4 5 dat we dan een alternatief moeten bieden aan de landbouw. Dat betekent ook, dat wij daarvoor in ons land de mogelijkheden moeten hebben, en dat we dus echt, op dit moment, niet zo snel kunnen opereren als eigenlijk noodzakelijk is. Het lijkt me goed dat maar eens hardop te zeggen, al valt dat niet altijd even plezierig bij de idealisten en dat begrijp ik; dat is de spankracht tussen wat je als idealist zou willen en wat je feitelijk kunt bereiken. Als ik dat alles overzie, dan zeg ik: het consumeren van rietsuiker in Nederland is geen middel om dit pro bleem op te lossen. Het is wel een middel om de fun damentele zaken van de ontwikkelingsproblematiek ter discussie te stellen; te praten over wat er feitelijk in ons land en in wereldverband moet veranderen. Dat is juist. Maar is het het juiste middel hier? Is het psy chologisch het juiste middel voor dit land en vooral voor deze provincie En dan moet ik zeggen, dat het een middel is, dat averechts kan werken, juist in deze provincie. Dat psychologisch ook averechts gewerkt heeft. En daarmee kan het bepaald een ondeugdelijk middel zijn, kan het aversie tegen ontwikkelingshulp oproepen die wij niet beogen. Wat is mijn conclusie Hadden leden van de Partij van de Arbeid een motie ingediend waarin zij gezegd hadden: Wij vinden als Gemeente, dat wij de consump tie van rietsuiker verplicht moeten stellen, dan zou ik gezegd hebben, dat ik het een ondeugdelijk middel vind, om de redenen die ik zojuist heb genoemd. Ik vind het onjuist een zodanige verplichting op te leg gen. Zegt de P.v.d.A.: Laten we één maand in het jaar, de meimaand, de maand der verwachting, tot maand verklaren waarin we op het Stadhuis rietsuiker consumeren, dan komt zij in de positie, dat zij mij vraagt: Hebt U iets tegen rietsuiker? Weigert U riet suiker te consumeren? En dan zeg ik: Och nee, ik zal niemand het recht ontzeggen rietsuiker te gebruiken; ik zal ook geen rietsuiker weigeren. Van de andere kant, als je het voor een maand ver plicht gaat stellen, dan zou je kunnen zeggen: Het is eigenlijk wel sympathiek, het is een gebaar. Voorzit ter, ik weet het niet! Ik wil ook het standpunt van het College wel eens horen. Maar ik heb een gruwe lijke hekel aan loze gebaren, waarmee de indruk mis schien gewekt wordt iets goeds te steunen, maar die eigenlijk een volkomen slag in de lucht zijn. En dat is de reden waarom ik ernstig twijfel of ik deze motie zal steunen. De Voorzitter: De kwestie is, dacht ik, inderdaad te belangrijk om zonder meer voor kennisgeving aan te nemen. Ik heb er van mijn kant wel behoefte aan ook namens het College na de uiteenzettingen die door verschillende raadsleden zijn gegeven, een aantal algemene opmerkingen over deze kwestie te maken. Deze is van grotere betekenis dan velen mis schien vermoeden. Wij kunnen en mogen niet voorbij gaan aan de ga pende kloof tussen arme en rijke landen, een kloof die naar het lijkt eerder groter dan kleiner wordt. Onze betrokkenheid bij het probleem dient enerzijds voort te vloeien uit een gevoel van verantwoordelijkheid voor de medemens, doch is anderzijds tevens in ons eigen belang. Wereldvrede zal slechts te bereiken zijn wan neer we er gezamenlijk in slagen de nog steeds heer sende slechte levensomstandigheden in grote delen van de wereld uit te bannen. Het is om die reden, dat we enige jaren geleden in deze provincie de Stichting Friesland voor Ontwikke lingssamenwerking hebben opgericht. Die Stichting heeft ten doel de problematiek van de ontwikkelings landen dichter bij de Friese bevolking te brengen. Dit in nauwe samenwerking met de NOVIB. Deze Stich ting heeft reeds heel wat werk verzet; ik wil wijzen op een aantal voorlichtingsacties en op b.v. de inzamelin gen voor Ceylon. Daarbij wordt ernaar gestreefd zo veel mogelijk gemeentelijke of plaatselijke comité's