4
5
dat we dan een alternatief moeten bieden aan
de landbouw. Dat betekent ook, dat wij daarvoor
in ons land de mogelijkheden moeten hebben,
en dat we dus echt, op dit moment, niet zo
snel kunnen opereren als eigenlijk noodzakelijk
is. Het lijkt me goed dat maar eens hardop te zeggen,
al valt dat niet altijd even plezierig bij de idealisten en
dat begrijp ik; dat is de spankracht tussen wat je als
idealist zou willen en wat je feitelijk kunt bereiken.
Als ik dat alles overzie, dan zeg ik: het consumeren
van rietsuiker in Nederland is geen middel om dit pro
bleem op te lossen. Het is wel een middel om de fun
damentele zaken van de ontwikkelingsproblematiek ter
discussie te stellen; te praten over wat er feitelijk in
ons land en in wereldverband moet veranderen. Dat is
juist. Maar is het het juiste middel hier? Is het psy
chologisch het juiste middel voor dit land en vooral
voor deze provincie En dan moet ik zeggen, dat het
een middel is, dat averechts kan werken, juist in deze
provincie. Dat psychologisch ook averechts gewerkt
heeft. En daarmee kan het bepaald een ondeugdelijk
middel zijn, kan het aversie tegen ontwikkelingshulp
oproepen die wij niet beogen.
Wat is mijn conclusie Hadden leden van de Partij
van de Arbeid een motie ingediend waarin zij gezegd
hadden: Wij vinden als Gemeente, dat wij de consump
tie van rietsuiker verplicht moeten stellen, dan zou ik
gezegd hebben, dat ik het een ondeugdelijk middel
vind, om de redenen die ik zojuist heb genoemd. Ik
vind het onjuist een zodanige verplichting op te leg
gen. Zegt de P.v.d.A.: Laten we één maand in het
jaar, de meimaand, de maand der verwachting, tot
maand verklaren waarin we op het Stadhuis rietsuiker
consumeren, dan komt zij in de positie, dat zij mij
vraagt: Hebt U iets tegen rietsuiker? Weigert U riet
suiker te consumeren? En dan zeg ik: Och nee, ik zal
niemand het recht ontzeggen rietsuiker te gebruiken;
ik zal ook geen rietsuiker weigeren.
Van de andere kant, als je het voor een maand ver
plicht gaat stellen, dan zou je kunnen zeggen: Het is
eigenlijk wel sympathiek, het is een gebaar. Voorzit
ter, ik weet het niet! Ik wil ook het standpunt van
het College wel eens horen. Maar ik heb een gruwe
lijke hekel aan loze gebaren, waarmee de indruk mis
schien gewekt wordt iets goeds te steunen, maar die
eigenlijk een volkomen slag in de lucht zijn. En dat is
de reden waarom ik ernstig twijfel of ik deze motie
zal steunen.
De Voorzitter: De kwestie is, dacht ik, inderdaad
te belangrijk om zonder meer voor kennisgeving aan
te nemen. Ik heb er van mijn kant wel behoefte aan
ook namens het College na de uiteenzettingen
die door verschillende raadsleden zijn gegeven, een
aantal algemene opmerkingen over deze kwestie te
maken. Deze is van grotere betekenis dan velen mis
schien vermoeden.
Wij kunnen en mogen niet voorbij gaan aan de ga
pende kloof tussen arme en rijke landen, een kloof die
naar het lijkt eerder groter dan kleiner wordt. Onze
betrokkenheid bij het probleem dient enerzijds voort
te vloeien uit een gevoel van verantwoordelijkheid voor
de medemens, doch is anderzijds tevens in ons eigen
belang. Wereldvrede zal slechts te bereiken zijn wan
neer we er gezamenlijk in slagen de nog steeds heer
sende slechte levensomstandigheden in grote delen van
de wereld uit te bannen.
Het is om die reden, dat we enige jaren geleden in
deze provincie de Stichting Friesland voor Ontwikke
lingssamenwerking hebben opgericht. Die Stichting
heeft ten doel de problematiek van de ontwikkelings
landen dichter bij de Friese bevolking te brengen. Dit
in nauwe samenwerking met de NOVIB. Deze Stich
ting heeft reeds heel wat werk verzet; ik wil wijzen op
een aantal voorlichtingsacties en op b.v. de inzamelin
gen voor Ceylon. Daarbij wordt ernaar gestreefd zo
veel mogelijk gemeentelijke of plaatselijke comité's in
te schakelen.
