3 desbetreffende plannen hier zal moeten goedkeuren, wenselijk is reeds nu een antwoord op deze vragen te krijgen. Uiteraard dient bij het treffen van voorzienin gen aan de Tijnjedijk ook rekening te worden gehou den met de verdere toekomstplannen t.a.v. dit kamp. Mevr. Visser-van den Bos: Wat de vraag over de toekomst van het kamp betreft, sluit ik mij aan bij de heer Van Haaren. Wij zijn aangenaam getroffen door het feit, dat er op zo korte termijn nu werkelijk voorzieningen zullen komen, al weten wij nog niet precies wat die zullen in houden. Maar dat zullen we t.z.t. wel vernemen. Ik zou graag willen, dat, wanneer wij op de hoogte gebracht worden van de te treffen voorzieningen, ons ook iets wordt medegedeeld over de afspraken, die zijn of nog zullen worden gemaakt met de bewoners over de wijze waarop zij zullen medewerken om het kamp te onderhouden en over hun financiële bijdrage in de voor zieningen. Dan ben ik ook nog bijzonder geïnteresseerd te we ten, of er een mogelijkheid bestaat met de bewoners overeen te komen, dat zij hun kinderen naar een ge wone school sturen. En zo dat niet het geval mocht zijn (wanneer men dat onverantwoord acht), dan zal het klasje, geloof ik, beslist heel grondig onder han den genomen moeten worden. De heer Weide (weth.): De verontrusting over de toestand rond het woonwagenkamp deel ik volkomen. Afgelopen vrijdag hebben de heer Tiekstra en ik een onderhoud gehad met de kampraad. Ik geloof, dat wij een duidelijk onderscheid moeten maken tussen de woon wagenbewoners die trekken, en degenen met een vaste standplaats. We hebben over deze kwestie ook al ge sproken met G.S. Zoals U bekend is, wordt momenteel een regeling voorbereid om te komen tot een centraal woonwagenkamp in Drachtster Compagnie. In die re geling zal een artikel worden opgenomen, dat betrek king heeft op het kamp in Leeuwarden. Dat zal als ik hier even op vooruit mag lopen, het komt stellig in de toekomst weer in de Raad inhouden, dat, wan neer het centrale kamp in Drachtster Compagnie ge opend zal worden, er in Leeuwarden geen vergunnin gen meer zullen worden gegeven aan trekkers; dan zal er een nadere regeling worden getroffen voor de vaste standplaatsen. Hierover hopen wij binnenkort nadere voorstellen bij Uw Raad in te dienen. Ik kan U wel zeggen, dat de situatie rond het kamp naar mijn ge voel velen van U hebben het zelf kunnen zien mensonterend is. De heer Bouma: Gezien de ervaringen met het kamp, zou ik willen vragen wat de Wethouder bedoelt met „binnenkort". Verder zou ik graag willen weten of de Wethouders de visie van het College ook met de kampbewoners hebben besproken. Of hebben dezen daar op andere wijze kennis van kunnen nemen? Mevr. Visser-van den Bos: Ik meen, dat ik geen antwoord heb gekregen op mijn vraag. Misschien kan de Wethouder mij alsnog antwoorden. De heer Van Haaren: Ik wilde hetzelfde stellen als mevr. Visser. De heer Weide (weth.): T.a.v. het begrip „binnen kort" kan ik zeggen, dat wij hopen in maart met nadere voorstellen te komen betreffende voor zieningen voor dit kamp. Een en ander n.a.v. het ge sprek, dat wij vrijdag jl. met de kampraad hebben ge had. Maar dat hangt nauw samen met de in voorberei ding zijnde regeling. (De heer Bouma: Met betrek king tot het kamp zelf?) Niet wat de situatie betreft, maar i.z. voorzieningen voor het kamp, als saniair, douches enz. (De heer Bouma: Zal er dan ook wor den gesproken over het voortbestaan van het kamp Wanneer de centrale regeling aan de orde komt met daarbij het eventueel deelnemen van Leeuwarden hierin, zal ongetwijfeld over de toekomst van dit