9 commissie t.a.v. het beheer inderdaad de zaak is open gehouden en of het juist is, dat hij als Wethouder nu ook die zaak openhoudt. Dan heb ik er verder vrede mee. De heer Ten Brug (weth.): Een definitieve beslis sing in haar totaliteit is er niet. Het is niet onmoge lijk, dat wij tot de conclusie komen, dat wij de hele zaak in één pool moeten brengen. De heer Visser: Ik zou een voorstel van orde wil len indienen. De Voorzitter: Welk voorstel van orde? De heer Visser: Dat ik via U, mijnheer de Voor zitter, de Raad verzoek om een derde instantie. De Voorzitter: Wordt dat voorstel gesteund? Ik constateer, dat het door niemand wordt gesteund. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Bunten 18 t.e.m. 27 (bijlagen nos. 214, 201, 179, 184, 185, 198, 188, 215, 195 en 202). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Bunt 28 (bijlage no. 193). De heer Weide: De oplossing, zoals B. en W. die voorstellen terzake van het beheer van de Kinder boerderij lijkt mij wel juist. Het bestuur heeft m.i. een juist beheer gevoerd. Tot die conclusie is het College ook gekomen aan het eind van het raadsstuk, waarin het het bestuur bedankt, en dan is er ook geen enkele aanleiding om anderen hiermede te gaan belasten. Ik heb t.a.v. de enkele investeringen, die in de raadsbrief worden genoemd, nog wel enkele opmerkingen. Ten eerste iets over de afrastering van f 24.000, Ik zou me kunnen voorstellen, dat een gewoon agra risch bedrijfje niet zou denken aan een zo dure af rastering. Ik kan begrijpen, dat voor de Kinderboerderij extra voorzieningen moeten worden getroffen terzake, maar desondanks lijkt me toch het bedrag van 24 mille veel te hoog. Bij de stukken kon ik hierover niets naders vinden. Dan het café-restaurant. Dat we dit gaan verwar men, lijkt me ook zeer juist. Ik wilde wel graag van het College vernemen, voor zover het hierover ge ïnformeerd is, of het in de bedoeling ligt, dit café restaurant ook buiten het seizoen te openen. De heer Tiekstra (weth.): Het is de heer Weide, dacht ik, wel duidelijk geworden, dat op grond van de destijds gesloten overeenkomst de Gemeente gehouden is de Kinderboerderij over te nemen. De heer Weide vindt de afrastering duur en zegt, dat in het programma van het onderhoud nog nadere investeringen zullen moeten worden gedaan. Voor zo ver ik, als bestuurslid van de Kinderboerderij, ge ïnformeerd ben, stelt men toch wel de eis, dat deze afrastering wat meer waarde heeft dan ze bijv. in Staphorst of in de Friese Wouden zou hebben. Ze ligt n.l. in een gebied, dat nogal frekwent wordt bezocht en ze moet toch een zekere „veekerende" functie heb ben. Bovendien is ze nogal van vrij grote afmetingen en het lijkt mij dus toe, dat het bedrag reëel is. Het bestuur van de Kinderboerderij en straks dus de commissie van beheer ingevolge dit besluit stelt zich voor, dat door het aanbrengen van verwarming het seizoengebruik van de restauratie kan worden uit gestrekt over een grotere periode. Of dit betekent, dat die grotere periode 12 maanden kan omvatten, dus ook de wintermaanden, is een vraag, die men op het ogenblik nog niet heeft beantwoord, maar het is na tuurlijk waar, dat ook ondanks de hogere buitentem peratuur van het moment, die ook de binnentempera- tuur hoger maakt, we toch in het zomerseizoen in Ne derland nog wel eens dagen hebben, waarop het aange naam is, dat de kachel brandt. En dat is het eerste doel van deze verwarming. Als die een verder strek kend doel kan dienen, zal dat ons en ook de com missie zeer aangenaam zijn. De heer Weide: Ik blijf de afrastering duur vinden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Bunt 29 (bijlage no. 213). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Bunt 29a (bijlage no. 217). Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben blij, dat deze be jaardenwoningen gebouwd worden. Ik zou hier alleen een drietal vragen over willen stellen: 1. Is wel eens bekeken door woningbouwverenigin gen of de Gemeente, of door wie het ook maar aangaat, of het nu werkelijk het juiste gemak voor bejaarden is om een bejaardenwoning uit te rusten met een douche? Ik heb me wel eens in deze kwestie verdiept en infor matie ingewonnen. Van enige directrices van bejaar dentehuizen heb ik gehoord, dat de bejaarden niet ge steld zijn op het gebruik van een douche. Dat zit niet alleen in het feit, dat heel veel mensen van deze tijd nog niet gewend zijn om veelvuldig te douchen, maar ook omdat voor vele mensen, zodra ze enige ouder domskwalen krijgen, het staan onder een douche niet prettig is. Ik zou dus willen voorstellen aan deze wo ningbouwvereniging te verzoeken, dat in de douche ruimten zitbaden worden aangebracht met eventueel een handdouche als dat mogelijk is. We moeten er ook aan denken, dat, als de bejaarden eenmaal in die wo ningen komen, ze er hopelijk heel lang zullen blijven. En als ze zich dan later minder gemakkelijk zelf kun nen helpen en hulp krijgen, is het douchen van een bejaarde een ondoenlijke zaak. De helpster krijgt dan zelf meteen ook een bad! Daar staat tegenover, dat men een bejaarde heel goed in een zitbad kan helpen. Uit allerlei praktische overwegingen is dus een zitbad erg prettig in deze woningen. 2. Is het nu niet mogelijk in deze bejaardenflat, waar 248 bejaarden worden gehuisvest, ook weer een recreatieve voorziening op de begane grond aan te brengen? Het wordt toch hoe langer hoe meer nood zakelijk, dat wij de bejaardenflats zo maken, dat de bejaarden er ook kunnen blijven. Als ze daar geen ge zelligheidsvoorzieningen hebben, wordt die mogelijkheid beslist weer verkort. 3. Mogen deze bejaardenwoningen uitsluitend aan bejaarden verhuurd worden, gezien het feit, dat we er een extra subsidie voor krijgen? De heer De Jong (weth.)Ik kan mevr. Visser het volgende antwoorden. Dit is eigenlijk een vraag om financiële medewerking. De zaak: hoe worden deze woningen gebouwd, is primair een zaak geweest van de woningbouwverenigingen, die de plannen in deze vorm hebben gemaakt en die dus tot de conclusie zijn ge komen, dat zij deze bejaardenwoningen moesten bou wen met deze douche-installatie en niet met een bad en daarvoor hebben zij financiële medewerking aan de Gemeente gevraagd. Nu kan men in dit kader wel be paalde vragen stellen en ik zal niet ontkennen, dat mevr. Visser daar het recht toe heeft, maar de inrich ting van de woningen zou ik toch graag tot de ver antwoordelijkheid van de woningbouwverenigingen wil len laten behoren. Ik zou er nog aan toe kunnen voe gen, dat het nog ten zeerste de vraag is, of wat mevr. Visser beweert, zo algemeen de wens der bejaarden is Ik heb wel eens gehoord van tehuizen, waar veel be jaarden gehuisvest zijn, dat men juist terugkomt van het aanbrengen van zitbaden en dat daar juist wee: naar douche-installaties gevraagd wordt. Ook is een vraag: Wat zal het in financieel opzicht voor verschil maken? Ik dacht, dat douche-installaties aanmerkelijk goedkoper zijn dan zitbaden. Ik wil mevr. Visser wel toezeggen, dat ik haar vraag aan de woningbouwver enigingen wil doorgeven, zodat zij de daarin vervatte mogelijkheid bij eventueel volgende projecten ook m hun overwegingen kunnen betrekken. De woningbouw verenigingen evenwel zijn uiteraard ook weer sterk ge bonden aan curveprijzen enz., waardoor zij de bouw be paalde beperkingen moeten opleggen, terwijl zijzelf mis schien wel eens iets meer aan voorzieningen zouden willen doen. Wat de tweede vraag van mevr. Visser betreft, net gaat hier om financiële medewerking voor een aantal bejaardenwoningen en deze kunnen dus gebouwd wor- ilen volgens de normen die hiervoor gesteld zijn en daar is geen recreatieve voorziening in gepland. Zou dat wel het geval moeten zijn, dan krijgt men een heel ander type woningen. Het zou dus wel van belang zijn, na te