12
13
vaart, het verbeteren van de Tijnjedijk, inrichten speel
plaatsen in het Bilgaard (dat zou dus te verdedigen
zijn) en wegaanleg tussen Oldehoofsterkerkhof en
Wissesdwinger. Ik vind, dat hiermee algemene beste
dingen worden gedaan uit een fonds, dat eenzijdig
drukt op de grondprijs van nieuwe uitbreidingsplannen.
Ik plaats deze opmerking alleen om het feit te sig
naleren. Ik hoef cr geen antwoord op te ontvangen,
aangezien we bij de begrotingsbehandeling hebben be
sloten de zaak van de grondprijzen te verwijzen naar
de in te stellen raadscommissie. Ik signaleer dit alleen,
omdat e.e.a. mij na aan het hart ligt. Ik zou nog wel
graag antwoord willen hebben op de volgende vragen.
Vallen de op blz. 14 onder het reservefonds Openbare
Werken genoemde bestemmingen eigenlijk niet onder
een algemene reserve? Ze dragen toch duidelijk een
algemeen karakter. En is het in dat geval dan feite
lijk wel juist om nu te beslissen, zoals het College
voorstelt, om over die reserve ook nog vanuit de al
gemene middelen rente te vergoeden Dat zou wel
juist zijn, wanneer het duidelijk een bestemmingsre
serve is, maar indien dat niet het geval is, vraag ik
me af of we die rente maar niet beter kunnen vergeten.
Dan heb ik nog een vraag over de reserve voor aan
sluitkosten Energiebedrijven van bijna 2 miljoen. Uit
de nota is duidelijk, hoe die reserve wordt gekweekt,
nl. uit betalingen door particulieren voor de aanleg van
onrendabele leidingen. Er staat echter niet in de nota,
hoe deze reserve wordt besteed. Ook dat zou ik graag
vernemen.
Op blz. 15 van de nota wordt gesteld, dat overeen
komstig de oorspronkelijke bedoeling van de reserve
Sociale Werkvoorziening (f 619.000,een bedrag van
f 500.000,in mindering zal worden gebracht op de
stichtingskosten van de nieuwe werkplaats aan de Ja
mes Wattstraat. Wat zijn de gevolgen van deze trans
actie voor onze begrotingspositie
Ten slotte nog een vraag over de reserve meer
waarde erfpaehtsgronden (blz. 14 en 15). Acht U een
teruglopen van de meerwaarde van de erfpaehtsgron
den in de toekomst reëel of acht U het veel reëler, dat
die meerwaarde verder zal oplopen en, zo ja, waarom
kan deze reserve dan niet worden aangemerkt als
een algemene reserve?
Concluderend zou ik willen zeggen, dat deze nota
ons een beter inzicht heeft gegeven in de gemeente
lijke reserves. Ik zeg „een beter inzicht", want ik meen,
dat het essentiële, nl. het aanleunen tegen en het be
kijken in het kader van de planning van de investe
ringsbehoeften, ontbreekt. Ik zie dit stuk dan ook niet
als een eindpunt, maar als een vertrekpunt, aan de
hand waarvan de nieuwe Raad regelmatig de finan
ciële positie van de Gemeente kan bekijken en kan
beslissen om b.v. de risicoreserve nog wat af te romen
of nog wat te versterken. Het zal duidelijk zijn, dat
het voor mij wat moeilijk was veel woorden van lof
aan deze nota te wijden, aangezien het nogal veel
moeite heeft gekost deze nota in de Raad te krijgen.
Toch zou ik willen besluiten met een woord van er
kentelijkheid voor het feit, dat deze nota is versche
nen vóór september, ondanks de omstandigheid, dat
het College dat niet heeft willen of kunnen toezeggen
bij de behandeling van de begroting.
De heer Hogendijk: Ik zou deze nota twee kwalifica
ties willen geven, nl. instructief en inconsequent. Het
eerste deel van deze nota bestaat uit een beschouwing
over reserves bij het bedrijfsleven en reserves bij de
Gemeente. Daarbij kan ik mij volkomen aansluiten.
