14
is en zelf zijn standpunt bepalen. Ik vraag dus op
grond van art. 54, of de Raad zelf een uitspraak wil
doen: dat vandaag het voorstel-Vellenga in stemming
kan komen, dan wel, dat het de volgende keer op de
agenda komt. (Het is 12 dagen tevoren ingediend.)
De Raad maakt dan dus uit, of dit voorstel behandeld
moet worden in de dan plaats hebbende vergadering.
Ik dacht, dat dit de snelste oplossing is.
De heer Vellenga: Als indiener van het voorstel
zou ik gaarne even op Uw woorden, mijnheer de Voor
zitter, willen reageren.
Er zijn twee mogelijkheden. De eerste is deze, dat
mijn interpretatie juist is, dat op het moment, dat ik
tijdens een discussie van Uw kant bepaalde dingen
van die discussie incasseer en daarop reageer, U hot
daarmee binnen de orde van de vergadering trekt en
dan zou niet nodig zijn wat U denkt. Maar U brengt
als tweede mogelijkheid naar voren, dat, wat de orde
betreft, de Raad een uitspraak doet. Los van ja zeg
gen tegen welke interpretatie ook, heb ik er dus wel
behoefte aan, dat over dit voorstel vanavond wordt
gestemd, maar ik verbind daaraan nog een opmer
king, omdat ik tijdens dit orde-debatje de gelegenheid
heb even te reageren op het voorstel van de heer
Rijpma, want dat houdt er verband mee. Ik kan mij
de bezwaren van de fractie van de heer Engels
om het wat kort te zeggen, maar het is overduidelijk,
dat het een fractie is, waar de heren Heidinga en
Rijpma ook bij horen; die betuigen ook hun aan
hankelijkheid aan hun voorzitter wel voorstellen.
Op dit moment heb ik er behoefte aan namens mijn
fractie te zeggen, dat het bij ons geen bezwaar ont
moet de afhandeling van dit agendapunt drie weken
te verschuiven. En ik zou dan dus beide voorstellen
zo willen interpreteren, dat het de Raad mogelijk wordt
gemaakt bij aanneming van beide voorstellen over
drie weken èn de discussie dempen Vliet te voeren ón
het punt, dat nu agendapunt 4 is, te behandelen. Ik
dacht, dat dat in één keer kan; het komt ook tege
moet aan de bezwaren, die de heer Van der Veen heeft
geuit; dit bedrijf heeft er recht op haring of kuit te
hebben. (Het is wat een vreemd beeld in de bedrijfs
voering van deze onderneming, maar het is duidelijk
wat ik ermee bedoel.) Je mag een punt als dit hoog
stens drie weken verschuiven, daarmee doe je het be
drijf geen scha. Ik dacht, dat we dan een aantal ele
menten over en weer verbinden en dat we er op die
manier uit kunnen komen. Ik handhaaf dus mijn voor
stel. Ik ben met mijn interpretatie vóór het voorstel
van de heren Engels, Heidinga en Rijpma; ik zou met
klem willen herhalen, dat het bij ons geen bezwaar
ontmoet de afdoening van het punt, dat nu agenda
punt 4 is, de volgende keer ter hand te nemen.
De Voorzitter: Dit is natuurlijk ook de situatie als
mijn interpretatie juist is en het voorstel van de heer
Engels c.s. wordt aanvaard. Dat komt op hetzelfde
neer. Ik stel nu voor
De heer Vellenga: In Uw gedachtengang wordt
over mijn voorstel pas over drie weken gestemd, in
mijn gedachtengang vanavond.
De Voorzitter: Nee, maar als het voorstel-Engels
c.s. wordt aanvaard, komen beide punten op de vol
gende vergadering in discussie. En dat zou precies
hetzelfde zijn als mijn interpretatie van de zaak. Maar
we moeten hier uit en als de Raad een andere inter
pretatie heeft, welnu, dat is het recht van de Raad en
dan beslist hij dienovereenkomstig.
De heer Engels: Maar wat is nu het voorstel waar
over we moeten stemmen?
De Voorzitter: Ik heb dus mijn interpretatie gege
ven van het voorstel van de heer Vellenga en mevr.
Bakker. Ik heb gesteld: Dat kan vanavond niet aan
de orde komen, omdat het buiten de orde van de dag
is en dat baseer ik op de zinsnede in art. 45 van het
R.v.O.: ,,geen onmiddellijke betrekking op het onder
werp hebbende". Dus zeg ik: Dit voorstel ik heb
er nota van genomen; de heer Vellenga heeft het in
gediend, ten minste 12 dagen voor de volgende raads
vergadering komt op de agenda van de volgende
vergadering; ik ben verplicht het daarop te plaatsen
volgens het R.v.O. Bij het begin van de volgende ver
gadering decideert de Raad, of dat voorstel in dis
cussie komt.
De heer Engels: Maar waar stem ik dan nu aan
stonds voor? Dat wilde ik graag nog even weten.
De Voorzitter: Nu breng ik in stemming of mijn
interpretatie juist is, ja dan nee. En dat doen we op
grond van art. 54, waarin staat: „Ingeval van twijfel
omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling
van het reglement, alsmede in gevallen, waarin het
niet voorziet, beslist de Raad." Dat is toch duidelijk.
De heer Engels: Maar het is veel eenvoudiger, als
U zelf als Voorzitter een voorstel maakt. Als U zegt:
Ik stel voor niet over die zaak te beslissen (De Voor
zitter: Vanavond.) Ja, dan weten wij door tegen te
stemmen, dat we er wèl vanavond over beslissen.
De Voorzitter: Nee, dat doe ik niet. Het gaat nu
over de interpretatie; daar moeten we over stemmen.