gaan, in hoeverre, als hier een groot aantal be jaarden gehuisvest worden, in deze wijk voor hen be paalde recreatieve voorzieningen, die deze mensen on getwijfeld zullen moeten hebben, nog getroffen zouden kunnen worden. Maar het lijkt mij toe, dat dit los staat van de woningbouw sec, die hier vanavond ge presenteerd wordt. De derde vraag, die gesteld is: „Hebben wij hier te maken met een aantal woningen, die uitsluitend door bejaarden kunnen worden bewoond?" moet aldus wor den beantwoord: Dat zal inderdaad het geval moeten fn, willen wij in aanmerking komen voor de toeslag van f250,per jaar. Het ligt wel in de bedoeling, deze woningen dus aan bejaarden toe te wijzen. Mevr. Visser-van den Bos: Het is me bekend, dat er een commissie bestaat, waarin de woningbouwver enigingen met de Wethouder overleg plegen over de voorgenomen woningbouw en dan lijkt het me, dat er wat meer aandrang van de Wethouder uit zou kun nen gaan naar een onderzoek i.z. het voordeel van een zitbad boven een handdouche. Als het werkelijk zou blijken, dat het veel belangrijker is voor deze mensen een zitbad te maken, dan geloof ik, dat het beslist mo gelijk zal zijn daar bij het Ministerie gehoor voor te vinden. De Wethouder zegt, dat er geen recreatievoorzienin gen in deze bouw kunnen worden aangebracht. Mijn vraag is: Is het werkelijk wel geprobeerd? Het is zo gemakkelijk direct te zeggen: Het kan niet. Het is veel belangrijker te proberen, of men er niet toe kan komen. En wat vandaag nog niet kan, kan morgen misschien wel. Ik heb met drie directrices van grote bejaardentehuizen gesproken en ze hebben me uitdruk kelijk verzekerd, dat hun ervaring is, dat het voor bejaarde mensen heel gauw onmogelijk is een douche te gebruiken, terwijl een zitbad voor hen buitengewoon prettig is. Misschien kan de Wethouder uitspraken van de leiding van andere bejaardentehuizen aanhalen, die snders luiden, maar het lijkt me de moeite waard deze zaak tc onderzoeken en ik zou het bijzonder op prijs stellen, dat dit werkelijk gebeurt, want voor het ge meentelijk verzorgingstehuis zal dit toch ook een be langrijke vraag zijn en dan hebben we er wel belang bij. De heer Venema: Ik kan mij geheel aansluiten bij mevr. Visser, maar ik geloof, dat er nog wel een an dere categorie badgelegenheden is, die bezwaarlijk zijn voor oudere mensen, n.l. de lavets. Ik woon toe vallig in een woning met lavet. Ik ben zelf gelukkig nogal aardig fit, maar ik begin nu toch wel te bemer ken, dat oudere mensen, die een beetje stijf en stram zijn, niet gemakkelijk in een lavet kunnen komen, want 't is op een meter van de grond aangebracht. En als een badkuip te diep gemaakt wordt, dan kunnen zulke oejaarden ook daar niet weer uit komen. Dat blijft taelfde. Maar een lavet moet beslist niet in woningen voor bejaarden. De heer Bouma: We moeten deze zaak inderdaad "iet te eenzijdig bekijken. Het is n.l. bekend, dat er medici zijn en ook revalidatie-artsen, die terugkomen ven een bad voor bejaarden en gehandicapten, omdat men het in- en uitstappen vrij gevaarlijk vindt. Men gebruikt veel liever dan een handdouche met een fouche-stoel. De heer Heidinga: De heer Wethouder heeft de 'batste tijd al enige malen geponeerd, dat onze woning- itouwplannen door de woningbouwstichtingen worden voorbei eid en het begint mij een beetje te verdrieten, want de Wethouder weet net zo goed als ik, dat de Gemeente ze voorbereidt en dat de Gemeente ze aan biedt aan de woningbouwstichtingen en zegt: „Kijk, kunnen jullie bouwen". Nu druk ik het maar heel simplistisch uit, maar dit is toch ongeveer de gang van zaken. En ik zou de Wethouder de raad willen geven: Hou hiermee op, want de gehele Raad weet wel, dat het niet zo is. De plannen worden bij de Gemeente voorbereid. En de Wethouder maar het argument ge bruiken: De woningbouwstichtingen doen dit. Toe nou! De heer De Vries: Als inderdaad juist is, wat de