ren in de regel niet zo lang) een korte parkeermoge-
lijkheid te scheppen, i.e. een parkeerduur van een half
uur d.m.v. parkeermeters, wat dus 10 et. kost. Zouden
we hier het parkeren niet beperken, dan kunnen we
er op rekenen, dat daar continu auto's staan en dat is
niet de bedoeling.
Als de Raad hier parkeerplaatsen voor invaliden zou
wensen, dan kan de parkeerduur van deze plaatsen niet
beperkt worden. Dat is het probleem. En dat moet
men wel overwegen, maar bovendien, zou een invalide
met een parkeerplaats op dit punt gebaat zijn? Hij
moet hier immers toch een vrij drukke verkeersweg
oversteken. Als de Raad toe wil naar betere parkeer
plaatsen voor invaliden, dan moeten dat beter gesi
tueerde parkeerplaatsen zijn. Ik ben bereid het pro
bleem van de invaliden-parkeerplaatsen hetzij hier,
hetzij elders in de stad opnieuw met de politie en even
tueel met de Verkeerscommissie onder ogen te zien,
omdat ik begrip heb voor de behoefte, die bij deze ca
tegorie weggebruikers bestaat.
De heer Van Haaren maakte nog een opmerking over
de blauwe borden die nu bij de Waag staan. Wel, als
het plein klaar is, verdwijnen deze borden. Dan kan
men alleen maar gebruik maken van de dan ingerichte
parkeerplaatsen ten westen van de Waag, als de Raad
ermee akkoord gaat. Maar het huidige privilege gaat
verdwijnen. Het was een tijdelijke voorziening in de
huidige situatie.
Wat de reclametekens betreft, ik moet er aan her
inneren, dat de Raiffeisenbank en ook het restaurant
een vergunning hiervoor heeft. Men kan persoon
lijk natuurlijk over de esthetica in het oneindige van
mening verschillen en een raadslid staat het dus vrij
deze reclametekens niet mooi te vinden, maar als twee
bevoegde instanties (deze reclametekens zijn goedge
keurd door de Schoonheidscommissie, nadat er advies
over was ingewonnen van de Rijksdienst voor de Mo
numentenzorg) zich hebben uitgelaten over deze zaak,
op basis waarvan B. en W. vergunning hebben ver
leend, dan zou het in bestuurlijke zin onjuist zijn het
maar gauw even te veranderen, want dat is per slot
toch de strekking van de opmerking van de heer Van
Haaren. Hij begrijpt wel van mij, dat ik daar niet voor
voel. (De heer Vellenga: Mag ik er even tussendoor
vragen, of die vergunningen aan een bepaalde termijn
zijn gebonden?) Nee, dat is niet het geval. Het is
net als bij een bouwvergunning: zo'n vergunning is uit
gewerkt, zodra het geval is gerealiseerd, tenzij een
reclameteken boven openbare grond hangt; dan
is ook de Precarioverordening van toepassing.
De heer Eijgelaar kan ik zeggen, dat oorspronkelijk
wel de mogelijkheid van een terras is overwogen. Nu
kan ik mij voorstellen, dat de Raiffeisenbank daarin
weinig is geïnteresseerd, maar de restaurateur is daar
in ook volstrekt niet geïnteresseerd. Dat is ook logisch,
want als de consumptie daar onvoldoende is, voelt men
er weinig voor. Het blijkt overigens uit de raads
stukken, dat het wel de bedoeling is daar banken neer
te zetten. Ik zie dus echt geen aanleiding over terras
jes te gaan praten. Overigens is het een vrij simpele
zaak: je zet er wat meubilair neer, dat er thuis hoort,
en je hèbt een terrasje. Als we maar goed weten, dat
ook de inrichting van het pleintje, zoals het de Raad
nu is voorgelegd, n.l. op één niveau met de Waag (dat
was n.l. de oorspronkelijke toestand van het pleintje)
door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is goed
gekeurd. Als men begrip heeft voor de historie, zal
men hier niet een verschillend niveau maken. (Dat is
bij de Oldehove wel gebeurd, maar daar kan de Raad
straks nog wel over praten.) Ik heb het idee, dat, als
er inderdaad behoefte is aan een terras, het er wel
komt ook, maar die behoefte acht de exploitant van
het restaurant niet aanwezig en de bediening daar is
ook bijzonder moeilijk.