Bij de hulp aan ontwikkelingslanden kan niet wor
den volstaan met inzamelingen van geld of goederen,
hoe goed die ook bedoeld zijn. De Westerse wereld zal
vooral ook bereid moeten zijn in het economische ver
keer met de ontwikkelingslanden concessies te doen.
Produkten uit die landen zullen ook op onze markten
afgezet moeten kunnen worden. In dat kader moeten
ook de acties gezien worden van verschillende groepe
ringen, die zich het lot van de mensen uit de ontwik
kelingslanden aantrekken. Ik heb in dat verband ook
alle waardering voor b.v. acties van de „Rietsuiker-
ploeg" uit Bolsward. Zij willen het opnemen voor de
minstbedeelden en dat is op zichzelf een goede zaak.
Het is evenwel de vraag of we met het propageren
van het gebruik van rietsuiker op de wijze zoals het
Stichtingsbestuur dat thans doet, de zaak van de
ontwikkelingslanden een goede dienst bewijzen. Er is
een brede scala van mogelijkheden om de invoer van
goederen uit ontwikkelingslanden te bevorderen. Dat
behoeft niet te gaan ten koste van de landbouwbevol
king hier. Dat zou ook niet redelijk zijn, want dat is
een van de groeperingen in onze eigen samenleving
die het bijzonder moeilijk heeft en het de komende ja
ren stellig nog zal hebben. Men kan in een provincie
als de onze, waarvan zoveel agrariërs deel uit maken,
de ontwikkelingssamenwerking niet dichterbij brengen
door te propageren, dat we hier goedkope suiker moe
ten gaan gebruiken uit die landen, ten koste van de
eigen bevolkingsgroep. Het is te simpel gesteld, dat
de boeren hier op dezelfde wijze met toeslagen gehol
pen zouden kunnen worden als in de mijnbouw is ge
beurd. Dat is bij de opzet van de landbouwmaatregelen
in de E.E.G. wel degelijk onder ogen gezien. Het zou
mij te ver voeren daar nu dieper op in te gaan. Bij
het binnenlaten van goedkope suiker uit de ontwikke
lingslanden zouden niet alleen de boeren hier worden
gedupeerd, maar ook de producenten in de ontwikke
lingslanden zouden er weinig beter van worden. Zo
lang er van een overproduktie in de landbouwsector
sprake is en dat is hier het geval komen lagere
prijzen ten goede aan consumenten of aan tussen
schakels. Niet echter aan de talloze dikwijls zeer
kleine producenten in de ontwikkelingslanden. Door
internationale goederenovereenkomsten zullen de ont
wikkelingslanden een redelijk aandeel van de markt
moeten krijgen. Niet door acties om hier b.v. tegen
lagere prijzen suiker te laten invoeren ten koste van
de eigen producenten.
Wij zullen door acties als deze op steeds grotere
tegenkanting stuiten wanneer wij een beroep moeten
doen op gemeentelijke en plaatselijke comité's om
medewerking voor acties van de Stichting of op ge
meentebesturen voor het verstrekken van subsidies
voor het werk van deze Stichting. Ik ben hierover
reeds van verschillende kanten benaderd in mijn func
tie van voorzitter van het College van Gedelegeerden
van die Stichting. Het doel van de Stichting, n.l. de
problematiek van de ontwikkelingssamenwerking dich
ter bij de Friese bevolking te brengen, zal er stellig
niet door worden bevorderd.
Ook in het raam van een „kritisch-structurele lijn",
welke het bestuur van de Stichting gaarne wil volgen,
is er heus wel heel wat te doen zonder deze contro
verse aan te wakkeren.
Het is om die reden, dat wij tot het advies zijn
gekomen het voorstel hier het gebruik van rietsuiker
te stimuleren, niet te volgen. En om dezelfde reden zou
ik U ook willen ontraden de motie, die door de heer
Van der Veen en nog een aantal leden van Uw Raad
is ingediend, aan te nemen. Ik ben het met de heer
Engels eens, dat dit een gebaar is, dat men dan ook
moet zien in de context zoals ik die zojuist heb ge
schetst. Ik geloof niet, dat het een zinvolle bezigheid
zou zijn om op allerlei technische aspecten van deze
zaak in deze raadzaal nader in te gaan.
