8 9 om de aandacht van het bestuur van deze gemeente te moeten vestigen op het feit, dat de welkende jeugd toch al is achtergesteld bij scholieren en studenten, voor wie de overheid ruimschoots gelden ter beschik king stelt. Verder vragen wij ons af, waarin werkende jonge ren dan eigenlijk wel verschillen van werkende vol wassenen, als ze gelijkwaardige arbeid verrichten. Als je 18 jaar bent, ben je strafrechtelijk meerderjarig en oud genoeg om militaire dienst te verrichten. Maar waarom kan je, als je 18 jaar bent, ongeacht je pres tatie, nooit erkend worden als volledige werknemer? Axies is van oordeel, dat het gehele systeem van het z.g. jeugdloon een stuk sociaal onrecht, een duide lijke discriminatie van jeugdigen en eigenlijk een ge legaliseerde loondiefstal betekent. Nu weten wij ook wel, dat de gemeenten niet op eigen houtje t.a.v. hun ambtenaren dit onrecht onge daan kunnen maken, al zou het een goede demonstra tie zijn, dit eens in Leeuwarden te proberen. Wat wij U wel vragen en wat U wel kunt doen, is binnen de veel te geringe armslag die U is gegeven, de jongeren die arbeid verrichten die gelijkwaardig is aan die van hun collega's van boven de 23 jaar, door middel van extra periodieken een salaris te geven, dat het minimum loon van f 682,50 per maand zo dicht mogelijk benadert. Onder deze dringende aansporing al het mogelijke te doen om de gevolgen van de discriminatie van jeugdigen tot een minimum te beperken, gaan wij graag akkoord met de door U voorgestelde wijziging van de Bezoldigingsverordening. Aan de politieke partijen, in deze Raad vertegen woordigd, vragen wij, of zij er in een brief aan de Regering op kunnen aandringen nu eindelijk eens de bezem door de leeftijdsgrenzen te willen halen. De heer De Jong (weth.)Ik heb het idee, dat de heer Van Haaren, die speciaal op de groep jongeren beneden de 24 jaar heeft gedoeld en m.n. de aandacht heeft gevraagd voor de jeugd beneden de 18 jaar, dat wel een tikje ongenuanceerd gesteld heeft. Als hij zonder meer aanneemt, dat de jongeren beneden de 18 jaar arbeid verrichten, gelijkwaardig aan die van personen boven de 23 jaar, dan zet ik daar een vraagteken bij, omdat juist die groep jongeren vaak nog in opleiding voor een bepaald beroep is, die dus, ook wat de kwaliteit van de geleverde arbeid betreft, vaak nog niet tot voldoende rijpheid gekomen is. Van de grens van 23 jaar zou ik niet willen beweren, dat het hier om een precieze grens gaat. We zijn intussen al van 25 op 24 jaar gekomen en we gaan nu naar 23 jaar. De richting, waarin we gaan, is dus vrij duide lijk. Om op de gronden, die de heer Van Haaren aan voert, te kunnen spreken van een apartheidsbeleid, gaat mij toch wel wat te ver. Behalve deze uitspraak komt ook de opmerking, dat hier sprake is van een soort loondiefstal, voor rekening van de heer Van Haaren persoonlijk. Voor de rest kan ik zijn opmer king onderschrijven, dat het eigenlijk niet zo gemak kelijk is in Leeuwarden een standpunt in te nemen, afwijkend van wat wij via het Centraal Orgaan voor alle gemeenten gelijkelijk trachten te bereiken. Want ik geloof wel, dat we ons daar toch zo goed mogeleijk aan moeten houden. Als er bepaalde zaken in het kader van loonoverleg, aanvulling of wijziging behoe ven of in een bepaalde richting gestuurd dienen te worden, dan zijn dat over het algemeen vraagstuk ken, die de nodige aandacht krijgen in het Centraal Orgaan voor personeelsaangelegenheden (waar Leeu warden uiteraard zijn stem ook in heeft). Dat mag de heer Van Haaren bekend zijn. Wij als Gemeente hebben deze vraagstukken altijd wat genuanceerder beoordeeld dan de heer Van Haaren het nu doet. De heer Van Haaren: Voor werkende jongeren be neden de 18 jaar ligt ook volgens mij de situatie ge heel anders. De werkende jongeren hebben, toen ze een demon stratieve bijeenkomst in Den Haag hebben gehouden, een dagje vorming gehad, zoals dat dan heet, en ik hoop, dat ze die veel meer krijgen. Het gaat vooral om