Mevr. Dijkstra kan ik antwoorden, dat we al vele
jaren hebben onderzocht, in hoeverre het mogelijk zou
zijn openbare toiletten weer in deze zelfde omgeving
onder te brengen. Ik kan de Raad slechts zeggen, dat
ze uiteraard niet bovengronds kunnen worden aange
bracht. En ze zullen natuurlijk niet weer een plaats in
de Waag kunnen krijgen. Een ondergrondse voorzie
ning is een enorm dure zaak, waarbij nog komt, dat
bij de reconstructie van de centrale halte van de stads
autobusdienst op het Wilhelminaplein ik dacht, dat
het hoogstens anderhalve minuut van de Waag af is
en ik wens U sterkte op die tocht bij hoge nood op
een eenvoudiger wijze in deze behoefte zal kunnen wor
den voorzien. En met de voorbereidingen daartoe zijn
we bezig.
De heer Van Haaren: De heer Tiekstra heeft ge
wezen op de historische betekenis van de Waag en
gezegd, dat de pleintjes in overeenstemming moeten
zijn met de aard en het karakter van dat ge
bouw en dat is de quintessens van wat wij naar voren
hebben gebracht. Wij vinden, dat het strijdig is met
aard en karakter van het gebouw om die pleintjes te
bestemmen als parkeerruimte en als fietsenstalling.
Wat de parkeerruimte betreft, heb ik gesteld, dat er
in de buurt parkeerruimten zijn; wat de fietsenstalling
betreft, wil ik er nogmaals op wijzen, dat degene, die
zijn fiets moet stallen net als iemand, die hoge nood
heeft, ook naar het Wilhelminaplein kan gaan. Daar
zijn voorzieningen te treffen, die niet storend zijn voor
de omgeving van de Waag. Bijzonder storend blijf ik
de neonlicht-reclames vinden, ook al hebben Monumen
tenzorg en de Schoonheidscommissie ze blijkbaar toe
gestaan. Ik vind het nog steeds een volkomen onbe
grijpelijke zaak. (De heer Tiekstra (weth.): B. en W.
hebben het toegestaan; de genoemde instanties hebben
alleen gunstig geadviseerd.) Nou, dan verwonder ik
me zowel over het advies als over de toestemming. Ik
heb gehoord, dat U in antwoord op een vraag van de
heer Vellenga hebt gezegd, dat er niets aan valt te
veranderen, maar misschien is er de mogelijkheid, dat,
als de bank van naam gaat veranderen waarbij dan
noodzakelijkerwijs ook de reclame moet veranderen en
dus een nieuwe situatie ontstaat erop terug te ko
men.
Wat het terras betreft, ben ik niet zozeer geïnteres-
seert in de restaurateur als wel in de behoefte van het
publiek en ik denk dan ook in de eerste plaats aan een
vrij terras, waar men ook zonder consumptie kan gaan
zitten. Ik heb telefonisch van de heer Bonnema alle
bezwaren al gehoord, die er zijn t.o.v. een terras met
bediening, of een buitenbuffet. Het gaat mij erom, dat
er een terras komt, waar men gewoon, gezellig kan
gaan zitten. Daar behoeft niet per se een vertering
van allerhande dranken bij.
Na de toelichting van de heer Tiekstra handhaaf
ik dus ook zonder meer de motie die ik heb ingediend.
De heer Snel: Ik ben erg blij met het antwoord
van de Wethouder, dat deze pleintjes inderdaad een
functie in het stadsbeeld zullen krijgen, maar ik blijf
toch nog wel een beetje moeite houden met de fietsen
stalling. Dat neemt echter niet weg, dat een fietsen
stalling, waar de fietsen netjes neergezet kunnen wor
den, te prefereren is boven fietsenstallingen her en der.
Alleen, de fietsenstalling aan het water geeft mij nog
enige problemen, omdat de fietsers dan toch altijd de
pleintjes zullen moeten passeren.
Ik ben ook erg blij met het antwoord van de Wet
houder, dat hij terzake van de invaliden-parkeerplaatsen
overleg zal plegen met de politie. Ik begrijp ook wel.
dat dit een vrij moeilijke zaak is. Waar is nu de beste
plaats voor deze mensen? Het bezwaar, dat hij naar
voren heeft gebracht i.z. het oversteken van de drukke
Nieuwestad is uiteraard reëel. Wel zou ik graag wil
len, dat het overleg uiteindelijk toch zal leiden tot een
mogelijkheid van parkeren voor de invaliden.
Volgens mij zit er wel iets in de redenering van de
heer Van Haaren. Maar, om met het laatste punt van
de motie te beginnen (dat het terras een vrij terras
moet zijn), ik zie niet zoveel verschil tussen een plein
tje met banken en een vrij terras. Ik heb een heel an
der idee over een terras. Maar dat is hier niet aan de
orde.
