20 21 En wat zijn de gevolgen van het advies van de pro vinciale commissie voor de vuilverwerking wat betreft het deelnemen van buurgemeenten ;- heeren|veen en .Leeuwarden zijn aangewezen voor het hebben van een vuilverbrandingsinstallatie. Wat kunnen eventueel de consequenties zijn van het verplichten van de omrin gende gemeenten om aan deze verbrandingsinstallatie mee te doen, hetgeen weer tot gevolg heeft, dat deze installatie voor de gemeente Leeuwarden rendabeler is. De heer ii. P. van der Veen: Januari 1969 hebben we de zaak bekeken en toen hadden we nodig een be drag van f 6.500.000,als de buurgemeenten meededen en als dat niet het geval was, zou f 5.000.000,genoeg zijn. Ik dacht, dat we op het ogenblik eigenlijk nog steeds in dezelfde situatie zitten, dat de buurgemeen ten, voor zover wij op dit moment weten, niet meedoen en dat we dus inderdaad aan twee eenheden voorlopig genoeg zouden hebben. Wanneer we dan nu het voorstel krijgen er f 11.000.000,van te maken dan is dat een aanzien lijke verhoging. Eigenlijk, dacht ik, meer dan 100 pet. Nou hebben we naar rnijn gevoel toch wel de verve lende situatie, dat we in 1969 een beslissing genomen hebben op grond van de gegevens die ons toen voor gehouden zijn en waar wij toen dus op af moesten gaan, terwijl de situatie nu anders is en we misschien, als we toen meteen de inlichtingen hadden gehad, die we nu hebben, ook anders gereageerd hadden. Wanneer wij doen wat nu voorgesteld wordt dan krijgen wij onher roepelijk hoge kosten voor het huisvuil, hogere ver moedelijk dan nodig is. In 1969 is er door het College gezegd: „Wij kunnen niet iets anders ondernemen. Ge deputeerden hebben van meet af aan bezwaren gehad tegen de wijze waarop op het ogenblik het Leeuwarder vuil door „De toekomst, Wilnis" wordt weggevoerd het gaat nu naar Dantumadeel om daar de boel wat op te hogen grote bezwaren en daar zal een eind aan moeten komen, dus moeten we wat anders." Ik vraag nuj af of die zelfde situatie zich nu op dit moment nog voordoet. In juni 1970 is door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid een afvalverwer- werkingsprojeet geopend, genaamd „Openbaar Lichaam Vuilverwerking Twente". Dat was ongeveer een half jaar geleden. Daar heeft men in een verbeterde uit voering, dacht ik, eigenlijk hetzelfde systeem als wat op het ogenblik door ons toegepast wordt met het be drijf, dat het vuil afvoert naar Dantumadeel. Wanneer het inderdaad zo zou zijn, dat het mogelijk is, op de manier waarop dat in Twente op dit moment gebeurt ik meende, dat de Staatssecretaris ook gezegd heeft, dat het Twentse project zou gaan fungeren als een voorloper en toetssteen voor andere soortgelijke bedrij ven dan zouden wij dus met een veel goedkopere op lossing de gelegenheid krijgen om het lage land waarin Leeuwarden gelegen is, alle mogelijke bestemmings plannen die straks komen, op te hogen, waarbij we er net zo goed baat bij zouden kunnen hebben als Twente dat heeft van zijn verpulverde vuil, wat dient voor de ophoging van sportvelden, parken en weet ik wat alle maal. Dit is een mogelijkheid, die wij in 1969 niet on der ogen konden zien omdat we dat systeem toen nog niet kenden en die bovendien in 1969 onhaalbaar leek, gezien de houding die G.S. aannamen. We mogen aan nemen, dat dat nu anders zou zijn. Wij hebben in 1969 ook nog even gepraat over de mogelijkheid die er was om die hele vuilverbranding niet zelf te entameren, maar dat over te laten aan een particuliere onderne ming die bereid was dat te doen. Ook wat dat betreft zouden we nu, nu we heel andere cijfers op tafel krij gen dan in 1969, eens kunnen narekenen wat ons dat zou gaan kosten, want de hele grap wordt bijzonder duur en dat betekent eenvoudig een verhoging van de rechten die de burgerij moet opbrengen. Wanneer wij toch op den duur over zouden moeten gaan tot verbranding ik kan dat dus op dit mo ment niet bekijken dan hoeven we ons nog niet zo verschrikkelijk veel zorgen te maken over de investe ringskosten die natuurlijk elk jaar hoger worden dat ben ik wel met de Wethouder eens maar ik dacht, dat wij dan goed deden ook in de rekening te betrekken, dat deze materie toch nog steeds is ont wikkeling is, technisch gezien ook, en dat we misschien ook nog winst