8
van het College niet geantwoord wordt, maar dat alles
wat er vanavond uit de Raad naar voren wordt ge
bracht, verwerkt wordt in een duidelijke raadsbrief met
meer argumenten en betere motieven dan die, welke
op dit moment te laat bij de Raad is terechtge
komen. En wij dachten, dat U een goede behandeling
van dit punt alleen maar kunt bewerkstelligen, als U
vanavond goed luistert naar wat ei' in de Raad aan
bezwaren en vragen enz. naar voren komt, en als U
daarop ingaat in een goede raadsbrief, opdat deze
Raad op 2 november een verantwoord besluit kan
nemen.
Dus wat ik zou willen voorstellen is deze interpre
tatie van dit voorstel van orde: Natuurlijk moeten an
dere raadsleden ook spreken; alleen, U behoeft U niet
gehouden te achten vanavond te antwoorden. Mogelijk
overtuigt U ons allen de volgende keer.
De Voorzitter: Ik vind het wel een praktische op
lossing, die de heer Vellenga aan de hand doet, maar
ik heb er wel enige moeite mee. Als we formeel het
reglement van orde handhaven, moet de motie aan
de orde komen. Dan kunnen we hoogstens betreuren,
dat die op dit moment naar voren is gekomen, maar
ieder lid van de Raad heeft het recht op elk door
hem te kiezen moment in de discussie met een motie
van orde te komen. Het is minder gebruikelijk die
opmerking zult U mij stellig niet kwalijk nemen
dat na een uiteenzetting te doen, maar de heer Meijer-
hof hééft dat nu eenmaal gedaan en dat is ook zijn goed
recht. Ik dacht, dat we op dit ogenblik deze keuze
moeten maken: öf we stemmen meteen over de motie
(want een motie van orde gaat voor) en we beëindi
gen eventueel de discussie, öf de heer Meijerhof trekt
de motie voorlopig even in. En die keuze moet ik aan
de indiener c.s. van de motie overlaten.
De heer Meijerhof: Ik trek de motie voorlopig
even in.
De Voorzitter: Gaan ook de andere ondertekenaars
daar mee akkoord?
Dezen bevestigen dit.
De heer Wiersma: Het stuk, dat voor ons ligt, geeft
ons aanleiding tot een aantal opmerkingen en vragen.
De voorgaande spreker heeft er ook al een en ander
over gezegd en waarschijnlijk zal datgene wat ik zal
opmerken daar niet zover van afwijken, maar ik dacht
toch, dat het goed was, dat ik mijn betoog hield.
B. en W. stellen o.a., dat de overheid de haar op
gedragen taken zo efficiënt mogelijk dient uit te
voeren. En dit zou kunnen door gebruik te maken van
een computer-apparatuur, middelen, die de moderne
techniek biedt. Dat is volgens hen ook logisch en zij
stellen zich op het standpunt, dat gebruik van deze
elektronische apparatuur kostenbesparend en kwali
teitsverbeterend werkt m.b.t. onder meer tot een snel
lere informatie, nodig voor de beleidsvorming. Dit staat
er zo wel niet, doch het wordt waarschijnlijk wel zo
bedoeld. Men heeft een eerste stap genomen door de
salaris-administratie van het gemeentelijk personeel
buiten de deur te brengen.
Dan volgt in het stuk een pleidooi voor een schaal
vergroting m.b.t. dit soort werkzaamheden, want deze
schaalverdeling is nodig om de computer-apparatuur
haar geld te doen opbrengen. Een of andere stichting
heeft zich ervoor uitgesproken om het land in 7 regio's
te verdelen en één daarvan wordt gevormd door de
„grote drie'", in alfabetische volgorde (hoe kan het
ook anders, om niemand te kwetsen)Drenthe, Fries
land en Groningen. Een commissie van deze „grote drie"
heeft inmiddels wat stukken geproduceerd, die we hier
voor ons hebben, stukken, gewaarmerkt met „augus
tus 1970". Het behoeft, dacht ik, geen betoog, dat we
weer eens rijkelijk laat worden geconfronteerd met
een onderwerp, zoals dit, de gedeeltelijke automatise
ring der gemeente-administratie. B. en W. vragen ons
een beslissing om per 1 november 1970 van start te
kunnen gaan, een over het geheel door de Raad moei
lijk te verwerken opgave, meen ik. Wij vragen ons af:
Waarom zo laat Wie is er verantwoordelijk voor,
dat dit stuk nu pas wordt aangeboden? En wie heeft
het zo lang in de lade van zijn of haar bureau gehad?
Soms ook worden toezeggingen aan de Raad gedaan,
die niet in vervulling gaan. Zo langzamerhand be
ginnen die raadsleden, die zichzelf respecteren, met
het hoofd te schudden en echt meewarig in de rich
ting van het College te kijken, zich afvragend, wat
nu eigenlijk de reden van een en ander is.