Wel zou ik graag een enkele opmerking willen maken
over hetgeen de heer Reehoorn reeds heeft voorge
lezen van de beschouwing op blz. 7. Het zou volgens de
nota logisch en noodzakelijk zijn de verschillende re
serves, 7 in totaal (zie blz. 5), samen te voegen tot
één algemene reserve. Daarna wordt deze algemene
reserve echter weer in 4 onderdelen gesplitst, t.w. een
reserve voor risico's, verbonden aan het uitlenen van
gelden en aan het garanderen van geldleningen, als
mede voor dekking van investeringsrisico's en bijzon
dere exploitatierisico's, een winstegalisatiefonds en een
onderhoudsfonds Energiebedrijven en ten slotte een
saldireserve. Volgens de nota is er verder nog een ding,
dat verandert, nl. dat de reserves voortaan zullen
worden begrensd. Op blz. 8 staat: „In dit kader vinden
wij het ook gewenst en verantwoord om te komen tot
een begrenzing van de reserves, die in stand moeten
worden gehouden voor dekking van risico's, die ver
bonden zijn aan het uitlenen van gelden en voor dek
king van investerings- en exploitatierisico's, zodat in
de toekomst geen bedragen meer automatisch naar de
reserves toevloeien." Hoe ziet die begrenzing er dan
uit Op blz. 9 staat, dat het risico voor de Gemeente,
verbonden aan het uitlenen van gelden en het garan
deren van geldleningen, niet zo erg groot is. Een re
serve van 5 miljoen voor de dekking van investerings
risico's acht het College ruim voldoende. En zo gaat
de nota in dezelfde geest voort. Ik vraag me echter
af, waarom het College alles zo ruim wil dekken. Het
College weet waarschijnlijk zelf niet waarom, want het
schrijft, dat noch op grond van statistische gegevens,
noch op grond van ervaringscijfers valt aan te geven
met welke verliezen de Gemeente reëel rekening moet
houden. Als argument voor de instelling van een winst
egalisatiefonds Energiebedrijven veronderstelt het Col
lege, dat zich misschien een soortgelijke situatie zou
kunnen voordoen als indertijd bij de Suez-crisis het ge
val was. Dan wil het College kunnen beschikken over
gelden om niet meteen de tarieven te hoeven aan te
passen. Die Suez-crisis heeft ons destijds echter niet
zo'n groot bedrag gekost. Na enige tijd hebben we in
derdaad de tarieven wel aangepast. Toch wil het Col
lege daarvoor f 500.000,reserveren. In het onder
houdsfonds wil het College eerst f 100.000,storten.
Het College weet echter niet hoe groot het onderhouds
fonds eigenlijk moet zijn. Daarnaar zal nog een on
derzoek worden ingesteld. Ik vind al deze begrenzin
gen maar gegrond op bijzonder weinig vaststaande ge
gevens. Het College wil een saldireserve aanhouden
van bijna 2 miljoen alleen om fluctuaties op te vangen.
Bij het nagaan van de rekeningen van de laatste jaren
is mij echter gebleken, dat al die fluctuaties bij elkaar
opgeteld ongeveer de uitkomst nul geven. Toch wil
het College daarvoor 2 miljoen reserveren. M.i. kun
nen de op blz. 10 genoemde reserves onder de letters
a, b en c en de saldireserve best worden samengevoegd
tot één algemene reserve. Die 4 gevallen doen zich
nooit tegelijk voor, zodat een deel van die bedragen
kan worden weggelaten, zodat men met minder geld
ook toe kan. Waarom moet dit totaalbedrag 10 miljoen
worden en b.v. niet 6 miljoen? Misschien kan de Wet
houder daar een antwoord op geven.
Dan kom ik aan de winst Energiebedrijven (blz.
11). Ik constateer, dat de Energiebedrijven ieder jaar
goed afschrijven en dan nog eens extra afschrijven.
Van de normale winst moet een gedeelte worden uit
gekeerd aan de algemene dienst van de Gemeente.