zouden maken wanneer we door uitstel van de aanschaf van dit soort installaties over idem zoveel jaren een veel modernere installatie zouden kun nen krijgen. Ik dacht, dat het, wanneer de kaarten zo liggen dat wij nu met een voorstel hebben te maken, dat eigen lijk een zo ander licht op de affaire gooit, dan het licht van 1969 goed was, als wij ons opnieuw over deze hele zaak zouden beraden en zouden overwegen, of het in de gegeven omstandigheden niet de voorkeur verdient de goedkopere oplossing te nemen en te doen zoals Twente doet. De hear Singelsma: It binne net de finansiéle pro blemen, dêr't ik de oandacht foar freegje wol, mar it binne mear de milieu-forsteurende eleminten, dy't der mei anneks binne. Hokker ynfloed byg. hat dizze forbaerning fan de smoargens fan Ljouwert en omkriten op de atmos- fear Ik fyn dêrfan neat werom yn it riedsbrief. Wurdt de waermte ek binut? Fierder mis ik yn it brief fan it Kolleezje om hoe- folle koelwetter it giet. De léste jierren hat it koelwet- ter yn myn libben nochal in great plak ynnommen, sa't Jo witte, en ik bin wol binijd nei de hoeveelheden hwer't it hjir om giet en ta hokker temperatuer it oerflaktewet- ter opwaerme wurdt; dit yn forban mei alderhanne biologyske forskynsels dy't yn it wetter dan pleats hawwe sille. Miskien soe ik de Wethalder dér ek nei freegje meije. De heer De Jong (weth.): De heer Heidinga heeft gevraagd een nadere motivering te geven van een aan tal punten die wel genoemd, maar niet toegelicht zijn in de raadsbrief. En dan wil hij in de eerste plaats weten waar de 1800 m2 uitbreiding van de ruimte in het gebouwencomplex voor dient. De uitbreiding zit in het bunkergebouw. Dat gebouw krijgt boven een uit breiding aan beide kanten, waardoor het mogelijk is bij verwisseling van de onderdelen van de grijpkranen, de grijpkranen buiten de bunker naar benelen te bren gen, zodat daar de noodzakelijke reparatiewerkzaam heden kunnen worden verricht. Men krijgt dus boven in het bunkergebouw een uitstulping. Op deze wijze worden de reparatiewerkzaamheden veel eenvoudiger. Het is dus een verhoging van het krediet die juist op den duur een verbetering inhoudt. De tweede vraag van de heer Heidinga heeft betrekking op het oppervlakte water. Er is nu geen leidingwater van de IWGL meer nodig. Wij kunnen straks met oppervlaktewater deze zaak klaarspelen. Het betekent een besparing van 20 a 25 duizend gulden; een bedrag, dat we anders voor leidingwater zouden moeten betalen. Natuurlijk vraagt het werken met oppervlaktewater wel een zekere in vestering. Het is dus een correctie die wel geld kost, maar die minder lasten met zich mee brengt. Dan vraagt de heer Heidinga wat er met het warme water gebeurt. Werkt dat water voor de omgeving verontrei nigend Daar kan ik het volgende op antwoorden. Het koelwater, dat wij gebruiken, gaat als damp de schoor steen uit. Dus het probleem, dat de heer Heidinga aan de orde stelt, is er niet. Waterverontreiniging is er dus ook niet. Het oppervlaktewater, dat wij gebruiken, wordt goed gefilterd, zodat men het water, dat daar beschik baar is dat is goed bekeken wel kan benutten. Dus èn het koude èn het warme water leveren geen problemen op. En dan informeert hij naar de grondverbetering. Op dit terrein is destijds veel puin gestort. Willen wij op dit terrein gaan bouwen, dan zal het puin uitgegraven moeten worden en het terrein zal weer opgehoogd moeten worden. En dat vraagt nogal veel geld. Dat zal toch moeten gebeuren. Als we deze kosten nu eens tellen bij de aankoopkosten van de grond (f20,per m2) dan zitten we met deze grond op ongeveer f 60, per m2 en dat is wel een redelijke prijs. Ook in dat opzicht is het wel te motiveren. Deze verhoging van de kosten hebben we ook besproken in de Commissie voor Reiniging en Brandweer en daar heeft men ook uitvoerig over deze zaak kunnen spreken, voor zover men daartoe aanleiding vond. Dit heeft dus wel de aan dacht gekregen. Dat dit nu weer de aandacht krijgt, komt doordat wij vonden, dat wij datgene wat verbe tering betekende vergeleken met hetgeen eerder ge pland was, toch nu zouden moeten doorvoeren. De heer Meijerhof heeft geïnformeerd naar de ver beteringen die na januari 1969 in de plannen zijn aan gebracht. Tevens vroeg hij of de