de groep van 1823 jaar. Ik heb ook gezegd, dat je met 18 jaar strafrechtelijk meerderjarig bent en in militaire dienst komt, maar dat je nooit erkend kan worden als een volledig werknemer. En dat vind ik nog steeds een enorme discriminatie. Ik geloof niet, dat dat ongenuanceerd gedacht is. Bij vele mensen leeft die gedachte. Ik wil stellig mijn woorden i.z. discriminatie bijzonder graag voor mijn rekening ne men. De rechtsregeling ligt vast; dat ben ik met de Wet houder eens. Ik weet, dat je met ambtenarensalaris sen bijzonder weinig armslag hebt; dat heb ik al ge zegd. Ik heb alleen een beroep op de Wethouder wil len doen in ieder geval ervan uit te gaan, dat zoveel mogelijk bijgestuurd wordt daar waar dat kan, op welke manier weet ik ook niet. Ik denk vooral aan de gehele categorie van 1823 jaar, onder wie ook getrouwden met kinderen zijn, die nog steeds het jeugdloon krijgen en daardoor veel minder verdienen dan een aantal oudere collega's die hetzelfde werk doen. De heer De Jong (weth.): Dit nog in aanvulling op wat ik in eerste instantie al heb gezegd: Het is bepaald niet zo, dat in de groep van 1823- jarigen niemand meer zou verdienen dan het mini mum loon. Er zijn velen in die groep, die daar ver boven uit komen, indien zulks door de kwaliteit van hun arbeid gewettigd is. Maar voor de groep 23-ja- rigen en ouder is het het minimum loon. De zaak ligt dus toch niet zo ongenuanceerd als de heer Van Haa ren ook in tweede instantie nog weer even suggereert. Overigens heeft en behoudt dit vraagstuk onze aan dacht. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 306). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 316). De heer Vellenga: Ik vertolk de twee standpunten, die beide in mijn fractie leven. Het eerste standpunt is dit: Een aantal fractiege noten is van mening, dat het voorstel van B. en W. instemming verdient. Zij redeneren als volgt: Het staat vast, dat de N.S. bezig zijn met een enorme functionele reorganisatie, die natuurlijk ook haar con sequenties heeft voor de gehele vormgeving van een groot gebied, waar öf de N.S. alleen öf de N.S. plus dochter-maatschappijen bij betrokken is. Dat brengt natuurlijk met zich mee, dat N.S. en Gemeente el kaar moeten vinden in de gehele stedebouwkundige aanpak van dat N.S.-terrein met de stedelijke om geving. En dan kan het verstandig en zinvol zijn van af het begin samen te werken en samen een opdracht te geven aan een bepaald bureau. Dan kun je de zaak vanaf het begin op de voet volgen en volgens de fractiegenoten, wier standpunt ik nu zo goed mogelijk vertolk, mag dat de Gemeente best f 50.000,waard zijn. Zij verwachten daar alleen maar goede resul taten van. Er is een andere groep in mijn fractie, die daar an ders tegen aan kijkt. Die redeneert ongeveer als volgt: Het is duidelijk, dat er het nodige moet gebeuren. Dat is al begonnen in de tijd, dat men dacht aan een ge hele verandering van de situatie van het busstation. Dat krijgt nu natuurlijk nog duidelijker vormen. Er is nu ook de behoefte en noodzaak iets te doen na de fusies die hebben plaats gehad, maar ook i.v.m. bepaalde plannen tot verbouwing van het stationsge bouw alszodanig, de veranderingen van het emplace ment, de positie van het postkantoor, van Van Gend Doos enz. Deze fractiegenoten zeggen: Aangeno men, dat de N.S. bezig zijn hier bepaalde verande ringen aan te brengen, dan is dat een zaak, die pri mair de N.S. raakt. Het is evenzeer duidelijk, dat de N.S. op een bepaald moment overleg met de Gemeen te moeten plegen omtrent de consequenties van dit geheel. En die fractiegenoten vragen: Waarom 2011 de Gemeente zich vanaf het eerste begin binden aan bepaalde inzichten, die duidelijk bij de N.S. leveI!, Inzichten, die ook waarschijnlijk duidelijk vertaald zullen worden door het bureau, waaraan de N.S. denken. Want de N.S. hebben U op een olaadje aangegeven, welk bureau U samen met de N.S. mag kiezen. U had de proef kunnen nemen, in hoeverre er van