Daarvoor is een normbedrag vastgesteld. Met de rest
van de winst wil het College het egalisatiefonds ver
groten. Op grond van de begrenzing van de reserves
kan men dan veronderstellen, dat het restant wel weer
de algemene dienst ten goede zal komen. Dat is echter
niet het geval, want het College wil dat restant stor
ten in de risicoreserve. De risicoreserve groeit dus toch
en is niét begrensd! De daarvoor in aanmerking ko
mende bedragen zijn in de begroting 1970: Elektrici
teitsbedrijven f361.650,Gasbedrijf f538.210,—. Met
de meerwaarde van de erfpaehtsgronden wil het Col
lege hetzelfde doen, zodat in de risicoreserve een to
taalbedrag van ongeveer een miljoen komt. En dat
noemt het College „begrenzen" en „niet automatisch
verhogen". Ik dacht, dat deze gang van zaken in strijd
was met hetgeen U op blz. 8 van de nota hebt gesteld.
Wat doet het College nu met het bedrag van 9 mil
joen, dat van deze totale reserves overblijft? Ik weet
eigenlijk niet, wat het College ermee zou willen doen,
want er is geen dekkingsplan. Het bij de begroting ge
raamde tekort van f 710.000,is natuurlijk al lang
weer gewijzigd, en dat bedrag telt niet meer. Nu er
geen dekkingsplan is, kan ik dus ook niet beoordelen
of dit bedrag van 9 miljoen al dan niet voldoende is
om verder mee te manipuleren. Misschien is het ook
wel mogelijk om uit de algemene reserve van ruim
19,5 miljoen alleen maar 1/30 deel te halen, dus
f 650.000,De manier, waarop het College voorstelt
te werk te gaan, nl. een versnelde aflossing van 9
miljoen gulden, geeft een voordeel van ruim
f 600.000,Op de door mij gesuggereerde manier heb
ben we zelfs nog meer voor het dekkingsplan. Mis
schien is het ook mogelijk om dat 1/30 deel eerst te
reserveren en daarna door middel van de rest nog een
aantal posten af te schrijven? Dan zouden we nog een
veel groter bedrag voor het dekkingsplan hebben. Als
er een andere opstelling wordt gemaakt, dan zou het
mogelijk zijn om een veel groter deel dan deze 9 mil
joen te gebruiken voor de aflossing. Ik kan niet zeg
gen of we dat al dan niet nodig hebben, aangezien ik
het huidige tekort niet ken. Als ik echter zie, wat
het College wel met de 9 miljoen wil doen, nl. extra
afschrijven op geheel of gedeeltelijk onrendabele kapi
taalsuitgaven, dan vraag ik me met de heer Reehoorn
af, waarom juist deze bedragen worden gekozen en wat
de bedoeling voor de komende jaren is. Immers, op
deze voorlopige lijst staan bedragen, die nog in 1
jaar moeten worden afgeschreven, maar er staan ook
bedragen op, die nog 32 jaar meetellen. Dat maakt
een heel verschil, dat tot uiting komt in het aantal
jaren, dat we kunnen profiteren van deze extra af
schrijving. Van al deze onduidelijkheden zou ik gaarne
een nadere verklaring ontvangen.
Voorts nog een kleine opmerking over de rente
vergoeding, die nu bij Openbare Werken zal toevloeien
naar de reserve Openbare Werken. Persoonlijk vind ik
dit juist wel plezierig, omdat er tenminste met deze
reserve wat wordt gedaan. Die andere reserves liggen
er maar zo'n beetje.
Ook de kwestie van de aansluitkosten Energie
bedrijven is mij lang niet duidelijk. Ik kan me
wel voorstellen, dat het College deze reserveert
voor de verbruikers, opdat zij in de toekomst altijd
verzekerd zullen zijn van stroom- en gaslevering, maar
daarvoor zijn al andere beveiligingen in de vorm van
versnelde afschrijving en andere reserves. Ik ben
bang, dat die 2 miljoen er eigenlijk ook maar onge
bruikt blijft liggen en dat deze, althans voor een
deel, beter naar de algemene reserve kan worden
overgeheveld.
