8
9
beslist niet kan blijven gehandhaafd. Nu is de uitkomst van
het door het College ingestelde onderzoek dus totaal vernie
tigend: er is aan de bovenbouw niets goeds meer, het aandrij
vingsmechanisme moet volkomen worden vernieuwd, de ge
hele bovenbouw moet nodig worden gedemonteerd en de ge
hele elektrische installatie moet worden vernieuwd. Ik vroeg
me toen in gemoede af, hoe het mogelijk is, dat deze „curio
siteit" nog beweegbaar is en nog wordt gebruikt ook. Bij
nadere overdenking mis ik in dit voorstel toch wel een
essentieel punt. In de vergadering van 31 maart jl. is toch wel
duidelijk naar voren gekomen, dat niemand van de raadsle
den er behoefte aan had, dat die brug daar altijd zal blijven
liggen. De Raad weet immers, dat er t.z.t. op die plaats een
nieuwe brug zal komen en dat zelfs reeds aan een ontwerp
daarvoor wordt gewerkt. Daarom is in de Raad duidelijk ge
vraagd het voorlopig handhaven van de noodbrug te zien
i.v.m. een eventuele nieuwe 1ste Kanaalbrug. Daarover lees
ik echter in de stukken niets. Het thans verrichte onderzoek
lijkt anders gericht te zijn geweest. Daarom kan er, dacht ik,
maar een zeer betrekkelijke waarde aan worden gehecht, aan
gezien er zich sinds de vorige keer, dat we in de Raad hebben
gesproken over het slopen van de noodbrug en alles, wat
daarmee annex is, naar mijn mening een zeer belangwekken
de ontwikkeling heeft voorgedaan. Toen ik de bouw van een
nieuwe 1ste Kanaalbrug in verband bracht met de noodbrug,
was de reactie van het College zeer sceptisch. Door een van
de Wethouders werd gezegd: „Ach, daarop is de eerste 10
jaar toch geen schijn van kans." Kort daarna echter verleen
de het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een subsidie van
enige miljoenen voor de aanleg van de nieuwe Groeneweg
en voor de aanleg van het nieuwe Hoeksterend, twee gedeel
ten van het zgn. binnenstadsvierkant, deel uitmakende van
de reconstructie van de binnenstad. De subsidie is er dus al,
terwijl het plan „Hoeksterend" de Raad nog niet eens heeft
bereikt, laat staan, dat de Raad het heeft vastgesteld. Verder
las ik in de krant, dat we ook nog subsidie zouden hebben ge
kregen voor verkeersverbetering van het Vrijheidsplein, in
dien we daarvoor een plan hadden gehad. Zo is er ook nog
geen plan voor het aan het Hoeksterend aansluitende gedeel
te tot aan de Kanaalstraat, waar ook de 1ste Kanaalbrug in
zit. Ik dacht dus, dat de toen door mij gemaakte opmerking
echt nog niet zo gek was en dat e.e.a. veel dichter binnen ons
bereik ligt (of misschien wel binnen ons bereik gelegen
heeft), indien we een plan hadden. Derhalve meen ik, dat
we er in ons beleid ernstig naar moeten streven, dat die 1ste
Kanaalbrug wordt getekend en dat we krachtige pogingen
doen om dat stuk mee te nemen. We weten immers, dat er
zich soms zomaar plotseling subsidiemogelijkheden voor
doen. Dan is het ook van groot belang, dat die noodbrug er
nog ligt. Nu til ik aan het verslag o.a. van die machinefabriek
niet zo zwaar, aangezien ik meen, dat dit onderzoek enigs
zins verkeerd gericht is geweest. Ik zou graag van de Wet
houder vernemen of in de opdracht duidelijk is vermeld, dat
we maar een heel tijdelijke verlenging van de levensduur van
deze brug beogen.