medewerking sprake is door zelf eens een ander bureau te noemen, om te kijken, hoe de N.S. daarop zouden reageren. Wij verwachten nu, dat, wanneer U van het begin af aan meedoet, er een zekere binding ontstaat, en dat, wanneer het resultaat van het ontwikkelingsplan daar ligt, U, als B. en W., gehouden bent, automatisch, de consequentie daarvan in stedebouwkundig opzicht zonder meer te trekken. Dat behoeft nog niet te betekenen, dat wij als Raad daaraan gebonden zijn, maar ik geloof wel, dat, ge zien het feit, dat de N.S. altijd een moeilijke partner zijn, die de neiging heeft bepaalde standpunten met klem en kracht op te leggen aan zijn mede-partners, het verstandig is zo voorzichtig mogelijk te handelen. En vandaar dus, dat dit deel van de fractie zegt: Wij hebben aan dit voorstel geen behoefte. Wij achten natuurlijk een goed overleg noodzakelijk, maar pas op het moment, dat de N.S. hun kaarten op tafel leg gen en de Gemeente zegt: Dan zullen wij daar samen eens over praten. Dan hebt U alle vrijheid om ja of nee te zeggen of om hier ja en daar nee te zeggen. Dat leek ons een duidelijker positiebepaling. Dat zijn de twee standpunten, die ik zo objectief en eerlijk mogelijk heb vertolkt. Het eerste kwam er duidelijker uit, mijnheer En gels, ja! (Gelach) De heer Rijprna: Het verheugt mij, dat ik namens de gehele fractie mag zeggen, dat wij het met het voorstel van B. en W. eens zijn, voor sommigen mis schien een verrassing. En wij zijn dat op grond van de overweging, dat het station, met de functie, die het inneemt, zó centraal in onze stad is gelegen en een zó belangrijke functie voor Leeuwarden vervult, dat het een noodzakelijkheid is, dat er in gemeen overleg over verandering van die functie gesproken moet wor den. Vooral omdat er van gemeentewege duidelijk wen sen leven, wat betreft de situering van het vervoer uit de stad t.o.v. het station. Hier is dus niet alleen sprake van wensen, uitgaande van de Spoorwegen. Er zijn hier ook duidelijk problemen aan de orde, die van uit de Gemeente een rol spelen. U somt ze in volgorde op. Ik kom tot een aantal van 8, waarbij ik dan een paar naar voren wil halen. Dat is o.a. het binnenstads tangent met de voortzetting in zuidelijke richting. Ik wilde daar nog aan toevoegen: Waarschijnlijk en dan kom ik ook tot de vraagstelling zal dan ook de overgang van de Schrans weer bekeken kunnen worden En ik weet niet, in hoeverre de verhoging van de spoorlijn door het oostelijk deel van onze stad en de onderdoorgang van de Oostergoweg hierbij nog een rol spelen, met alle aangehorigheden vandien. (Stem: Wilt U dat alles voor f50.000,weten?) (De heer Tiekstra (weth.): Voor f 100.000,(Stem: Lukt het dan?) Ik combineer dit met de vraag: Heeft U in Uw hoofd U noemt een aantal facetten, maar het lijkt meer op een aanduiding als: Er is heel wat een begrenzing, waar precies dit bestemmingsplan (voorbereidingsplan) gaat spelen Dan vraag ik er meteen bij, of U nog weet, dat de Raad voor het zuidelijk gedeelte van Leeuwarden al een opdracht heeft gegeven tot het maken van een heel bestemmingsplan, n.l. aan het stedebouwkundig adviesbureau Vegter en Vijn. Is er van te voren een goed overleg geweest, ook met dit bureau, dat naar mijn gevoel onherroepelijk met dit plan van de N.S. zal worden geconfronteerd? M.i. moet dat op een zeer nabij moment gebeuren, omdat goed overleg op tijd tot de beste resultaten leidt. Nog een vraag: Hoe ver gaat dit plan naar de kant van de Willemskade? De heer Van Haaren: Wij willen ons graag aanslui ten bij het tweede standpunt, dat door de heer Vellen ga namens een deel van zijn fractie naar voren is ge bracht. Vóór ons ligt n.l. de vraag, of de gemeente Leeuwar den, tegen een kostprijs van f 50.000,van het begin af inspraak kan krijgen bij een ontwikkelingsplan voor bet gebied van het station N.S. Axies is van oordeel, dat een dergelijke inspraak alleen zin heeft, als de Gemeente de N.S. tegenspel kan geven vanuit een in tegraal plan