Wij onderkennen echter wel de noodzaak van een re
geling voor de automatisering van een aantal afde
lingen van onze gemeentelijke administratie. Deze zaak
komt gewoon op ons af. Wij willen ons niet van onze
negatieve kant laten zien, maar vóór wij akkoord gaan
met deze regeling, zouden wij B. en W. enkele vragen
willen stellen en zullen, afhankelijk van het antwoord
hierop, wel of niet met het voorstel instemmen. U
zult het met ons eens zijn, dat er nog wel iets te
vragen is, want wij hebben het gevoel, dat dit punt
slecht is voorbereid, gezien de wijze, waarop het ons
heeft bereikt.
Vraag 1. Waarom is dit stuk nu pas in behande
ling gegeven en nog wel als nagezonden stuk?
Vraag 2. Welke afdelingen, c.q. diensten of bedrij
ven denkt U in te zullen brengen voor administratieve
verwerking bij het bedoelde Centrum voor Automati
sering Noord-Nederland?
Vraag 3. In tegenstelling met hetgene dat te maken
heeft met efficiency en kostenbesparing, vragen wij
ons af: Beschikt dé gemeentelijke overheid over vol
doende geschoold personeel m.b.t. de programmering
van computergegevens? Hoe denkt U, wanneer het
antwoord op deze vraag negatief is, dit op te vangen?
Trekt U hiervoor nieuw personeel aan of leidt U
thans aanwezige medewerkers op, c.q. laat U dezen
opleiden? En in hoeverre werkt het nieuwe systeem
wat het personeel betreft, kostenbesparend?
Vraag 4. Hoe participeert onze gemeente in het al
gemeen bestuur en m.n. in het dagelijks bestuur? Wie
wordt door U voorgesteld als dè man? Is dit bijv. de
beleidsman of de man, belast met de uitvoering na
mens de Secretaris of een lid van de Raad?
Wanneer op deze vragen een duidelijk en concreet
antwoord volgt, zal onze fractie zich dus beraden over
een wel of niet instemmen met het voorstel van B, en W.
De heer Hovinga: Na alles wat hier reeds gezegd is
door de heren Meijerhof en Wiersma, waarbij ik me
eigenlijk wel kan aansluiten er kwamen ook vele
vragen van mij in voor resten mij nog de volgen
de punten:
In de eerste plaats dit: Er is natuurlijk veel voor
te zeggen, dat de administratie door automatisering ef
ficiënter en sneller kan gebeuren. Anderzijds is de de
gradering van de nurger tot een nummer vaak een
weer wat gevaarlijke zijde van dit onderwerp. Ik vraag
mij voorts het voigende af: Welke veiligheidsgaranties
zijn er, dat dergelijke enorm-kolossale administratie
centra niet in verkeerde handen vallen bij veranderde
omstandigheden, als bijv. oorlog e.d. Ook op dat punt
vind ik geen informatie in de raadsbrief. Ik zou haast
willen zeggen: Leg er een bom onder, die op elk wille
keurig moment, dat de situatie kritiek wordt, kan ont
ploffen. We hebben in de afgelopen oorlog gezien, dat
de Duitsers bijzonder veel voordeel hebben gehad van
onze keurig Nederlands georganiseerde administratie
m.b.t. bevolkingsregisters e.d.
Tenslotte nog dit: Op pag. 2, hoofdstuk IV. art. 6,
punt 1, staat: „Voor zover de Raad niet anders be
paalt, worden het lid en het plaatsvervangend lid aan
gewezen door burgemeester en wethouders". Ik zou er
de voorkeur aan geven, dat die door de Raad worden
aangewezen.
De hear Singelsma: Ik kin koart krieme nei hwat
de hearen Meijerhof, Wiersma en Hovinga sein hawwe
oer dit ütstel.
Ien ding wol ik noch efkes oansnije. dat net
oan 'e oarder west hat, ntl. it plak fan fêstiging. Dat
is Grins. Dat forwünderet my neat, omdat alle bilang-
rike ynstellingen sa stadichwei nei Grins fordwine.
(De hear Vellenga: Bihalve de Centrale.) (Laitsjen Jo
dogge krekt, oft ik der hwat mei to meitsjen haw
(Laitsjen) En dan koene Jo wol gelyk hawwe! Net dat
wy hwat op de Grinzers tsjin hawwe, hear, of op j
lju üt Drinte, üt Staphorst of op oare Oeriselers
(Laitsjen) Ik woe it Kolleezje freegje, oft dat al syn
ynfloed brükt hat om safolle gewicht yn de skealjes
to lizzen, dat der foar Ljouwert in kans yn siet. It is
in bigjin yn Grins, dat wit ik wol, mar hwat ienkear
fordwynt üt üs provinsje, dat bliuwt hjir wei. En ik
sjoch dat allegearre as lytse fingeroefeningen foar de
greate regio, sa't men dy neamt: „Noorden des lands".