Verlangt iemand stemming over de motie van de
heer Van der Veen? Ja, dan brengen we die in stem
ming.
De motie van de heer Van der Veen, mevr. Visscher-
Bouwer en de heer De Vries wordt verworpen met 26
tegen 11 stemmen. Voor stemmen de dames G. Vis-
scher-Bouwer en L. Woudstra-Peene en de heren G.
Buising, T. H. van Haaren, H. Hovinga, J. F. Janssen,
W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, P. Snel, P. van
der Veen en G. de Vries.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het door B.
en W. voorgestelde.
Sub L.
Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld
om preadvies.
Sub M.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange
nomen.
Sub N.
Dit verzoekschrift wordt in handen van B. en W.
gesteld om preadvies.
Aanvullende mededelingen.
Sub O.
Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld
om preadvies.
Sub P.
Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub Q.
De heer Van Haaren: Over de volkstelling is al zo
veel gezegd en geschreven, dat ik daar niets meer aan
toe te voegen heb. Laat ieder voor zichzelf beslissen
of hij al dan niet wil meedoen.
Ik heb over dit onderwerp echter toch nog een vraag
aan B. en W.
In.de Leeuwarder Courant van 19 januari j.l. heb
ik gelezen, dat in Leeuwarden de tellers de formulieren
een nacht onder zich mogen houden. Dit is in strijd
met de folder van het C.B.S. waarin vermeld staat,
dat de tellers de enveloppen met kaarten nog dezelfde
dag op het Stadhuis moeten inleveren. Als de centrale
overheid nu pogingen doet de onrust rond de telling
weg te nemen, dient m.i. in Leeuwarden daaraan mee
gewerkt te worden. Ik acht het onjuist, dat de tellers
het materiaal een nacht in huis houden, zelfs al leggen
ze deze bescheiden onder hun hoofdkussen. Ik legde
vroeger ook mijn leerboeken, die ik op mijn duimpje
moest kennen, onder mijn kussen en wist dan de vol
gende dag precies wat erin stond. (Hilariteit) Als
B. en W. dus geen bezwaar hebben tegen de telling,
dan dienen zij het bezwaar, dat de tellers de formulie
ren een nachtje onder zich mogen hebben, ook weg te
nemen. Ze lopen dan tevens in de pas met de infor
matie die het C.B.S. aan de Leeuwarder bevolking
heeft gegeven.
De VoorzitterIk kan U mededelen, dat wij pogen
de gang van zaken zo goed mogelijk te laten verlopen.
We hebben hierbij natuurlijk rekening te houden met
een aantal technische probleempjes. Inderdaad kunnen
de tellers één nacht ingevulde formulieren, die ze op
gehaald hebben, in huis houden, maar dan in een ge
sloten enveloppe. Ik geloof niet, dat wij tellers heb
ben aangesteld die zijn zoals de heer Van Haaren die
schilderde en ik neem dan ook aan, dat er weinig risi
co aan verbonden zal zijn.
Besloten wordt te handelen overeenkomstig het voor
stel van B. en W.
Punt 3.
De Voorzitter: Aan de orde is de beëdiging van de
loco-secretaris, de heer Mr. W. J. G. Reumer. Ik mag
hierbij meteen de heer Reumer aan U voorstellen. Hij
is vandaag voor het eerst in ons midden. Ik heb U al
enige maanden geleden kunnen mededelen, dat het Col
lege van B. en W. hem als loco-secretaris heeft aan
gesteld in de plaats van Mr. Kingma.
De heer Reumer legt in handen van de Voorzitter
de voorgeschreven eden af.
De Voorzitter: Ik hoop, mijnheer Reumer, dat U op
een prettige wijze in ons midden zult kunnen werken
en dat U er nooit spijt van zult krijgen, dat U van
het zuiden naar het noorden des lands bent gegaan.
Wij hebben er alle vertrouwen in. Ik hoop, dat U hier
een fijne werkkring zult vinden en dat U het steeds
goed, zowel met de leden van de Raad als met ons,
zult kunnen vinden. Van harte gefeliciteerd.
Punten 4 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 64, 54, 44, 52, 53,
65 en 61).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 50).
De heer Heidinga: We hebben over dit voorberei-
dingsbesluit ook in de Commissie Ruimtelijke Orde
ning gesproken en daar o.m. gezegd: Dit is nu de der
de maal, dat we een dergelijk besluit over dit gebied
nemen. Het wordt tijd, dat het nu eens afgelopen is.