Samenvattend zou ik als mijn mening naar voren willen
brengen, dat we over deze brug in haar huidige toestand hele
maal geen zorgen behoeven te hebben, aangezien er geen
zwaar verkeer meer overgaat. Hij wordt elk jaar nagezien,
elk jaar neemt de Dienst voor Openbare Werken steekproe
ven, de bovenbouw is 5 jaar geleden nog helemaal gedemon
teerd geweest. Nu stelt het College, dat die bovenbouw weer
moet worden gedemonteerd. Doen we dat dan ook b.v. met de
Vlietsterbrug, die er al 35 jaar ligt? Als er iets aan de boven
bouw mankeert, dan wordt hij niet gedemonteerd, maar gere
pareerd. Met geregelde inspecties kunnen we m.i. deze brug
rustig nog enkele jaren laten liggen.
De heer Schönfeld: Het zal het College bekend zijn, dat
de huidige toestand van de 1ste Kanaalbrug te wensen over
laat. Gebleken is, dat de hulpbrug, die destijds als tijdelijke
vervanger van de 2de Kanaalbrug dienst heeft gedaan, nog
steeds in een grote behoefte voorziet. Het is mij niet duide
lijk, waarom nog steeds geen krediet is gevraagd voor het re
viseren en wijzigen van de 1ste Kanaalbrug. M.i. is het dan
mogelijk om in de te maken onkosten voor het herstel
len van de noodbrug opnieuw subsidie te verkrijgen. Ik vraag
me verder af of bij de bedragen, welke voor het inslaan van
de palen worden genoemd, wel rekening is gehouden met de
door de heer Heidinga gedane suggestie, welke beoogde nieu
we palen naast de bestaande in te slaan en deze dan onderling
te verbinden. Als ik verder de kostenbedragen vergelijk,
enerzijds tussen dennenpalen en basralocuspalen en ander
zijds tussen de belangrijk langere levensduur, welke deze
laatste hebben, dan zijn de basralocuspalen aanmerkelijk
goedkoper. Het kostenverschil bedraagt nl. 30.000,ter
wijl laatstgenoemde palen 4 x zo lang meegaan als de dennen-
palen, die plm. 40.000,kosten. Het zou een besparing
van 4 x 40.000,min 70.000,90.000,beteke
nen. Verder begrijp ik niet, dat er nu plotseling zoveel gebre
ken aan het licht treden, dat de brug maar zou moeten wor
den gesloopt.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat het de Raad vol
komen duidelijk zou zijn, dat ik er geen enkele behoefte aan
heb om op de deskundige elementen van het betoog van de
heer Heidinga in te gaan. Ik kan en mag het niet doen voor
komen, alsof ik over deze materie ook maar enige des
kundigheid zou bezitten. Ik wil echter wel nadrukkelijk
stellen, dat de verantwoordelijkheid voor het gebruik van
deze brug in haar huidige toestand uiteraard bij de Gemeente
ligt. Het probleem, waarmee we bij deze voorziening te
kampen hebben, wordt mede verzwaard door de omstandig
heid, dat er nog steeds scheepvaartverkeer is op het Nieuwe
Kanaal en dat die brug dus beweegbaar moet blijven. In de
vorige raadsvergadering betreffende dit onderwerp heb ik
reeds nadrukkelijk gezegd, dat ik weinig vertrouwen had in
de technische toestand, waarin dat beweegbare gedeelte ver
keerde. De heer Heidinga moet mij niet euvel duiden, dat
ik op dat moment omtrent de specifieke aard van die techni
sche gebreken niet volledig was geïnformeerd. Het spreekt
echter, dacht ik, vanzelf, dat onze deskundigen, geassisteerd
door deskundigen van bedrijven, die met deze zaken regelma
tig werken, bij de tenuitvoerlegging van de in de motie ver
vatte opdracht zich rekenschap hebben gegeven van de aard
van alle technische gebreken, die aan de orde kwamen.
Daarbij geloof ik, dat het niet juist is om bij de beoordeling
van deze brug uit het oog te verliezen, dat de toepassing van
een houten constructie was gebaseerd op een tijdelijk gebruik
en dat bij verwerking van hetzelfde materiaal op dezelfde
mate van tijdelijkheid moet worden gerekend. Indien men
echter meent, dat deze brug er zoveel langer moet liggen,
dan betekent dat, dat men, te beginnen bij de houten onder
bouw, een materiaal moet toepassen, dat van duurzamer
aard is. Dat betekent echter tegelijkertijd, dat ook de bewe
gende constructie dient te worden nagezien op zodanige
wijze, dat de Gemeente Leeuwarden ook de verantwoorde
lijkheid voor het handhaven en het gebruik van deze brug
kan dragen. Deze verantwoordelijkheid nu heeft het College
niet willen dragen, omdat het risico, dat schuilt in het welbe
wust blijven gebruiken van deze brug, ondanks de situatie,
waarin zij verkeert, voor rekening van de Gemeente komt.