veranderen t.a.v. het bordes destijds niet te voorzien waren geweest. Juist in verband met de ontwikkeling na 1969 t.a.v. de con centratie van dit soort voorzieningen in Friesland wij zijn hierbij ten nauwste betrokken omdat de direc teur van ons bedrijf zitting heeft in de speciale com missie te dien aanzien hebben wij de indruk, dat wij met betrekking tot de vuilverbranding toch heel wat verder gevorderd zijn dan in januari 1969. Er zal van het bordes als ook de omliggende gemeenten van onze installatie gebruik gaan maken meer gebruik moeten worden gemaakt dan indertijd te voorzien was. En nu deze ontwikkeling op ons af komt de provin ciale commissie gokt op twee plaatsen, terwijl men in 1969 alleen nog maar dacht aan een installatie voor Leeuwarden en een enkele buitengemeente hebben wij gemeend nu al meer manoeuvreerruimte te moeten scheppen om straks het vuilstorten van veel meer ge meenten mogelijk te kunnen maken. De grondsituatie ter plaatse is bijzonder slecht en de grondverbetering betreft vooral het stuk waar tot nu toe weinig auto's kwamen. Deze verbetering van de grond verhoogt de kosten. Op rijkssubsidie moeten we niet rekenen. Dat zit er zoals het nu lijkt niet in. Wij zullen moeten bekijken wat de financiële consequenties zijn van de samen werking met andere gemeenten. Wij hopen, dat we die zaak zullen kunnen regelen zoals wij ons dat voor stellen. In de stukken die ter inzage lagen hebt U kun nen zien, dat op 't ogenblik bij een capaciteit van 60.000 ton vuil per jaar op een bedrag van f 22,69 per ton aan kosten gerekend moet worden. Wanneer wij zouden kunnen komen tot een capaciteit van 90.000 ton per jaar en dat zal er misschien binnen korte tijd al inzitten (U moet rekenen, dat wij voor Leeuwarden al leen op het ogenblik al tussen de 40 en 50.000 ton zit ten; het vuil vermeerdert zich snel de laatste jaren; er is grote kans, dat meerdere gemeenten mee gaan doen), dan zijn de kosten f 16,63 per ton. In de huidige situatie kost de vuilverwerking ons ongeveer f 20, per ton. Enige besparing zit er dus door deze investe ring voor de toekomst wel in. Vooral als andere ge meenten spoedig mee zullen doen en inderdaad waar wordt, wat op het ogenblik door de provinciale com missie wordt uitgedokterd. Het is nog wel een beetje toekomstmuziek, maar nu de provincie zich zo duide lijk heeft uitgesproken t.a.v. de concentratie van de vuilverwerking op twee plaatsen (bij realisering hier van zullen hoogstwaarschijnlijk nog twee ovens bijge plaatst worden voor kosten van de provincie, waarbij geprofiteerd kan worden van de voorzieningen die wij nu tot stand gaan brengen) is er eerder een mogelijk heid op lagere dan op hogere kosten per ton. Wij hopen door deze zaak nu snel aan te pakken Leeuwarden te dienen. De heer Van der Veen vraagt zich af wat er ver anderd is ten opzichte van 1969. Het is nu nog de vraag, zegt hij, of de buurgemeenten meedoen. En dan moet ik dit zeggen. Gezien de gedachten die de provincie heeft over de vuilverbranding (die steeds meer uitgaan naar concentratie van de vuilverbrandingsovens in twee plaatsen in Friesland) en gezien hetgeen men ons heeft voorgeschreven (voor die en die datum moet deze zaak geregeld zijn, anders verbieden we vuilstorting) lijkt het voor de provincie mogelijk de buurgemeenten te sturen in de richting die zij voorstaat. Wanneer zij met haar rapport klaar is ik verwacht, dat dat een dezer dagen het geval zal zijn zal zij ongetwijfeld in deze richting gaan werken. De situatie is veranderd sinds 1969, zegt de heer Van der Veen. Dat is inderdaad het geval, maar toch niet zoveel. We worden met een verhoging van de kosten geconfronteerd die voor een belangrijk deel gemotiveerd zijn door de in de raadsbrief vermelde posten. Wij zijn, dacht ik, uiteindelijk met een prijs voor de dag gekomen die alleszins redelijk is en wij zien de ont wikkeling niet zoals de heer Van der Veen die ziet. Wij hebben de indruk, dat we, als we hiermee nu vlug doorpakken en als ook de buitengemeenten mee zullen gaan doen, tot een kostenverlaging kunnen komen. Dan heeft de heer Van der Veen nog gesproken over andere vuilverwerkingsmogelijkheden. Hij heeft gezegd, dat we nog eens zouden moeten kijken naar de wijze van vuilverwerking in