kamp wor den gesproken. Maar over dit onderwerp zullen nog nadere besprekingen moeten worden gehouden in B. en W. De Voorzitter: Het betreft hier twee problemen, mijnheer Bouma, en ik weet niet, of die tegelijk in de Raad aan de orde kunnen komen. In de eerste plaats is daar de vraag, of wij zullen meedoen in die gemeen schappelijke regeling met de daaraan verbonden con sequenties, en in de tweede plaats zijn er bepaalde voor zieningen, die op korte termijn getroffen moeten wor den. De heer Weide (weth.)De beantwoording van de vraag van mevr. Visser zal ik graag overlaten aan de heer Ten Brug. Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb ook nog ge vraagd, of wij tegelijk met de mededeling over de voorzieningen, mededelingen zouden kunnen krijgen over de vergoeding die de kampbewoners moeten gaan betalen. Want bij ons bezoek aan het kamp hebben wij ook vernomen, dat alles momenteel voor „noppes" ge beurt, wat mij wat onbegrijpelijk lijkt, maar misschien hoort dat bij de huidige toestand. In ieder geval zal dat, hoop ik, niet bij de nieuwe toestand het geval zijn. Bovendien wilde ik ook nog weten, of er een re glement zal worden opgesteld, waarin staat waaraan de kampbewoners zich te houden hebben. De Voorzitter: Ik heb enige aarzeling daarom heeft de Wethouder in eerste instantie, dacht ik, ook zo kort geantwoord of wij nu eigenlijk niet al be zin zijn met de discussie die we moeten hebben wanneer we straks met voorstellen komen. Ik heb er niet zo veel bezwaar tegen, maar(De heer Van Haaren; Ik dacht, dat het er vooral om gaat, dat de kampbe woners graag willen weten waar ze aan toe zijn.) Er moet hier geen misverstand over bestaan. Wij probe ren ons er niet af te maken. Wij zijn bezig voorstellen klaar te maken, ik vind de vraag van de heer Bouma: „Wat verstaat U onder binnenkort?" heel reëel. Wij zijn al bijna klaar met de voorbereiding. Wij kunnen op vrij korte termijn in Uw Raad komen met voor stellen. Wij kunnen deze discussie nu wel voortzetten, maar ik dacht, dat het zinvoller was dat te doen aan de hand van een voorstel van B. en W., omdat U dan in concreto voor U ziet wat de resultante is geweest van het overleg, dat de Wethouders met de kampbe woners hebben gepleegd, en met welke voorstellen wij komen. (De heer Van Haaren: Ik heb begrepen, dat er gedacht wordt over en gewerkt wordt aan een re geling voor vaste kampbewoners, niet-trekkers. Zodra dus blijkt, dat deze mensen inderdaad in Leeuwarden kunnen blijven, zou ik direct antwoord willen hebben op de vraag:Bent U aan het interrumperen of bent U aan de derde ronde bezig? (De heer Van Haa ren: Ik heb gezegd, dat ik nog steeds van Weth. Weide geen antwoord heb gehad op mijn vraag.) Dus U wilt nog verder antwoord hebben? (De heer Van Haaren: Ik wil inderdaad antwoord hebben op mijn vraag: Als deze mensen hier kunnen blijven, is het dan niet zinvol, dat wij, zodra dit bekend is, nu reeds be kijken, of er niet een andere geschikte plaats voor dit kamp is, dat toch zal moeten verdwijnen, als daar wegen en huizen zullen moeten komen.) (Mevr. Visser van den Bos: Hetzelfde geldt voor mijn vraag, of het niet zinvol is, dat men op het moment, dat men voor zieningen gaat treffen, ook met de mensen overlegt wat die voorzieningen kosten; ik vind het één een we zenlijk onderdeel van het ander.) Daar ben ik het mee eens en dat kan dan allemaal ter sprake komen. Die problematiek komt binnenkort aan de orde. Weth. Ten Brug kan nu nog even ingaan op de onderwijskwestie. De heer Ten Brug (weth.): De kampklas is er in dertijd gekomen, i.v.m. de noodzaak van aangepast on