Wat betreft de consequentie, die U noemt, mijnheer
Engels, akkoord, maar ik kan toch niet anders dan
in stemming brengen, of mijn interpretatie al of niet
juist is. En daar bent U dan voor of tegen. Dus U
stemt voor of tegen, of mijn interpretatie juist is.
De Raad geeft met 29 tegen 5 stemmen, die van de
heren J. Heetla, K. J. de Jong, J. Schaafsma, Mr. B.
P. van der Veen en K. Weide, te kennen, dat hij de
interpretatie van de Voorzitter niet overneemt.
De VoorzitterDat betekent, dat we dus nu de
motie, die is ingediend door de heer Vellenga en mevr,
Bakker, in stemming brengen. Die luidt:
„De Raad der gemeente Leeuwarden; bijeen op 2
november 1970; gehoord de discussies bij de bespre
king van punt 4 van de raadsagenda; draagt het Col
lege op de demping van het tweede gedeelte van het
Vliet opnieuw in de Raad ter discussie te stellen, voor
tot demping wordt overgegaan."
Ik neem aan, dat U na deze discussie de motie hand
haaft
De indieners bevestigen dit. (Gelach)
De Voorzitter: Maar ik volg stipt het reglement;
U doet dat minder stipt dan ik. (Gelach)
De motie-Vellenga-mevr. Bakker-van Diermen wordt
aangenomen met 25 tegen 9 stemmen. Tegen stem
men de heren G. P. Eijgelaar, J. Heetla, O. Heidinga,
H. Jansma, K. J. de Jong, A. Klomp, W. Miedema,
K. Weide en J. Wiersma.
De Voorzitter: Thans komt in behandeling de mo
tie, ingediend door de heren Rijpma, Engels en Hei
dinga:
„De Raad nodigt het College uit om het agendapunt
4 van de agenda af te voeren en een beslissing ter
zake uit te stellen totdat een beslissing over de ver
dere demping van het Vliet is genomen."
De heer Engels: Dat betekent, dat, als over de ver
dere demping van het Vliet in de volgende vergade
ring beslist is, wij bereid zijn daarna dit agendapunt
af te handelen.
De heer Tiekstra (weth.): Dus dat betekent, dat er
over drie weken een nota over de demping van het
Vliet in de Raad moet komen. Zo heb ik het van de
heer Vellenga begrepen. (De heer Vellenga: Ja, zo
is het.)
De Voorzitter: Is niemand tegen het voorstel-En
gels c.s.
Dan is punt 4 van de agenda afgevoerd.
Punten 18 t.e.m. 21 (bijlagen nos. 347, 355, 356 en 363)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 22a.
Benoemd worden de heer S. Bouma, mevr. J. Dijk-
stra-Bethlehem en de heren T. H. van Haaren, H. Ho-
vinga, A. Klomp, J. Schaafsma en J. B. Singelsma,
allen met 32 stemmen (2 bilj. blanco).
15
Piint 22b.
Benoemd worden:
ja afdeling 1:
je heren W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, Mr.
B. p. van der Veen, J. T. Vellenga en J. Wiersma;
in afdeling 2:
jc heren O. Heidinga, W. Hemstra, H. Hovinga, J. F.
Janssen, J. de Jong en Ir. C. L. Rijpma;
in afdeling 3:
je heren G. Buising, H. Jansma, J. Schaafsma, J. B.
Singelsma, P. Snel en L. Visser;
in afdeling 4:
mevr. E. Brandenburg-Sjoerdsma en de heren T. H.
van Haaren, J. Knol en W. Miedema en mevr. M. M.
Th. Visser-van den Bos;
in afdeling 5:
mevr. Bakker-van Diermen en mevr. J. Dijkstra-Beth-
lehem, de heer P. J. Engels, mevr. G. Visscher-Bou-
wer en de heer G. de Vries;
in afdeling 6
je heren S. Bouma, G. F. Eijgelaar, A. Klomp en P.
van der Veen en mevr. L. Woudstra-Peene,
allen met 32 stemmen (2 bilj. blanco).
Punt 22c (bijlage no. 364).
Voordracht:
J. B. F. Bary, mevr. H. J. de Blaauw-Hilgenga, Drs.
J. Bos mevr. L. H. Douma-Beekhuis, mevr. M.
L. W. Drijver-Prins, H. J. Feldhaus, mevr. M.
A. E. Groendijk-Straasheijm, W. L. Grovenstein, H.
de Hoop, mej. M. Kamp, mevr. N. Kortenoever-van
Gijn, T. P. A. Lambooij, P. Oortwijn, J. Oosting,
J. G. Soer,
allen alhier.
Benoemd worden de voorgedragenen, met 32 stem
men (2 bilj. blanco).
Punt 22d (bijlage no. 365).
Voordracht
R. Burg, alhier.
De Voorzitter: Mijn verontschuldiging voor het feit,
dat de bijlage betreffende dit aanvullende punt pas
vanavond is uitgereikt. Helaas is het door een mis
verstand niet op de agenda gekomen; de vacature be
staat al een tijd en wij zouden er bijzonder graag in
willen voorzien. We hebben daarover al uitvoerig over
leg met het bestuur van de Stichting „Théskinkerij
Prinsetün" gepleegd; we zijn het eens geworden over
deze voordracht en ik zou de Raad willen vragen, niet
tegenstaande het late tijdstip van het bekend maken
van de voordracht, het punt vanavond in behandeling
te nemen. Kan de Raad daarmee instemmen?
De Raad stemt hiermee in.
Benoemd wordt de heer Burg, met 33 stemmen (1
bilj. blanco).
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma en de heer De Leeuw
vormden het stembureau.
De Voorzitter sluit, om 22.45 uur, de vergadering.