N.a.v. het door de heer Heidinga gestelde m.b.t. de 1ste
Kanaalbrug kan ik de heer Heidinga met nadruk verzeke
ren, dat, hoewel het waar is, dat we in het overleg over de
subsidiëring van verkeersreconstructies in Leeuwarden in
middels een redelijk programma hebben kunnen opzetten, dit
nog niet betekent, dat binnen een voorspelbare tijd ook het
daarop aansluitende gedeelte kan worden opgezet. Het is niet
juist, dat de subsidie voor de reconstructie van het Vrijheids
plein nog niet is gegeven, omdat er geen plan is. Het resul
taat nl. van de overeenstemming tussen de betreffende des
kundigen over de principiële opzet van dat plein is een princi
piële bereidverklaring tot subsidiëring van de reconstruc
tie van het Vrijheidsplein op het moment, dat de plannen
daarvoor klaar zijn. Aan die plannen wordt uiteraard ge
werkt. Vervolgens meen ik de Raad erop te moeten wijzen,
dat in het overleg met het Departement van Verkeer en Wa
terstaat uiteraard meer programma-elementen zijn doorge
sproken. In dit verband attendeer ik de Raad allereerst op de
kwestie van de verhoging van de spoorlijn Leeuwarden-
Groningen en op de aanleg van de eerste elementen van de
Oostergoweg. Ik geloof dus, dat de veronderstelling als zou
den binnen een beperkt aantal jaren ook de Oosterkade en de
Oostergracht aan de orde komen, op dit ogenblik te lichtvaar
dig is. M.i. dienen we dan ook de situatie omtrent de 1ste Ka
naalbrug bij het thans aan de orde zijnde project buiten be
schouwing te laten. Daarbij merk ik overigens nog wel na
drukkelijk op, dat op hetzelfde moment, dat de 1ste Kanaal
brug aan de orde mocht komen, de deswege te treffen nood
voorzieningen ook weer voor 50% subsidiabel zullen ziJn'
aangezien ze dan deel uit zullen maken van dat project. Te
recht zou men de vraag kunnen stellen, welke zekerheden
de Raad nu de burgerij kan bieden, dat de te treffen voorzie
ningen binnen korte tijd kunnen worden uitgevoerd, wan
nier de kosten van deze voorzieningen bij de huidige finan
cieringssituatie de 25.000,overschrijden. Het College
tan daarvoor momenteel geen enkele zekerheid geven. Ik
hoef de Raad slechts te wijzen op verschillende projecten,
waarvoor we op het ogenblik ook geen financieringsmidde
len krijgen, b.v. de in de Wielenpólle te treffen voorzienin
gen, de in de Linnaeusstraat te treffen voorzieningen, de scho
lenbouw etc. De Raad is, dacht ik, voldoende op de hoogte
van de thans bestaande financieringsproblemen. Dan kan de
Raad, dunkt mij, de burgerij, die gebruik zal maken van deze
brug, niet de zekerheid geven, dat inderdaad zodanige doel
treffende voorzieningen aan deze brug kunnen worden ge
troffen, dat we de verantwoordelijkheid voor handhaving
van deze brug ook terecht durven aanvaarden. Het is wel dui
delijk, dat ik op dit ogenblik, mede namens het gehele College,
nadrukkelijk refereer aan het advies, dat onze deskundigen
ons te dezer zake hebben gegeven.