De heer De Jong (weth.): Ik zou het door de heer
Reehoorn gestelde willen bestrijden, nl. dat we met
een sluitende begroting hadden kunnen komen, indien
de nota over de reserves tijdig klaar was geweest.
Volgens het in de nota opgenomen schema zit er
f325.000,dekking in, terwijl op het Gasbedrijf ook
nog f 300.000,extra dekking is opgenomen. M.n. dit
laatste bedrag was ons echter niet bekend omdat de
cijfers voor 1969, die ons hebben doen besluiten tot
die 3 ton verhoging, eerst bekend zijn geworden in
april-mei. We hadden er misschien op kunnen gokken,
maar bij de Energiebedrijven is het altijd de moeilijk
heid, dat zo'n bedrag, wanneer het eenmaal omhoog
wordt gebracht, eigenlijk elk jaar op datzelfde peil
moet kunnen worden gebracht. Daarom wordt het ook
niet hoger opgevoerd, ook al zitten er misschien wat
meer winstmogelijkheden in de Energiebedrijven, zo
als de heer Hogendijk veronderstelde. Wij hebben ons
dus op die 3 ton pas gebaseerd, nadat de cijfers over
1969 bekend waren. Wij hadden niet de moed die al
vast in de begroting te verwerken. Bovendien hebben
we bij de begrotingsbehandeling al duidelijk gesteld,
dat we nog enkele plussen en minnen hadden te ver
werken, die we toen nog niet exact konden waarderen.
Daarmee konden we ook die niet-sluitende begroting
motiveren. Door die plussen en minnen is het begro
tingstekort nu reeds opgelopen tot ongeveer 1,8 mil
joen. E.e.a. is dus minder simpel geweest dan aan
vankelijk zou kunnen worden vermoed. Overigens is
het ook nooit gebruikelijk geweest, dat we expres met
een niet-sluitende begroting werken. Wij hebben hier
echt te maken met een incidenteel geval, dat door bij
zondere door ons genoemde oorzaken wordt gemoti
veerd. Hadden wij toch met een sluitende begroting
moeten komen, dan hadden we een aantal voorzienin
gen, die wij wel nodig achtten, niet kunnen begroten
of we hadden een aantal lasten op de bevolking moe
ten leggen, die, achteraf beschouwd, misschien niet
nodig waren geweest. Dit punt heeft echter meer met
de dekkingsnota te maken en kan dus beter in de vol
gende vergadering, wanneer die dekkingsnota aan de
orde komt, worden besproken. Dan heeft men er ook
meer zicht op.
De heer Reehoorn stelt de vraag, waarom het Col
lege wil geraken tot de instelling van een winstegali
satiefonds bij de Energiebedrijven, dat aanvankelijk
wordt gepland op 5 ton en mag oplopen tot 1 miljoen.
