18 19 dit eindrapport komt, dat dan het resultaat is van overleg tussen deze wetenschapsmensen en de betrok ken gemeentelijke diensten, zodat niet nog eens weer het geheel ambtelijk nagewogen behoeit te wor den. Er wordt in de betreffende buurt door de initiatief-groep met hulp van allerlei bekwame tech nische mensen gewerkt aan een ontwerp-bestemmings- pian. Dreigt hier ook het gevaar, dat dit project straits te sterk gaat afwijken van de denkbeelden die mis schien onze eigen stedebouwkundige dienst heeft t.a.v. het toekomstige bestemmingsplan? Welke instantie in Leeuwarden in straks verantwoordelijk voor de ver dere uitvoering van dat plan; het integrale plan, dat aandacht besteedt aan de verdere leefbaarheid van deze wijk? Zijn de gemeentelijke instellingen en orga nen voldoende toegerust om daarop straks een ant woord te kunnen geven? Dreigt er ook het gevaar, dat we met dit onderzoek te hoge verwachtingen wek ken Kunnen we straks precies waarmaken wat er rondom deze zaak in het rapport zal worden geadvi seerd en geconcludeerd? We zien met belangstelling het antwoord van het College tegemoet. Tegen het fourneren van het gevraagde krediet op zich bestaat bij onze fractie geen enkel bezwaar. De heer Heidinga: Ik wil mij bij de heer De Vries aansluiten wat betreft de noodkreet van de wijk die bij onze Raad kwam. Ik moge U er nog aan herinne ren, dat ik toen gezegd heb, dat de achteruitgang van die wijk en de verpaupering voor een deel ook te wijten was aan het beleid van het College, dat men hier en daar die achteruitgang heus wel had kunnen keren en opvangen. Ik geloof ook, dat na die tijd in grote lijnen het verlenen van alle mogelijke vergunningen en ont trekkingen is stopgezet. Het helpt soms nog wel eens, dat een raadslid wat zegt, of dat de Raad een bepaalde mening verkondigt. (De Voorzitter: Niet soms.) Ja, soms. Het verblijdt ons, dat uit die wijk zoveel activiteiten ten toon gespreid zijn. Daar mankeert nog wel eens wat aan in bepaalde wijken waar de mensen wel een bepaalde mening hebben en ook wel bepaalde ideeën hebben over het beleid van de gemeente, maar lang niet in alle wijken kan een en ander worden geco ördineerd en in een bepaalde richting worden geduwd en worden bereikt, dat de mensen zelf meewerken. Wat dat betreft, dacht ik, dat deze wijk toch wel een bij zonder compliment toekomt voor de activiteiten die ten toon gespreid zijn. Want het is niet zo eenvoudig. Zo'n wijk veroudert, daar kun je niets aan doen, dat is nu eenmaal zo. Bovendien was een bijzonder belangrijk punt, dat in die wijk het Diakonessenhuis gevestigd is, dat altijd met uitbreidingen worstelt en waarover men een besluit t.a.v. de toekomst moet nemen. Er zitten heel wat haken en ogen aan het probleem. Al met al, dacht ik, dat we hier een goed voorbeeld hebben hoe het kan. We wachten met belangstelling het rapport af. We verschillen een klein tikje met de heer De Vries van mening over hetgeen dan moet gebeuren, want wij denken, dat de Raad dan naar aanleiding van dat rapport zal moeten beslissen. Aan het hoofd van de Gemeente staat de Raad. En die zal dan moeten be slissen wat er met die wijk gaat gebeuren. Dat moeten we aandurven. Dan moeten we ook zorgen, dat onze beslissing wordt uitgevoerd. Dat moet dan weer niet in de nodige commissies of overlegorganen verzanden. Dan nog één ding. Het zijn allemaal pluspunten bij dit voorstel. Een van de grootste pluspunten vind ik, dat het Ministerie van C.R.M. hier in zo grote mate subsidieert. Dat wilde ik hier toch ook wel even zeg gen. Eerst was toegezegd de helft van f 30.000,en nadat de Minister kennis had genomen van het onder zoek, hoe het is geëntameerd en wat er allemaal zal geschieden, heeft de Minister het subsidie verhoogd tot f 25.000,en ik ben bijzonder dankbaar voor deze sti mulans van de zijde van de Minister. Wij hopen echt, dat er voor dit stadsdeel iets goeds uit dit onderzoek mag voortkomen en wij hebben daar wel vertrouwen in. De heer Van Haaren: Na de vragen die door de heer De Vries zijn