in te schakelen. Bij de hulp aan ontwikkelingslanden kan niet wor den volstaan met inzamelingen van geld of goederen, hoe goed die ook bedoeld zijn. De Westerse wereld zal vooral ook bereid moeten zijn in het economische ver keer met de ontwikkelingslanden concessies te doen. Produkten uit die landen zullen ook op onze markten afgezet moeten kunnen worden. In dat kader moeten ook de acties gezien worden van verschillende groepe ringen, die zich het lot van de mensen uit de ontwik kelingslanden aantrekken. Ik heb in dat verband ook alle waardering voor b.v. acties van de „Rietsuiker- ploeg" uit Bolsward. Zij willen het opnemen voor de minstbedeelden en dat is op zichzelf een goede zaak. Het is evenwel de vraag of we met het propageren van het gebruik van rietsuiker op de wijze zoals het Stichtingsbestuur dat thans doet, de zaak van de ontwikkelingslanden een goede dienst bewijzen. Er is een brede scala van mogelijkheden om de invoer van goederen uit ontwikkelingslanden te bevorderen. Dat behoeft niet te gaan ten koste van de landbouwbevol king hier. Dat zou ook niet redelijk zijn, want dat is een van de groeperingen in onze eigen samenleving die het bijzonder moeilijk heeft en het de komende ja ren stellig nog zal hebben. Men kan in een provincie als de onze, waarvan zoveel agrariërs deel uit maken, de ontwikkelingssamenwerking niet dichterbij brengen door te propageren, dat we hier goedkope suiker moe ten gaan gebruiken uit die landen, ten koste van de eigen bevolkingsgroep. Het is te simpel gesteld, dat de boeren hier op dezelfde wijze met toeslagen gehol pen zouden kunnen worden als in de mijnbouw is ge beurd. Dat is bij de opzet van de landbouwmaatregelen in de E.E.G. wel degelijk onder ogen gezien. Het zou mij te ver voeren daar nu dieper op in te gaan. Bij het binnenlaten van goedkope suiker uit de ontwikke lingslanden zouden niet alleen de boeren hier worden gedupeerd, maar ook de producenten in de ontwikke lingslanden zouden er weinig beter van worden. Zo lang er van een overproduktie in de landbouwsector sprake is en dat is hier het geval komen lagere prijzen ten goede aan consumenten of aan tussen schakels. Niet echter aan de talloze dikwijls zeer kleine producenten in de ontwikkelingslanden. Door internationale goederenovereenkomsten zullen de ont wikkelingslanden een redelijk aandeel van de markt moeten krijgen. Niet door acties om hier b.v. tegen lagere prijzen suiker te laten invoeren ten koste van de eigen producenten. Wij zullen door acties als deze op steeds grotere tegenkanting stuiten wanneer wij een beroep moeten doen op gemeentelijke en plaatselijke comité's om medewerking voor acties van de Stichting of op ge meentebesturen voor het verstrekken van subsidies voor het werk van deze Stichting. Ik ben hierover reeds van verschillende kanten benaderd in mijn func tie van voorzitter van het College van Gedelegeerden van die Stichting. Het doel van de Stichting, n.l. de problematiek van de ontwikkelingssamenwerking dich ter bij de Friese bevolking te brengen, zal er stellig niet door worden bevorderd. Ook in het raam van een „kritisch-structurele lijn", welke het bestuur van de Stichting gaarne wil volgen, is er heus wel heel wat te doen zonder deze contro verse aan te wakkeren. Het is om die reden, dat wij tot het advies zijn gekomen het voorstel hier het gebruik van rietsuiker te stimuleren, niet te volgen. En om dezelfde reden zou ik U ook willen ontraden de motie, die door de heer Van der Veen en nog een aantal leden van Uw Raad is ingediend, aan te nemen. Ik ben het met de heer Engels eens, dat dit een gebaar is, dat men dan ook moet zien in de context zoals ik die zojuist heb ge schetst. Ik geloof niet, dat het een zinvolle bezigheid zou zijn om op allerlei technische aspecten van deze zaak in deze raadzaal nader in te gaan. Verlangt iemand stemming over de motie van de heer Van der Veen? Ja, dan brengen we die in stem ming. De motie van de heer Van der Veen, mevr. Visscher- Bouwer en de heer De Vries wordt verworpen met 26 tegen 11 stemmen. Voor stemmen de dames G. Vis- scher-Bouwer en L. Woudstra-Peene en de heren G. Buising, T. H. van Haaren, H. Hovinga, J. F. Janssen, W. S. P. P. de Leeuw, H. Meijerhof, P. Snel, P. van der Veen en G. de Vries. