de Commissie voor Openbare Werken bij te wonen, waar het slopen van de noodbrug opnieuw aan de orde kwam. Later bleek mij, dat er een heel team specia listen was bijgehaald om alsnog aan te tonen, dat deze brug

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 4