heer Heidinga zegt, n.l. dat de Gemeente hier de groot ste vinger in de pap heeft, dan zou ik het College wil len vragen: Is het niet nodig, dat we deze zaak nog een beetje expansiever gaan bekijken? Mevr. Vis ser heeft het gehad over de badgelegenheid en de recreatieve voorzieningen. Ik zou willen vragen: Is het niet mogelijk in zo'n nieuwe buurt meteen een goed geoutilleerd dienstencentrum in hetzelfde blok in te bouwen en dan bij de keuze van de toekomstige be woners rekening te houden met de handicap die dezen hebben, zodat deze voorzieningen optimaal gebruikt kunnen worden? De heer De Jong (weth.): Mevr. Visser heeft in tweede instantie nog eens aangedrongen op zitbaden in plaats van douches, maar ik heb in eerste instantie al gesteld, dat hier verschillend over gedacht wordt. De heer Bouma heeft onze andere ervaringen bevestigd. (Mevr. Visser-van den Bos: Dan zou ik de cijfers van dat onderzoek graag eens willen zien.) Ik heb gezegd, dat ik dit nog eens met de woningbouwverenigingen zou kunnen bespreken. Als men inderdaad zou denken, dat het deze richting uit zou moeten, dan kan het bekeken worden, maar het is voor mij de vraag, of dat wel het geval is. Ik ben er helemaal niet van overtuigd, dat we de weg, die mevr. Visser wil inslaan, moeten opgaan. En als we niet die overtuiging hebben, dan zou het toch wel dwaas zijn, dat we iets anders doen dan we menen, dat in dit geval van belang is. Wij hebben dus van andere kant, waar men ervaringen heeft met zitbaden, gehoord: Hou daar asjeblieft mee op, want er komen moeilijkheden mee. Ik zou me nog kunnen voorstellen, dat men in verzorgingshuizen eer der tot de door mevr. Visser gewenste situatie komt, maar het lijkt mij toe, dat we in een flat, dat voor normale huisvesting gebruikt wordt, kunnen volstaan met douches. Niettemin wordt de vraag van mevr. Visser met de woningbouwverenigingen nog in alge meen verband besproken. Dit zijn nu net van die pun ten, die in de komende Raad voor de Volkshuisvesting bij het verder uitstippelen van het beleid samen met al de groepen van mensen, die hierbij betrokken zijn, eens kunnen worden besproken. De bezwaren, die volgens de heer Venema tegen lavets blijken te bestaan, in een punt, dat voor nieu we woningen, gelet op de ervaringen, wel overwogen mag worden. Van onze kant zullen die bezwaren door gegeven worden. Ik zeg de heer Bouma dank voor zijn steun aan ons standpunt. De heer Heidinga zegt, dat hij er telkens weer op gewezen heeft, dat de woningbouwplannen niet door de woningbouwverenigingen, maar door de Gemeente voorbereid worden. Ik stel er in dit verband prijs op te verklaren, dat pas na begin december van het vorige jaar met de plannen voor deze woningen is begonnen en dat de bouwwijze door de woningbouwverenigingen zelf zo gewild is. Zij zijn regelmatig bij de uitwerking van de plannen betrokken geweest. Uiteraard hebben wij ons gemeentelijk apparaat daar graag voor be schikbaar gesteld, zodat ook dit hier ten nauwste bij betrokken is, maar de opdrachtgevers zijn en blijven de woningbouwverenigingen en ik kan wel verklaren dat wil ik de heer Heidinga ook wel eens heel dui delijk zeggen dat, zolang ik de portefeuille van Volkshuisvesting beheer en te maken heb met de bouw van woningwetwoningen ook in het Bilgaard steeds het voorzitterschap van de bouwteams in han den is geweest van vertegenwoordigers van de betref fende woningbouwverenigingen. Deze mensen zijn pri mair verantwoordelijk. Dat is ook nu bij deze wonin gen in het Lekkumerend het geval. Het beschikbaar stellen van het gemeentelijk apparaat is de dienstver lening van de Gemeente aan de woningbouwverenigin gen, maar ik pas ervoor, dat hier de indruk zou wor den gewekt, dat de Gemeente hier bouwt, terwijl het in feite de woningbouwverenigingen zijn. De heer De Vries zegt, dat het erom gaat, wie de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 5