En om dat foar to kommen, hie ik graech, dat wy
hjir in eigen libben liede koene en dér soe dit kompu-
tersintrum ek yn passe. (Stem: Het blauwe boekje!)
Ja, en it reade boekje hawwe wy ek al!
Dus myn konkrete fraech is nei al itjinge hwat de
foargeande sprekkers sein hawwe: Hat it Kolleezje
yndied syn bést dien ik haw gjin reden dat net oan
to nimmen to soargjen, dat it komputersintrum
hjir komt?
De hear Klomp: Yn it riedsbrief en ek yn de nota
fan de kommisje komt düdlik üt, dat it wurk fan it
automatisearringssintrum him yn de takomst grif noch
ütwreidzje sil. Bitsjut dit, dat it tal persoanielsleden
fan it sintrum hieltyd greater wurde sil Of kin dit
tal biheind bliuwe, omt it measte wurk op de sikta-
rijen fan de dielnimmende gemeenten dien wurdt?
En dan myn twadde fraech: Kin der ek hwat sein
wurde oer it soarte fan wurk, dat der noch op de
gemeentesiktarijen oerbliuwt foar it eigen persoaniel
yn forban mei dizze automatisearring fan forskillende
ünderdielen
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
De heer K. J. de Jong (weth.)De heren Meijerhof
en Wiersma hebben gevraagd, of het niet mogelijk was
geweest de Raad op een eerder tijdstip te informeren.
En dat is, dacht ik, wel een van de vragen, die in alle
fracties leven. Ik zou er, om te beginnen, dit van wil
len zeggen: Dit is niet een zaak, die vandaag voor het
eerst op onze agenda prijkt. De aanbiedingsbrief van
21 maart 1968, waarbij de Gemeente geconfronteerd
werd met de vernieuwing fan de citograaf-apparatuur,
spreekt hier reeds zeer uitdrukkelijk over: „In de ko
mende jaren kan op het gebied van de automatisering
van de gemeentelijke administraties een grote ontwik
keling worden verwacht." Verder wordt medegedeeld,
dat diverse commissies werkzaam zijn, welke commis
sies dit zijn, hoe Leeuwarden daarbij betrokken is; ook
hoe de afdelingsbesturen van de drie noordelijke pro
vincies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
i.v.m. deze ontwikkeling het initiatief genomen hebben
om te komen tot een studiecommissie; dat onze ge
meente ook bij die commissie-arbeid is betrokken, dat
dit ook bij wat op landelijk gebied door het Departe
ment van Binnenlandse Zaken wordt gedaan, aansluit
en dat het zich laat aanzien, dat dit tot in de toekomst
een zeer kostbare zaak zal zijn, die een gemeente niet
alleen kan financieren, maar dat dit gezamenlijk dient
te gebeuren.
Zonder discussie hieromtrent is het voorstel toen
aanvaard.
In de aanbiedingsbrief van 1969 wordt over de auto
matisering gezegd: „In aansluiting hierop (de raads-
brief van 21 maart 1968) delen wij U thans mede,
bat de door ons ingestelde ambtelijke commissie in
tussen haar rapport heeft uitgebracht. Voorts zal de
hoor de drie noordelijke afdelingsbesturen van de
bN.G. ingestelde commissie zich binnen afzienbare
'ujd met concrete voorstellen i.z. samenwerking op het
?ebied van de administratieve automatisering tot de
gemeenten in de drie noordelijke provincies wenden."
In het verslag van de sectievergaderingen van 1969
14 door een raadslid deze opmerking gemaakt:
t v.m. de voorgenomen administratieve automatisering
werd er op aangedrongen de burgerij hierover tijdig
oorlichting te verstrekken. De automatisering zal wel
aanleiding geven tot enige moeilijkheden bij de admi
nistratie.' Toen hebben B. en W. geantwoord: „Bij
e behandeling van het vraagstuk van de automatise-
nng zullen wij hieraan de nodige aandacht besteden."
aa s tussentÜd is het vraagstuk steeds weer opnieuw
n de orde geweest in de vergaderingen van de Com-
issie voor het G.O. Telkens weer werd gevraagd:
Mi hoe ver is het nu met automatisering?" En m.n.