gesteld en de opmerkingen van de heer Heidinga, kan ik volstaan met op te merken, dat we het van harte eens zijn met dit voorstel van B. en W. tot het verstrekken van een subsidie van f25.000, ten behoeve van het onderzoek naar de ontwikkeling van het woon- en leefmilieu van de wijk Rengerspark. Wij juichen het onderzoek toe omdat inspraak van en samenwerking met de bewoners van deze buurt wordt toegezegd, die verontrust zijn over de afbraak in hun wijk. Wij menen ook, dat herwaardering van de buurt gewenst is om te voorkomen, dat bij het stedebouw kundig plan in voorbereiding de afbraakdriften van onze Gemeente zich te veel bot zullen vieren. Wij heb ben alle vertrouwen in een onderzoek onder leiding van Professor Van der Berg. Al met al zijn wij vierkant voor. De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergadering. De heer Weide (weth.): Ik kan bijzonder kort zijn met mijn antwoord. Bij bepaalde agendapunten die we van te voren hebben behandeld, heb ik een paar keer bij een instelling of een maatschappij een bepaalde vingerwijzing moeten maken, maar ik geloof, dat dat nu niet het geval behoeft te zijn. Voorzover ik mij persoonlijk op de hoogte heb ge steld van de gang van zaken, ben ik onder de indruk gekomen van het onderzoek. Ik heb bewondering voor de wijze waarop de buurtbewoners in samenwerking met het Centraal Orgaan, de stedebouwkundige afde ling van de Gemeente en de diverse wetenschappelijke instituten dit onderzoek hebben verricht. Dat verdient alle lof. Ik ben dan ook bijzonder benieuwd naar het eind rapport. Het eindrapport, dat ik zal overlaten aan de heer Tiekstra. Ik ben ervan overtuigd, dat hij de weg zal weten te vinden dit rapport voor de bewoners van de betreffende wijk te benutten. Ik heb er behoefte aan hier de bewoners van de wijk de zo verdiende lof toe te zwaaien voor hun aanpak van deze zaak. De heer Tiekstra (weth.): Ook ik heb er behoefte aan uiting te geven aan de grote waardering die ik heb voor het initiatief, dat in deze wijk is ontstaan en de wijze waarop dit initatief wordt begeleid. Het is gewoonweg hartverwarmend wanneer men ziet hoe het gezelschap daar aan het werk is. Dat betekent niet, dat ik op alle vragen die de heer De Vries heeft gesteld op dit moment een uitgedragen antwoord zal geven. Dat zou ook onjuist zijn, dacht ik, omdat ik daarmee voor uit zou lopen op het resultaat van het werk van deze werkgroep. Ik sta n.l. nadrukkelijk op het standpunt, dat, al moge het waar zijn, dat er van de zijde van de Gemeente maximale medewerking moet worden ver leend, deze maximale medewerking alleen maar zal kunnen bestaan uit het verstrekken van informatie op basis waarvan het werk het onderzoek kan gebeuren. Ik hecht er n.l. grote waarde aan, dat ook de eindrapportering voor de verantwoordelijkheid van de betreffende werkgroep blijft. Ik geloof, dat dat ook de meest gezonde opstelling is. Anderzijds heeft de heer De Vries wel gelijk, maar zouden wij van de zijde van de Gemeente te veel inbreng leveren, dan zouden wij alleen maar het risico lopen, dat opvattingen van gemeentelijke zijde bij voorbaat in de rapportering zou den worden verwerkt en ik acht dat op dit moment niet juist. Ik geloof wel, dat ik moet zeggen, dat op het moment, dat het eindrapport beschikbaar is, dit een zeer belangrijk deel kan uitmaken van de ge gevens die nodig zijn voor het maken van een bestem mingsplan voor dit gebied. Van welke aard zal dit bestemmingsplan zijn? Daar in staat nog één groot kapitaal vraagteken en dat is uiteraard de positie van het Diakonessenhuis. Wij moeten er ons terdege bewust van zijn, dat dit, al is er een voorlopig antwoord, nog niet betekent, dat binnen een termijn van tien jaar hierover een duidelijke be slissing komt in die zin, dat wij weten welke bestem mingen daar zullen moeten komen ter vervanging van het Diakonessenhuis. Dat is dus nog een groot vraag teken. Er bestaan op dit ogenblik bij de Gemeente wat men daar dan ook maar verder onder moge verstaan nog geen duidelijke