Het parkeren van auto's op de pleintjes ter weers
zijden van de Waag is dus al opgelost; er zullen geen
parkeerplaatsen komen (De heer Van Haaren: Jawel,
die vijf parkeerplaatsen blijven aan weerszijden van de
Waag.) Ja, maar ik zie de pleintjes toch even iets an
ders dan U, n.l. direct naast de Waag aan beide zijden,
en de parkeerplaatsen komen dus helemaal aan bet
eind. Daar heb ik op zichzelf niet zoveel bezwaar te
gen. Dat kan ik ook niet, omdat ik in eerste instantie
met vrij veel nadruk ervoor heb gepleit die parkeer
plaatsen voor invaliden beschikbaar te stellen.
Aan de lichtreclames is kennelijk niets meer te doen,
hoewel ze naar mijn gevoel niet erg sierlijk zijn voor
de Waag als zodanig.
De heer Eijgelaar: Ik wil de Wethouder danken
voor de toezegging, dat de fa. Schiphof en Slof haar
bedrijf kan blijven uitoefenen op deze pleintjes. Ik zou
het in dit verband wel op prijs stellen, dat deze heren
daarvan ook in kennis worden gesteld, want, zoals mij
is gezegd, is hun daar tot nu toe niets van bekend.
De Wethouder heeft voorts gezegd, dat de noodzaak
niet dringt om de autoparkeerplaatsen tussen Lange-
pijp en Nieuwepijp te laten vervallen. Dat geloof ik
ook wel, maar ik heb gesteld, dat deze parkeerplaat
sen, door de rijwielstallingen van de Waag naar de
strook tussen Langepijp en Nieuwepijp te verplaatsen,
zouden kunnen vervallen. Ik zou het College dan ook in
overweging willen geven toch eens te bekijken, of de
door mij bedoelde verplaatsing van de rijwielstallingen
niet mogelijk is.
Wat het terrasje betreft, is het ook mogelijk het
aantal banken er zijn enige aan de waterkant ge
projecteerd uit te breiden en het geheel wat te
stofferen" met bloembakken of een aangepaste be
planting
De heer B. P. van der Veen: We zijn nu al lang
bezig met een punt, waarvan ik verwacht had, dat
het niet zoveel tijd zou behoeven te kosten, maar mis
schien is het goed, dat ik een ander geluid laat horen.
De pleintjes - en daar gaat het op dit moment al
leen over hebben, dacht ik, bij alle verhalen, die ik
over de historie heb gehoord, in de loop der tijden niet
anders dan een functionele betekenis gehad; die zijn
.ltijd gebruikt. Dat geldt voor de Langepijp, ook voor
deze pleintjes en tevens voor de kaden. Daar placht
men goederen neer te zetten en voertuigen te stallen,
van oude tijden tot heden, al waren het andere voer
tuigen dan nu. Wil men de binnenstad functies laten
hebben, dan zal men daar in ieder geval stallingsruim
te moeten hebben voor auto's en voor fietsen, en, zo
lang wij geen aanvaardbare alternatieven hebben, vind
ik het jammer, dat deze beide pleintjes eigenlijk volledig
aan de parkeerruimte worden onttrokken, op het al
lerkleinste stukje aan de westkant na. Ik begrijp, dat
er bezwaren zijn voor het plein aan de oostkant i.v.m.
de verkeerssituatie, maar ik geloof, dat het jammer
is, daar we toch al te weinig parkeerruimte hebben,
hier nog weer van af te knabbelen. Het is natuurlijk
gemakkelijk gezegd, dat men naar het Wilhelmina
plein kan gaan, maar vrijdags is dat niet bruikbaar
en wie zaterdagsmiddags niet erg vroeg is, kan daar
ook geen plaats vinden. Andere plaatsen zijn er niet;
de oude veemarkt is eenvoudig geen alternatief. Het
zijn niet alleen invaliden, die zich per voertuig naar de
stad begeven, het zijn ook mensen, die nog wel een
stukje kunnen lopen, maar niet een kilometer of ver
der. Die komen dan eenvoudig niet meer. Wanneer die
parkeerplaatsen dus worden opgeofferd aan de schoon
heid wat ik me overigens wel kan begrijpen
doet men afbreuk aan de bruikbaarheid van de bin
nenstad. Voor invaliden is die plaats natuurlijk niet
geschikt. Een invalide moet langs het trottoir kunnen
parkeren; die moet niet gedwongen worden de Nieu-
vestad over te steken en ook nog precies op het punt
raar het bijzonder druk is.
Ik heb geen behoefte aan banken op die pleintjes,
-aar ik heb er ook geen bezwaar tegen. Ik zou wel
zozwaar hebben tegen een terras op die plaats, omdat
het daarvoor het meest ongeschikte punt vind. Ten
«rste stink je daar weg van de grachten, die nog
steeds de meest afschuwelijke luchten verspreiden, on
danks de zuiveringsinstallatie, en ten tweede is het
daar vlak bij het kruispunt en de verkeerslichten van
de Nieuwestad en de Wirdumerdijk, waar dus voort-
zurend auto's stil staan en gifgassen uitspuien, zodat
'-e lucht op dat pleintje hoogst ongezond is om in te
-lemen. Er moet daar dus zeker geen terras komen.