de vertegenwoordigers van de vakorganisaties hebben
regelmatig de vinger aan de pols gehouden. Van de
zijde van het Gemeentebestuur werd dan geantwoord:
„Zodra wij hierover nadere gegevens hebben uit het
rapport van genoemde commissie van de V.N.G., zul
len wij U hierover nader informeren." Dat overleg
heeft intussen vorige week plaats gehad in de laatst
gehouden vergadering van het G.O. De stukken van
de studiecommissie zijn gedateerd (zaterdag) 15 augus
tus en hier op 17 augustus ontvangen. Ze konden
daarom niet meer voor de „oude" Raad op 31 augus
tus verwerkt worden. Op zijn snelst had deze zaak dus
in de raadsvergadering van 21 september aan de orde
kunnen komen. Toen echter had de vergadering van
het G.O. nog niet plaats gehad. En juist i.v.m. het per
soneelsbeleid stelden wij er toch wel prijs op, voordat
wij de zaak in de raadsvergadering brachten, de me
ningen in het G.O. te horen. Zodoende komt het voor
stel hier nu ter tafel. Men kan vragen: Had dat dan
niet een paar dagen eerder verzonden kunnen worden?
En inderdaad, het had drie, vier dagen eerder moeten
zijn. De oorzaak was een kleine storing op de Secretarie
door afwezigheid van een ambtenaar, die hier ten
nauwste bij betrokken was. Deze was i.v.m. een cursus
over network-planning drie dagen uitstedig. Het geval
is dus iets minder verontrustend dan de discussie, zo
juist in de Raad gevoerd, zou doen vermoeden. Boven
dien staan wij hier nu niet voor het feit, dat wij van
de vloer op de zolder moeten stappen; we moeten een
begin maken met de automatisering, een begin in ge
zamenlijk verband, wel te verstaan. We hebben na
tuurlijk tot nog toe zelf ook wel iets gedaan: we heb
ben de citograaf aangeschaft en die heeft ons veel meer
mogelijkheden gegeven. Die zorgt ook voor een snellere
verwerking van de gegevens. En daar zijn we ook bij
zonder mee ingenomen. Het is dan ook niet de bedoe
ling de citograaf direct af te schaffen, maar in de ver
dere toekomst zal de bevolkingsadministratie ook wel
bij de nieuwe automatisering worden ondergebracht.
De vraag is ook gesteld: Kunnen we de beslissing
niet aanhouden tot een volgende vergadering Het
gaat hier om een formeel punt, dat toch wel van be
lang is. Voorgesteld is deze regeling te doen ingaan op
1 november. En de volgende raadsvergadering wordt
gehouden op 2 november. En nu zouden wij er op zich
zelf niet zoveel bezwaar tegen hebben, hier over drie
weken nog eens uitgebreid over te spreken, als de
Raad daar behoefte aan heeft, maar als wij de rege
ling niet op 1 november kunnen laten ingaan, zijn wij
geen participant vanaf het eerste moment en dat zou
toch wel wat spijtig zijn, daar wij ook wel een duide
lijke rol in de voorbereiding van deze zaak hebben ge
speeld. En zijn wij er aan het begin niet bij, dan moe
ten wij ook maar afwachten, of wij een zetel in het
algemeen en dagelijks bestuur krijgen. Wij zouden het
bijzonder prettig vinden, als wij ook als oprichter hier
bij betrokken zouden worden. Is het nu nodig de lijn,
die wij zo duidelijk in het verleden aangegeven heb
ben en die wij nu met dit voorstel doortrekken, te on
derbreken? En juist omdat deze zaak haar centrum
in Groningen heeft daarmee kom ik in het straatje
van de heer Singelsma willen we graag een zo sterk
mogelijke vinger in de pap hebben. En dan moeten we
toch vanaf het eerste moment meespelen. Bovendien
kan Leeuwarden hiermee ten voorbeeld zijn aan an
dere gemeenten in de provincie. Men zal ook in dezen
naar Leeuwarden zien. Uitstel kan een negatief effect
hebben op Friese gemeenten die hieraan wel graag
zouden willen meedoen.
Van de drie noordelijke provincies, met een inwoner
tal van 1,3 miljoen, zijn de Colleges van B. en W. van
een aantal gemeenten met gezamenlijk 1 miljoen in
woners akkoord gegaan met deze regeling. Ongeveer
20 gemeentebesturen hebben zich al uitgesproken, maar
de rest moet zich thans nog uitspreken. Wij zouden
het van onze kant dus wel bijzonder op prijs stellen,
dat de Raad vanavond op grond van de door mij ge
noemde overwegingen, die op zichzelf misschien niet
zo belangrijk zijn, maar die wel hun psychologisch ef
fect zullen hebben, een uitspraak deed. En als er niet
zwaarwichtiger redenen voor uitstel van de behande
ling van dit punt zijn, dan uit de Raad naar voren zijn
gekomen, dan zouden wij het toch wel graag op 1
november willen gaan proberen.