De heer Heidinga: Enerzijds kan ik het door de Wethou
der ingenomen standpunt wel begrijpen. Ik vind het echter
wat onlogisch in dit verband naar voren te brengen, dat bij de
onderhandelingen reeds de ophoging van de spoorbaan en de
aanleg van de Oostergoweg is besproken en dat er al geld
is voor het Hoeksterend en voor de Groeneweg. In dat kleine
stukje tussen het Hoeksterend en de spoorbaan zit juist de
lste Kanaalbrug. Het is dus volkomen logisch, dat dat stukje
ook moet worden meegenomen, aangezien op die wijze een
grote verkeersader door de stad zou kunnen worden gereali
seerd. Thans is dc noodbrug op last van het College voor ge
motoriseerd verkeer gesloten en wordt slechts gebruikt door
fietsers en voetgangers (afgezien van een klein Fiatje, dat
lussen de palen door is gereden). (De heer Tiekstra (weth.):
Dat was een coureur.) Ik blijf echter van mening, dat we
zonder enig risico deze brug zo kunnen handhaven, zonder
dat er iets aan wordt gedaan, als ze maar van tijd tot tijd
wordt geïnspecteerd. Met het oog daarop zou ik de volgende
motie willen indienen, welke mede is ondertekend door de
heer De Leeuw:
..De Raad, in vergadering bijeen enz., besluit de noodbrug
te handhaven in de staat, waarin deze thans verkeert, en gaat
over tot de orde van de dag."
De heer Tiekstra (weth.): Ik zou graag in het kort willen in
gaan op het door de heer Heidinga aan mijn adres geuite
verwijt van onlogisch overleg. De afzonderlijke resultaten
van het overleg met de rijksinstanties worden bekend. Dat
overleg met de rijksinstanties heeft echter betrekking op
een totale programmering. De door mij genoemde elemen
ten (verhoging van de spoorlijn en aanleg van de Oostergo
weg) zijn zo essentieel aan elkaar verbonden, evenals aan het
bekende punt bij de lste Kanaalbrug incl. het Huis van Be
waring, dat mijn redenering deze elementen nu in het over
leg te betrekken logischer is dan de schijnbare logica van dc
heer Heidinga eerst het project Hoeksterend/Baljeebuurt in
de richting van de lste Kanaalbrug te willen afmaken.
De heer Vellenga: Ik heb wel behoefte aan een korte schor
sing, opdat we even in eigen kring overleg kunnen plegen.
(De Voorzitter: Dan stel ik voor eerst de andere punten af
te handelen. Dan kunnen we straks de pauze benutten voor
nader overleg.) Akkoord.
Punten 15, 16 en 17 (bijlagen nos. 135, 149 en 150).
Lh.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van
B. en W.
Punt 18 (bijlage no. 151).
De heer Heidinga: Toen het vorige jaar door het College
«n voorstel tot herziening van de lesgeldverordening voor
de amateurafdeling van het Gemeentelijk Muziekinstituut
werd ingediend, is daarop van verschillende zijden uit deze
Baad nogal wat kritiek geleverd. Dit heeft ertoe geleid, dat
destijds het voorstel van de raadsagenda werd afgevoerd.
Baar onze mening en dat hebben wij in die raadsvergade-
nng van 30 juni 1969 ook duidelijk gesteld -moeten de les
gelden zodanig worden vastgesteld, dat a. een aanvaardbare
Kostendekking wordt verkregen en b. de mogelijkheid tot
set volgen van lessen aan het Muziekinstituut voor iedereen,
j>ok voor de minder draagkrachtigen, aanwezig blijft. Om
teide genoemde doeleinden te kunnen bereiken, hebben wij
sterk gepleit voor een differentiatie van de lesgeldtarieven
naar draagkracht. Het thans aan de orde zijnde voorstel
komt in belangrijke mate tegemoet aan de wensen van de
christelijke fracties. We kunnen met dit voorstel dan ook ak
koord gaan. Wel menen we, dat de zaak van de lesgeldtarie
ven de blijvende aandacht van het College behoeft. Er zal,
dachten we, moeten worden voorkomen, dat in de toekomst
de stijging van de baten te veel achterblijft bij de stijging van
de lasten. (Dit geldt overigens niet alleen voor de lesgeldta
rieven, maar voor het hele terrein van de gemeentelijke hef
fingen en tarieven.) Een periodieke herziening van de les
geldverordening blijft, dachten wij, geboden.