Maar toen merkte de voorzitter van de commissie te
recht op, dat dit een ander voorbereidingsbesluit is
dan de eerste twee. Nu hopen wij wel, dat dit uitge
breide voorbereidingsbesluit niet ook minstens twee
maal op de agenda van onze Raad zal prijken, maar
dat we binnen afzienbare tijd tot een bestemmings
plan voor dit gebied komen. In de raadsbrief wordt
gesteld, dat de grond, bestemd voor de uitbreiding van
het Bonifatius Hospitaal, in dit gebied is opgenomen
om tot een afronding te komen, evenzo het stuk, ge
legen tussen de Valkstraat en de Leeuwerikstraat. Ik
heb dat nog eens bekeken, maar ik zie eigenlijk de
noodzaak hier niet van in. Ik zie niet, waarom we de
grens niet trekken bij de Spanjaardslaan - Jelsumer-
straat en wat verder oostelijk daarvan ligt. Ik dacht,
dat de grond van het Bonifatius Hospitaal zijn be
stemming eigenlijk al heeft, en dat we, door dit besluit
te nemen, de eventuele bouwplannen van 't Bonifatius
Hospitaal eerder vertragen dan bevorderen. M.i. kan
het bestuur rustig een bouwvergunning aanvragen en
kan die ook, indien aan de normale eisen wordt vol
daan, worden verleend. De driehoek Valkstraat - Leeu
werikstraat - Jelsumerstraat is een gebied, dat volle
dig bebouwd is. Wat voor dringende redenen zijn er
om op de beide door mij genoemde gronden dit voor
bereidingsbesluit van toepassing te verklaren? Dat
zou ik toch echt nog wel graag willen weten.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Heidinga weet
van mij wel, dat ik ook liever in het eerste halfjaar
van 1971 met een afgeronde bestemmingsregeling voor
dit gebied zou komen dan in het tweede halfjaar. En
hij weet ook wel, dat ik er de voorkeur aan zou geven,
niet ten vierde male met een voorbereidingsbesluit bij
de Raad te komen. Ik deel dus zijn hoop, dat dat niet
nodig zal zijn. Ik kan echter op dit moment geen ze
kerheid daaromtrent geven, maar ik wil wel zeggen,
dat het thans voorliggende voox-stel juist gebaseerd is
op de stand van zaken m.b.t. dit bestemmingsplan,
dat op dit ogenblik al vrij ver uitgewerkt is. Ik meen
zelfs, dat men al met het opstellen van de voorschrif
ten bezig is. Ik heb dus enig vertrouwen, dat het bin
nen niet te lange tijd in ieder geval de Commissie
Ruimtelijke Ordening bereikt, maar ik hoop, dat het
nog verder komt, omdat al heel veel overleg terzake
is gevoerd.
Wat de bezwaren van de heer Heidinga tegen de
begrenzing van dit plan betreft, wil ik er op wijzen,
dat het zwaartepunt van de begrenzing juist ligt bij
de door de heer Heidinga even gesuggereerde grens.
Juist om daar tot een zekere reconstructie te komen,
is het nodig de grens ten westen van de Jelsumer
straat te leggen. Overigens is het ook de heer Heidinga
bekend, dat het in de bedoeling ligt en dat zelfs de
verplichting daartoe bestaat, dat er in de loop van de
tijd ook voor het bebouwde gebied bestemmings
plannen zullen komen. Dat betekent dus, dat er na
verloop van tijd ook voor de door hem bedoelde drie
hoek een bestemmingsplan zal worden gemaakt en
dan is het logisch, deze begrenzingen nu reeds aan te
geven. Dat hindert ook helemaal niet, omdat uit het
overleg, dat kortgeleden door weth. Ten Brug en mij,
als Wethouder ook van het Grondbedrijf, met het be
stuur van het Bonifatius Hospitaal is gepleegd,
wel is gebleken, dat het thans voorliggende voorstel
in geen enkel opzicht de plannen van dit bestuur zal
dwarsbomen. Integendeel, die kunnen zowel op basis
van het geldende bestemmingsplan de heer Heidin
ga zal van mij hebben begrepen, dat het hier gaat
m.n. om de in acht te nemen bebouwingsgrenzen
als op basis van het toekomstige bestemmingsplan vol
ledig worden ingepast. Alleen zullen we i.v.m. de ver-