voor Leeuwarden. Wij hebben thans sterk de indruk, dat over het gebied van Leeuwarden en omgeving een doorzichtig in ruiten verdeeld papier is gelegd en dat door de Gemeente steeds stuk voor stuk losse ruiten worden ingevuld met bestemmingsplan nen, terwijl t.a.v. Leeuwarden op weg naar het jaar 2000 iedere visie ontbreekt. Wij vrezen, dat het ont wikkelingsplan voor het gebied van het station N.S. weer zo'n veel te geïsoleerde ruit gaat worden. Verder wordt in de brief van de N.S. van 7 juli 1970, die bij de raadsstukken ter inzage lag, geschreven, dat het de bedoeling is, dat aansluiting moet worden gevon den bij de plannen voor de aangrenzende gebieden, m.n. voor de binnenstad. Voor zover ons bekend, is er nog geen uitgewerkt plan voor de binnenstad, dat o.a. op lossingen biedt voor de verkeerssituatie in het centrum. Van do N.S. kunnen wij wèl ideeën verwachten met het oog op het toekomstig vervoer en de voorzieningen, die daarvoor nu al moeten worden getroffen. Als de Gemeente dan, door het ontbreken van visie op de toekomstige ontwikkelingen, de N.S. geen volwaardig tegenspel kan geven, zou de Gemeente door de N.S. kunnen worden ingekapseld. Wij zouden dan straks in de Raad een plan op tafel kunnen krijgen, waar wij niet zo gemakkelijk nee tegen kunnen zeggen, omdat de Gemeente hier van het begin af aan nauw bij be trokken is geweest en eraan mee heeft betaald. In de gegeven situatie wachten wij dan ook liever maar eerst het plan van de N.S. af, zonder ons op iets vast te leggen. Wij kunnen dan t.z.t. wel zien, wat wij met dat plan doen en intussen bijzonder hard werken aan een totaal plan voor Leeuwarden. Mijn fractie verwerpt dan ook het voorstel van B. en W. de gevraagde f 50.000,beschikbaar te stellen. De heer J. de Jong: De N.S. gaan reorganiseren. Dat doen vele bedrijven, maar ik vind het een merk waardige zaak, dat in deze een samenspel tussen een particuliere organisatie en de Gemeente wordt gepleegd bij het maken van een plan. Ik kan mij niet voorstellen, dat dit in het verleden maar ik doe ook nog niet zo lang mee ooit is voorgekomen. Ik dacht, dat het normaal was, dat welk bedrijf zich ook gaat wijzigen, het eerst met een plan bij het Gemeentebestuur komt, dat dit de volle vrijheid heeft te bekijken of het plan in het kader van de ruimtelijke ordening van de Ge meente past en dat het Gemeentebestuur zich op dit punt alle vrijheid voorbehoudt. Ik moet mij dan ook tegen het voteren van deze f 50.000,verklaren. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.15 uur, de vergade ring. De heer Tiekstra (weth.): Ik zou willen beginnen met het wegnemen van een mogelijk aanwezig mis verstand. Als in de stukken wordt gesproken van een ontwikkelingsplan, dan is dat niet meer dan een bij drage tot het opstellen van een stedebouwkundig plan. Er is een duidelijk onderscheid tussen een ontwikke lingsplan en een stedebouwkundig plan. Uiteraard blijft de verantwoordelijkheid, voor de stedebouwkundige re gelingen volledig bij het Gemeentebestuur: Raad en B. en W. en bij de toezicht uitoefenende autoriteiten. Voorts moet ik de Raad mededelen, dat er in het overleg tussen de N.S. en het Gemeentebestuur nog geen enkel bureau is genoemd. Wel van andere zijde. (De heer Vellenga: Van welke andere zijde is dat, Wethouder?) Van ambtelijke zijde. (De Voorzitter: Onze ambtelijke zijde.) Van onze ambtelijke zijde is als voorbeeld een naam genoemd en meer niet. En dat betekent dus, dat op dit moment de keuze vol ledig open is, maar dat er bij die keuze uiteraard re kening wordt gehouden met de instelling van het be treffende bureau tegenover de problematiek, waarmee het te maken krijgt. Er moet natuurlijk wel overeen stemming bestaan, want er staat: „in overleg met". Vervolgens zou ik willen opmerken, dat in de ont wikkeling van onze gemeente en m.n. wat betreft de functie, die zij heeft in de sector van het openbaar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1970 | | pagina 5