derwijs voor deze kinderen, volgens de oude regeling die men al jaren kende in de Lager-onderwijswet. Nu valt het onderwijs voor schippers- en kramerskinderen onder het Besluit B.O. 1967. Ik kan U wel zeggen, dat het zeker de bedoeling is in het kader van deze voor zieningen de huisvesting van de kampklas te verbeteren. Ik kan U ook wel zeggen, dat wij dat al jaren probe ren, maar tot nu toe geen toestemming van de Minister krijgen, i.v.m. de gehele situatie van de regionalisering van de kampen, hier een normaal schoolgebouwtje te plaatsen. Maar wij zullen zien, of wij dit ook in het totaal van de voorzieningen kunnen meenemen. De Voorzitter: Wij komen dus binnenkort in de Raad nader terug op dit probleem en dan hebt U alle gelegenheid er dieper op in te gaan. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub Dit beroepschrift wordt in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Tunten 3 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 25, 27, 24, 22, 39, 23 en 31). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 33). De heer Hemstra: Ik dacht, dat ik hier wel de mening mag vertolken van de bewoners van Wytgaard, met de mededeling, dat zij bijzonder verheugd waren, dat het plan van het speelveldje vanavond in de Raad aan de orde komt. Ter informatie zou ik aan de be trokken Wethouder willen vragen, hoe de ervaringen zijn met de rubbertegels, gezien het feit, dat deze be strating nogal een vrij fors bedrag vraagt, en men hier nogal verschillend over oordeelt. Verder zou ik nog graag willen weten, wat de afmetingen zijn van de af rastering die om het speelveldje zal worden aange bracht, omdat achter dit veldje een sloot loopt. De heer Tiekstra (weth.): Eerst iets over de ver harding. Wij hebben destijds dat was vorig jaar op grond van gebeurtenissen elders in den lande een onderzoek laten instellen naar de vraag, in hoeverre voor betontegeis op deze speelgelegenheden een rede lijke vervanging beschikbaar was. Die is gevonden in de rubbertegels, die ook in Delft worden gebruikt. Dat schijnt naar het oordeel van Openbare Werken toch wel het beste materiaal te zijn, dat in deze vorm op de markt wordt gebracht. Het is uiteraard vanzelf sprekend, dat een rubbertegel minder drukvast is laat ik het technisch omschrijven - dan een beton- tegel. Dat betekent dus, dat een rubbertegel minder risico's oplevert, maar het betekent natuurlijk niet, dat je maar ongestraft op zo'n rubbertegel zou kun nen vallen. Ik geloof, dat we rekening moeten houden met twee dingen: le De ondergrond zo elastisch mo gelijk houden en tegelijkertijd zo goed mogelijk vol doen aan de eisen van de hygiëne. 2e De hoogte waar van men kan vallen, beperkt houden door het niet plaatsen van hoge speelwerktuigen. Misschien wil de heer Hemstra mij vergeven, als ik hem nu niet antwoord op zijn vraag betreffende de hoogte van de afrastering. Ik ben bereid, i.v.m. de aanwezigheid van de sloot, daar nog extra aandacht aan te besteden. Ik neem aan, dat hij bedoelt, dat die afrastering voldoende hoog moet zijn, opdat men niet in de sloot kan vallen, hoewel men nooit weet, hoe kinderen in het water komen. Ik heb er als schoolkind zo vaak in gelegen, maar ik heb het gelukkig allemaal overleefd. (Gelach) De Voorzitter: Is de heer Hemstra voldoende ge- inf ormeerd De heer Hemstra antwoordt bevestigend. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Bunt 11 (bijlage no. 29). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 36). Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Woningverbetering is altijd toe te juichen en hoe sneller de tonnetjes wor den opgeruimd, hoe beter, want volgens mij is het een zeer onhygiënische toestand, een stad als Leeuwarden onwaardig. Ik ben het dan ook wel eens met het ge meentelijk subsidie. Volgens de raadsbrief zijn de bewoners akkoord gegaan met een huurverhoging van f 3,50 en nu is mijn vraag, of ze ook akkoord gaan met de extra verhoging van f 0,40. Dit betekent nóg een verhoging met f 20,per jaar en dat is, dacht ik, wel een extra belasting, vooral voor de vele bejaarden die in deze wijk wonen. Nu wordt er een rijksvoorschot voor de financiering beschikbaar gesteld. De hieruit voort vloeiende lasten, zo zegt de raadsbrief, zijn gebaseerd op een looptijd van 10 jaar. Was een looptijd van bijv. 25 jaar niet beter geweest, zodat de verhoging over een aantal jaren meer uitgesmeerd had kunnen wor den? Maar misschien is dat niet mogelijk. De huur verhoging van 7% op 1 april a.s. wordt mede berekend over het bedrag van de onderhavige huurverhoging, zodat men m.i. uiteindelijk een zeer hoge huur voor deze oude woningen moet betalen. Wordt de huur, als de kosten er na 10 jaar uit zijn, ook met f 3,90 ver laagd De heer De Jong (weth.): Ik kan mevr. Dijkstra antwoorden, dat gepland is deze woningen nog 10 jaar te laten bestaan. Aanvankelijk is overwogen, of het wel verantwoord was deze verbeteringen nog aan te brengen, omdat deze woningen onder het amovatie- renovatieschema vallen. Maar uiteindelijk vonden wij de voorgestelde investering (de hieruit voortvloeiende kapitaalslasten moeten dus op een looptijd van 10 jaar gebaseerd worden) toch wel verantwoord, juist omdat nog 10 jaar van de verbeteringen kan worden gepro fiteerd. De Voorzitter: Is mevr. Dijkstra voldoende geïnfor meerd Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ja, mijnheer de Voor zitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 13 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 26, 32, 19, 20, 21, 28 en 37). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 38). De hear Miedema: Ik haw gjin inkeld biswier tsjin dizze restauraesje, mar wol soe ik witte wolle, hoelang de moune dér noch stean kin. Ik hear dan wolris grüt- sjen, dat dér in universiteitswyk komt en dan kin men dy moune miskien wol opnimme yn in plantsoen by de universiteit(De heer B. P. van der Veen: Daar lopen ze ook met molentjes.) (Gelach) As dér, lyk as de hear Van der Veen seit, mountsjes genöch binne, dan kin dizze moune wol fordwine, mar ik wit net, oft it opgiet. Nou is der wolris earder in moune forpleatst, mar as men dizze moune nou restaurearret en men moat him in pear jier letter wer forpleatse, omt er in oare funksje krijt, dan liket my sa'n restau raesje nou net sa sinfol. De hear Tiekstra (weth.)Ik bin it mei de hear Miedema al hielendal iens, dat dizze moune in hiel oare funksje hat as mounen oer it algemien by de akademyske oplieding hawwe. Dit is in moune om it wetter to formeallen. En hwat de akademyske moun tsjes formealle, lit ik yn it midden. It soe wêze kinne, dat men dochs wol priis stelt op in wettermountsje op it terrein fan de universiteit en dan soe it spitich wêze, as wy de moune net restaurearre hiene, öfsjoen fan de fraech ik tink oan in termyn fan tsien jier; dat liket my in ridlike taksaesje hwannear't wy hjir oan ta komme. Ik soe sizze wolle: Litte wy him nou mar opknappe; dan hawwe wy wissichheit. De Foarsitter: Is de hear Miedema foldwaende yn- formearre De hear Miedema: Ja, mynhear de Foarsitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 21, 22 en 23 (bijlagen nos. 40, 34 en 30). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 2