Mevr. Visser-van den Bos: Eigenlijk heeft de heer Heidin
ga reeds het grootste deel van wat ik had willen zeggen naar
voren gebracht. Ik zou er echter graag nog iets aan willen
toevoegen. Ik heb gezien, dat deze herziening van de lesgel
den nog maar een verhoging van baten zal geven van
45.000,Tevens heb ik gezien met tamelijk grote zorg
-dat de kosten van het Gemeentelijk Muziekinstituut netto
komen op ruim 300.000,Gelet op het aantal leerlingen,
dat van dit instituut gebruik maakt (400), betekent dit on
geveer 800,per leerling. Als ik het allemaal goed heb
uitgerekend, dan heb ik toch het gevoel, dat we vóór de be
grotingsbehandeling nog eens moeten bekijken of er aan de
organisatie van die school nog iets kan worden veranderd en
of er niet moet worden bekeken of er i.v.m. de duurte van de
leraren (en daarmee bedoel ik de meerdere of mindere ma
te van hun deskundigheid en bevoegdheid) voor beginnende
leerlingen geen lager bevoegde krachten kunnen worden
aangesteld. Het lijkt mij wat al te duur, wanneer een kind,
dat de eerste beginselen van het bespelen van een instrument
leert of dat algemeen vormend muziekonderwijs krijgt, aan
de gemeenschap minimaal al 300,kost 800,min
de bijdrage van het gezin, die maximaal 500,— beloopt).
Daarbij wordt dan nog geen rekening gehouden met de kosten
van de leiding, want in de stukken heb ik gezien, dat 1 les
uur jaarlijks aan salariskosten voor de leerkrachten komt op
900,a 1.000,per jaar. Deze ontwikkeling vervult
mij met grote zorg. Ik heb nl. het idee, dat er andere voor
zieningen in de stad zijn, die aan een grotere bevolkings
groep ten goede zouden kunnen komen dan met dit muziek
instituut het geval is.
De heer Ten Brug (weth.): Het G.M.I. is geen goedkoop
instituut en zal dat ook wel niet worden. Wij kunnen ons
alleen in een bloeiend G.M.I. verheugen, wanneer er sprake
is van een toename van het leerlingenaantal en een toename
van het leerlingenaantal kan slechts kostenverhogend wer
ken. Het bereiken van een aanvaardbare kostendekking bij
aanvaardbare tarieven zal dus altijd een moeilijk probleem
zijn. De commissie is niet begonnen met zich de vraag te stel
len, wat een aanvaardbare kostendekking zou zijn, maar
heeft zich in eerste instantie bezig gehouden met de vraag,
wat aanvaardbare tarieven zouden zijn. Uit de gemaakte
opmerkingen heb ik wel begrepen, dat de door de commissie
voorgestelde tarieven door de Raad wel aanvaardbaar worden
geacht. Deze tariefsherziening betekent voor een aantal
mensen een behoorlijke verhoging. Voor mensen met een
inkomen boven 19.000,hebben we te maken met een
verhoging per lesuur van maximaal 230,tot 500,
Wanneer er les wordt gegeven in groepsverband, is deze ver
hoging wat minder. Tot nu toe neemt het overgrote deel van
deze kinderen niet een uur maar een half uur les. Dat bete
kent dus eigenlijk een verhoging van maximaal 115, tot
250,Wel bestaat de neiging om langer les te nemen en
drie kwartier komt ook al voor. Dat is echter een zelfstandige
beslissing van de betreffende ouders. Zij moeten dan uiter
aard een grotere verhoging betalen, maar zij weten dat dan
ook van tevoren. Ik ben het met de heer Heidinga eens, dat
de kwestie van deze tarieven onze blijvende aandacht moet
hebben. Evenals er een reden is voor de thans voorgestelde
tariefsverhoging, kan er in de toekomst een reden zijn om
opnieuw met een voorstel tot tariefsverhoging te komen.
Bij de start van deze school wisten we er uiteraard nog heel
weinig van, welke tarieven we in de praktijk zouden moeten
hanteren. Ook andere Gemeenten staan voor dat probleem
en er zijn m.n. in Friesland enige Gemeenten, die zonder meer
wachten op wat Leeuwarden doet, alsvorens zij ook tot een
verhoging besluiten. Ik heb de indruk, dat een verhoging van
een omvang als die, welke thans wordt voorgesteld, in de toe
komst wel niet meer nodig zal zijn, omdat het thans ook