opvattingen, resp. inzichten, resp. meningen omtrent de vraag wat er in dit gebied ge beuren moet. Dat betekent dus, dat wij compleet blanco staan. En m.i. krijgt daarmee het resultaat van dit onderzoek de meeste kansen. Men moet zich dus goed realiseren, dat het plan, dat tevoorschijn komt straks voor ons de grootste opdracht zal inhouden, omdat wij nu reeds, dacht ik, behoren te weten, dat dit geen saneringsplan zal zijn (als men onder saneringsplan verstaat: het verwijderen van de verkrotte elementendat het geen reconstructieplan kan zijn (als men onder reconstructieplan verstaat: het ruimte scheppen voor nieuwe functies in die wijk), dat het, dacht ik, moet worden gezien als een rehabilitatie plan waarin aan de bestaande functies nieuwe ruimte zal dienen te worden gegeven. Dat betekent maar op die vraag kan ik nu nog geen antwoord geven dat wij op dit moment ook bepaald niet weten op welke wijze dat rehabilitatieproces moet worden gerealiseerd. Er zal daarbij een groot beroep moeten worden gedaan op het initiatief van eigenaren en bewoners in dit ge bied. Maar het enthousiasme waarmee men deze ar beid is begonnen, kan, dacht ik, te dien aanzien veel belovend zijn. Ik ben het met de heer De Vries eens, dat we op moeten passen, dat we ons met betrekking tot dit enthousiasme niet moeten laten meeslepen en daardoor al te hoge verwachtingen koesteren. Ik hoop inderdaad, dat hier een rehabilitatieplan kan ontstaan waarmee wij in de toekomst ook ons voordeel kunnen doen. De heer De Vries: Ik heb nog een enkele kleine opmerking. Ik geloof niet, dat ik met de heer Heidinga verschil als hij als zijn mening uitspreekt, dat uitein delijk de Raad hierin het laatste woord heeft. Dat wilde ik ook wel graag onderstrepen. We hopen vroeg tijdig betrokken te worden in het medebepalen van het gemeentelijk beleid wat in deze zaak gestalte zal moe ten krijgen. Wat hier nog wel achter zit is de volgende overwe ging. We hebben hier te doen met een plan, dat zich voltrekt in een stadsdeel, dat in zijn totaliteit onder hevig is aan een onderzoek in een hele experimentele fase, getuige ook het feit, dat het Ministerie van C.R.M. zo geïnteresseerd is in het verdere verloop. Maar we hebben in onze stad straks meerdere renovatie- en rehabilitatieplannen te realiseren. In dit verband zou ik eigenlijk willen vragen: Acht het College het ook mogelijk, dat wij aan de hand van de ervaringen die er bij dit onderzoek-project worden opgedaan een bepaal de handleiding ontwikkelen, die ook in andere stads delen met dit soort projecten misschien niet op de zelfde doorwrochte wijze als hier is gebeurd ge bruikt kan worden. Misschien dat we toch methodisch een weg vinden om straks met eigen krachten in an dere delen van de stad op soortgelijke wijze het werk aan te pakken als hier gebeurt. De heer Bouma: Ik zou nog willen zeggen, dat het mij ontzettend veel genoegen doet, dat de Raad zoveel instemming heeft betuigd. Bovendien zou ik willen zeggen wat hier van avond nog niet is genoemd dat ook het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met grote belangstelling dit experiment volgt en ook be langstelling heeft voor het eindresultaat. De heer Tiekstra (weth.): In antwoord op de vraag van de heer De Vries ten aanzien van de verdere ont wikkeling, zou ik willen zeggen: Al lerende doen we en al doende leren we. Ik hoop, dat de heer De Vries met dit antwoord op dit moment genoegen kan nemen. (Gelach) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 30 (bijlage no. 57). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 31 (bijlage no. 69). De heer Heidinga: Door dit voorstel worden wij weer geconfronteerd met een zeer belangrijke verho ging van een reeds door de Raad verleend krediet. Nu is er voor deze verhoging van het krediet wel enige motivering en ik denk, dat het ook wel zo zal moeten, maar wij zouden eigenlijk toch wel graag nog wat meer inlichtingen hierover willen hebben. U stelt b.v. in de raadsbrief: „Een eerste wijziging betreft een vergro ting van het gebouwencomplex met in totaal rond 1800 m2." Punt uit, basta. Dat moeten wij dan maar aannemen. Het zal wel zo zijn. U had, in de raadsbrief of anderzins, toch wel even kunnen motiveren waarom dat nodig is. Het is een gebouw van 12 bij 15 m en 10 m hoog. Waar dient die ruimte voor. Daarover vin den wij niets terug. (De heer B. P. van der Veen: Hob byruimte.) Hobbyruimte? Voor advocaten zeker. (De heer Engels: Voor de vogeltjes.) (Gelach) Er staan meer van dit soort dingen in dit stuk. Zo lees ik b.v. (ergens in het midden van blz. 1 van de raadsbrief): „Daartoe behoren het aanbrengen van een pomp- en filterinstallatie in verband met het benutten van het oppervlaktewater voor koeling," (dat zal dus het water van vaarten, kanalen en boezem zijn, denk ik) „(aan vankelijk zou met drinkwater worden gekoeld) en het aanschaffen van diverse reserve-onderdelen." Nu staat er niet bij wat dat kost. Ik zou denken, dat dat goed koper is. Want ik dacht, dat wij het water uit de vaar ten voor niets kregen en het drinkwater hadden we toch wel moeten betalen. En dan komt er al heel gauw nog een vraag bij. Geeft dat veel warm water, zo'n vuil verbrandingsinstallatie? We zitten daar al met het equivalent uit „de Zuivering". Dat wordt nu nog, naar mijn weten tenminste, in de Potmarge geloosd. Dat zou naar de Nieuwe Greuns verplaatst worden, maar ik geloof niet, dat we het al zo ver brengen. Misschien hebt U dat artikel gelezen in de Leeuwarder Courant van j.l. zaterdag over de fosfaten in het water. Het was mij en ook anderen al opgevallen, dat het water in de Potmarge daar waar „de Zuivering" loost belangrijke veranderingen ondergaat. Welke invloed heeft het koelwater van deze vuilverbrandingsoven op het water daar in de omgeving? Dat ding is tenslotte vlak bij de stad gelegen. Moeten we er dan nog een paar plastic gordijnen bij plaatsen 's winters Hoe ver loopt dat proces? Wij weten van dat alles niets. Verder nog dit. Is het nu absoluut noodzakelijk, dat daar zo'n enorme grondverbetering tot stand wordt ge bracht. Het terrein wordt nu gebruikt door de Dienst Reiniging. Al sinds tientallen jaren rijden daai de rei nigingswagens. Die hebben altijd op die grond kun nen rijden. Nu bouwen we er een vuilverbrandingsoven (die komt onherroepelijk op grote heipalen te staan, dat kan niet anders), en nu kan plotseling dat omlig gende terrein de wagens die het vuil aanvoeren niet meer dragen. Ik begrijp niet, dat daar f 150.000,voor uitgetrokken moet worden. Ik heb toch echt behoefte aan wat meer motivering van al die bedragen. Mis schien kan de Wethouder die in de raadsvergadering ook niet zo geven, dat zou mij tenminste niet verwon deren. Je hoeft ook niet alles bij de hand te hebben en alles niet uit het hoofd te weten. Maar het betreft een belangrijke verhoging van het krediet van zes naar elf miljoen en ik geloof, dat het toch wel zo belang rijk is, dat wij als Raad toch wel echt goed weten, dat dit beslist noodzakelijk is en dat dit ook verantwoorde uitgaven zijn. En dan had ik toch wel graag, dat aan die voorlichting aan de Raad iets meer gedaan zou zijn of nog gedaan wordt. Dat houdt niet in, dat wij tegen dit voorstel zullen stemmen, maar toch De heer Meijerhof: Ook wij hebben nog enkele vra gen omtrent deze raadsbrief. Als wij een en ander vergelijken met hetgeen is gevraagd op 27 januari 1969 (een krediet van f6.500.000,dan valt op, dat daar toen verschillende dingen vermoedelijk vergeten zijn. Wij denken dan b.v. aan een weegbrug en aan het bordes, dat waarschijnlijk niet groot genoeg was voor manoeuvreren; ook zijn toen niet opgenomen de grond- kosten en het renteverlies. Dit zijn echter allemaal klei nigheden vergeleken met het afgraven en het ophogen met zand. Stel, dat in 1969 direct met de bouw was begonnen, dan zouden we waarschijnlijk behoorlijke ver zakkingen hebben gekregen, gezien het in het voorstel genoemde afgraven en ophogen. De volgende vraag betreft het rijkssubsidie; kunt U daar nog iets naders over vertellen?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 10