Twente. In Twente kan dat, maar daar heeft men een andere situatie wat de grond be treft. Men heeft daar een vrij hoge grond en dat hebben wij hier niet. De bezwaren tegen deze wijze van vuil- vexwerking hebben G.S. ook na kennisneming van hetgeen in Twente gebeurt er toe doen besluiten te blijven bij het besluit in de toekomst vuilstorten te ver bieden. Ook al zouden wij het voorbeeld van Twente willen volgen, zouden we dat niet kunnen doen, omdat G.S. het ons niet toestaan. Ook zou de heer Van der Veen nog eens willen be kijken of de vuilverwerking door particulieren te ver wezenlijken zou zijn. We hebben daar in januari 1969 ook over gesproken. Toen heeft hij daarover ook zijn woordje gedaan, Van onze kant hebben wij toen ge steld, dat wij in de aanbiedingen die van particuliere zijde gedaan werden, geen vertrouwen hadden. We heb ben toen, als Gemeente, bewust gekozen voor een eigen taak en verantwoordelijkheid en gesteld, dat wij deze verantwoordelijkheid in het verleden altijd gedragen hadden en dat wij de beste waarborgen voor een goed laten functioneren van de vuilverwerking zagen in het in eigen hand nemen van deze werkzaamheden. En het College is sindsdien in deze niet van mening ver anderd. Dat houdt niet in, dat een ander daar niet anders over zou kunnen denken. Maar wij menen toch in deze richting verder te moeten gaan. Wanneer wij toch op den duur het vuil moeten verbranden, dan is het inderdaad zo en daar heeft de heer Van der Veen gelijk in dat dan de investeringskosten ieder jaar hoger worden en hij kan wel stellen, dat deze hele materie in ontwikkeling is, maar dat is al jaren het geval. Wat wij als resultaten van dit ontwikkelings proces gezien hebben en met name wat wij van de fir ma Martin in München hiervan gezien hebben, geeft ons toch wel zoveel vertrouwen, dat wij durven stellen, dat wij hiermee nu snel moeten beginnen en dat het een goede zaak zou zijn de eerste stap die wij in 1969 hebben gezet te laten volgen door het besluit, dat wij vanavond van de Raad vragen. Het komt mij voor, dat hetgeen tot stand gebracht is sinds de eerste krediet verlening in 1969, voortvloeit uit nadere detaillering van de globale gegevens waarvan wij twee jaar gele den zijn uitgegaan. Wij komen nu met een uitwerking daarvan, die inderdaad meer kost, maar die extra kos ten zijn te motiveren. Nu deze ontwikkeling in de pro vincie zich voortzet, doen we er verstandig aan zo snel mogelijk te trachten Leeuwarden van deze vuilverbran dingsinstallatie te voorzien. Wij hopen daarmee de ont wikkeling in de provincie een slag voor te zijn. (De hear Singelsma: Ik hie noch frege om hoef olie oer- flaktewetter it giet.) Het waterverbruik is 1,6 m3 per ton te verbranden vuil. Het gaat als damp de schoor steen uit. De rookgassen worden goed gezuiverd vol gens de Duitse normen die zeer streng zijn. Wat wij gezien hebben van ongeveer dezelfde installaties als wij in Leeuwarden willen hebben, geeft ons vertrouwen in het uitvoeren van onze plannen. Dat vertrouwen misten we bij de gegevens die wij ontvingen in aanbiedingen van particuliere zijde. De heer B. P. van der Veen: Op dat laatste wil ik niet meer terug komen. Maar het is natuurlijk onzin. Je kunt even goed een particulier binden aan de nor men, die je aan een eigen bedrijf stelt. Dezelfde Wethouder heeft op 27 januari 1969 ge zegd: „G.S. laten ons geen 10 a 15 jaar de tijd. Tot 1 januari 1971 mogen wij het vuil nog storten en begra ven, maar dan is het uit". Dat is ook niet helemaal uitgekomen, maar ook daar wil ik hem niet aan op hangen. Het punt wat mij interesseert is dat er in Twente op het ogenblik een andere methode van vuilverwerking is. Die methode is beter, dan de methode die wij op dit moment toepassen. In Twente wordt het vuil hydrau lisch geperst, al het vocht is er dus uit. En ik kan mij voorstellen, dat dat ook voor het grondwater minder bezwaarlijk is dan het begraven van het vuil zoals wij dat op dit moment doen. Wat mij nu interesseert is: Heeft het College n.a.v. wat er in 1970 in Twente on dernomen is, zich daarover georiënteerd, zodat U weet hoe dat loopt en welk effect dat heeft U kunt zeggen, dat G.S. nog steeds naijlen op het eens ingenomen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 11