Wat de neon-reclame betreft, dat punt is buiten de
®de. Er is wel over gesproken en er staat ook iets
an in de motie, maar die motie slaat niet op het punt
dat aan de orde is. Ik wil er wel van zeggen, dat ik
tegen deze lichtreclame geen bezwaar heb, dat het mij
volkomen logisch lijkt, dat een bedrijf, dat zich daar
vestigt, op deze bescheiden manier reclame maakt en
dat in de directe omgeving bijzonder veel lichtreclames
gemaakt worden, die aanmerkelijk opdringeriger zijn
en die ook bepaald de lichtreclame aan dit gebouw in
het niet doen vallen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat in tweede
instantie door de raadsleden weinig nieuws is gezegd.
Ik zou me dus kunnen beperken tot het verwijzen naar
hetgeen ik in eerste instantie heb geantwoord.
Ik geloof, dat het betoog van de heer Van der Veen
m.b.t. de historische functie van de pleintjes illustra
tief is. Deze hebben vanouds de functie van „verkeers"-
pleintjes gehad, destijds vooral ook in samenhang met
het economisch verkeer te water. Natuurlijk is de om
vang van het verkeer tegenwoordig zodanig toege
nomen, dat we daaraan beperkingen moeten opleggen,
maar deze pleintjes behoren toch ook, mét hun func
ties, tot de binnenstad.
De heer Van Haaren maakt dan maar op een heel
eenvoudige manier en dat moet ik hem dan toch
wel kwalijk nemen een vergelijking tussen de fiet
senstalling en de toiletten, plaatsen, waar zelfs de
keizer te voet gaat. Een installatie als openbare toi
letten is nu eenmaal bovengronds van wat opdringerige
aard, van een heel ander karakter althans dan een
fietsenstalling. Bovendien gooit men een fiets veel ge
makkelijker neer in het stadsverkeer. Ik ga de verge
lijking niet verder uitwerken. Het is de Raad wel dui
delijk, dacht ik.
Ik geloof, dat we hier druk doende zijn met het
kweken van misverstanden. Want wat is een terras?
Ik dacht: een verhoogd gedeelte, en daar verzet ik mij
tegen. Iets anders is, dat men wel een paar stoeltjes
en tafeltjes kan neerzetten en dan is het een inrichting
met meubilair, waar men kan zitten, maar niet een
terras om iets te consumeren. Ik dacht, dat de heer
Van Haaren wel consumpties in zijn gedachtenvor-
ming had betrokken, maar dat is dan een misverstand
tussen hem en mij geweest.
Ik heb in eerste instantie al gezgd, dat er banken
zullen komen. En als er ruimte overblijft, welnu, dan
kunnen er nog wel een paar bij gezet worden; dat is
geen essentieel punt.
Aan het adres van de heer Snel wil ik nog wel even
zeggen, dat men uiteraard bij de beoordeling van de
vraag, hoe de zaak er nu komt uit te zien, er rekening
mee moet houden, dat getracht zal worden, ondanks
de bezwaren die de heer Van der Veen heeft tegen
opstanden, de walkanten van deze pleintjes met boom
beplanting te stofferen. In dit geval wordt gedacht
aan leilinden, die in het oude stadsbeeld nogal eens
voorkwamen, en we hopen, dat die het hier ook zullen
doen.
Troost aan het adres van de heer Van der Veen:
Hij heeft gelijk, als hij het over de auto's heeft, maar
hij krijgt ongelijk, als hij het over de grachten heeft.
Zodra de walmuren hersteld zijn en de keringen voor
de werkzaamheden uit de grachten zijn gehaald, zal
er weer doorstroming zijn en dan zal ook de heer Van
der Veen met genoegen weer aan onze grachten gaan
snuiven. (De heer Van der Veen: Duurt het nog lang,
voordat de walmuren klaar zijn?) Even nog.
De Voorzitter: Handhaven de heer Van Haaren c.s.
hun motie?
De heer Van Haaren: Ja, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter: Dan gaan we over tot stemming
over de punten 1, 3 en 4 van de motie.
De motie-Van Haaren c.s. sub 1, 3 en 4 wordt ver
worpen met 26 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de
dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethle-
hem en L. Woudstra-Peene en de heren G. F. Eijge
laar, T. H. van Haaren, H. Hovinga, J. Knol, H. Meijer-
hof, J. B. Singelsma en P. van der Veen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.