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub L. Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub M. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange nomen. Sub N. Dit verzoekschrift wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Aanvullende mededelingen. Sub O. Deze brief wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub P. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub Q. De heer Van Haaren: Over de volkstelling is al zo veel gezegd en geschreven, dat ik daar niets meer aan toe te voegen heb. Laat ieder voor zichzelf beslissen of hij al dan niet wil meedoen. Ik heb over dit onderwerp echter toch nog een vraag aan B. en W. In.de Leeuwarder Courant van 19 januari j.l. heb ik gelezen, dat in Leeuwarden de tellers de formulieren een nacht onder zich mogen houden. Dit is in strijd met de folder van het C.B.S. waarin vermeld staat, dat de tellers de enveloppen met kaarten nog dezelfde dag op het Stadhuis moeten inleveren. Als de centrale overheid nu pogingen doet de onrust rond de telling weg te nemen, dient m.i. in Leeuwarden daaraan mee gewerkt te worden. Ik acht het onjuist, dat de tellers het materiaal een nacht in huis houden, zelfs al leggen ze deze bescheiden onder hun hoofdkussen. Ik legde vroeger ook mijn leerboeken, die ik op mijn duimpje moest kennen, onder mijn kussen en wist dan de vol gende dag precies wat erin stond. (Hilariteit) Als B. en W. dus geen bezwaar hebben tegen de telling, dan dienen zij het bezwaar, dat de tellers de formulie ren een nachtje onder zich mogen hebben, ook weg te nemen. Ze lopen dan tevens in de pas met de infor matie die het C.B.S. aan de Leeuwarder bevolking heeft gegeven. De VoorzitterIk kan U mededelen, dat wij pogen de gang van zaken zo goed mogelijk te laten verlopen. We hebben hierbij natuurlijk rekening te houden met een aantal technische probleempjes. Inderdaad kunnen de tellers één nacht ingevulde formulieren, die ze op gehaald hebben, in huis houden, maar dan in een ge sloten enveloppe. Ik geloof niet, dat wij tellers heb ben aangesteld die zijn zoals de heer Van Haaren die schilderde en ik neem dan ook aan, dat er weinig risi co aan verbonden zal zijn. Besloten wordt te handelen overeenkomstig het voor stel van B. en W. Punt 3. De Voorzitter: Aan de orde is de beëdiging van de loco-secretaris, de heer Mr. W. J. G. Reumer. Ik mag hierbij meteen de heer Reumer aan U voorstellen. Hij is vandaag voor het eerst in ons midden. Ik heb U al enige maanden geleden kunnen mededelen, dat het Col lege van B. en W. hem als loco-secretaris heeft aan gesteld in de plaats van Mr. Kingma. De heer Reumer legt in handen van de Voorzitter de voorgeschreven eden af. De Voorzitter: Ik hoop, mijnheer Reumer, dat U op een prettige wijze in ons midden zult kunnen werken en dat U er nooit spijt van zult krijgen, dat U van het zuiden naar het noorden des lands bent gegaan. Wij hebben er alle vertrouwen in. Ik hoop, dat U hier een fijne werkkring zult vinden en dat U het steeds goed, zowel met de leden van de Raad als met ons, zult kunnen vinden. Van harte gefeliciteerd. Punten 4 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 64, 54, 44, 52, 53, 65 en 61). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 50). De heer Heidinga: We hebben over dit voorberei- dingsbesluit ook in de Commissie Ruimtelijke Orde ning gesproken en daar o.m. gezegd: Dit is nu de der de maal, dat we een dergelijk besluit over dit gebied nemen. Het wordt tijd, dat het nu eens afgelopen is. Maar toen merkte de voorzitter van de commissie te recht op, dat dit een ander voorbereidingsbesluit is dan de eerste twee. Nu hopen wij wel, dat dit uitge breide voorbereidingsbesluit niet ook minstens twee maal op de agenda van onze Raad zal prijken, maar dat we binnen afzienbare tijd tot een bestemmings plan voor dit gebied komen. In de raadsbrief wordt gesteld, dat de grond, bestemd voor de uitbreiding van het Bonifatius Hospitaal, in dit gebied is opgenomen om tot een afronding te komen, evenzo het stuk, ge legen tussen de Valkstraat en de Leeuwerikstraat. Ik heb dat nog eens bekeken, maar ik zie eigenlijk de noodzaak hier niet van in. Ik zie niet, waarom we de grens niet trekken bij de Spanjaardslaan - Jelsumer- straat en wat verder oostelijk daarvan ligt. Ik dacht, dat de grond van het Bonifatius Hospitaal zijn be stemming eigenlijk al heeft, en dat we, door dit besluit te nemen, de eventuele bouwplannen van 't Bonifatius Hospitaal eerder vertragen dan bevorderen. M.i. kan het bestuur rustig een bouwvergunning aanvragen en kan die ook, indien aan de normale eisen wordt vol daan, worden verleend. De driehoek Valkstraat - Leeu werikstraat - Jelsumerstraat is een gebied, dat volle dig bebouwd is. Wat voor dringende redenen zijn er om op de beide door mij genoemde gronden dit voor bereidingsbesluit van toepassing te verklaren? Dat zou ik toch echt nog wel graag willen weten. De heer Tiekstra (weth.): De heer Heidinga weet van mij wel, dat ik ook liever in het eerste halfjaar van 1971 met een afgeronde bestemmingsregeling voor dit gebied zou komen dan in het tweede halfjaar. En hij weet ook wel, dat ik er de voorkeur aan zou geven, niet ten vierde male met een voorbereidingsbesluit bij de Raad te komen. Ik deel dus zijn hoop, dat dat niet nodig zal zijn. Ik kan echter op dit moment geen ze kerheid daaromtrent geven, maar ik wil wel zeggen, dat het thans voorliggende voox-stel juist gebaseerd is op de stand van zaken m.b.t. dit bestemmingsplan, dat op dit ogenblik al vrij ver uitgewerkt is. Ik meen zelfs, dat men al met het opstellen van de voorschrif ten bezig is. Ik heb dus enig vertrouwen, dat het bin nen niet te lange tijd in ieder geval de Commissie Ruimtelijke Ordening bereikt, maar ik hoop, dat het nog verder komt, omdat al heel veel overleg terzake is gevoerd. Wat de bezwaren van de heer Heidinga tegen de begrenzing van dit plan betreft, wil ik er op wijzen, dat het zwaartepunt van de begrenzing juist ligt bij de door de heer Heidinga even gesuggereerde grens. Juist om daar tot een zekere reconstructie te komen, is het nodig de grens ten westen van de Jelsumer straat te leggen. Overigens is het ook de heer Heidinga bekend, dat het in de bedoeling ligt en dat zelfs de verplichting daartoe bestaat, dat er in de loop van de tijd ook voor het bebouwde gebied bestemmings plannen zullen komen. Dat betekent dus, dat er na verloop van tijd ook voor de door hem bedoelde drie hoek een bestemmingsplan zal worden gemaakt en dan is het logisch, deze begrenzingen nu reeds aan te geven. Dat hindert ook helemaal niet, omdat uit het overleg, dat kortgeleden door weth. Ten Brug en mij, als Wethouder ook van het Grondbedrijf, met het be stuur van het Bonifatius Hospitaal is gepleegd, wel is gebleken, dat het thans voorliggende voorstel in geen enkel opzicht de plannen van dit bestuur zal dwarsbomen. Integendeel, die kunnen zowel op basis van het geldende bestemmingsplan de heer Heidin ga zal van mij hebben begrepen, dat het hier gaat m.n. om de in acht te nemen bebouwingsgrenzen als op basis van het toekomstige bestemmingsplan vol ledig worden ingepast. Alleen zullen we i.v.m. de ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3