De heer Reehoorn zou het liever een prijsegalisatie-
fonds willen noemen i.v.m. de fluctuaties in de grond-
stoffenprijzen. We hebben het expres een egalisatie
fonds genoemd, omdat door dit fonds twee punten wor
den gedekt: niet alleen de grondstoffenprijzen, maar
ook de winsten, die van jaar tot jaar sterk kunnen
fluctueren, terwijl we toch in de begroting, wanneer
we deze winsten daarvoor willen gebruiken, met een
vast jaarlijks bedrag moeten komen. Wij zouden straks
bij de begroting ook in deze richting willen gaan, dat
we, op grond van ervaringgegevens bij de Energiebe
drijven, voor de komende jaren een bepaald bedrag
vaststellen, dat naar de algemene dienst toevloeit. Blijkt
dan de winst van een bepaald jaar enigszins af te
wijken, dan moet dat eigenlijk niet direct van invloed
zijn op de uitkering aan de algemene dienst, want die
moet elk jaar als dekkingsmiddel een vast bedrag aan
geven. In zo'n geval hoeven we door de instelling van
een egalisatiefonds niet direct de begrotingspositie aan
te tasten. Hoewel nu eigenlijk alles wordt overgehe
veld naar de Gemeente, hebben wij gemeend, gezien
het specifieke karakter van de Energiebedrijven, dat
speciaal met deze fluctuaties te maken heeft (ook met
de prijsfluctuaties) dit egalisatiefonds te moeten laten
bij de Energiebedrijven, mits dat fonds niet weer het
karakter van een reserve krijgt en de grens daarvan
ongeveer ligt bij 1 miljoen, berekend naar de in de
nota genoemde formule. In geval van een lagere winst
kan er een beroep worden gedaan op dit egalisatie
fonds, terwijl bij een hogere winst dit extraatje eerst
ten goede komt aan het egalisatiefonds tot de grens
van 1 miljoen is bereikt, waarna de rest naar de risi
coreserve gaat. Deze risicoreserve kan een wat breder
karakter dragen dan enkel voor dit risico binnen het
kader van de Energiebedrijven. Dat kan ook, omdat
het specifieke van het bedrijf in dat bedrijf zelf eigen
lijk al zijn functie heeft gehad.
De heer Reehoorn heeft nog eens gememoreerd, hoe
ik bij de vorige begrotingsbehandeling had gesteld,
dat het noodzakelijk is om binnen het kader van de
Energiebedrijven tot een bepaalde reservering te ko
men, zowel voor elektriciteitsvoorziening als voor gas-
voorziening. Dat was geredeneerd vanuit een bepaald
uitgangspunt: wanneer men reserves wil hebben bin
nen een bepaald bedrijf, dan moeten die reserves niet
alleen een bepaalde functie vervullen, maar ze moeten
toch eigenlijk ook wel een bepaalde begrenzing hebben.
Men moet weten, waarvoor ze dienen, hoe hoog ze
moeten zijn, terwijl men de reserves moet relateren aan
de risico's, die men daarmee dekken wil. Er moet een
zekere norm worden aangelegd voor de hoogte van
die reserves. In de door de heer Reehoorn aangehaal
de cijfers heb ik aangegeven, waarmee wij op grond
van die middellange termijnplanning bij de Energiebe
drijven zaten. Daaruit blijkt, dat wij waarschijnlijk in
de komende jaren tot 1973 of 1974 bij de elektriciteits
voorziening- naar een lagere winst toegaan. Het per
centage van 41 zal waarschijnlijk lager worden en zal
eind 1974 waarschijnlijk 34 belopen, terwijl het nu 31
zou moeten wezen. Bij de gasvoorziening is nog wel
een mogelijkheid van het opklimmen der winsten aan
wezig. Nu kan men zeggen, dat gezien vanuit de be
drijfsgebonden reserveringsgedachte, waarbij het be
drijf zuiver wordt bekeken volgens bedrijfseconomi
sche uitgangspunten en grondslagen, we met deze be-
drijfsreserves nog niet zijn, waar we eigenlijk zouden
moeten uitkomen. Wanneer we nu dit bedrijfsgebonden
karakter prijs geven en er een gemeentegebonden ka
rakter van maken, zodat wij als Gemeente alle risico's
van alle bedrijven op ons nemen, dan wil dat nog niet
zeggen, dat we met die reservefuncties als zodanig
geen rekening hoeven te houden. De functie van de
reservering kan dan i.p.v. bij het bedrijf bij de Ge
meente worden ondergebracht. Dan is het maar de
vraag, hoe hoog dan die reservering moet wezen. Dat
is nu een van de samenstellende punten van die 8 mil
joen. Ik meen, dat die 5 miljoen nu juist voor deze
reserves is en dan zitten we al een enorm stuk lager
dan met de bedrijfsgebonden reserveringen, waarmee
we al gauw op 10 a 12 miljoen zouden moeten zitten.
De Gemeente heeft weliswaar een veel groter draag
vlak en kan als Gemeente wel met een lager reserve-